VERONTRUSTENDE VRAGEN.
Frank dacht snel na. Hij moest de waarheid weten!Hij was er
vrijwel van overtuigd, dat het de pet was, die zijn vader had
gedragen toen hij die morgen van huis was gegaan. Maar hij wilde de
pet van dichterbij bekijken, om absoluut zeker te zijn, want hij
wilde geen beschuldigingen uiten, zonder sterk in zijn schoenen te
staan.
„Ik verga van de dorst, " zei hij vlug. „Hebt u er iets op tegen
als ik wat water drink?"
De roodharige en de vrouw keken elkaar grimmig aan. Het was
duidelijk, dat ze hun bezoekers graag zo gauw mogelijk kwijt wilden
zijn, maar een dergelijk onschuldig en redelijk verzoek konden ze
onmogelijk weigeren.
„Kom dan maar in de keuken, " zei de roodharige nors.
Dat was precies wat Frank wilde. Hij liep vlak achter de man de
keuken in. De roodharige wees naar een waterkraan. Een kroes hing
aan een spijker bij de kraan.
„Ga je gang, " bromde hij.
Frank liep naar de kraan en kwam langs de pet aan de kapstok. Hij
had zich niet vergist. Het was de pet van zijn vader.
Toen kreeg hij een schok, die hem bijna versufte. Heel even bleef
hij bijna staan, maar toen beheerste hij zich en liep als een
automaat naar de kraan.
Hij had bloedvlekken op de pet ontdekt!Aan de benedenrand van de
klep zaten drie grote roodachtige vlekken. Ze konden alleen maar
door bloed zijn gemaakt.
Wezenloos draaide Frank aan de kraan, vulde de kroes en dronk. Ten
slotte draaide hij zich om, omdat hij voelde, dat de roodharige hem
voortdurend scherp in het oog hield.
„Dank u, " zei hij en wierp werktuiglijk weer een blik naar de
kapstok.
De pet was verdwenen!De roodharige had het hoofddeksel blijkbaar
snel weggegrist en verstopt. Frank liet door niets blijken, dat hij
iets ongewoons had opgemerkt en liep de keuken uit, naar buiten
waar hij bij de anderen ging staan.
„We kunnen net zo goed weggaan, " zei hij.
„Dat zou ik ook zeggen, " beet de vrouw hem toe. „Er zijn hier geen
vreemden in de buurt geweest. "
„Het spijt ons, dat we u hebben lastig gevallen, " zei Joe.
„Goedendag. "
De roodharige mompelde een groet. De vrouw en de andere man zeiden
geen woord toen de jongens zich omdraaiden en weggingen. Ze liepen
een poosje zwijgend door, maar toen ze eenmaal uit het zicht van
het huis waren, wendde Frank zich tot de anderen..
„Weten jullie waarom ik die keuken binnen wilde?" vroeg hij.
„Ik vond het wel een beetje verdacht klinken, toen je wat te
drinken vroeg. Wat heb je gezien?"
„Ik zag de pet van Vader aan een kapstok hangen!"
Deze mededeling verwekte een sensatie. Phil Cohen floot van
verbazing.
„Dus dan moet hij hier zijn geweest! Ze hebben gelogen!"
„Ben je er zeker van, dat het Vaders pet was?" vroeg Joe.
„Absoluut. Ik zou die pet uit duizend kennen. Maar er is nog iets
anders. Er zaten bloedvlekken op. "
„Bloedvlekken!"
Frank knikte.
De jongens staarden elkaar sprakeloos aan.
„Dat is ernstig. Heel ernstig, " verklaarde Joe ten slotte. „Dat
kunnen we zo maar niet laten. "
„Dat ben ik met je eens, " beaamde Chet. „We gaan terug, jongens.
"
„Ik was eerst van plan het hun dadelijk te zeggen, maar ik vond het
beter jullie eerst op de hoogte te brengen, " legde Frank uit.
„Het is mogelijk, dat ze hem... " Joe beëindigde de zin niet.
„Vermoord hebben, " vulde Frank beslist aan. „En dat gaan we nu
meteen te weten komen. "
„Wat kunnen we doen?"
„We gaan terug en ik vertel ze, dat ik de pet gezien heb en dan
vraag ik ze waar die pet vandaan komt. Daar moeten ze een antwoord
op geven. Ze kunnen ons nu al niet luchten, dus hoeven we niet te
beleefd tegen hen te zijn. "
De jongens beraadslaagden nog even en iedereen was het er over
eens, dat dadelijk ingegrepen diende te worden. Ook waren ze het er
allemaal over eens, dat het drietal, dat het huis op de rots nu
bewoonde, uiterst onguur was en dat het feit, dat de pet van Fenton
Hardy in de keuken gezien was, van het allerhoogste belang was.
„Hij griste de pet weg, toen ik hem even mijn rug had toegekeerd, "
ging Frank verder.
„Dat bewijst, dat er iets niet in orde is, " verzekerde Chet „We
gaan terug en voelen ze meteen aan de tand. "
„Ja, dan maar dadelijk. Kom mee. "
Samen liepen ze terug naar het huis. Toen ze weer op de
binnenplaats verschenen, zagen ze de twee mannen en de vrouw samen
bij de schuur ernstig staan praten. Ze waren al vlakbij, toen de
vrouw hen opeens zag aankomen. Ze riep vlug een waarschuwing tegen
de roodharige.
„Wat willen jullie nu weer?" vroeg de roodharige bars, terwijl hij
naar hen toekwam.
„We willen weten hoe het zit met die pet in de keuken, " zei Frank
beslist.
„Wat voor een pet? Er is daar geen pet. "
„Nu niet... maar daarstraks wel. Een grijze pet en ze hing er toen
ik daar ging drinken. "
„Ik weet niets van een pet, " hield de roodharige vol.
„Dan zullen we de politie vragen ons te helpen zoeken, " zei Tony
Prito op een opgeruimde toon.
De roodharige wierp de vrouw een veelbetekenende blik toe. De
andere man kwam nu naar voren.
„Ik weet welke pet hij bedoelt, " zei hij. „Het is de mijne. En wat
wil je daarmee?"
„Die pet is niet van jou en dat weet je drommels goed, " verklaarde
Frank. „Die pet behoort aan de man, die we zoeken. "
„En ik zeg je, dat het mijn pet is, " beet de magere man hem toe.
„En vertel me nu niet, dat ik sta te liegen. "
De roodharige kwam diplomatiek tussenbeide.
„Je vergist je, Klein, " zei hij. „Ik weet welke pet ze bedoelen.
Het is die, welke ik een paar dagen geleden op de weg vond. "
„Vond?" vroeg Frank ongelovig.
„Zeker, ik vond het ding. Een grijze pet... met bloedvlekken erop.
"
„Precies. Maar waarom verborg u ze toen ik in de keuken was?"
„Wel, om je de waarheid te zeggen, die bloedvlekken maakten me
zenuwachtig. Dergelijke dingen brengen altijd narigheid en dus vond
ik het beter het ding buiten het zicht te hangen. "
„Waar vond u de pet?" wilde Joe weten.
„Een dikke anderhalve kilometer hier vandaan. "
„Op de kustweg?"
„Ja. Het ding lag in het midden van de weg. "
„Wanneer was dat?"
„Een paar dagen geleden... vlak nadat we hier introkken. "
„Laat me de pet eens zien, " opperde Chet Morton. „We willen er
zeker van zijn. "
Met tegenzin liep de roodharige naar de keuken. De vrouw snoof
hoorbaar.
„Ik zie niet in waarom jullie zulk een herrie maken over een oude
pet, " zei ze. „Het is een schande zoals jullie hier over de vloer
komen en eerlijke mensen lastig vallen. "
„Het spijt ons, dat we u overlast bezorgen, mevrouw, " zei Joe.
„Maar dit is een heel ernstige zaak. "
De roodharige kwam met de pet in zijn hand naar buiten. Hij wierp
het ding naar de jongens, die het dadelijk gretig bekeken.
Frank keek dadelijk naar de binnenkant en zag wat hij zocht... de
met Oostindische inkt geschreven letters F. H.
„Het is wel degelijk de pet van Vader. "
„Die bloedvlekken bevallen me niet, " zei Joe zachtjes. „Hij moet
lelijk gewond zijn. "
De bloedvlekken waren vrij groot, zodat de drager van depet ernstig
gewond moest zijn en met strakke gezichten keken de jongens
ernaar.
„Bent u er zeker van, dat u deze pet op de weg hebt gevonden?"
vroeg Frank twijfelachtig.
„Je denkt toch niet, dat ik erom zal liegen?"
„Wat wilt u, dat we daarop antwoorden? Maar ik kan u wel zeggen,
dat we deze pet aan de politie gaan overhandigen. De man is
verdwenen en naar deze pet te oordelen, is hij het slachtoffer
geworden van een misdaad. Als u er iets meer van weet, dan doet u
beter het maar meteen te zeggen. "
„Hij weet er niets van, " beet de vrouw hun woedend toe. „Ga weg en
val ons niet meer lastig. Heeft hij je niet gezegd, dat hij de pet
op de weg vond? Waarom zou hij er meer over weten?"
„We gaan die pet meenemen. "
„Neem het ding dan maar mee, " snauwde de roodharige. „Ik wil het
niet meer zien. "
De jongens draaiden zich om. Ze schoten er toch niets mee op het
ongure drietal verder te ondervragen en ze waren in ieder geval
toch in het bezit van de pet geraakt.
„We kunnen beter gaan, " zei Frank zachtjes.
Ze keerden terug naar de oprijlaan en op het laatste ogenblik keken
ze nog eens om.
De vrouw en de twee mannen stonden nog waar ze hen hadden
achtergelaten. De vrouw stond roerloos met haar handen in haar zij.
De roodharige stond met zijn armen over elkaar geslagen en de man
met de stoppelbaard leunde op zijn bijl.
Ze staarden alle drie strak en zwijgend naar de weggaande
jongens.