De hele ochtend was ik in de weer geweest. Ik kon geen rust vinden. Een paar keer had ik Eric gebeld, zowel gisteren als vandaag, die me vertelde dat zijn moeder als een hoopje ellende tussen de zieken- huislakens lagen amper kon praten. Haar ogen stonden helder, had hij gezegd, maar ze sprak wartaal en gaf de indruk dat ze dat zelf ook wel besefte, want ze was opstandig en boos. Volgens de verpleegster die hij had gesproken was dat goed, ze had veel vechtlust, en nu was het een kwestie van afwachten in hoeverre haar lichaam kon herstellen van de beschadiging die het had opgelopen.
De aardappels stonden op het vuur. Ik waste veldsla en sneed kerstomaatjes doormidden. Het koken, me concentreren op het snijden, hakken en schillen, bracht me een beetje tot rust. Het prettige van uitgebreid koken is dat je je hoofd er steeds bij moet houden. Je kunt niet aan iets anders denken of even wat anders gaan doen. Koken werkte prima voor me. Ik had al wekenlang geen boter meer gebruikt om in te bakken, alleen nog maar olijfolie. Volgens Antoine, die veel wist van de Franse keuken en me enorm stimuleerde en opbouwende kritiek had, kon je een lijn trekken door Europa, ter hoogte van de Bourgogne. Dat was volgens hem de bo- tergrens. Daarboven, dus in Noord-Frankrijk, België en Nederland, bakten mensen met boter. Daaronder met olie.
De twee dagen zonder Eric waren vrij tam geweest. De telefoon was amper gegaan. De jongens deden hun werk en lieten me zoveel mogelijk met rust. Michel leek me te ontzien, hij hield me 's ochtends en s avonds zijn wang voor en dat was het. Ondanks dat bleef dat gekus confronterend. Wat onderhuids broeide nam niet af, het werd alleen maar afgedekt door een doof gevoel dat ik er nu alleen voorstond, in een vreemd land, en dat mijn schoonmoeder van wie ik zoveel hield in een ziekenhuisbed op duizend kilometer afstand lag te vechten om beter te worden.
De kinderen waren onder de indruk. Oma was ziek, en dat vonden ze een eng idee.
'Gaat ze dóód?' had Bastian gevraagd.
'Nee,' had ik geantwoord, 'ze gaat niet dood, maar ze is erg ziek. Ze kan voorlopig niet meer lopen en niet zo goed praten, maar ze kan beter worden.'
De kinderen hadden woensdagavond op de valreep nog ieder een tekening voor haar gemaakt, die Eric in zijn koffer had gestoken en die nu boven mijn schoonmoeders ziekenhuisbed hingen.
Peter had zich een beetje over me ontfermd. Nu er geen man in huis was, leek hij die rol op zich te willen nemen. Hij vroeg me regelmatig of ik hulp nodig had, gaf me complimenten, betrok me bij de bouw. Ik raakte steeds meer op hem gesteld.
Ik goot de aardappels af en liet ze afkoelen. Deed wat olijfoliemet-citroen in de bakpan en gesnipperde uitjes en knoflook. Verdeelde daarna stukjes kipfilet over de pan en roerde alles om totdat het vlees overal dezelfde lichte kleur had. Kneep in water gewelde rozijnen en abrikozen wat uit en deed ze erbij. Roerde alles nogmaals om, strooide er een beetje zeezout over en deed er sinaasappelsap bij . Het siste. Ik zette het vuur wat lager en begon de stomende aardappels in plakjes te snijden.
Vanavond, misschien al eerder, zouden Gerard en Erica aankomen. Dat was een geruststelling. Ik was doodmoe. Een beetje steun was meer dan welkom. Ik vroeg me wel af hoe het praktisch gezien allemaal in zijn werk moest gaan, want wat ik had onthouden van Erica's enthousiaste verhalen over hun stacaravan in St. Hilaire was dat die maar twee slaapkamers had. Eén met een tweepersoonsbed en één met een eenpersoonsbed. Ik kon natuurlijk altijd Isabelle en Bastian in het eenpersoonsbed laten slapen en zelf op een bank gaan liggen. Of op een luchtbed. Bleef over wat te doen met Bleu. Op veel campings waren honden helemaal niet welkom.
De voorbije nachten had ik moeite gehad om in slaap te komen. Ik had liggen luisteren naar de gel uiden buiten, maar Bleus aanwe zigheid had me gerustgesteld. Als een vreemd geluid hem niet alarmeerde, dan moest het wel in de omgeving passen. Overdag zwierf Bleu een beetje rond over het terrein. Ik was hem verschillende keren gaan zoeken en maakte me meer dan eens zorgen dat hij de benen had genomen, maar hij dook steeds weer op, kwispelend, tong uit de bek en met pretlichtjes in zijn ogen. Tussen de middag was hij steevast bij de eettafel te vinden, omdat hij altijd wat toegestopt kreeg. In de namiddag wist hij dat ik de kinderen ging halen en stond hij ons al op te wachten aan het einde van de oprit. Bleu was helemaal op zijn plaats bij ons.
'Honden zijn verboden op de camping,' zei Erica. 'Verdorie, wat rot nou...'
We zaten aan de grote tafel buiten, de zon scheen en we dronken koffie.
Gerard aaide Bleu over zijn kop. 'Kun je die hond niet gewoon hier laten?'
'Nee,' zei ik. 'In het huis zitten nog geen deuren en de caravan is veel te klein.'
'Goh,'zei Erica, terwijl ze haar kopje terugzette op tafel. 'Ik sta er eigenlijk van te kijken dat jullie een hond hebben.'
'We hebben hem nog niet zo lang.' Ik dacht onwillekeurig terug aan de veel te grote duster van Jeanette in Libourne. De gedachte alleen al deed me een beetje kleuren, ik voelde het, maar niemand sloeg er acht op.
'En je hebt hier, in jullie eigen caravan, geen extra slaapplaatsen? Zodat wij hier kunnen slapen?'
'We hebben een twijfelaar en een stapelbedje,' reageerde ik. 'Eventueel kan ik bovenin gaan liggen, jullie in ons bed en Isabelle en Bastian bij elkaar in het onderste bed.'
Bastian hoorde het. Hij zat met een autootje te spelen onder de tafel. 'Ik ga echt niet bij Isabelle in bed liggen,'was zijn protest.
Vanuit het huis klonk een oorverdovend kabaal. De radio stond op zijn hardst en kraste.
Erica keek langs me heen naar het huis. 'Gaat dit elke dag zo?'
Ik knikte. 'Van 's ochtends vroeg tot 's avonds een uur of acht.' 'Ook in het weekend?'
'Nee, van maandag tot en met vrijdag.'
'Zij n Eric en jij wel eens een avond weg geweest, eigenlijk? I k bedoel, zonder de kinderen?'
'Nee. Nooit. Dat gaat ook niet, we hebben geen oppas. Nog niet. Maardat komt allemaal nog wel.'