15

Malko schrok toen hij de deur opende. Nadia Kowalski had haar joggingpak verruild voor een strakke, zwarte trui en een leren rok. Haar make-up deed haar ogen smaller lijken en liet haar grote, rode mond fel uitkomen. Haar glimlach was zowel uitdagend als treurig. ‘Ben ik niet te laat?’ vroeg ze enigszins buiten adem.

‘In het geheel niet. Loop door.’

Ze ging de kamer binnen en trok haar omslagdoek en handschoenen uit. Een brede riem om haar middel accentueerde haar borsten en billen. Ze ging op de stoel naast het bed zitten en sloeg haar benen uitdagend over elkaar.

De onrust die Malko had bemerkt toen hij haar van de Discovery had laten roepen, had plaatsgemaakt voor onverschilligheid. Ze week niet voor Malko’s blikken en bleef hem met een soort verwarrende brutaliteit aankijken.

Er viel hem iets ongewoons op: Nadia was behangen met sieraden. Armbanden rinkelden aan haar pols, ze droeg oorringen, om haar hals had ze een enorme parelketting, en een enorme ring — een saffier, omgeven door diamanten — versierde haar rechterhand.

Kennelijk verdiende ze goed als stewardess.

‘Je houdt zeker van sieraden?’ merkte Malko op.

Nadia Kowalski glimlachte guitig. ‘O, ze zijn namaak. Ik krijg ze van mijn vriend in Washington, degene die ik zo nu en dan bel.’

Hij luisterde slechts met een half oor, inwendig verkild. Hij wist al wat er zou volgen. ‘Nadia,’ zei hij, ‘jij hebt Rupert Sheffield als laatste gezien. Je bent zijn kamer uitgegaan en ik heb de indruk dat hij achter je aan is gegaan. Daarna heeft niemand hem nog levend gezien.’

De jonge vrouw streek met haar tong langs haar lippen. ‘Dat is waar. Ik ging vaak met hem naar bed. Hij gaf me geld en ik was bang voor hem die nacht omdat ik weigerde met hem naar bed te gaan. Ik heb me in mijn hut opgesloten, en wat er daarna is gebeurd weet ik niet.’

Malko had zo’n antwoord verwacht. Hij kon het tegendeel niet bewijzen. Hij zou Nadia dus moeten breken. Er was beslist meer aan de hand tussen Sheffield en haar dan een avontuurtje in bed.

‘Goed,’ zei hij. ‘Stel dat ik je geloof. Je zult begrijpen dat ik alles wat je zegt moet controleren. Hoe heet de man die je in het Pentagon belt?’

Hij ving een korte flits in de ogen van Nadia Kowalski op. Maar op een koelbloedige toon zei ze: ‘Sergeant James Millstone, toestel 56428. Maar door het tijdverschil is het er nu lunchtijd. Je kunt er niet voor drieën heen bellen.’

Dat was net iets te veel gezegd. Malko glimlachte haar onschuldig toe. Laten we dan tijdens het wachten een fles Moët et Chandon in de bar nuttigen.

Ze stond meteen op en liep naar hem toe. Ze keek hem met een smekende blik aan. ‘Je geeft toch niet door dat ik tegen je heb gelogen?’ vroeg ze smekend. ‘Dan ontslaan ze me.’

‘Ik moet wel.’

‘Alsjeblieft!’

Haar stem was slechts een fluistering. Soepel drukte ze zich tegen hem aan. Haar mond streek langs de zijne, een dijbeen probeerde tussen de zijne te komen. Haar linkerhand gleed onder zijn overhemd en speelde bedreven met zijn borst. Ze las in zijn ogen welk effect haar strelingen hadden en mompelde met een rauw stem: ‘We hebben een uur.’

Ze had in letters van vuur op haar voorhoofd ‘neem mij’ kunnen schrijven, dat was niet duidelijker geweest. Ze pakte Malko’s hand en drukte hem tussen hun lichamen op haar venusheuvel. ‘Kom, ik verlang zo naar je.’

Hij ging iets bij haar vandaan en probeerde haar moedig te weerstaan. Het was verleidelijk om in te gaan op het aanbod van deze vrouw, die beslist volkomen onderdanig aan hem zou zijn, zodat hij alles met haar kon doen wat hij maar wilde. Toen viel zijn blik op de grote ring aan haar rechterhand en meteen verdween zijn groeiende verlangen.

Hij maakte zich van haar los en stak zijn hand in zijn aktentas, die hij opzettelijk open had laten staan. Hij richtte zijn wapen op zijn gaste. ‘Doe die ring af,’ zei hij tegen Nadia Kowalski, ‘en leg hem op het nachtkastje. Ga daarna aan de andere kant van het bed op een stoel zitten.’

De stewardess bleef verstijfd staan. In haar ogen stond nog een vochtige blik. ‘Waarom? Ik...’

‘Doe wat ik zeg,’ droeg Malko haar op.

Langzaam schoof Nadia Kowalski de grote ring van haar vinger en legde hem op tafel. Zodra ze aan de andere kant van het bed op de stoel zat, pakte Malko de saffier en begon hem te onderzoeken.

Bij het raam draaide hij hem alle kanten op, tot hij vond wat hij zocht. Door op een bepaald punt op de edelsteen te drukken kantelde de ring open en onthulde zijn geheim.

De ene helft van de edelsteen bestond uit een saffier waarvan alleen het bovenste deel over was, een ‘tableau’ dat door valse briljanten werd omgeven. De andere helft was de ring zelf met de vatting van de saffier. Deze was hol. Als de edelsteen was weggedraaid, kwam er een heel dun naaldje enkele millimeters uit de vatting omhoog. Malko zag dat de naald hol was en eindigde in een minuscuul rubberen zakje dat in directe verbinding stond met de ring. Je hoefde dus maar met je vinger te duwen om de inhoud van de naald naar buiten te persen.

Malko keek op. Nadia Kowalski keek met een vertrokken gezicht toe. Haar mondhoeken zakten omlaag.

‘Wat is dit?’ vroeg Malko.

Toen ze niet antwoordde liep hij naar haar toe, nadat hij de ring om zijn ringvinger had geschoven. De bovenkant stond nog steeds open. ‘Het is gif, hè?’

‘Nee, nee,’ protesteerde ze weinig overtuigend.

Malko pakte haar pols en bracht de ring naar haar huid. ‘Wil je het proberen?’

Nadia Kowalski bleef zwijgen, maar ze trok met een bruuske beweging haar pols weg en kroop op de stoel in elkaar. Malko klapte de ring dicht. Later zou hij wel laten uitzoeken wat er in die geheime naald zat.

‘Je kunt nu beter alles vertellen wat je weet. Je werkt voor de Company en hebt een welomschreven opdracht. Die ring is een wapen, bedoeld om iemand te doden. Van wie heb je hem gekregen?’

Nadia Kowalski keek fel op. ‘Ik heb niemand gedood! Je kunt hem maar één keer gebruiken.’

Dat kon worden nagegaan, maar het leek wel waar te zijn. In het kleine zakje zou maar één dosis gif passen. Maar Nadia was in een spraakzame bui. Daar moest hij van profiteren. ‘Heeft je vriend, de sergeant uit het Pentagon, je die ring gegeven?’

‘Nee,’ zei ze fluisterend.

‘Bestaat hij wel?’

‘Ja, maar ik heb hem al lang niet meer gebeld.’

‘Wie heb je dan wel gebeld?’

Ze keek hem in verwarring aan. ‘Dat kan ik je niet vertellen.’

‘Wie?’ drong hij aan.

Nadia Kowalski zweeg koppig. Malko begon een nieuw spoor te ontwaren. De zaak Rupert Sheffield was een waar doolhof. Hij ging tegenover de jonge vrouw zitten. ‘Nadia,’ zei hij. ‘Als je niet praat, ben je verloren. Dit is een uiterst ernstige kwestie. Maar als je meewerkt, kunnen we ervoor zorgen dat je niet al te veel problemen zult krijgen.’

Ze snikte en wierp hem een paniekerige blik toe. ‘Ik heb geen kwaad gedaan,’ begon ze.

‘Vertel wat je hebt gedaan, goed of kwaad,’ onderbrak Malko haar.

Even zweeg ze, maar toen zei de stewardess met een gebroken stem: ‘Ik heb tegen je gelogen. Ik heb niet naar een sergeant gebeld, maar naar generaal Alexander Foote.’

‘Generaal Foote!’

Malko kon zijn oren niet geloven. Generaal Alexander Foote was enkele jaren geleden het puikje van de divisie Operaties van de CIA. Na Irangate had niemand nog wat van hem gehoord. Malko wist dat hij enkele keren naar Parijs en het Midden-Oosten was gereisd om uiterst geheime wapenaankopen voor de CIA te doen.

Tijdens de verhoren door de onderzoekscommissie van het Congres had hij altijd ontkend zich met illegale transacties te hebben beziggehouden die in strijd waren met de Amerikaanse wet. De democraten beschuldigden hem ervan dat hij de republikeinse regering en de CIA dekte.

En nu dook hij in Tenerife op...

‘Waar ken je Alexander Foote van?’ vroeg Malko.

‘Hij is mijn minnaar,’ bekende Nadia. ‘Al heel lang. Hij is getrouwd, heeft vier kinderen en er is geen sprake van dat hij gaat scheiden. Ik heb hem in 1981 leren kennen, toen ik werd gerecruteerd om de verbinding te leggen tussen de verschillende bureaus die zich met de contras bezighielden. Ik ben met hem meegegaan naar El Salvador en daar is onze verhouding begonnen. Maar niemand weet ervan. We ontmoeten elkaar nooit in Washington.’

‘Je belt hem wel in Washington op?’

‘Onder een valse naam en via zijn directe lijn. En slechts zelden.’

‘Wat heeft generaal Foote met je ring te maken?’

Dit was het moeilijkste deel. Nadia rekte het gesprek enkele, minuten, tot ze begon te praten. ‘Ik had hem verteld dat afdeling Operaties me naar het jacht van Rupert Sheffield stuurde. Het zou een langdurige opdracht worden. Eerst reageerde hij niet. Niet zo lang geleden ontmoette ik hem weer toen de Discovery in New York was. We hebben de nacht in een motel doorgebracht. Hij leek nogal van slag te zijn. Hij had van zijn vrienden bij de Company gehoord dat Rupert Sheffield de CIA en de regering een smerige streek zou leveren. Dat die schoft zich aan de Israëliërs had verkocht.

Daarna vroeg hij me of ik mijn land een grote dienst wilde bewijzen. Hij maakte me duidelijk dat de president en zijn adviseurs ermee akkoord gingen. Toen gaf hij me deze ring. ‘Om Rupert Sheffield te vermoorden?’

‘Ja. Hij zei dat Sheffield naar de Canarische Eilanden ging om zijn Israëlische vrienden van de Mossad te ontmoeten. Ik moest twee dingen doen. In de eerste plaats moest ik Sheffield met die ring vermoorden. Alexander Foote had me bezworen dat het gif uit de naald geen sporen zou achterlaten. Men zou denken dat hij een hartaanval had gehad. Daarna moest ik de documenten die Sheffield van de Israëliërs had gekregen zoeken en ze ter plekke vernietigen.’

‘Is het zo gegaan?’

‘Nee,’ zei Nadia Kowalski. ‘Ik kon niets doen. De nacht waarin hij is verdwenen ben ik wel in actie gekomen. Ik ben naar zijn hut gegaan... De rest weet je van de bandopname.’

‘Jullie zijn samen naar buiten gegaan en Rupert is nooit meer teruggekomen. Wat is er gebeurd?’

‘Ik had hem naar het dek meegelokt,’ gaf Nadia Kowalski zuchtend toe. ‘Om hem erna in het water te duwen...’

‘En toen?’

Malko hing aan haar lippen.

‘Eerst ging alles goed. Ik stond tegenover hem en wilde de ring openmaken. Maar toen wilde hij me op een andere manier nemen...’

En verlegen stopte ze.

‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Hij draaide me om en nam me van achteren. In die houding kon ik de ring niet gebruiken. Nadat hij klaar was, stuurde hij me naar beneden, want hij wilde alleen op het dek een luchtje scheppen.’

‘En zo is het gegaan?’

‘Ja.’

‘En daarna?’

‘Niets. De volgende dag ontdekte ik, net als iedereen, dat hij was verdwenen.’

‘En de papieren?’

‘Daar weet ik niets van. Maar de Spanjaarden hebben niets meegenomen. Dat weet ik zeker.’

‘Had hij ze wel?’

‘Dat denk ik.’

‘Is er een kluis aan boord?’

‘Die is geopend. Daar zat niets in. Het gebeurde in aanwezigheid van de Spaanse politie.’

Malko probeerde de loop der gebeurtenissen te reconstrueren. Hij was er nu zeker van dat Nadia de waarheid zei. Het probleem werd er niet minder om. De Mossad had Rupert Sheffield niet vermoord. De CIA evenmin. De enige verdachte die overbleef was Cindy Panufnik, als agente van MI6 en de Iraniërs. Plus zijn troef: het gesprek in het Hebreeuws op de cassette.

Hij moest snel voor een vertaling zorgen.

16

Malko speelde peinzend met de giftige ring. Angstig vroeg Nadia Kowalski: ‘Wat ga je nu doen?’

‘Waar komt dit vandaan?’ vroeg hij.

‘Alexander zei dat hij nog een paar goede vrienden bij de technische dienst had. Zij hebben hem op zijn verzoek gemaakt.’

‘Hoe weet ik zeker dat je de waarheid spreekt?’ merkte Malko op. ‘De enige die er wat tegenin kan brengen is Rupert Sheffield.’

‘Die ring kun je maar één keer gebruiken.’

‘Dat zoeken ze in het laboratorium wel uit,’ zei Malko. ‘Ik houd hem. Ga terug naar de Discovery en vertel niemand iets. Weet George Green trouwens van je “speciale” missie af?’

‘Nee, nee,’ zei Nadia. ‘Maar hij kende Foote ook. Hij heeft in El Salvador voor hem gewerkt.’ Plotseling wierp ze zich tegen hem aan. ‘Vergeef me,’ fluisterde ze. ‘Wat ik wilde doen is vreselijk.’

‘Vertel me in het vervolg alles over wat er aan boord van de Discovery gebeurt.’

‘Dat zweer ik,’ zei ze.

 

John Fairwell, het districtshoofd in Londen, was geschokt toen hij het verslag van Malko aanhoorde. Hij reageerde met: ‘Dat onze neven ons dwars proberen te zitten is logisch. Maar iemand als Foote!’

‘Kende u hem goed?’

‘En hoe! We hebben van ’82 tot ’86 samen in Washington gewerkt. Hij was op de hoogte van heel wat geheimen.’

‘Hoe is het zover gekomen dat hij Rupert Sheffield wilde vermoorden?’

Na een ogenblik van stilte antwoordde de Amerikaan: ‘Ik kan niet geloven dat het zijn eigen initiatief is. Bovendien is er heel wat voor nodig om zoiets als die ring te laten maken, waaronder de toestemming van de directeur-generaal.’

‘Robert Gates weet er dus van af?’

‘Onmogelijk. Die is te voorzichtig en werkt strak volgens de regels.’

Peinzend luisterde Malko toe. De CIA had wel vaker gelogen... Er zou een geheime cel aan het werk kunnen zijn geweest die om staatsveiligheidsredenen Rupert Sheffield dood wilde hebben. Dan zou zelfs het districtshoofd in Londen nergens van op de hoogte zijn. En Robert Gates evenmin. Er stond te veel op het spel: de macht van de Verenigde Staten.

‘Ik krijg genoeg van Tenerife,’ vervolgde Malko. ‘En ik zie niet wat ik hier nu nog kan vinden. Als mijn contact met de Iraniërs vanavond niets oplevert, ga ik terug.’

 

’s Nachts was de haven van Tenerife volkomen verlaten. Zo ver je kon zien stonden rijen opgestapelde containers. Voor Malko en George Green lag de Digue Muelle del Este, die verlicht werd door sterke straatlantaarns.

Ze passeerden langzaam, met gedoofde koplampen de gesloten loodsen. Honderd meter voordat ze bij de loods van de Iraniërs zouden zijn, parkeerde Malko zijn auto onder een enorme trailer. George Green stapte als eerste uit. Hij had ergens een automatische Colt en een commandodolk vandaan gehaald. Malko had nog steeds de Hi-Standard van Cindy.

‘Laten we proberen niet als eerste de oorlog te ontketenen,’ waarschuwde Malko hem. Ik wil in de eerste plaats inlichtingen hebben.

Zonder geluid te maken slopen ze naar de loods van de Iraniërs. Het kantoortje was donker en de ijzeren deur van de loods was gesloten. Toen Malko zijn oog tegen een kier drukte, zag hij licht. Ze liepen om het gebouw heen en vonden aan de achterkant een kleine deur, waarnaast de gehuurde Fiat van het commando stond.

Malko wilde proberen of de deur open of dicht was, maar toen hij zijn hand op de kruk legde, ging de deur open. Hij kon nog net achteruit springen en zich achter de Fiat verbergen. Er kwam een man naar buiten, die vrijwel tegen George Green opbotste, die niet meer had kunnen wegduiken.

De man bleef stokstijf staan, keek de Amerikaan aan en zei in het Spaans: ‘Wat moet dat?’

Verrast gaf George Green geen antwoord. Ongetwijfeld onder de indruk van de grote gedaante van de Amerikaan, draaide de man zich om en wilde weer door de nog openstaande deur terug naar binnen gaan.

Met zijn linkerarm hield George Green hem om zijn nek tegen. Malko zag zijn rechterarm met de commandodolk erin omhoog komen.

‘George!’ siste hij half fluisterend. ‘Stop!’

Hij had niet durven roepen en misschien hoorde Green hem niet. Toen het ex-lid van de Speciale Strijdkrachten zijn slachtoffer losliet, zakte het lichaam als een ledenpop in elkaar. Woedend kwam Malko naar hem toe. ‘Je hebt hem vermoord!’

‘Nou en?’ zei Green. ‘Moest hij het dan op een schreeuwen zetten? Zo schakel je wachtposten uit. Ben je nooit in Fort Braggs geweest?’

Dit was niet het moment om een discussie te beginnen over de opleiding van commando’s. Malko bekeek het lichaam. Het was een van de ‘kopieën’ die hij had gezien samen met de zogenaamde Turk, wiens naam hij op de cassetteband had gehoord: Akbar. Malko kwam overeind en liep naar de deur. George Green op zijn hielen. De loods was enorm groot en stond vol met stapels kisten, containers en allerlei andere goederen, met smalle gangetjes ertussendoor. Een paar zwakke lampen zorgden ervoor dat het er net niet pikdonker was. Ze slopen tussen de containers.

Twee mannen zaten aan een enorme schotel met rijst. Op de tafel lagen twee pakjes speelkaarten. De ene man was Akbar, de andere de tweede ‘kopie’. Achter hen stonden drie veldbedden. Dit was hun geïmproviseerde verblijfplaats. George Green maakte een verkeerde beweging waarbij zijn voet tegen een leeg blikje stootte. Meteen keken de twee mannen op. ‘Salameh?’

Natuurlijk antwoordde er niemand. De ‘kopie’ stond op, wisselde zacht enkele woorden met zijn partner en liep naar het kantoortje. Even later kwam hij terug met een M16 in zijn hand, waaronder een M79 granaatwerper was bevestigd. Een vreselijk wapen, waarmee je een mens op honderd meter aan stukken schoot!

Ali Akbar had een grote zaklantaarn gepakt en richtte hem op de muur van containers. Ze wisselden weer enkele woorden, waarna Ali Akbar opnieuw riep: ‘Salameh?’

De lichtstraal verschoof en scheen in het pad waarin de twee mannen stonden. Malko kon nog net naar achteren stappen, maar George Green wilde zijn wapen gebruiken. Hij en de Iraniër schoten tegelijkertijd. De buis die onder de M16 was gemonteerd braakte een straal vuur uit en het projectiel van de M79 trof de hoek van een kist en explodeerde enkele centimeters bij de Amerikaan vandaan.

Toen Malko overeind kwam, had George Green geen linkerarm meer en hing zijn been aan stukken. Hij gilde het uit. Hij viel stuiptrekkend op de grond, heftig bloedend. Zonder het genoegen te mogen smaken dat zijn tegenstander ook op zijn rug lag, vol door een kogel in zijn gezicht getroffen. In paniek vluchtte Ali Akbar naar het kantoortje.

Malko zag de M16 naast het lichaam van de dode Iraniër liggen en nam het risico het te pakken. Rennend dook hij naar het automatische wapen. Er klonken drie schoten, maar de projectielen floten ver bij hem uit de buurt langs. Ali Akbar was te erg geschrokken om goed te kunnen richten. Malko kwam overeind, de M16 tegen zijn heup, zijn vinger op de trekker van de M79. Het dunne wandje tussen hem en zijn tegenstander in vormde geen enkel obstakel voor zijn vreselijke projectiel.

Hij kreeg zelfs niet de tijd om te roepen. Ali Akbar kwam met uitpuilende ogen, zijn handen boven zijn hoofd naar buiten. Zijn gezicht was vertrokken van angst. ‘Befar me! Alstublieft! Niet schieten.’

Eindelijk een Hezbollah die geen martelaar wilde zijn. Hij trilde over zijn hele lichaam.

‘Kom verder,’ zei Malko, ‘en ga aan de tafel zitten, met je handen op het tafelblad.’

De Iraniër gehoorzaamde gedienstig, waarna Malko hem op zijn gemak kon fouilleren en een dolk met een dun, vlijmscherp lemmet vond. ‘Ben je Ali Akbar?’ vroeg hij.

‘Baleh... Ja...’

De man keek op met een van angst en wanhoop vertekend gezicht. Als Malko niet had geweten dat hij deel uitmaakte van een gewelddadig netwerk van moordenaars, had hij bijna medelijden met hem gehad. Malko ging tegenover zijn gevangene zitten, de M16 op hem gericht, zodat de Iraniër niet vergat dat hij een haartje van de eeuwigheid verwijderd was.

‘Je hebt een kleine kans, een heel kleine kans het er levend af te brengen,’ zei Malko, ‘als je al mijn vragen nauwkeurig beantwoordt. De spelregels zijn duidelijk. Je krijgt geen tweede kans. Bij de eerste leugen haal ik de trekker van dit wapen over. Aangezien ik een heleboel dingen al weet, zou ik maar geen risico nemen.’

Ali Akbar knikte. Terroristen waren geen helden.

‘Voor wie werk je?’ vroeg Malko.

‘Voor ayatollah Khameini.’

‘Voor de Savama dus?’

Hij streek met zijn tong langs zijn lippen, voordat hij zei: ‘Officieel behoren we niet bij de Savama. We zijn een aparte tak die onder ayatollah Khameini staat. Zelfs ayatollah Rafstanjani heeft niets met onze opdrachten te maken.’

‘Was jullie opdracht hier dat jullie Cindy Panufnik en mij moesten doden?’

Ali Akbar schrok van die directe aanval. ‘Nee, nee! Dat was een vergissing. Ik weet dat u voor de Amerikanen werkt, maar we zijn geen vijanden meer van dat land.’

Malko keek de man aan. Het zweet stroomde langs zijn dikke wenkbrauwen.

‘Waarom hebben jullie Cindy Panufnik vermoord?’ vroeg Malko. ‘Ze werkte toch voor jullie?’

De adamsappel van Ali Akbar ging een paar keer heftig op en neer. Hij drukte zijn handen zo hard tegen de tafel aan, dat ze bleek wegtrokken. De ander probeerde zich zo fel mogelijk te verzetten, maar de loop van de M16 bevond zich op enkele centimeters van zijn hoofd. Hij gaf al snel toe. ‘Ik zal alles vertellen,’ stamelde hij met een verloren stem. ‘Maar ik kan nooit meer terug naar Iran.’