9
‘Shit!’
Harm Sijthof draaide zich van zijn maîtresse af toen de telefoon blééf rinkelen. Hij keek naar haar prachtige, gebruinde lichaam en overwoog een seconde om...maar nee. De telefoon kon een primeur betekenen.
‘Neem toch eens een antwoordapparaat’, mopperde het meisje. Ze was misschien net achttien, luisterde naar de naam Debbie en was in het dagelijks leven voornamelijk nymfomane. Deze eigenschap had haar al in
menig bed doen belanden en dat deerde eigenlijk niemand. De meeste mannen bleken niet in staat te zijn om haar langer dan twee of drie uur tevreden te stellen en vonden het dus wel best dat ze meer minnaars had. Op die manier trokken alle partijen zogezegd aan het langste eind. De enigen die misschien wat bezwaren tegen haar levensstijl zouden kunnen hebben, waren haar ouders maar die wisten natuurlijk niet beter dan dat hun lieve onschuldige dochter in de schoolbanken braaf zat te blokken voor haar derde Mavo-eindexamen.
Debbie was overigens niet dom. Ze was, als het niet om seks ging, alleen maar heel erg lui. Haar leven op school was een leven van ongekende vrijheid en bandeloosheid. Ze had thuis al laten weten dat ze, als ze dit jaar echt haar diploma zou hebben gehaald, HAVO zou gaan doen. Haar moeder had haar niet durven tegenspreken, haar vader had het te druk gehad met zijn werk. De aanmelding was dus zonder slag of stoot verlopen. En Debbie wist dat ze haar vrije leventje simpel met minimaal drie jaar kon verlengen.
Terwijl Harm naar de telefoon liep, dacht hij aan het jonge meisje in zijn bed. Zijn vrouw wist niet eens hoe je seks schreef; ze waren uitsluitend met elkaar getrouwd omdat hij geld en zij aanzien had. Als stel maakten ze altijd een prima indruk op buitenstaanders, en dat was voldoende. Bovendien eiste zijn baan bijna al zijn tijd op en hij was dus meer dan tevreden met die paar uur seks die hij met Debbie kon beleven. Alleen de gedachte daaraan deed hem al bijna naar de telefoon rennen.
‘Hallo?’ Het bleef even stil. Toen klonk een beleefde, enigszins afgemeten stem aan de andere kant van de lijn.
‘Mijnheer Sijthof? Mijnheer Harm Sijthof?’
‘Jawel’, zei Harm vrolijk. ‘Helemaal’. Hij keek naar zijn afnemende erectie. ‘Nou...bijna helemaal. Met wie heb ik het genoegen?’
‘Mijn naam’, zei de stem, ‘is Opstelten. Diederik Hendrikus Opstelten, om precies te zijn. Wij hebben niet het genoegen elkaar persoonlijk te kennen maar als ik mij niet vergis hebt u enige tijd geleden van mij een brief ontvangen...’
‘Hoe komt u aan dit geheime nummer?’ viel Harm de man in de rede. Er klonk een bescheiden lachje.
‘In mijn brief heb ik u reeds verteld dat ik mij als journalist heb voorgedaan’, zei de man. ‘Een geheim nummer is niet zoveel waard als u de nummerweergave niet uitzet. Uw nummer is dan gewoon zichtbaar. En ik heb hier en daar wat vrienden...’
Harm slikte ongemakkelijk.
‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg hij terwijl hij zijn stem iets koeler en zakelijker liet klinken.
‘Dat weet u maar al te goed. Tenzij u mijn brief niet hebt gelezen...’
‘Ik h-heb uw brief gelezen’. Harm kon zijn stem nauwelijks beheersen toen de nagels van Debbie plagerig zijn billen begonnen te verkennen.
‘Schiet je op?’ fluisterde ze.
‘Ga af!’ siste hij terug.
‘Pardon?’ vroeg Diederik Hendrikus Opstelten.
‘Neem me niet kwalijk’, hervond Harm zichzelf. ‘De poes, begrijpt u wel’. Debbie begon aan zijn vrije oor te knabbelen.
‘Ik heb uw brief gelezen, meneer -eh- Opstelten. En ik moet u zeggen dat ik er ernstige twijfels over had’.
‘Bedoelt u daarmee dat u twijfelt aan mijn vermogens?’
Harm wreef met zijn hand over zijn baardje en besloot de man niet tegen zich in het harnas te jagen. Bovendien gleed Debbies hand tussen zijn benen door om op zoek te gaan naar zijn, zich weer herstellende, erectie.
‘Geenszins’, antwoordde hij. ‘Maar die brief kwam drie weken na de moord, toen alles al bekend was. Iedereen had hem kunnen schrijven.’
‘Moord? Zei u moord? Deze bestraffing...moord?’
‘Meneer Opsteltenn-nn-nnn’, Debbies mond had Harms erectie gevonden, ‘het maakt me niet uit hoe het noemt. Maar het feit dat alles wat in die brief stond ook kan zijn geschreven door iemand die zich gewoon verveeheelde...’
‘Ik begrijp het. Ik vermoedde al zoiets. U bent een goed journalist, meneer Sijthof. U gaat niet over één nacht ijs. Daarom neem ik nu ook persoonlijk contact met u op. Belt u straks de politie maar even. Op het bureau Jan Hendrikstraat -dat is vlakbij uw kantoor in de buurt- zit momenteel tenminste één getuige van een nieuwe bestraffing. Deze heeft zojuist plaatsgevonden in de Okkernootstraat. Ik had geen keus, maar dat zal u wel duidelijk worden. Zegt u maar dat ik u heb gebeld. Zegt u maar dat u mij niet gelooft. Doet u dat maar, mijnheer Sijthof. En denkt u nog eens aan de brief. Goedenavond meneer Sijthof. En geeft u de poes namens mij maar een aai. Zo te horen houdt ze u aardig bezig’.
Een klik en een seconde later klonk de ingesprektoon. Harm staarde naar de telefoon en liet zijn blik langzaam naar beneden glijden. Debbies grote bruine ogen zochten de zijne en waren niet van plan om nog los te laten.
‘Ach, wat zal het ook’, gromde Harm. Hij gooide de telefoon naast de haak, nam Debbies hoofd tussen zijn handen en gaf zich de volgende twee uur volledig aan haar over.