DE PET AAN DE KAPSTOK
De volgende morgen toog een vastberaden stel jongens in de
richting van het spookhuis.
Jerry Gilroy was niet komen opdagen. Blijkbaar was hij de schrik
van hun eerste bezoek aan het huis op de rots nog niet te boven.
Maar Chet Morton en Biff Hooper waren er en ook Phil Cohen en Tony
Prito.
Eer ze vertrokken, legde Frank alles nog eens haarfijn uit „We
weten, dat Vader het laatst in de buurt van het huis van Polucca
werd gezien en we hebben reden om aan te nemen, dat hij hier
wegging, met de bedoeling het huis te doorzoeken. Sedert dat
ogenblik heeft niemand hem meer gezien, dus vermoeden we een
misdaad. "
„Als er in de buurt van het huis van Polucca een spoor van hem is,
dan zullen wij dat spoor wel vinden, " verklaarde Chet. „Het moet
een verdraaid sterk spook zijn, dat nu tegen ons opgewassen is.
"
Een poosje later reden de drie brommers, ieder met een passagier
achterop, over de kustweg. De jongens spraken weinig. Ieder
begreep, dat dit geen plezierritje was en ieder besefte ook het
belang en de ernst van hun taak. De Hardy's hadden het volste
vertrouwen in hun makkers en ze wisten, dat Chet en Biff zich
ditmaal niet zo gauw uit het veld zouden laten slaan. Phil en Tony
stonden op school bekend als jongens, die voor niets bang
waren.
Ze reden voorbij de boerderij van de Kanes en ten slotte kregen ze
de sombere rots in zicht, die Uit de Barmet Baai oprees. Boven op
de rots stond het grillig gebouwde huis waar Felix Polucca vermoord
was.
„Wat een eenzaam huis!" zei Phil, die bij Frank achterop zat.
„Een ideale plek voor een moord. Toen Felix Polucca er nog woonde,
kreeg hij niet meer dan twee of drie bezoekers in een heel jaar.
"
„Hoe liet hij zich dan bevoorraden?"
„Eens in de week kwam hij in een gammel oud rijtuigje,met een
paard, dat uit de Ark van Noach moet zijn gekomen, naar de stad om
inkopen te doen. Het arme dier zag eruit, alsof het nog nooit een
grassprietje had gezien, laat staan gegeten. Polucca moet niet wel
bij het hoofd zijn geweest. Niemand begreep hoe hij het daar boven
helemaal alleen heeft kunnen uithouden. hij werkte anders hard
genoeg en de boerderij bracht geld op. Niemand was een betere
koopman dan hij, als het erom ging zijn hooi en graan te verkopen.
"
Phil keek belangstellend naar het oude grijze huis, dat nu
duidelijker viel waar te nemen. Toen ze nog op een grote afstand
van de oprijlaan waren, stopte Frank en beduidde de anderen zijn
voorbeeld te volgen.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Chet.
„We doen beter heel stilletjes naar het huis toe te sluipen. Als we
nu verder gaan, horen ze onze brommers... als er ten minste iemand
in huis is. We zullen ze hier onder de bomen laten en te voet
verder gaan. "
Zo gezegd zo gedaan en even later stonden de brommers tussen de
bomen van een bosje aan de kant van de weg verborgen.
„We gaan hier splitsen, " besloot Frank. „Drie van ons nemen de
linkerkant van de laan en de rest de rechterkant. Zoek zoveel
mogelijk dekking achter struiken en zodra we bij het huis komen, ga
dan plat op de grond liggen en kijk een tijdje scherp uit of je
iets in of bij het huis ziet of hoort. Zodra ik fluit, gaan we
allemaal tegelijk naar het huis. "
„Dat is een goed plan, " viel Tony hem bij. „Joe, Biff en ik nemen
de linkerkant van de laan. "
„Prachtig. Chet en Phil en ik nemen de rechterkant. Denk erom
zoveel mogelijk dekking te zoeken, zodat ze je van het huis niet
kunnen zien aankomen. "
Binnen enkele minuten waren de" beide groepjes in de struiken
verdwenen en slechts af en toe hoorde men enig geritsel of het
knappen van een droog takje.
Frank sloop behoedzaam voort. Het struikgewas bleek dichter te
zijn, dan hij verwacht had en omdat ze zo weinig mogelijk geluid
wilden maken, schoten ze niet erg vlug op. Stap voor stap ging het
voorwaarts en de dichte struiken belemmerden hun bewegingen. Pas na
een dikke tien minuten kon *rank zijn hand opheffen om de anderen
te waarschuwen. Ze waren het huis genaderd. hij kon het tussen een
paar takken door zien liggen.
Frank nam het huis scherp op en er kwam een uitdrukking van
verbazing op zijn gezicht.
Het huis van Polucca was kennelijk bewoond! Het onkruid, dat nog
tijdens hun laatste bezoek hoog opgeschoten stond op het plein voor
het huis, was verwijderd en het gras was gemaaid. Zelfs het wrakke
hek was gerepareerd.
Het huis had een zelfde verjongingskuur ondergaan.
In alle vensters zat nu glas en de planken waren weggenomen. De
voordeur hing niet meer los aan een scharnier en de stoep was
bijgewerkt. Rook kronkelde uit de keukenschoorsteen.
„Er moet hier iemand wonen, " fluisterde Chet.
Frank begreep er niets meer van.
Hij had geen enkel bericht gehoord, dat het huis gehuurd of gekocht
was. Wegens de slechte reputatie, die het huis had, was het niet
aannemelijk, dat een nieuwe bewoner erin getrokken kon zijn, zonder
de tongen in Bayport in beroering te brengen. En toch was het huis
nu bewoond.
Een poosje lang bleven de jongens aan de rand van de struiken naar
het huis staren. Toen zagen ze een vrouw uit het huis komen en naar
de drooglijn aan de achterkant lopen. Ze droeg een mand met
linnengoed en één voor één hing ze de stukken aan de lijn. Even
later kwam een man naar buiten en liep naar de schuur. Weldra
hoorden ze hem hout hakken.
De jongens keken elkaar verbluft aan.
Ze hadden verwacht het huis in dezelfde eenzame, sombere sfeer te
vinden als tijdens hun laatste bezoek. Ze begrepen er niets
van.
„Het heeft geen zin ons hier verstopt te houden, " fluisterde
Frank. „We gaan de anderen roepen en dan lopen we samen naar het
huis om deze mensen te ondervragen. "
Hij floot zachtjes en stapte uit de struiken op de weg. Zijn
makkers volgden zijn voorbeeld en kwamen ook te voorschijn. Even
later stonden de jongens van het andere groepje naast hen.
Ze stonden allen te kijken van de verandering, die het huis van
Polucca ondergaan had.
„Zoiets heb ik nog nooit beleefd, " zei Joe. „Het lijkt wel, dat de
een of andere boer hier ingetrokken is, maar ik vind het
eigenaardig, dat wij er niets over gehoord hebben. Iedereen in
Bayport zou er toch over praten, zodra bekend werd, dat iemand het
lef had om de boerderij van Polucca over te nemen. "
„Het bevalt me niet, " zei Frank. „We gaan die mensen ondervragen.
Kom mee, jongens. "
Zonder een poging te doen hun aanwezigheid te verbergen, liepen de
zes jongens over de binnenplaats. De man in de schuur zag hen het
eerst, liet zijn bijl zakken en keek hen geërgerd aan. De vrouw bij
de drooglijn hoorde hun voetstappen, draaide zich om en staarde hen
met haar handen in d'r zij aan. Haar gezicht had een harde
uitdrukking, haar lippen vormden een dunne lijn en haar slordige
kleding maakte geen gunstige indruk op de jongens.
„Wat willen jullie?" vroeg de man, die meteen uit de schuur
kwam.
hij was een kleine, magere man, met een ruige haardos en een gore
stoppelbaard. Zijn huid was donker en hij had scherpe ogen onder
borstelige, zwarte wenkbrauwen. Hij kwam uitdagend naar de jongens
toe.
Opeens kwam er nog een man uit het huis en bleef bij de achterdeur
staan. Hij was dik en had rood haar en een dikke walrussnor. Hij
staarde het zestal woedend aan.
„Wat komen jullie hier uitvoeren?" vroeg hij dreigend.
„We wisten niet, dat hier iemand woonde, " legde Frank uit, terwijl
hij ongemerkt naar de keukendeur liep. Hij wilde graag een blik
naar binnen werpen.
„Dan weet je het nu, " zei de roodharige. „Wij wonen hier nu en het
gaat je trouwens geen steek aan. Waarom sluipen jullie hier
rond?"
„We sluipen niet rond, " zei Frank langzaam. „We zoeken een man,
die in Bayport vermist wordt. "
„O!" bromde de vrouw.
„Hoe kom je erbij te denken, dat hij hier zou kunnen zijn?" vroeg
de roodharige.
„Hij werd het laatst hier in de buurt gezien. "
„Hoe heet hij?"
„Hardy. "
„Hoe ziet hij eruit?"
„Lang en donker. hij droeg een grijs pak en een grijze pet. "
„Sedert wij hier ingetrokken zijn, is er niemand in de buurt
geweest, " zei de roodharige bars.
„Nee, we hebben hem niet gezien, " beet de vrouw hun toe. „Jullie
doen beter ergens anders te gaan zoeken. "
Met dit norse trio viel niet te redeneren en dus maakten de jongens
zich gereed om weg te gaan. Maar Frank, die tijdens het gesprek
stiekem naar de deur geschoven was, wierp een blik in de keuken en
iets trok dadelijk zijn aandacht.
Het was een grijze pet, die aan een kapstok hing!