Ik bleef meer dagelijks over verbazen dat ik hier nu woonde, duizend kilometer van 'huis', en dat deze overrompelende, duizelingwekkend mooie natuur om me heen onze tuin was. Misschien dat ik er eens aan zou gaan wennen. Op dat punt was ik nog lang niet aanbeland.
Ik maakte een wijde vlinderbeweging met mijn armen, net zoals vroeger, op het strand, toen ik nog een kind was en zulke bewegingen nog acceptabel werden gevonden. Ik glimlachte en bleef glimlachen. Gelukzalig, terwijl ik langzaam met mijn armen door het gras streek en de zachte halmen voelde kriebelen langs mijn huid. Ik sloot mijn ogen.
Sommige mensen denken dat je de aanwezigheid van iemand zou kunnen voelen. Het zou worden geregistreerd door een zintuig, dat niets te maken heeft met zicht, gehoor en reuk. Dit volstrekt onmeetbare en nog onbekende zintuig signaleert de nabijheid van een mens, en het waarschuwt je als iemand je observeert. In een tram, thuis als je alleen bent, en buiten. Overal. Wetenschappers hebben dit fenomeen bestudeerd en in hun oneindige wijsheid de conclusie getrokken dat het niet mogelijk kan zijn.
Ik deed mijn ogen open. Kwam een beetje omhoog, ongelovig nog, omdat ik aan mezelf twijfelde.
Michel stond naar me te kijken. Zijn handen in de zakken van zijn afgetrapte trainingsbroek, waar de rand van een grijze boxershort bovenuit stak. Daarboven geen T-shirt, geen hemd. Alleen huid. Hij leek er al even gestaan te hebben en deed geen moeite om dat te verbergen. Een geamuseerde glimlach verdween langzaam van zijn gezicht. Hij absorbeerde me met zijn ogen.
'Het is mooi hier,' zei hij.
'Eh. .. ja,' reageerde ik.
Daarna zei hij iets, heel zacht, wat ik niet goed verstond. Ik dacht dat hij zei: Jij ook. Jij bent ook mooi. Maar zeker was ik er niet van en ik wilde hem niet vragen om het te herhalen, omdat ik me zo al opgelaten genoeg voelde, me geneerde omdat hij me gezien had tijdens een nogal persoonlijk moment van ontspanning, waarvan zelfs Eric niet wist dat ik dat wel eens deed.
Het volgende moment draaide hij zich om, zonder te groeten of nog iets te zeggen, en liep terug, heuvelopwaarts, in de richting van het huis. Soepel, zonder enige zichtbare moeite. Ik bleef hem met mijn ogen volgen, tot hij als een vage stip achter de heuvel verdween.
Michel was terug.
'Mama, ik heb het warm.' Bastian keek me ongelukkig aan, zijn wangen kleurden een beetje.
Isabelle en Bastian hadden vrij van school; de leraren staakten en waren nu ergens in de stad aan het demonstreren. Het was me ontgaan waar het specifiek om ging, meer vrije uren, meer salaris, of beide.
Ik had de kinderen papieren stiften gegeven en was nu het vijfde konijntje aan het tekenen voor Isabelle en de derde auto voor Bastian. Ze kleurden ze steeds slordiger in en ik wist dat ik hen niet lang meer rustig kon houden. Ze wilden naar buiten, iets gaan doen, ze werden ongedurig, maar de helft van de mannen zat nu op het dak en er viel zonder enige waarschuwing regelmatig een stuk steen of een dakpan naar beneden. Het was te gevaarlijk bij het huis. Misschien moest ik Bastian en Isabelle zo maar eens meenemen naar de stad, boodschappen gaan doen.
Ik keek op mijn horloge. Dat ging ik niet meer redden. Het was elfuur, bijna spitsuur, dus we konden pas na de lunch weg. Even bekroop me een licht gevoel van paniek. Hoe kon ik in 's hemelsnaam de kinderen van het huis weghouden als ik tegelijkertijd een volledige maaltijd op tafel moest zetten?
'Ik wil naar het meer,' zei Isabelle.
'Ja,' zei Bastian. 'Zwemmen!'
'Voor zwemmen is het nu te koud,' reageerde ik.
'Het is helemaal niet koud!'
'Nee, maar toch is het geen zomer meer, en we kunnen vandaag niet zwemmen.'
Bastian kraste over de tekening met een groene stift. 'Wanneer gaan we weer naar Nederland?''Als het huis klaar is.'
Twee paar ogen keken me verschrikt aan. 'Dat duurt nog honderd jaar!'
Ik glimlachte en stopte een lok haar bij lsabelle achter haar oor. 'Nee hoor, veel eerder. Ik denk dat we met de kerst al naar Nederland gaan. Dan kunnen we bij opa en oma logeren. Leuk hè?'
Bastian zei even niets, lsabelle bleef me recht aankijken. 'Ik vind het hier helemaal niet leuk, mama. Ik wil terug naar huis.'
Haar klacht sneed dwars door mijn hart. Ik mocht er niets van laten merken. Voor Eric was het een groot, spannend Frankrijk- avontuur, hij deed waar hij al jaren van droomde. Mijn droom moest nog uitkomen, als het huis en de gastenkamers klaar waren. Maar voor lsabelle en Bastian was deze move werkelijk een hel. Daar was ik me terdege van bewust, en tegelijkertijd wist ik dat ik er niet in moest meegaan, want als ik mijn twijfels uitte, het medelijden dat ik zo sterk voelde ook daadwerkelijk aan hen toonde, dan was het hek van de dam. Ik moest positief blijven tegenover de kinderen, ongeacht wat ik zelf voelde. Of dacht.
'Dit is ons huis, schat. Hier wonen we. En het wordt echt heel leuk, geloof me maar. Jullie krijgen straks weer een eigen kamer, en een hele grote speelkamer. Met een eigen televisie en een dvd-spe- ier, en een kast met boeken.'
'Mama,' zei Bastian ineens, op verwijtende toon, 'jij en papa hebben gezegd dat er een zwembad zou zijn, en dat wc een hond kregen en dat hier altijd de zon scheen... En dat (s helemaal niet zo!' *
Dit ging de verkeerde kant op. 'Mama moet nu even eten maken voorons allemaal, en daarna gaan we naar de stad. Dan gaan we ook even langs de Gifi, dan kunnen jullie een klein cadeautje uitzoeken.'
Ja, cadeautjes.. .je kinderen kopen. Hoe diep kun je zinken, Simone.
'Voor hoeveel euro?' was Bastians reactie.
'Vier.'
'Kun je daar een auto van kopen?'
'Bij de Gifi denk ik wel.'
'En een Action Man?'
'Nee, dat denk ik niet. Maar een auto gaat wel lukken.'
Daar was hij tevreden mee. Voorlopig.
'Willen jullie hier alsjeblieft blijven, in de caravan, als mama het eten maakt?'
'Maar het is hier warm!' zei Isabelle.
Ik zette een van de klapraampjes verder open, en vervolgens nog eentje zodat de lucht beter kon circuleren. Het werkte allemaal niet echt vlot en ik moest behoorlijk doorduwen, terwijl ik met één knie op het bed van Isabelle steunde. Die caravan en ik, dat kwam nooit meer goed. Ik kon al die mensen niet begrijpen, die voor hun plezier de vakantie in een caravan doorbrachten.
'Nu is het niet meer warm.' Ik keek hen allebei indringend aan. ' Kan ik ervan op aan dat jullie in de caravan blijven?'
Ze knikten gedwee, maar ik was niet overtuigd.
'Je mag echt niet naar het huis komen, daar is het nu te gevaarlijk, er kunnen stenen naar beneden vallen.'
'Papa en zijn vrienden zijn er ook,' protesteerde Bastian.
'Die zijn groot, jullie zijn nog klein. Jullie moeten het me echt beloven.'
'Mag ik dan een Action Man?'
Ik zuchtte. 'We zien wel als we in de stad zijn.'
Ik liep de caravan uit en om het huis heen en was er weinig gerust op dat ze inderdaad in de caravan bleven. Dit werkte zo niet, dit werkte voor geen meter. Ik kon mezelf niet in tweeën splitsen. Drieën zelfs: de telefoon ging in de keuken en niemand nam op. Ik besloot het ding te laten gaan en vanavond aan Eric te vragen of het mogelijk was om een kabel door te trekken naar de caravan.
Op de binnenplaats botste ik bijna tegen de steiger op. Bruno, de jongen met de piercing, stak zijn hand op. ' Bonjour , Simone.'
'Bonjour , Bruno.'
De namen van de jongens zaten er inmiddels goed in. Ik had hen beter leren kennen tijdens de gesprekken tussen twaalf en twee. Ik sprak vooral met Antoine, die de moeite nam rustig te praten, het dialect en het verwarrende verlan (waarbij woorden achterstevoren worden uitgesproken, mateloos populair bij onze ploeg) achterwege liet, en me regelmatig verbeterde, zodat ik steeds meer begon te wennen aan de taal en tegelijkertijd ook meer woorden leerde.
Ik legde mijn hoofd in mijn nek. Arnaud en Pierre-Antoine zaten boven op het dak. Achter hen, ik zag net een beetje van zijn warrige blonde haar, zat Eric. Het zag er levensgevaarlijk uit, op die hoogte. De rest van de ploeg was nergens te bekennen.
Ik liep naar de keuken en deed de diepvrieskist open. Koos voor een zak ingevroren broccoliroosjes van twee kilo. Schudde driekwart van de inhoud in een pan, deed er water bij, wat boter en zout, en zette de pan met deksel op het vuur. Vandaag kwam er iets op tafel wat indruiste tegen alle vormen van culinaire genoegens: gehaktballen. Ik had ze gistermiddag al gedraaid en gebakken toen ik hoorde dat de kinderen vandaag vrij zouden zijn en hoefde ze alleen nog maar even op te warmen. Terwijl ik me omdraaide om het gehakt naast het gasstel te zetten, verscheen Michel in de deuropening.
Ik liet de schaal bijna vallen.
Isabelle zat op zijn schouders. Ze hield met twee handen zijn voorhoofd vast en keek even schuldbewust als Bastian, die er bedremmeld bij stond en zijn vingers in Michels trainingsbroek gehaakt hield.
Michel grijnsde. 'Ze liepen op de binnenplaats.'
Hij bracht zijn handen naar boven, zocht Isabelle en zette haar voor zich op de grond. Door de beweging ving ik een vleug op van het wasmiddel dat hij gebruikte, of wat het ook was, het was een geur die bij hem paste en die een verpletterend effect had op mijn biologische systeem.
Ik probeerde Michel verder te negeren en richtte me op de kinderen. Dat lukte maar half.
Bastian maakte zich op voor een confrontatie, hij ging beschermend voor zijn zusje staan. 'Het is te warm in de caravan, en Isabel- le zit steeds op mijn tekening te krassen.'
'Niet! Jij bij mij!'
'Jij begon!'
'Jongens, rustig nu.' Ik nam Bastian bij de arm om hem te kalmeren. 'We hadden samen iets afgesproken, jullie zouden in de caravan blijven en dat hebben jullie niet gedaan.'
Bastian trok zich los. 'We willen helemaal niet binnen blijven, we willen zwemmen!'
Ik keek omhoog, in een impuls, om steun te zoeken en dat had ik heter niet kunnen doen. Michel hing tegen de deurpost, een hand op zijn bovenarm, een geamuseerde grijns op zijn gezicht. 'Kan ik iets doen?'
Ik keek van de kinderen naar Michel en weer terug. 'Eh... nee, dank je, ik red het wel.'
De broccoli kookte. Ik schoof de deksel een stukje opzij zodat de stoom weg kon.
'Blijven jullie dan wel hierin de keuken?' vroeg ik.
'We vervelen ons, mama.'
Ik keek langs Isabelle naar de deuropening. Michel was verdwenen.
'Ik begrijp heel goed dat jullie je vervelen, maar ik moet nu koken. En jullie kunnen hier niet rond gaan lopen, want dat is echt gevaarlijk. Zal ik zo de tv aanzetten? Met een koekje en wat drinken?'
Dat had effect.
Ik zette het vuur lager, trok een pak koekjes uit een kastje, nam Isabelle aan de hand en liep met een boog om het huis terug naar de caravan. Ik liet mijn kinderen over aan de zorg van Nickelodeon en een pak koekjes, en ik wist nu al dat ik hun vanmiddag toch een cadeautje zou geven om mijn schuldgevoel af te kopen. Super nanny zou hier hebben ingegrepen, resoluut. Ik wist het allemaal wel, in theorie. Maar theorie en praktijk zijn twee verschillende dingen.
Aan tafel kwam een gesprek op gang waar ik niet aan deelnam. Het ging snel, ik volgde er maar een paar woorden van, net genoeg om te begrijpen waar ze het over hadden. De voortgang van de bouw, natuurlijk, vervolgens iets over president Chirac, het verenigd Europa of het gebrek daaraan, en bekende mensen die ik niet kende.
Michel keek naar me. Kleine lachrimpels tekenden zich af om zijn ogen als hij mijn blik ving. Ik deed mijn uiterste best een beleefde, afstandelijke glimlach te faken. Hoe sterker ik de indruk wilde wekken dat er werkelijk helemaal niets aan de hand was, hoe minder dat scheen te lukken. Een martelgang.
Werktuiglijk schepte ik wat voor mezelf op. Een beetje broccoli en wat friet, geen vlees en geen saus. Ik proefde niets, het smaakte allemaal hetzelfde en het kostte me moeite het op te eten. Mijn mond was gortdroog en mijn maag had zich samengeknepen.
Eric was druk in gesprek met Peter, nu in het Nederlands. Het ging over zaken waar ik niet over mee kon praten (de voor- en nadelen van bepaalde metaalsoorten en koppelstukken). Ik besloot me te richten op Isabelle en Bastian, maar was me bij elke beweging die ik maakte en elk woord dat ik uitsprak bewust van Michels aanwezigheid.
'Hé, Simone, hoor eens wat Peter te vertellen heeft.'
Ik draaide mijn hoofd om naar Eric en Peter.
Peter haalde zijn hand door zijn krullende haar. 'We liggen voor op schema. Als alles mee zit, dan slapen jullie met een week of drie in het huis.'
Dat was goed nieuws. Herstel: dat was geweldig nieuws.
'Het ziet er nu nog niet zo uit,' ging hij door, 'maar het dak is eind deze week klaar. Dan gaan we de balken erin leggen. De vloeren zijn nog een dag of twee werk en dan kan het afwerken boven beginnen.'
'Het zichtwerk,'verduidelijkte Eric. 'Behangen, schilderen, stuken.'
'We hebben net afgesproken dat we eerst drie slaapkamers in orde maken voor jullie.'
'Provisorisch,' viel Eric hem bij. 'We slapen zolang in de linkervleugel en gaan verder aan de benedenverdieping. Dan kunnen we die op ons gemak aanpakken en écht mooi maken. En als dat klaar is, gaan we ons woongedeelte doen.'
De rechterzijde van het huis, met de toren, werd ons woonhuis. Er was nog nauwelijks aan gewerkt. Het werk had zich toegespitst op de linkervleugel en het dak.
'Fijn,' zei ik. 'Dus we hoeven deze winter niet in de caravan?'
'We moeten nog wel wat regelen voor de verwarming. Volgens Peter kan het hier 's winters tien graden vriezen, dus verwarming is geen overbodige luxe.'
De zon scheen over de gedekte tafel, verwarmde mijn rug en wierp langgerekte schaduwen van de werklui over de borden en schalen. Winter leek me iets abstracts, als iets uit een andere wereld. 'Tien graden vorst?' vroeg ik.
'Afgelopen jaar wel,' zei Peter. 'We hebben het toen behoorlijk druk gehad met geknapte waterleidingen, heel wat mensen zijn in de problemen gekomen. Het is al die tijd dat ik hier woon nog niet zo koud geweest.'
'Dus, lieverd,' resumeerde Eric, 'nog een week of drie doorbijten en we slapen weer in ons eigen bed.'
'Geweldig.' Ik keek om naar het huis. Steigers tegen de gevel, . overal puin, hout, gereedschap, kledingstukken die her en der waren uitgetrokken en neergegooid naarmate de dag vorderde en de zon feller was gaan schijnen.
'En ramen en deuren?' merkte ik op.
'Da's een dagwerk,' antwoordde Peter. 'We hebben ze al op maat besteld. Het is een kwestie van erin zetten. Jullie hebben geluk, de basis van het huis is goed. Bij oude huizen weet je nooit wat je tegenkomt, dus ik was voorzichtig met de planning, maar het schiet lekker op.'
Ik schrik op uit mijn lethargische toestand. Even weet ik niet meer waar ik ben, tot ik de muur tegenover me zie. Groen. Met spreuken, krassen. Fuck the police, staat er boven de stalen toiletpot gekerfd.
Ik moet zijn ingedommeld. Hoe laat het is, weet ik niet. Mijn horloge heb ik af moeten geven, vanochtend, bij binnenkomst. Een agente heeft me gefouilleerd. Mijn horloge, kassabonnetjes die nog in mijn jaszak zaten, de huisdeursleutel en parkeermunten werden meteen in een aparte zak gedaan en gelabeld. Ik moest mijn schoenen uitdoen. De agente peuterde de veters eruit, stopte ze bij de rest van mijn bezittingen en gaf de veterloze gympen aan me terug. Ik moest een formulier ondertekenen. Een andere agent zette er een stempel op. Half en half had ik verwacht dat ze me een overall zouden geven. Oranje, zoals je wel eens ziet in Amerikaanse films. Maar ik draag nog steeds mijn eigen kleren: een T-shirt van Esprit, een lange, wijde katoenen rok. En veterloze gympen.
De voetstappen komen dichterbij. Ergens diep in me flakkert het rond in mijn bewustzijn: de ondervraging. Ze komen me halen voor het verhoor. Ik begin sneller te ademen.
Wat moet ik zeggen? Of moet ik juist helemaal niets zeggen? Alles wat ik denk te weten van dit soort situaties heb ik opgedaan uit Amerikaanse tv-series: You have the right to remain silent. Everything you say, can and will be used against you in the court of law.
Zeiden ze zoiets vanochtend, bij de arrestatie, in het Frans? Ik kan het me niet meer herinneren, alleen Erics blik, zijn verbijstering, is me bijgebleven.
Zijn vrouw, verdacht van moord.
Een jaar voor ze stierf vertrouwde mijn oudtante me haar grootste wens toe. Ze wilde rolschaatsen, als een kind. Buiten, langs de huizen op het trottoir, pirouettes draaien, opéén voet.
Ze vertelde het, alleen aan mij.
Ze deed het niet.
In plaats daarvan trok ze wandelschoenen aan en ging met de hond lopen.
'Simone?'
Ik liet de vaat van het ontbijt voor wat hij was en liep naar buiten.
Eric, Peter, Antoine en Michel stonden op de binnenplaats. Het was warm, het moest zeker vijfentwintig graden zijn, terwijl het al oktober was. De voordelen van de emigratie naar een zuidelijk land begonnen zich nu geleidelijk te ontvouwen.
'Ben je druk bezig?'
'Niet echt.'
'Zou jij dan misschien naar Biganos willen rijden, om die koppelingen en buizen te halen voor de cv-ketel en de kachel? Peter heeft vanochtend naar Gérard Millechamps gebeld en het spul ligt klaar, zeiden ze.'
'Biganos? Waar is dat?'
'Ten zuidwesten van Bordeaux,' antwoordde Peter, alsof me dat iets zei. 'Richting zee,' voegde hij eraan toe. 'Het is heel gemakkelijk, het ligt langs de A66, als je Arcachon aanhoudt op de snelweg bij Bordeaux, kom je van zelf een bord Biganos tegen.'
Ik was nooit verder geweest dan de ringweg Bordeaux, en dan
alleen nog met Eric achter het stuur.
'Het is anderhalf uur rijden,' zei Eric. 'Misschien iets verder. Ik had ze graag zelf gehaald maar ik wil vanochtend eigenlijk liever verder met die balken, dan kunnen we morgen de nieuwe erin leggen en misschien een begin maken met de vloeren. Als jij die koppelingen nou haalt, dan kunnen we daar vanmiddag mee verder. Michel heeft net aangeboden met je mee te rijden om de spullen te controleren, ze zijn er schijnbaar nogal slordig.'
Ik bleef als aan de grond genageld staan.
Michel vermeed oogcontact en verplaatste zijn gewicht van zijn ene naar zijn andere voet. Uiteindelijk kreeg ik er iets uitgeperst. 'Moet. .. Michel niet gewoon werken?'
'Hij heeft last van zijn knie, dus we hebben toch niet veel aan hem,' antwoordde Peter.
Antoine en Peter liepen weg, naar een van de bestelbusjes.
'Vergeet je je chequeboek niet?' zei Eric, terwijl hij hen volgde. 'Michel weet waar het is, hij is er vaker geweest.'
'Eric?'
Hij draaide zich om, op één been. 'Ja?'
'Kan Michel niet alleen gaan? Ik kan dat bedrijf bellen om te vragen wat het kost, en hem een uitgeschreven cheque meegeven.'
Eric kwam teruggelopen. Hij boog zich naar me toe. 'Ik wil niet uitsluiten dat een deel van de spullen niet in orde is. Michel kan dat controleren. En dan staat die jongen daar met een cheque waar een te hoog bedrag op staat.' Hij keek me een seconde onderzoekend aan. 'Doe nou even niet zo moeilijk, Simone. Het is een rechte weg volgens Peter, bijna allemaal snelweg, heel makkelijk.'
Eric dacht dat ik ertegen opzag om te moeten rijden. Alles wat ik nu nog tegen zou werpen, zou gaan opvallen.
Ik knikte onwillekeurig en liep weg, om het huis heen naar de caravan. Naar Biganos, anderhalf uur rijden (of langer), met Michel naast me, om koppelingen en buizen te halen. Natuurlijk. Niets aan de hand. In de beslotenheid van de caravan dook ik weg in het douchehokje en keek in de spiegel, controleerde of er geen zwarte vegen mascara onder mijn ogen zaten en of mijn haar goed zat. Vervolgens borstel- de ik obsessief mijn weerspannige haar en vroeg me af of deze persoonlijke verzorging midden op de dag verkeerd kon worden uitgelegd. Ik keek naar de tandenborstels en besloot dat een keer extra poetsen geen kwaad kon.
Mijn hart bonsde in mijn keel. Van alle mannen die hier rondliepen, moest uitgerekend Michel mee naar Biga... Hoe heette het ook alweer?
Ik haalde het chequeboek uit het laatje, pakte mijn tas en liep naar de auto.
Michel stond er al naast. Ik vroeg me af wat er in hem omging. Een fractie van een seconde keek hij me aan,en ik wist genoeg.
Gérard Millechamps s.a.r.l. lag op een industrieterrein net buiten Biganos en bestond uit wit damwandprofiel met een groot hek eromheen. Dat hek was gesloten en de parkeerplaats was leeg.
Ik stopte de auto net voor het hek. Michel stapte uit en liep naar de intercom, keek vervolgens op een plastic bordje dat ernaast hing. Ik zag aan zijn houding dat hij geïrriteerd was. Hij kwam terug en stapte in. 'Gesloten.'
'Geslóten?'
Hij haalde een schouder op. 'Het is vijf over twaalf. Ze zijn lunchen tot half drie.'
'O, nee...'
'Als we geen file hadden gehad bij Bordeaux, hadden we het makkelijk gehaald. Domme pech.'
'Is er niemand die ons even kan helpen? Ik bedoel... kun je niet iemand bellen, of zo? Dat kunnen ze toch niet maken? We hebben twee uur gereden.'
'Heeft geen zin, er is niemand. Vergeet het maar.'
Wat nu? Terug naar huis? Dat was bijna twee uur rijden. En dan moesten we weer terug. Zinloos.
'Laten we gaan lunchen,' hoorde ik Michel zeggen. 'Ik lust wel iets.'
Toen ik zichtbaar twijfelde, voegde hij eraan toe: 'Rij maar door, naar Arcachon.'
Automatisch zocht ik mijn gsm en toetste ons vaste telefoon- nummer in om Eric te laten weten dat we oponthoud hadden. Ik liet de telefoon tien keer overgaan, elf keer, twaalf keer. Niets. Erics mobiel bellen had geen zin. Ik had hem net nog op de oplader zien liggen in de caravan.
'Bel je naar huis?'
Ik knikte.
'Die telefoon horen ze toch niet, ze zijn boven bezig met de balken.'
Ik probeerde het nog eens. Geen gehoor.
Ik startte de auto. ' Ik probeer het later nog eens.'
We vonden een vrij tafeltje onder een blauw met witte luifel van een restaurant dat Le Pirate heette en uitzicht bood over de promenade, het strand en het water. Het menu was een allegaartje. Pizza, gekookte mosselen, pannenkoeken, hamburgers, salade met exotische vruchten en mozzarella.
Het zat behoorlijk vol voor oktober, voornamelijk met Bordelais, dacht Michel uit de tongval van de medegasten af te leiden: mensen uit Bordeaux voor wie Arcachon aan de Atlantische Oceaan was als Deauville voor de Parijzenaren.
Michel kon het weten, hij was hier in de buurt geboren en opgegroeid. Ik wilde graag meer weten maar hij dirigeerde het gesprek op zaken die me in het normale leven nauwelijks boeiden (Franse dialecten, die schijnbaar niet zo sterk van elkaar afweken als de dialecten in Nederland; Fransen konden elkaar door het hele land heen verstaan), maar me nu mateloos fascineerden omdat de informatie uitzijn mond kwam. Michel had een prachtige stem. Een rollende r, een diepe a die steevast eindigde in een soort kreun. Hij sprak een beetje hees, en ook een beetje langzaam en hij zocht naar eenvoudige woorden omdat hij wist dat ik hem anders niet kon volgen. Ik dronk zijn woorden naar binnen, net als de sangria van het huis die de serveerster bij wijze van welkomstdrankje op ons tafelblad had gezet.
'Het accent uit Marseille herken je zo. ze verlengen elk woord aan het einde van een zin. Dus bij een woord dat eindigt op een f krijg je bijvoorbeeld effe.'
'Ik ken de taal nog niet zo goed om dat verschil te kunnen horen.'
'Als je het eenmaal weet, hoor jij het ook, geloof me.'
'Ik zal erop letten, voortaan.' Ik nam nog een slok van mijn san- gria en kauwde op een klein stukje appel dat met de slok meekwam.
Het prettige aan deze situatie was dat ik Michel ongegeneerd kon bekijken; als je met iemand praat is het gebruikelijk dat je hem aankijkt, of je tenminste op zijn gezicht focust. Er waren bovendien geen bekenden bij. Niemand die de interesse die we in elkaar toonden zou kunnen opvallen.
Ik kon niets aan hem ontdekken wat me niet aanstond. Hij was mooi, mannelijk, zat lekker in zijn vel, zijn spieren had hij niet van een sportschool, en hij liep er bovendien niet mee te koop. Ik kreeg niet het idee dat hij ijdel was. Je kon van werklui niet verwachten dat ze hun beste kleren droegen op karwei, maar vaak hadden ze iets aan wat ze op een vroeger moment mooi hadden gevonden, en dus kon je door die werkkleding toch meer over hen te weten komen. Zo bestond Erics werkbovenkleding uit twee verwassen roze polos van Lacoste en een Gaastra-trui met een ritssluiting die kapot was, die de periode markeerden waarin hij zich aan golf" had gewaagd om ook recreatief met zijn klanten te zijn.
Michel droeg een vaal zwart shirt en een grijze trainingsbroek, niet bepaald couture, en ik had hem ook eerder niet kunnen betrappen op speciale merkkleding die zijn lichaam accentueerde. Dat deze verwassen kleding dat toch deed, was onbedoeld en waarschijnlijk te wijten aan mijn gekleurde perceptie.
'Waar jullie wonen,' zei hij, 'daar maken ze een lange e van alles wat eindigt op ai. Dus je sais, ik weet, wordt je séé, nietje sè. Dat hoor je heel goed aan Arnaud, die komt uit Bergerac.'
'Vind je dat interessant, taal?' vroeg ik, omdat het me ergens wel verbaasde dat dit hem schijnbaar bezighield.
Hij haalde verontschuldigend zijn schouder op. 'Niet in het bijzonder, het is gewoon zo.'
Het gesprek werd onderbroken door de serveerster die de bestel- ling op kwam nemen. Na een korte blik op de menukaart koos Michel voor een hamburger met friet. Ik nam een salade omdat ik bang was dat mijn maag niets vets kon verdragen.
'Je kunt goed opschieten met Bruno, toch?' vroeg ik, toen de ser- veerster het restaurant in liep.
'Bruno is als een broer voor me. We wonen in hetzelfde huis.'
'Wonen jullie samen?'
'Nee, hij woont op de begane grond en ik op de eerste etage. Het is een voormalig ziekenhuis waarin ze kamers verhuren. Sinds de komst van de universiteit in de stad zijn er heel veel oude gebouwen op die manier opgeknapt en bewoonbaar gemaakt.'
'Dus wonen er veel studenten bij jou in huis?'
Hij lachte. 'Studenten, werklozen, drugsverslaafden, illegalen, van alles en nog wat. Het voordeel is dat als je wat nodig hebt, maakt niet uit wat, je altijd wel ergens kunt aankloppen.'
Ons gesprek deed onnatuurlijk aan. Het was misschien voor iemand die oppervlakkig naar ons keek niet zichtbaar, maar er lag een onderbewuste nervositeit in, een spanning, alsof we het allebei niet echt interessant vonden wat we bespraken, maar eerder bang waren dat een stilte de onderliggende motieven bloot zou leggen.
Mijn blik gleed van zijn gezicht naar zijn borst, zijn schouders, bovenarmen, handen, die kundig een shagje draaiden, en weer terug.
Onder de tafel stootten onze knieën zo nu en dan tegen elkaar aan, en dat sorteerde een verontschuldigende glimlach van Michel en een nerveus gegiechel van mijn kant - waar ik me mateloos aan ergerde omdat ik voelde dat ik mijn verstand aan het verliezen was.
'Heb je het naar je zin, zo, met het werk dat je doet?'
Hij trok een schouder op en hield zijn hoofd scheef om zij n shagje aan testeken. 'Het gaat. Het is hard werken, zeker in de zomer,als het warm is. Vorig jaar hadden we twee weken boven de veertig graden, als je dan buiten op een steiger staat te hakken in een gevel, dan is dat zwaar. Maar ach. Ik heb een baan, te eten, een dak boven mijn hoofd, een paar goede vrienden. Het is een fijn team, en Peter en zijn vrouw zijn heel fijne mensen, dus ik klaag niet.'
Ik vroeg me af of hij over twintig jaar nog steeds dit werk zou doen, zoals Arnaud. Michel leek me er te intelligent voor. Maar ik wist niets van het Franse schoolsysteem en ik kon hem dan wel vragen naar zijn opleiding, het antwoord zou ik toch niet begrijpen.
Er werden twee borden op tafel gezet, een mandje met warme harde broodjes en een fles water.
'Kan ik u nog twee sangria's brengen?' vroeg de serveerster, terwijl ze de lege glazen weghaalde. Voor ik kon protesteren had Mi- chel al ja geknikt en was ze weer verdwenen.
'Ik moet nog rijden,' siste ik.
Hij keek op zijn horloge. 'Pas over anderhalfuur. Je eet nu wat, het is straks wel gezakt.'
Ik prikte in de salade en besloot alles op te eten. Niets te laten staan. Vanochtend had ik weinig gegeten. Snel een kant-en-klaar broodje naar binnen gewerkt, een soort cakeje eigenlijk, met jam erin. 'Twee koffie, een jus d'orange, dat was het. Ik werd aanhalig van drank, lichtjes ongeremd, en de combinatie Michel en drank was dus zoiets als problemen actief opzoeken.
De salade zou me normaal gesproken geweldig gesmaakt hebben maar deed me nu niet veel. Het leek of mijn maag was dichtgeknepen, al mijn smaakpapillen waren verdoofd. Dat was al een poosje zo. 's Avonds, als de jongens naar huis waren, kon ik prima eten en er ook echt van genieten. Met Michel in de buurt lukte het gewoonweg niet. Mijn weegschaal stond nog ingepakt in een doos in de container, maar ik had het idee dat ik een paar kilo kwijt was geraakt.
Michel sprak niet meer. Met zijn eetlust was niets mis. Hij scheurde een van de broodjes in tweeën en reikte me een helft aan.
Het was een klein gebaar, maar het typeerde de intimiteit die in het afgelopen halfuur was gegroeid. Die er misschien altijd al was geweest, vanaf het moment dat wc elkaar voor het eerst zagen, een 'klik' die op een lager, onbewust niveau had plaatsgevonden.
Ik duwde die gedachte weg. De sangria steeg me naar het hoofd. Misschien kon ik nu beter wat water drinken.
Michel schonk een glas water in en zette het naast mijn bord.
Nu kon hij ook al mijn gedachten lezen.
Ons gesprek viel stil. Michels bord was leeg, en het mijne ook, op wat blaadjes sla en te harde olijven na.
Hij keek me aan. 'Koffie?'
'Goed.'De serveerster van Le Pirate, een vrouw van rond de vijftig, was een natuurtalent. Ze verscheen meteen en werkte de glazen en borden in een rap tempo weg, behalve de glazen met water. Ze moest gewend zijn aan werken onder druk, als het hier in het zomerseizoen wemelde van de toeristen en dagjesmensen, en de klanten snel moesten worden geholpen zodat er plaats vrijkwam voor de volgende ronde.
Ze bracht twee kopjes espresso en de rekening. Ik legde mijn creditcard erop. Michel trok zijn portefeuille (eentje van canvas met een klittenbandsluiting) en legde er drie euro bij. De serveerster kwam terug met een pen en een bonnetje. Ik tekende.
Het minuscule kopje koffie was met drie slokken weggewerkt en ik liet het chocolaatje dat erbij geserveerd werd voor wat het was.
Daarna dronk ik mijn glas water leeg om de sterke smaak weg te spoelen en zag dat Michel hetzelfde deed.