2

Die maandag was het schitterend weer en goedgehumeurd wierp Gueret van tijd tot tijd een vrolijke blik op zijn sintelberg, die hij zo lang niet op zijn juiste waarde geschat had. Om één minuut voor zes brandde hij plotseling van verlangen om naar zijn juwelen toe te gaan en hij stond net op toen Mauchant weer met veel lawaai kwam binnenstormen.

‘En Gueret, goed uitgerust in het weekend? Niet al te moe geworden? Flink in vorm, hè? Nou?’ Gueret besteedde geen aandacht aan hem, maar toen hij achter Mauchant langs liep om zijn jasje te pakken deed deze een stap achteruit en botste zachtjes tegen hem op. ‘Kunt u niet uitkijken!’ schreeuwde hij, maar toen hield hij plotseling zijn mond.

Gueret had zich met een woedend gezicht naar hem omgedraaid en siste hem tussen zijn tanden toe, zijn kaken van kwaadheid op elkaar geklemd: ‘Is het nu uit, Mauchant? Is het nu eindelijk uit?’ op een toon die zo weinig vragend klonk dat Mauchant een stap achteruit deed en bij de deur vandaan ging. Door het raam zag hij volkomen verbluft hoe Gueret met grote stappen in de richting van de sintelberg liep. De uitdrukking op het gezicht van Mauchant was vreselijk om te zien, zo razend was hij en zo vernederd voelde hij zich, maar de kleine bediende die getuige van de scène was geweest, glimlachte tevreden, terwijl hij met zijn neus over zijn berekeningen gebogen zat. Mauchant liep het kantoor uit en smeet de deur met een harde klap achter zich dicht.

Gueret was bij de sintelberg met de hond aan het spelen. Hij gooide een stuk hout weg dat de hond eindelijk apporteerde en Gueret rende en sprong ook mee en maakte opeens geen oude indruk meer. Hij lachte, hij riep: ‘Pluto!’ of’Bobbie!’ en hij had zelfs een doos koekjes meegenomen die ze, naast elkaar op de grond, samen opaten.

Gueret ging fluitend naar huis, bleef een ogenblik in de keukendeur staan en zei opgewekt: ‘Goedenavond!’, maar er was niemand in de keuken en zonder enige reden ergerde hem dat. Hij stapte zijn kamer binnen en bleef stokstijf staan: aan alle muren hingen felgekleurde affiches uit het reisbureau en meisjes in bikini lagen op de gehaakte kleden. De kamer zag er helemaal anders uit. Een ogenblik later deed hij het deurtje van de kachel open en haalde de achterplaat eruit; overtuigd als hij was van wat hij zou vinden: de juwelen lagen er en moedeloos stopte hij ze weer in hun geheime bergplaats. Hij ging op de rand van zijn bed zitten, stond daarna plotseling op en rende naar beneden: er was nog steeds niemand in de keuken.

De hele weg liep hij hard en buiten adem stapte hij het café ‘De drie scheepjes’ binnen. Nicole zat er met Muriel en de krant op hun tafeltje vermeldde in grote letters: ‘moord in carvin. makelaar vermoord’, maar er ging geen lichtje bij Gueret op, stellig door het woord makelaar. Alleen door de naam ‘Carvin’ las hij gedachteloos verder: ‘Het slachtoffer, Gruder genaamd, woonde in België … louche praktijken … ontdekt bij de grens …’ En plotseling stuitte hij op het woord ‘juwelen’. ‘De avond tevoren had het slachtoffer een partij juwelen aan een schuldeiser laten zien om uitstel van betaling te krijgen … Ze vertegenwoordigden een enorme waarde, ongeveer drie miljoen franc volgens de schuldeiser.’ Hij keek naar Nicole die met Muriel zat te kletsen en vroeg:

‘Heb je dat gezien?’

Hij liet hun de krant zien en ze slaakten een aanstellerig gilletje van afschuw. Als versteend hoorde hij hen jammeren:

‘Zeventien messteken … Dat is toch verschrikkelijk’, ze: Muriel. ‘De stakker was nog niet eens dood toen de ander hem in het water gooide.’ ‘Welke ander?’ vroeg hij automatisch. ‘De moordenaar. Ze weten zelfs niet wie het is. In elk geval heeft hij de juwelen ingepikt, dat staat vast.’ ‘Niet gek, hè?’ zei Muriel. ‘Acht miljoen …’ Ja, Muriel was cynischer, dus opwindender dan Nicole die verontwaardigd was, en ze werd door de ander uitgelachen.

‘Nou, zou je het niet leuk vinden als iemand je die juw eien gaf? Denk eens in dat je ze van je vriendje zou krijgen Ze knikte naar Gueret, maar Nicole voelde zich opgelaten en kreeg een kleuren zei tegen haar vriendin: ‘Ik vraag hem nooit wat’, en ze trok een braaf gezicht waaraan Gueret zich plotseling ergerde.

‘O jawel,’ zei hij. ‘Je vraagt me om mijn hele leven hier bij Samson te blijven, jij thuis met de kinderen en de kinderbijslag en ik op kantoor met Mauchant achter me aan Dat vraagje van me!’

Zijn stem beefde. Hij voelde hoe zijn keel dichtgeknepen zat, net alsof hij onrechtvaardig behandeld was Verbouwereerd zagen de twee meisjes hoe hij opstond en in de richting van de grote sintelberg verdween. Toen hij bij zijn pension kwam voelde hij zich v>eer opgewekt en het verwonderde hem dat hij mevrouv. Biron in de deuropening zag staan. Het leek alsof ze zijn richting uitkeek en onder het lopen keek hij tweemaal achterom, maar er was niemand te zien. Het was de eerste keer dat hij haar aan de deur zag staan. Hij stond voor haar stil en zei op vragende toon: ‘Goedenavond’, maar ze keek

hem zwijgend aan met een vreemde, stralende blik in haar ogen. Ze versperde hem de weg. Het duurde even voordat ze opzij ging en ‘Goedenavond, meneer Gueret’ zei op een onderdanige manier, waarvan hij de reden eerst niet begreep, zelfs niet toen hij de opengeslagen krant op de keukentafel zag liggen.

Dutilleux, de weduwnaar, was weer terug van het weekend bij zijn dochter. Hij had foto’s van zijn kleinzoon op de tafel in het eetkamertje uitgestald. Met een verhit en vrolijk gezicht keerde hij zich naar Gueret om. ‘Kijk eens, meneer Gueret, dat is mijn kleinzoon. Hij is een week oud. Is het geen prachtjongen?’ ‘Inderdaad,’ antwoordde Gueret en hij voelde zich opgelaten. ‘En is dat uw dochter?’

‘Ja, dat is zijn moeder. Ze ziet er niet gek uit, hè, de dochter van die ouwe Dutilleux?’

De oude man had te veel gedronken. Hij stond afwisselend te snuiven en schaapachtig te kijken en mevrouw Biron wierp een veelbetekenende blik op de fles Byrrh. Ze glimlachte alsof ze iets op haar geweten had en Gueret betrapte zich erop dat hij terug glimlachte. ‘Neemt u toch ook een Byrrh, meneer Gueret,’ zei ze. ‘Vanavond trakteert meneer Dutilleux.’ ‘Jaja, opa betaalt vanavond,’ bracht de ander er met moeite uit. ‘Wanneer u er zelf eentje hebt, meneer Gueret, zult u wel zien hoe schattig zo’n klein kindje is. Ik wil wedden dat u er stapelgek op zult zijn. Nietwaar, mevrouw Biron? Heeft hij er het gezicht niet voor?’ En omdat ze met haar rug naar hem toe stond en geen antwoord gaf, herhaalde hij met nadruk: ‘Heeft hij er het gezicht niet voor?’ ‘Nee,’ antwoordde de vrouw, nog steeds met haar rug naar hem toe. ‘Hij heeft er het gezicht niet voor. Hij heeft niet het gezicht van een misdadiger, zou ik zo zeggen, hij heeft zelfs eerder het gezicht van een nette vent!’

‘U zult wel zien,jongeman,’ besloot meneer Dutilleux en hij boog zich over zijn soep.

Plotseling drong het tot Gueret door en hij stond ais aar. de grond genageld. Die vrouw dacht dat hij schuldig v.ai aan moord. Natuurlijk dacht ze dat hij het gedaan had. omdat hij immers die juwelen had! Waarom had ze de politie dan niet gebeld? Waarom stond ze met zo’n moederlijke uitdrukking op haar gezicht in de deuropening ? Terwijl ze met de soepterrine op hem toeliep keek hij haar strak aan. Ze zette de terrine voor hem op tafel en op haar beurt keek ze hem recht in zijn gezicht. Hij voelde dat hij van zijn stuk raakte en een kleur kreeg. Toen wees hij eerst op zichzelf, daarna op de krant en hij schudde zi jn vinger heen en weer. Zwijgend voerde hij een heel toneelstuk op waaruit moest blijken dat hij het niet gedaan had. Maar ze reageerde niet; het leek alsof ze zijn gebaren niet begreep maar er zich toch ook niet over verbaasde. Was ze misschien op het ogenblik bang voor hem? Wilde ze hem misschien laten geloven dat ze van niets wist° Zou ze misschien wachten tot hij sliep om de politie te bellenn Zodra die ouwe idioot naar bed was moest hij absoluut meteen met haar praten. Maar de aangeschoten opa v-ist niet van ophouden.

‘Hebt u gelezen wat er in Carvin gebeurd is?’ vroeg hij, terwijl hij met de krant zat te wapperen. ‘In wat voor ti>d leven we eigenlijk? Een man vermoorden voor een paar diamanten..

‘Mooie diamanten,’ zei mevrouw Biron. ‘Misschien a! te mooi…’

‘Waarom al te mooi?’ vroeg Dutilleux. ‘Die juwelen kunnen herkend worden,’ antwoordde ze ‘Wanneer die vent ze probeert te verkopen loopt hij meteen tegen de lamp. Trouwens aan wie moet hij ze kwijtraken? Hij moet kennissen in de onderwereld hebben die die partij van hem willen overnemen.’

Het viel Gueret op dat ze zich ook bezorgd maakte over de juwelen. Ze dacht zeker dat hij ermee in de stad liep te leuren en nu waarschuwde ze hem. Ze ging hem dus niet aangeven. Hij voelde zich opgelucht en tegelijkertijd een beetje teleurgesteld. Mevrouw Biron had dus uiteindelijk niets geheimzinnigs, ze wilde haar deel van de buit, dat was alles. Hij kreeg zin haar te tarten. ‘Dan zal hij de buit met anderen moeten delen,’ zei hij. ‘Misschien voelt hij daar niets voor.’ ‘Hij heeft geen keus,’ zei de vrouw pertinent. ‘Met de politie achter zijn vodden, zo’n moord …’ ‘Moet u eens horen,’ zei de oude man, verdiept in zijn artikel. ‘Wat een sadist is die vent! Zeventien messteken … Hij is niet normaal!’

‘Wie weet… Wanneer het een krachtpatser is en hij maakt zich kwaad, dan kan er van alles gebeuren.’ Gueret kon zijn oren niet geloven, de stem van mevrouw Biron klonk dromerig en bewonderend. Ze vond hem een krachtpatser. Hij was dat trouwens ook. Gueret strekte zijn arm uit, maakte een vuist, zag hoe zijn spieren onder de dunne stof van zijn overhemd opzwollen en plotseling verschafte hem dat een ongekend genoegen. Toen hij zijn ogen opsloeg zag hij dat de vrouw naar hem keek en hij kreeg een kleur. Met een soort sensuele bewondering keek ze naar hem, naar de opgezette spieren van zijn arm en zijn gebalde vuist. Langzaam ontspande hij zijn hand en zijn arm. Plotseling voelde hij zich leeg, krachteloos. Hij had geen zin meer om met haar te praten, haar te overtuigen, maar tegelijkertijd wist hij dat hij liever had dat ze hem met zo’n primitieve bewondering aankeek dan met haar gebruikelijke minachting.

‘Ik ga naar bed,’ kondigde opa aan terwijl hij wankelend opstond.

‘Helpt u hem even, meneer Gueret,’ zei de vrouw kortaf. ‘Anders valt hij misschien nog.’

Ze praatte weer op dezelfde toon als ‘vroeger’ en Gueret. die op haar bevel onmiddellijk overeind was gekomen, precies zoals hij deed wanneer hij de stem van Maucham hoorde, had er genoeg van en hij ging vastberaden weer zitten.

‘Doet u geen moeite, meneer Gueret, ik kan bes: alleen mijn bed vinden.’

De oude man deed dappere pogingen, maar hi j struikelde over een stoel, zwaaide met zijn armen in het rond en Gueret, die overeind was gesprongen, ving hem in zijn ■ al op en hij schaamde zich.

‘Wacht maar,’zei hij. ‘Ik breng u wel even naar bed. Hij hees Dutilleux de trap op, zette hem op de rar.d van zijn bed neer en begon met moeite zijn hoge schoenen uit te trekken, flauwtjes glimlachend om de wartaal d:e ce oude man uitsloeg, toen hij plotseling hoorde hoe beneden de telefoon van de haak werd genomen. Meteen hield Gueret op, duwde de voet van de arme man die achterover op bed viel, van zich af en rende naar de trap Hij boog zich over de leuning en hij zag de lange schaduv. . an zijn kostjuffrouw op het linoleum. Mevrouw Biron stond bij de telefoon en floot een opgewekt jazzmelodietje. dat op die plek vreemd aandeed. In elkaar gedoken sloop Gueret zonder geluid te maken de trap af. Ze stond met haar rug naar hem toe, maar hij hoorde haar rustig zeggen: ‘Ik wacht wel even … Ja, ik wacht wel e\ er., juffrouw… Ja, Biron … Route des Plaines nummer vijfentwintig … Ja, het is dringend …’ Ze ging de politie waarschuwen en hij zou voor niets veroordeeld er. misschien wel terechtgesteld worden. Hij deed nog een stap in haar richting en greep haar met een smekend gebaar b haar schouder. Ze draaide zich om en keek hem \ an zo dichtbij verbaasd aan, zonder dat ze merkbaar geschrokken was. Ze praatte met gezag:

‘Nee … B-I-R-O-N … O, dag meneer … Bent u het za jc:

vergeten dat ik besteld heb, of hoe zit dat? Wanneer moet

ik dan mijn Oostindische kers zaaien? … Donderdag, is

dat zeker?… Goed, ik reken erop … Dag meneer!’

Ze hing zachtjes op. Ze had haar ogen geen moment van

Gueret afgewend, Gueret die daar tegen de muur leunde

en weer op adem kwam. Ze keek hem geamuseerd en

stomverwonderd aan.

‘Ik dacht… ik dacht,’ stamelde hij.

‘Dat was de zaadhandelaar in Béthune,’ verklaarde ze.

‘Hij had vijf dagen geleden mijn bestelling al moeten

komen brengen.’

‘Ik dacht dat u de…’ Hoe hij het ook probeerde, het woord politie kwam niet over zijn lippen. ‘U moet weten,’ zei hij plotseling heel snel achter elkaar, ‘u moet weten … ik heb het niet gedaan … Ik ben niet die kerel die …’ Met zijn rechterhand deed hij automatisch alsof hij met een mes in haar buik stak, en ze sloeg haar ogen neer en keek aandachtig naar zijn hand. En toen hij daar ook naar keek realiseerde hij zich met schrik dat hij de schoenlepel van de oude Dutilleux nog vasthield. Alsof die plotseling gloeiendheet was geworden liet hij hem op de grond vallen.

‘Daar heb ik allemaal niets mee te maken,’ zei ze geruststellend. ‘Al die kranteverhalen interesseren me niet.’ Hij keek haar verbouwereerd aan, maar hij voelde zich vreselijk gevleid door de vriendelijke en bewonderende toon waarop ze weer praatte. ‘Maar wat wilt u dan?’ vroeg hij. Ze haalde haar schouders op.

‘Ik? Ik “wil” niets. Wat ik “niet wil” is mijn leven lang hier in dit krot blijven wonen.’ En ze wees om zich heen naar de smalle gang, de sombere keuken en de slecht verlichte trap met het vergeelde behang. ‘Ik zou graag op een mooie plek willen sterven,’ ging ze verder. ‘Een plek waar ik het naar mijn zin heb. En er eerst natuurlijk een tijdje

willen leven. Begrijpt u?’

Haar ogen schitterden als die van een kat. Ze zag er begerig en gevaarlijk uit, en Gueret deed een stap achteruit. Hij was bang van haar … Hij was bang van haar. dat was toch wel het toppunt!

‘Begrijpt u dat, meneer Gueret?’ vroeg ze. ‘Geldt dat oc niet voor u?’

‘O jazeker!’ antwoordde hij. ‘Jazeker! Ik zou ergens willen wonen waar altijd de zon schijnt. Een felle zon met overal zee om me heen.’

En terwijl hij dat zei zag hij in zijn verbeelding kokospalmen en stranden met een schuimende branding, en hij zag zichzelf, Gueret, in zijn eentje op het strand lopen. Nog steeds in zijn eentje …

‘De zon kan me gestolen worden,’ zei de vrouw tussen haar tanden. ‘De zon is niet te koop, de zon is van iedereen, nietwaar? Ik wil iets dat ik prettig vind en dat van mij is, helemaal van mij alleen. Van mij alleen. En of het dan regent of mooi weer is …’

‘Maar zou u in Carvin blijven,’ vroeg Gueret verontwaardigd, ‘wanneer uw mooie plekje hier lag? Zou u dan echt hier blijven met dit allemaal om u heen ?’ En hij gebaarde naar al die dingen die nog maar nauwelijks in de vallende duisternis te onderscheiden waren, ai die sombere dingen om hem heen die hij - nu hij kon vertrekken - haatte als een belediging die hem persoonlijk was aangedaan.

‘Wanneer je rijk bent kun je je ramen en deuren dichtdoen,’ zei ze ernstig. ‘Wanneer je wilt hoef je alleen rr.aar naar je eigen tenen te kijken. En als je dat prettig vindt kun je zelfs je tenen urenlang laten masseren door idioten die ervoor betaald worden.’ Haar stem veranderde •an toon en ze keek naar hem op; haar gezicht zag er r.rcr.s jonger uit. ‘En de rest van de tijd verzorg je je bloemen Kom maar eens kijken.’

Ze trok Gueret mee in de duisternis, ze liet hem de deur opendoen en hij struikelde door het hekje het kleine tuintje binnen. De sombere massa van de sintelberg lag daarginds te waken en tekende zich af tegen de heldere avondhemel, te helder, absurd …

‘Kijk,’ zei de vrouw en ze boog zich voorover. ‘Steek uw aansteker eens aan. Ziet u daar die pioenen? Zes jaar geleden heb ik ze geplant. Toen ze de eerste keer bloeiden waren ze bijna grijs. Het heeft zes jaar geduurd voordat ze rood werden. Maar nu zijn ze mooi, nietwaar?’ Je kon de kleur van de bloemen natuurlijk niet onderscheiden, maar ze praatte verder:

‘In de eerste plaats zouden ze in een kas moeten staan. Een enorme kas met een sproei-installatie en een gelijkmatige temperatuur. Niet alleen orchideeën …’ Ze zweeg. Ze stond doodstil naast hem, ze keek naar de sintelberg en de vlakte, en voor het eerst leek ze weg te dromen. In het avondwindje huiverde Gueret in zijn hemdsmouwen. Ze schrok op, draaide zich om en keek hem aan.

‘Welnu,’ zei ze en haar ruwe stem klonk vrolijk en hartstochtelijk. ‘Je gaat nu toch geen kou vatten?’ En voordat hij kon reageren, zowel op het feit dat ze ‘je’ zei als op wat ze deed, had ze haar sjaal al afgedaan en die om zijn schouders geknoopt, met een hautain lachje, meende hij, en hij nam het opeens niet meer: Dacht ze dat hij schuldig was of niet? Worden misdadigers zo gauw verkouden ? Hij gooide de sjaal op de grond. ‘Ik wil uw sjaal niet! En als ik nou ook uw kas eens niet zou willen hebben? Wat dan? Die idiote dingen kosten een vermogen! Waarom pakt u niet alles van me af, nu u het toch weet?’

‘Waarom niet?’ vroeg ze met een kort lachje. Langzaam raapte ze haar sjaal van de grond op en veegde hem met haar hand af. Hij was helemaal vies geworden en

Gueret voelde zich net een boos, stout kind en hij w:;de zich eigenlijk wel verontschuldigen, zeggen dat hij het niet zo bedoeld had.

‘Nou, als u oorlog wilt,’ zei ze en ze draaide hem haar rug toe, ‘kunt u die krijgen!’

En voordat ze naar binnen ging keerde ze zich nog even om. Haar stem klonk hard:

‘En geen gekkigheid, hè Gueret? Als me iets overkomt heb ik vrienden die weten waarom!’ Het duurde even voordat hij zijn zelfbeheersing weer hervonden had en toen begon hij geforceerd en laatdunkend te lachen. Maar ook al moest hij zich ertoe dwingen, hij voelde een nieuwe vreugde, de vreugde van het v erzet Met grote, zware passen dreunde hij de trap op en smeet de deur achter zich dicht. Hij ging voor de spiegei in zi n kamer staan en keek zichzelf een tijdje met harde ogen aan. Daarna stak hij zijn hand in de zak van zijn jasje en deed alsof hij een pistool had. En terwijl hij met • eei overtuiging scheldwoorden en bevelen fluisterde, richtte hij het denkbeeldige pistool op zijn eigen spiegelbeeld: een spiegelbeeld dat onmiddellijk zijn gewone verslagen en gekwelde houding weer aannam en ongelovig dat onbeduidende gangstertje tegenover zich aanstaarde Gueret ging dichter bij de spiegel staan en zonder bekken te trekken bekeek hij zichzelf belangstellend. Hij haaice zijn linkerhand door zijn haar, drukte het plat teger. zijn voorhoofd en keek weer ernstig. En plotseling vond hij zichzelf bijna knap, voor de eerste keer sinds voor de allereerste keer, dacht hij.