Het volgende moment kwam Bruno binnen. Het meisje was niet bij hem.

Michel begon tegen Bruno te praten, razendsnel en deels in argot, ik kreeg maar een paar woorden mee. Krachttermen, Peter, geld. Bruno raakte meer en meer opgefokt en Michel ook.

Ik werd bang en stond op. 'Ik wilde jullie niet in de problemen brengen. Maar ik wist ook niet wat ik anders moest doen. Ik kan niet bij Eric terecht. Ik ben... Ik weet het gewoon niet meer.'

Bruno leek helemaal niet meer te luisteren. Hij zag me niet eens meer staan en stond te stuiteren van de adrenaline, misschien van de coke of wat het ook was dat hij gebruikt had, en hij uitte alleen nog maar krachttermen. Ineens, zonder waarschuwing, sprong Bruno naar de deur en schreeuwde dat hij naar Peter ging om zijn geld te halen. Hij lardeerde zijn voornemen met nog veel meer gevloek.

'Je blijft hier,' hoorde ik Michel zeggen.

Bruno was al weg.

Michel haastte zich achter Bruno aan. Ik griste mijn jack van het bed, rende mee de gang op, en zag hoe Michel Bruno inhaalde, hem niet-zachtzinnig vastgreep en op hem in begon te praten. Bruno trok zich los en begon te schreeuwen, naar mij, naar Michel.

Michel greep hem weer vast en trok hem mee terug naar de kamer. Ik verstond nog niet de helft van wat hij tegen Bruno zei. Ze spraken door elkaar heen, en ik bleef bij de deur staan, zwijgend, omdat ik niet wist wat ik kon doen om Bruno te kalmeren.

Michel zelfwas ook verre van kalm.

Ik had het idee dat ik weg moest, eventjes, om hen met rust te laten, en liep de gang op, naar het toilet. Ik bleef er staan, hoorde Michel en Bruno gedempt praten terwijl ik in de spiegel keek en mezelf tot rust probeerde te manen.

Ik was bang. Bruno was in alle staten. Michel had zijn emoties veel beter onder controle, maar ook hij was ziedend. Het lukte me niet rustiger te worden en ik liep terug de gang op, waar ik bijna tegen Bruno op liep, die de trap af snelde. Tegelijkertijd kwam Michel naar buiten, die de deur achter zich in het slot trok.

'Ik ga met Bruno mee,' zei hij, terwijl hij snel naar het trappenhuis liep. 'Anders komen er ongelukken van.'

Ik haastte me achter hen aan.

'Wees alsjeblieft voorzichtig, Peter is echt gevaarlijk,' riep ik.Michel gaf geen antwoord, maar bleef me aankijken terwijl hij naar buiten liep, de straat overstak, waar Bruno ongeduldig de auto startte en de motor liet gieren. Met mijn armen om me heen geklemd keek ik toe hoe Brunos auto Rue Charles de Gaulle uitreed en net voor het stoplicht op het kruispunt op rood sprong, links afsloeg.

Tien minuten later stond ik nog steeds als verlamd op het trottoir naar het kruispunt te staren. De tijd was opgehouden te bestaan. De wereld, elke vorm van realiteit. Ik was als verdoofd, niet in staat om me te bewegen, alsof ik me in een andere dimensie bevond.

Langzaam begon het tot me door te dringen wat ik in gang had gezet. Het was een fout geweest om hiernaartoe te gaan. Wat ging er nu gebeuren?

Wat heb ik gedaan?

Ik liep trillend terug naar mijn auto en zocht naar mij n autosleutels. Terwijl mijn vingers in mijn jaszak graaiden, voelde die vreemd licht en leeg. Ik probeerde mijn andere jaszak. Leeg. De sleutels zaten in de binnenzak.

Maar mijn portemonnee was weg.

Het zonlicht dat door het raampje van mijn cel valt geeft aan dat het ochtend is geworden. Het is de derde dag dat ik hier ben. De afgelopen nacht heb ik geen oog dichtgedaan, alleen maar liggen luisteren naar mijn eigen ademhaling.

Ik voel me nog steeds ziek en zwak, maar mijn hersenen werken weer. Ik begin rustiger te worden, gelaten.

Peter is vermoord. Hij is dood. Wat is er gebeurd? Hoe? Wie? De onzekerheid vreet aan me. Bruno was opgefokt, maar Michel was... razend.

Ik had Michel niets moeten vertellen. Ik had mijn mond moeten houden. Of misschien had ik mee moeten gaan, hen niet samen moeten laten vertrekken. Dan was het misschien anders...

Had ik iets kunnen doen om het te voorkomen?

Ik ga rechtop zitten met mijn armen om mijn knieën en concentreer me op het rechthoekige raam dat grenst aan het plafond. De warmte van de zon is hier niet voelbaar, maar wel zichtbaar, een langgerekt vlak dat een deel van mijn cel en bed verlicht.

De portemonnee, mijn portemonnee, de rechercheur heeft er gisteren veel vragen over gesteld, ze bleven er maar over doorzagen, alsof het echt belangrijk was. Een bewijsstuk. Hebben ze huiszoeking gedaan bij Michel en daar mijn portemonnee gevonden? In dat geval moet Michel verdachte zijn. Denken ze dat ik mee heb geholpen? Wat weten ze, wat hebben ze allemaal gevonden?

Als ze Michels kamer hebben doorzocht, dan hebben ze Peters huis net zo goed overhoop gehaald. Zijn administratie, zijn computer, zijn mobiele telefoon...

Ik haal mijn vingers door mijn haar, dat vol klitten zit en droog en broos aanvoelt.Ze hebben de foto gevonden. De foto van Michel en mij. Dat is hun link: mijn portemonnee bij Michel thuis en een foto van Michel en mij op Peters mobiele telefoon.

Maar waarom hebben ze niets over Michel gezegd? Helemaal niets? Heb ik me dan vergist toen ik dacht dat ik Michel hoorde schreeuwen, de eerste nacht in deze cel? Dis rien... 'Zeg niets. Ik zou gezworen hebben dat het Michels stem was. Maar ik weet het niet zeker.

Ik ben bang.

Mijn leven is voorbij. Ik ben medeplichtig aan moord.

Eric zal te weten komen dat ik een verhouding had. Of hij weet het al.

Ik sta er alleen voor. Helemaal alleen.

Het vreemde is dat ik niet eens zo over mezelf in zit. Isabelle en Bastian. Mijn kinderen, mijn alles, mijn hele wereld.

En Michel. Mijn god, alsjeblieft, laat het Bruno geweest zijn. Niet Michel.

De celdeur gaat open. Ik kijk op. Een politieagent die ik niet eerder heb gezien, staat in de deuropening. 'Madame Jansen?'

Ik sta houterig op van het bed. Nog een ondervraging? Komt hij vertellen dat ik een advocaat mag bellen?

'U mag naar huis.'

Ik kijk hem ongelovig aan.

Eric staat in de hal van het politiebureau. Hij rent op me af, drukt me bijna plat. 'Simone, wat een toestand.' Zijn stem is doortrokken van emotie. 'Ik probeer al drie dagen bij je te komen, niemand liet me bij je...'

Hij duwt me van zich af en neemt me in zich op. 'Lieverd, hoe is het met je? Hebben ze je goed behandeld?'

'Jawel, alleen... ik was zo bang.'

'Kom, we gaan, weg hier.'

Eric blijft me vasthouden, een arm om me heen, hij knijpt in mijn zij, drukt me tegen zich aan en leidt me naar buiten. De schittering van het zonlicht tegen de zandstenen gevels doet bijna zeer aan mijn ogen.

'Hoe is het met de kinderen?' vraag ik.

'Prima. Ik heb ze verteld dat je naar Nederland was.'Hij kijkt me recht aan, ik wilde ze niet...'

ik begrijp het.'

'Eric... Hebben ze... Wat hebben ze allemaal aan je gevraagd?'

'Wie?'

'De politie.'

'Ze zijn twee keer bij ons geweest, een kerel, hoe heet-ie... Phi- lippe Guichard. Zo'n donkere vent, een echte Fransoos.'

'Wat wilde hij weten?'

Eric schudt zijn hoofd alsof hij het liever allemaal wil vergeten. 'Alles. Wat ik weet van Peter, hoe lang hij bij ons gewerkt heeft, hoe het liep met de betalingen...'

We zijn bij de auto aangekomen. Erics ogen staan waterig, zie ik nu, zijn oogwit is bloeddoorlopen en zijn huid ziet grauw. Hij heeft amper geslapen. Net als ik.

'Simone... het spijt me zo wat ik allemaal heb gedaan. Dat gedoe met Peter. Kijk wat het heeft gebracht.

Terwijl ik Eric in zijn ogen kijk, zie ik dar hij niets weet.

Helemaal niets.

Hoe kan dat? De foto, mijn portemonnee.

Eric maakt het portier voor me open en ik ga zitten. Doe automatisch mijn gordel om en leg mijn hoofd tegen de hoofdsteun.

Hij schuift naast me en kijkt me aan. 'Het is zo onwerkelijk, Simone.'

Ik knik, maar ik weet niet goed welk deel van deze waanzinnige emotionele achtbaan hij als surreëel heeft ervaren. 'Wat is er gebeurd, Eric, ik bedoel...'

'Dat weet je niet?'

Ik schud mijn hoofd. 'Ze... ze hebben me niets verteld.'

Eric klemt zijn handen om het stuur en staart nietsziend voor zich uit. 'Claudia vertelde me dat toen ze thuiskwam, Bruno en Mi- chel langs haar heen renden en ervandoor gingen in Bruno's auto. Binnen vond ze Peter. Hartstikke dood. Ze heeft de politie gebeld en die hebben Michel en Bruno nog voor Bordeaux klem kunnen rijden. Ze waren onderweg naar Spanje, naar de bergen... Die arme vrouw. Zoiets wens je niemand toe... Michel heeft hem in koelen bloede doodgeslagen.' Hij heft zijn handen om zijn woorden kracht bij te zetten. 'Doodgeslagen, Simone.'

Ik blijf als verlamd zitten en concentreer me op mijn ademha- ling.

'Bruno heeft nog spullen weggehaald uit het huis,' gaat Eric verder. 'En ze hebben dingen vernield. Zijn televisie en dvd-speler, mobiele telefoon, zijn computer en laptop, volgens Claudia hadden ze zo'n beetje het halve huis kort en klein geslagen. Het was een slagveld daarbinnen. Als je zoiets leest in de krant denk je: wie dóét zoiets nou? En verdorie, die jongens die het gedaan hebben... ik kén ze. En goed ook. Dacht ik.'

Ik kan Eric niet aankijken. Alles valt op zijn plek.

Mobiele telefoon vernield. Computer, laptop: alle mogelijke back- ups.

Ik klem mijn kaken op elkaar maar ik kan me niet inhouden, ik moet het weten. 'Hoe... hoe weten ze dat Michel het gedaan heeft?'

'Hij heeft gisteren bekend.'

Ik sluit mijn ogen. 'Waarom, Eric?' Mijn stem klinkt vreemd zacht, bang.

'Geld. Wist je dat Peter die jongens de helft van de tijd niet eens uitbetaalde? De facturen die hij aan ons uitschreef, komen niet eens voor in zijn boekhouding. Die jongens zijn geen van allen verzekerd, de meesten werken gewoon zwart. Peter had schulden bij mensen in Baskenland, criminelen. Dit speelt al veel langer, schijnt het, ze hadden hem al op de korrel. Ik schaam me dood, Simone. Ik had naar je moeten luisteren toen je zei dat je geen goed gevoel bij hem had. Ik ben te ver doorgedraafd met alles.'

Eric slaat zijn armen om me heen en kust me zacht op mijn voorhoofd. 'Hopelijk kunnen we hier volgend jaar om lachen. Dat je vastgezeten hebt.' Een glimlach op zijn gezicht, die meteen verdwijnt. 'Claudia kan niet meer lachen. Ze is haar man kwijt.' Zijn hand zoekt mijn bovenbeen. 'Meid, je weet nog niet half hoe blij ik ben dat ik je weer zie, dat je er bent. Ik kan er nog steeds niet over uit dat we een stel criminelen over de vloer hebben gehad. Peter met zijn fraude. Het zet het verhaal van Betty wel in een ander daglicht,hè. En Bruno en Michel. Vooral Michel. Het was zon aardige jon gen.'

'Hoe... hoe is het nu met hen?'

Eric neemt de autosleutels uit zij n zak en steekt ze in het contact. 'Michel en Bruno?'

Ik knik.

'Ze zijn verhoord, ze hebben hier op het bureau gezeten, net als jij, en ze zijn vanochtend weggebracht naar de gevangenis in afwachting van het proces. Het ziet er niet best uit voor ze. En terécht.'

'Wanneer komt het voor?'

Eric kijkt me fronsend aan. Haalt dan zijn schouders op en start de auto. 'Dat kan wel een halfjaar of zo duren,' zegt hij, terwijl hij in de buitenspiegel kijkt en de straat op rijdt. 'Het schijnt nogal ingewikkeld te liggen. Bruno wordt aangeklaagd wegens geweldpleging, mishandeling, vernieling, huisvredebreuk en diefstal. Dat gaat hem twee, drie jaar kosten. Michel is echt de sigaar. Hem wordt hetzelfde ten laste gelegd, plus doodslag. Vijf tot acht jaar staat hem te wachten, dacht die Guichard.'

Ik kijk Eric niet aan. Zijn woorden denderen als een sneltrein door mij n hoofd. Elk woord raakt me.

Vijf tot acht jaar...

Ik slik en wrijf met mijn handen over mijn gezicht.

'Het zou een verzachtende omstandigheid kunnen zijn,' gaat Eric verder, 'dat die jongens besodemieterd zijn door Peter. Jarenlang zijn ze aan het lijntje gehouden, schijnt het.'

De Volvo jaagt door de straten. Ik kan er nog steeds niet bij dat ik vrij ben, echt vrij. Ik kan me bewegen, ik kan uitstappen als ik wil, naar huis gaan, het licht zelf aan- en uitdoen. Televisie kijken. Met Bleu gaan wandelen.

Ik hoef niet meer bang te zijn voor Peter.

'Hebben ze hem daarom... Ik bedoel... Hoe wisten ze... Hoe zijn ze erachter gekomen dat Peter geld achterhield?'

'Weet je dat niet?'

Ik kijk hem verwonderd aan. 'Nee.'

Eric schakelt naar de vierde versnelling. De heuvels worden hoger, de bebouwing schaarser. 'Michel heeft me gebeld, vrijdagavond. Ik heb her je nog verteld toen je thuiskwam, maar je voelde je ziek, weetje nog? Misschien dat het je daarom niet is bijgebleven. Hij belde me om te vragen of ik Peter betaald had, en ik heb daar natuurlijk bevestigend op geantwoord. Hij zei dat Peter tegen de jongens had gezegd dat we geldproblemen hadden, en hij daarom niets had gebeurd.'

'Vrijdagavond?'

'Ja. Michel belde net een kwartier of zo voor jij thuiskwam van boodschappen doen. Volgens mij zat hij in een auto.'

Wc zijn bijna thuis. De wielen razen over het asfalt. De onwaarschijnlijk blauwe lucht steekt aftegen het groen van de bossen en de weilanden. Beige koeien staan in groepjes onder bomen in de schaduw.

'Wat hebben ze gedaan? Wat hebben ze je allemaal gevraagd?' zegt Eric ineens.

'Het ging om mijn portemonnee. Ik weet niet waarom ze daarover door bleven gaan, ik... ik begreep het niet.' Mijn adem stokt in mijn keel. Meer kan ik niet zeggen. Ik moet het horen van Eric.

'Die man, die rechercheur,' zegt Eric, 'verontschuldigde zich wel dertig keer dat hij je heeft laten arresteren en vast heeft gehouden. Ze hadden je portemonnee gevonden, vlak bij Peters lichaam, met Peters bloed erop. Bij Michels jas. Die lag daar ook.'

Ik sla mijn handen voor mijn mond. 'Wat?'

'Met Michels vingerafdrukken,' gaat hij door. 'En die etterbak heeft tijdens de verhoren toegegeven dat hij je portemonnee gejat heeft, 's middags, op de laatste werkdag. Omdat hij zonder geld zat. Gejat, jouw portemonnee! En dan de brutaliteit om me 's avonds nog te bellen. Ongelooflijk! Die jongen loopt maandenlang bij ons het huis in en uit en ineens doet hij zoiets.'

Ik klap in elkaar. Michel moet mijn portemonnee bij zich gestoken hebben. Ik weet vrijwel zeker dat die bij hem op bed uit mijn zak is gevallen. Misschien was Michel bang dat ik die zou vergeten mee te nemen en thuis wat uit te leggen zou hebben...

Ik sluit mijn ogen en zie Bruno voor me, briesend, in zijn auto. Michel die me aankijkt en die zich naar de auto haast. Hij heeft hem bij zich gestoken en er niet meer aan gedacht. Er steekt een mes recht in mijn buik. Het draait en het poert en het snijdt en het doet meer pijn dan alle pijn die ik ooit heb gevoeld. Michel heeft me vrijgepleit. Volledig. Hij heeft alle schuld op zich genomen.Epiloog

Eric en de kinderen zwemmen in het meer. Isabelle heeft kleurige Mickey Mouse-zwembandjes om, Bastian ligt op een knalroze luchtbeden knijpt de randen fijn. Ze slaken gilletjes. Ze lachen.

Eric speelt dat hij een haai is. Met veel omhaal zwemt hij naar hen toe, trekt enge gezichten, duikt onder en duwt het luchtbed van Bastian omhoog. Bastian gilt het uit van plezier.

'Kom je erin?' roept Eric me toe. 'Het water is heerlijk!'

Ik schud mijn hoofd, ik ga wat te drinken halen.'

Ik draai me om en loop omhoog, de heuvel op.

Op het hoogste punt blijf ik staan. De heuvels rollen zich voor me uit, als golven in een oceaan, in blauw, grijs en violet. Hoog boven me doorkruisen vliegtuigen de wolkeloze lucht. Zwaluwen maken duikvluchten en stijgen weer op, ik hoor de krekels tsjirpen.

Ik adem diep in en sla mijn armen om mijn bovenlijf.