HET SPOOKHUIS.

Drie zware, glimmend gepoetste bromfietsen snorden over de kustweg, die van het stadje Bayport langs de rand van de Barmet Baai liep. Het was een stralende zatermorgen in juni en hoewel de stad al in de zon lag te trillen, was de bries die uit de Atlantische Oceaan kwam en over de kustweg streek, heerlijk koel en verfrissend.
Op de bagagedrager van twee van de bromfietsen zat een passagier. De vijf jongens konden hoogstens zestien jaar zijn en waren allen h. b. s. 'ers van Bayport. Ze genoten dubbel van dit ritje op hun vrije zaterdag, omdat de hitte in de stad bijna niet te harden was.
Toen de eerste bromfietser, Frank Hardy, een lange jongen met donkere haren, schrandere ogen en een openhartig gezicht, bij de tweesprong kwam, waarvan de linkertak noordelijk en landwaarts afboog, stopte hij en wachtte op de anderen.
„Welke weg nemen we?" riep Frank boven het lawaai van de motortjes.
Ze stapten allen af en waren blij even hun benen te kunnen strekken.
„Jij bent de leider, " zei Joe Hardy, een blonde krullebol en een jongere broer van Frank. „Zeg jij het maar, wij volgen je. "
De andere drie knikten. Het waren Chet Morton, de boezemvriend van de Hardy's, Jerry Gilroy en Biff Hooper.
„Het heeft geen zin er maar wat op los te rijden, we moeten toch een doel hebben, " antwoordde Frank.
„Het kan mij eigenlijk niet schelen waar we heen gaan, " merkte Jerry op. „Zolang we rijden, hebben we dat koele briesje, maar nu we even stilstaan, voel ik me als een kip die in de pan ligt te braden. "
Chet Morton tuurde over de kustweg in de verte. „Weet je wat?" zei hij opeens. „Wat denken jullie van een bezoek aan het spookhuis?"
„Het huis van Polucca?"
„Ja, we zijn er nog nooit geweest. "
„Ik ben er wel eens langs gereden, " zei Frank, „maar ik kan jullie wel zeggen, dat ik op een veilige afstand ervan ben gebleven. "
Jerry Gilroy, die nog maar pas in Bayport woonde, keek de anderen aan.
„Waar ligt dat huis van Polucca?" vroeg hij.
„Je kunt het van hier zien, " zei Chet, terwijl hij de ander bij een arm nam en meetrok naar de overkant van de weg. „Kijk, ginds, aan het eind van de baai, daalt de kustweg opeens. Zie je die steile rotswand?"
„Ja, en er bovenop zie ik ook een huis. "
„Nu, dat is het huis van Polucca. "
„Wie is Polucca?"
„Wie was Polucca, bedoel je, " viel Frank hen in de rede. „Hij. woonde hier, maar werd vermoord. "
„En beweren ze daarom, dat het er spookt?"
„Die reden alleen al is voldoende, zou ik zeggen, " zei Biff Hooper. „Ik geloof niet in spoken, maar sedert Polucca vermoord werd, hoor je de raarste verhalen over dat huis. "
„Hij moet in ieder geval een rare kerel zijn geweest om een huis op een dergelijke plaats te zetten, " merkte Jerry op.
Het was zo, het huis stond op een eigenaardige plaats, hoog boven het water in de baai en vlak bij de steile rotswand. Het lag bovendien een heel eind van de weg en kilometers in de omtrek was geen ander huis te bekennen. De jongens hadden, sedert ze van Bayport waren weggereden, al een vijf kilometer afgelegd en het huis van Polucca was nog minstens acht kilometer verder. Ondanks de afstand, zag men het duidelijk op die in het oog lopende plaats boven op de rots, scherp afstekend tegen de helblauwe lucht.
„Hij was inderdaad een eigenaardige man, " merkte Frank op. „Niemand wist waar hij vandaan kwam en wat hij uitvoerde. Hij was niet op bezoek gesteld en bovendien liepen er altijd een paar kwaadaardige honden los, zodat niemand er wat voor voelde daar in de buurt te komen als ze er niet beslist moesten zijn en een afspraak met hem hadden. "
„Hij was een vrek, " zei Joe Hardy.
„Misschien. Dat werd tenminste beweerd. Iedereen zei, dat Polucca een hoop geld moest hebben, maar na zijn dood werd er geen rooie duit in huis gevonden. "
„Felix Polucca zei altijd, dat hij de banken niet vertrouwde, " merkte Biff Hooper op. „Maar als hij geld bezat, danmag Joost weten hoé" hij het verdiende, want hij werkte niet en kwam maar zelden in de stad. "
„Misschien erfde hij het, " opperde Jerry.
„Dat is mogelijk. Hij moet toch eens geld hebben gehad, anders had hij dat huis niet kunnen laten bouwen. Het gevaarte moet heel wat gekost hebben. "
„Woont er nu iemand in?"
„Nee, " zei Frank. „Sedert de moord is het onbewoond en ik geloof niet, dat er ooit iemand in zal willen trekken. In de eerste plaats, het ligt veel te ver weg van alles en verder... die verhalen, die de ronde doen... "
„Nou, ik geloof niet in spookhuizen, maar met dat ding daar is het toch een rare boel. 's Avonds zijn er wel eens vreemde lichten gezien. En op een keer had iemand pech met zijn wagen en ging naar het huis om hulp te halen. Hij was hier vreemd en dus wist hij niets van de geschiedenis van het huis. Hij kreeg de schrik van zijn leven!"
„Wat gebeurde er dan?" vroeg Jerry nieuwsgierig.
„Toen hij voor het huis stond, dacht hij, dat het onbewoond was, maar net toen hij zich wilde omdraaien, zag hij een oude man achter een van de bovenste ramen naar hem staan kijken. Hij riep naar boven en de oude man ging weg. Hoewel de automobilist het hele huis doorzocht, vond hij geen spoor van die oude man. Toen vond hij het maar beter het huis zo gauw mogelijk te verlaten. "
„Dat is hem niet kwalijk te nemen, " merkte Jerry op. „Maar dat huis lijkt me toch wel interessant. Ik voel er wel wat voor daar een kijkje te nemen. "
„Ik ook!" verklaarden de anderen tegelijk.
„Vooruit dan maar, " zei Chet en begon te lachen. „Het moet een verdraaid sterk spook zijn, dat het tegen ons alle vijf tegelijk kan opnemen. "
Jerry klom bij Chet achterop en Biff bij Joe. De motoren brulden en de stoet zette zich in beweging, in de richting van het huis boven op de rots.
De oprijlaan, die zelfs tijdens het leven van de eigenaar altijd verwaarloosd was geweest, was nu overwoekerd met hoog gras, onkruid en zelfs struiken. Het huis zelf kon men van de weg af niet zien, omdat het achter een groep bomen verborgen lag.
Felix Polucca, een oude Italiaan, was altijd een beetje vreemd geweest; men beweerde, zoals Frank al gezegd had, dat hij een vrek was en de meeste mensen waren ervan overtuigd, dat hij niet helemaal normaal moest zijn geweestDit alles deed toch niets af aan het feit, dat heel Bayport diep geschokt was, toen men op een morgen vernam, dat men de oude man, als het ware doorzeefd met kogels, dood in zijn keuken had gevonden. Het was blijkbaar een roofmoord, want hoewel beweerd werd, dat de oude man veel geld moest bezitten, dat hij in huis bewaarde, werd het, ondanks zorgvuldig zoeken, nooit gevonden.
Dit was de sombere geschiedenis van het huis, dat de jongens nu van plan waren te gaan verkennen. Om de opgewonden sfeer, die ontstaan was toen het oude huis ter sprake was gekomen, nog te versterken, ging de zon, op het ogenblik waarop ze de rots bereikten, achter een grote wolk schuil en het werd hoe langer hoe donkerder.
Frank keek naar de lucht. Hoewel het uitspansel strak blauw was geweest toen ze Bayport verlieten, waren er nu in het oosten veel wolken en het zag er onweersachtig uit.
„Het ziet ernaar uit, dat we wel naar binnen zullen moeten, " riep hij naar de anderen. „We krijgen regen. "
Even later bevonden ze zich op de oprijlaan en ondanks het hoge gras en de struiken waaronder de weg bijna schuil ging, waren ze toch in staat de richting te volgen, tot ze voor een roestig ijzeren hek kwamen.
Frank, die voorop reed, sprong van zijn brommer en schopte het hek open, waarbij de kettingen gezellig rammelden toen ze van de krammen vielen. De stoet zette zich weer in beweging.
De dreigende lucht en het vale licht verleenden de verwaarloosde tuin een nog meer somber en onheilspellend aanzien. Vochtig, hoog gras groeide onder de ongesnoeide bomen en hier ging de oprijlaan vrijwel geheel schuil onder distels en onkruid. De wind ruiste klagend tussen de takken van de bomen en het heen en weer zwaaiende, opgeschoten gras ritselde onrustbarend.
„Wat is het hier een sombere boel, " mompelde Jerry.
„Wacht maar tot je het huis ziet, " waarschuwde Chet.
Geen van hen kon een lichte rilling van angst bedwingen toen ze ten slotte het oude gebouw zagen. Het stond midden tussen een massa bomen, struiken en onkruid, die het van alle kanten schenen te willen overweldigen. Onkruid onttrok de voordeur al aan het zicht. Struiken groeiden tot aan de vensterbanken van de lege ramen op de benedenverdieping. Aan weerskanten van het huis strekten bomen hun takken over het dak uit. Op de eerste verdieping hing een blind aan één scharnier voor een raam te bengelen.
Het oude gebouw lag in een doodse stilte gehuld en onder de donkere wolken, die nu de hele lucht vulden, bezat het een sombere, dreigende sfeer.
„Kom mee!" zei Frank. „Nu we toch eenmaal hier zijn, kunnen we net zo goed het huis van binnen gaan verkennen. "
„Ik heb tot nu toe nog geen spook gezien, " zei Chet luchthartig, maar zijn stem klonk niet erg vast.
Ze parkeerden hun brommers onder een boom en liepen naar het huis. De voordeur hing nog maar losjes aan de scharnieren en toen Frank ertegen duwde, zwaaide ze knerpend verder open.
Frank stapte vastberaden naar binnen. Het was er erg donker, want de vensters aan de achterkant waren met planken dichtgespijkerd, maar ze konden nog net zien, dat alles dik onder het stof lag. Vóór hen bevond zich een trap en aan de linkerkant daarvan zagen ze een gesloten deur.
„Dit moet de salon zijn, " zei Frank, terwijl hij de deur open duwde.
Het vertrek was volkomen leeg. Aan één kant bevond zich een van bakstenen opgetrokken schoorsteen en toen de jongens het vertrek betraden, schoot een rat uit de schoorsteen en rende dwars over de vloer, om in een gat in de muur te verdwijnen. Het geluid deed iedereen schrikken, want hun zenuwen waren door de dreigende sfeer buiten en binnen tot het uiterste gespannen.
„Het is maar een rat!" zei Frank.
De klank van zijn stem kalmeerde de anderen. Ze bleven aarzelend in het midden van het lege vertrek staan. Toen liep Joe naar het venster en keek naar buiten, maar de tuin zag er zo verlaten en akelig uit onder de sombere lucht, dat hij dadelijk terugkwam.
„Wat gaan we nu doen?" vroeg Chet.
„Er valt hier niet veel te zien, " zei Frank teleurgesteld. „Het is alleen maar een doodgewoon, vuil, oud, verlaten huis. Maar we zullen toch nog even boven gaan kijken... "
Op dat ogenblik weerklonk een huiveringwekkend geluid.
Een als van ontzetting trillende, door merg en been dringende kreet klonk ergens op de bovenverdieping van het spookhuis!