De vijanden van de generaal

Frank en Joe keken met grote ogen toe hoe hun vader en de generaal elkaar begroetten. Zodra hij de kans schoon zag, nam Joe zijn vader apart en fluisterde:

'Vader, iemand heeft ons verteld dat de generaal niet goed bij zijn hoofd is!' De jongen vertelde snel wat er allemaal was voorgevallen.

'Aan die onzekerheid kan ik nu direct al een einde maken,' zei de detective en hij wendde zich tot de officier met de woorden: 'Jack, ik ben blij dat je juist nu gekomen bent. Wat is het laatste nieuws over de spion Antonesque?'

'Hoe weet jij daar van?' vroeg de generaal.

'Ik ben de federale recherche, de F.B.I., bij die zaak behulpzaam geweest,' glimlachte de detective.

'Nou, dan zal het je wel genoegen doen te horen dat Antonesque gisteren door een particuliere detective gegrepen is,' zei de officier. Hij keek zijn vriend recht in de ogen en vroeg: 'Was jij dat soms?'

Meneer Hardy's ogen glinsterden van pret.

'Dat was inderdaad de zaak waar ik net van teruggekomen ben.'

'De hartelijke gelukwensen van het leger, Fenton. Je hebt het land een grote dienst bewezen!'

'Bedankt. En nu, Jack, hebben we alweer een mysterie op te lossen. Vertel generaal Smith eens wat je mij zojuist hebt verteld, Joe.'

Toen generaal Smith het verhaal van zijn vermeende krankzinnigheid hoorde, wierp hij zijn hoofd achterover en lachte hartelijk.

'Zo zie je maar weer dat het moeilijk is om te zeggen of iemand gek is. Vanaf het moment dat ik hier binnenkwam, Fenton, vond ik dat je zoons zich maar vreemd gedroegen!'

Grinnikend als een paar schooljongens haalden meneer Hardy en de generaal herinneringen op aan de prettige tijd die ze in een bepaalde zomer hadden gehad in een opleidingskamp voor officieren.

'Die generaal Smith is een fijne vent, zeg,' fluisterde Joe tegen Frank.

'Dat moet wel als het een vriend van vader is,' grinnikte Frank. Toen vervolgde hij hardop: 'Generaal Smith, heeft u er enig idee van wie Dr. Bush en die vrouw die opgebeld heeft, kunnen zijn?'

'Geen flauwe notie,' antwoordde de generaal.

'Ik denk dat Bush helemaal geen dokter is en een valse naam gebruikt,' sprak meneer Hardy. Hij wendde zich tot de generaal: 'Heb je misschien iemand verteld dat je mij ging opzoeken?'

'Nee. Het enige wat ik gedaan heb is je die brief schrijven om je te laten weten dat ik kwam.'

'Een brief?'

'Ja. Je wilt toch niet beweren dat je die niet ontvangen hebt?'

'Dat heb ik zeker niet. Waar heb je hem op de post gedaan?'

'In het hotel in Centerville.'

De officier vertelde dat hij een korte trip had gemaakt naar Centerville, het plaatsje dat het dichtst bij de oude plantage van Beauregard Smith lag. Terwijl hij daar was, ontdekte hij dat iemand in het geheim op het landgoed aan het graven was. Hij had zich onmiddellijk voorgenomen Fenton Hardy's hulp in te roepen en hij had een brief geschreven om zijn bezoek aan te kondigen.

'Dan heeft bepaald iemand die brief onderschept en is er op die manier achter gekomen dat je hier naar toe ging,' veronderstelde meneer Hardy. De detective vroeg de officier of hij nog eens in het kort de vreemde geschiedenis van de vermiste bandelier wilde vertellen. Terwijl de generaal hiermee bezig was, gingen Frank en Joe naar Chet in de kelder. Hun vriend stond in de donkere kamer naar een natte afdruk van Dr. Bush te kijken.

'Zeg, dat is maar een halve foto!' riep Joe uit. 'Daar staat niets anders op dan de benen van de dokter en een zwarte tas.'

'Ik denk dat ik die foto maar verscheur en weer opnieuw ga beginnen,' zei Chet somber.

'Nee, doe dat nou niet!' viel Frank hem in de rede. 'Het kan best nog een waardevolle aanwijzing zijn. Vader zegt dat je nooit een bewijsstuk weg moet doen, al is het nog zo klein.'

Toen de drie jongens weer in de zitkamer kwamen, zei meneer Hardy juist:

'We moeten er achter zien te komen of iemand in de stad ons een goede persoonsbeschrijving van de man kan geven. Dat betekent dat we alle taxichauffeurs moeten ondervragen, tot we degene hebben gevonden die hem heeft gereden.'

'Dat doen wij wel,' bood Frank aan. 'Ga je mee, Chet?'

Maar Chet zei dat hij naar huis moest. De jongens liepen met hem op naar een bushalte en toen gingen ze snel naar het station van Bayport. Gewoonlijk maakten de jongens gebruik van hun auto, maar die was voor een servicebeurt in de garage.

Toen ze bij een rij rood-witte taxi's kwamen die langs de rand van het trottoir stonden, vroeg Frank aan een van de chauffeurs:

'Hebt u een uur geleden een vrachtje opgepikt bij Shorty's Eethuis?'

'Nee. Ik ben de hele dag die kant niet op geweest.'

De andere chauffeurs antwoordden ook allemaal ontkennend. Een van de mannen zag de teleurstelling van de jongens en hij zei:

'De taxi die jullie zoeken was waarschijnlijk niet hier uit de stad.'

Joe bedankte de man voor zijn tip, maar zonder het nummer van de wagen was het vrijwel onbegonnen werk om de taxi op te sporen.

Toen de jongens weer thuis kwamen, waren meneer Hardy en de generaal nog steeds druk in gesprek over het mysterie. Hun tante Gertrude, een ongetrouwde zuster van meneer Hardy, die bij hen inwoonde, had het verhaal gehoord.

'Daar is niet veel goeds van te verwachten,' hoorden de beide broers haar voorspellen, toen ze de kamer in liepen. 'Zodra ik hoorde dat er een vrouw in het spel was...'

'Nou, nou, Gertrude,' zei meneer Hardy, die wel gewend was aan haar snelle gevolgtrekkingen, 'ze staat waarschijnlijk aan de kant van de wet.'

'Ik geloof er niks van,' zei zijn zuster. 'En wat die dokter betreft... O, mijn taart staat aan te branden!' Ze rende de kamer uit.

'Waar ik bang voor ben,' zei generaal Smith, 'is dat de geheime boodschap in de oude bandelier gevonden is en dat een of andere schurk probeert het goud te vinden.'

Meneer Hardy stelde zijn vriend op dit punt gerust.

'Het kan best zijn dat de boodschap gevonden is, maar als de plek waar het goud verborgen is, al gevonden zou zijn, dan zou dokter Bush je niet naar hier gevolgd zijn.'

'Als het een boef is dan is hij wellicht ook in de dossiers van de politie bekend,' bracht Frank naar voren.

'Dat is een logische gedachte,' zei zijn vader. 'We zullen boven eens gaan kijken naar de foto's van misdadigers in mijn eigen verzameling, Jack. Misschien herken je wel iemand die ook in het hotel in Centerville was. Dan weten we meteen wie jou volgt.'

Het viertal ging naar de tweede verdieping. De generaal bekeek tientallen foto's van misdadigers, maar hij kwam tot de conclusie dat hij geen van de verdachte figuren ooit eerder gezien had.

Plotseling klonk er een schelle kreet van beneden. Tante Gertrude! Frank en Joe sprongen overeind en holden de trap af. Tot hun grote verbazing zagen ze dat hun tante in gevecht gewikkeld was met twee mannen aan de voordeur. Haar bril bungelde wild aan één oor en ze trok een van de mannen aan zijn haar, terwijl ze de ander aan zijn das trok. 'Je... mag... hier... niet... naar binnen, schoeljes!' riep ze, terwijl ze hen de weg versperde. 'Help! Help!'

'Hou vast, tante Gertrude!' riep Joe.

Toen de mannen zagen dat er versterking in aantocht was, riep een van hen uit:

'De hele troep komt op ons af! Laten we hem smeren!'

De overvallers, wier gezichten niet te zien waren door de wirwar van armen, rukten zich los en stormden, met de jongens vlak achter zich aan, de straat op.