24
Ik had niet verwacht dat ik me zo leeg zou voelen als mijn taak eenmaal volbracht zou zijn. Het wil maar niet wennen. Het is heerlijk om overal vrij en veilig te kunnen fietsen en alleen nog maar te hoeven uitkijken als het echt nodig is. Maar mijn leven is een groot zwart gat aan het worden. Toen de Hagenaars nog zichzelf waren diende ik een nobel doel. Ik bracht de mensen normen bij, regels. En respect voor orde en gezag. Het was een dankbare taak. Dacht ik. Maar waar blijft mijn beloning? Waarom zoeken ze me nog steeds? Ik heb al lang geen mensen meer hoeven straffen. Waar blijft de dankbaarheid voor de rust in het straatbeeld? Ik kan er naar fluiten! De politie heeft een beloning uitgeloofd voor diegene die mij aanbrengt. Nou vraag ik je! Geen woord van dank dat ik hun taak zoveel eenvoudiger heb gemaakt. En dan de kranten. Waarom vinden die mij nog steeds een gevaarlijke gek die het verdient om zonder valscherm van de Zürichtoren te worden afgeduwd? Hoe kunnen mensen zo wreed zijn, dat zulke ideeën in hun hoofd opkomen? Als je iemand moet doden, moet je dat snel en pijnloos doen. Met een goedgericht schot, zoals ik dat doe. En ik kan het nog. Let maar eens op. Hier. Twee schoten, nog geen halve centimeter uit elkaar. Het is goed zo. Die twee gaatjes in de pop geven haar wel iets extra’s.
Er is nog zoveel onrecht in het leven. Mensen zijn zo verschrikkelijk hardleers. Het verkeer op de openbare weg is nu overzichtelijk. Maar wat gebeurt er ‘s avonds? Onschuldige mensen worden lastiggevallen. Of erger. Dit artikeltje spreekt bijvoorbeeld boekdelen. Het staat achter in de krant, als bladvulling. Maar het is dieptriest. ‘Een 48-jarige Hagenaar is zondagochtend rond drie uur op de Leyweg door een groep jongeren lastiggevallen en zonder reden in elkaar geslagen. De man, die niet kon slapen en daarom een ommetje maakte, raakte buiten bewustzijn’.
En wat doet de politie? Niets! En de overheid? Nog veel minder! Praten, dat doen ze wel. Zeggen dat het zo niet verder kan. Iedereen kijkt naar dezelfde weerzinwekkende beelden en spreekt in identieke bewoordingen zijn afschuw uit in Nova. En daarna gaan ze naar hun zwaar beveiligde villa, trekken een dure wijn open en zeggen tegen hun vrouw dat mensen zich niet moeten aanstellen omdat het allemaal best meevalt. En ondertussen wordt het steeds onveiliger. Overal.
Morgen ga ik naar het nieuwe huis kijken. Het is anders dan wat ik gewend ben, maar het zal wel voldoen. Gelukkig mag ik mijn mooie nieuwe fiets in de gang op de eerste etage zetten. Hij is weliswaar niet zwaar, maar om er elke dag drie etages mee te moeten zeulen lijkt me ook geen pretje.
Het is een goed huis. Drie kamers. Net buiten het centrum. Centrale verwarming. In een leuke buurt. Veel buitenlanders, studenten en kunstenaars. En die prachtige markt om de hoek! Vol met exotische vruchten en groenten!
Zal ik mijn baard laten staan? Of is een gladde kin beter? Moet ik me daar nu eigenlijk al mee bezig houden? Misschien niet. Maar het is goed om er af en toe over na te denken. Ik wil mezelf niet voor verrassingen plaatsen. Je moet weten wanneer je keuzes moet maken. Nu kan ik nog blijven zitten en iedereen zand in de ogen strooien. Maar als ik tegelijkertijd mijn vertrek goed voorbereid kan ik op elk moment een nieuw en vrij bestaan opbouwen. En ergens anders opnieuw beginnen is niet half zo moeilijk als blijven zitten en niet ontdekt worden. Je hebt het goed gedaan, jongen. Je hebt alles volledig onder controle.