'Dat geloof ik niet, nee.' Hij hief een vinger. 'Maar er zijn mensen mensen als ik, dunkt me - die geen volmaaktheid wensen te vinden.'
'Waarom niet?'
'Omdat het leven alleen kan bestaan in een staat van voldaanheid. Soms denk ik dat de dood de enige staat van volmaaktheid is die we kunnen bereiken.'
'En de Boeddha dan?'
'Ik ben de Boeddha niet,' zei de Jian peinzend. 'En jij, Jongere Broer, ook niet.' Nu leek hij bedroefd, alsof duisternis hem bedekte als de mantel van de nacht. 'Je zult fouten maken als je ouder wordt. Dat doet iedereen. Maar je moet altijd doorgaan en leren van je fouten. Alleen als je ze herhaalt ben je een dwaas, niet als je ze maakt.'
De rest van de middag zaten ze in de brandende zon. Geen van beiden sprak in die lange uren; elk verkoos de zwijgende contemplatie waarvoor deze yuan was aangelegd.
De zomer werd herfst, en weldra werden Zilins dagen volledig door de school in beslag genomen. En bovendien was er in de familie sprake van dat ze in de winter naar het zuiden zouden gaan, misschien wel naar Shanghai. Toen hij weer eens kans zag naar het smalle laantje te gaan, merkte Zilin dat de houten deur naar de yuan op slot zat. Dat was heel ongewoon en met kloppend hart liep hij helemaal om de muur naar de hoofdingang van de villa.
Een vreemde man deed open. Hij was gekleed in de gewaden van een priester van het plaatselijk klooster.
'Ja?'
'Neem me niet kwalijk, Oudere Oom,' zei Zilin, terwijl hij probeerde langs de dikke buik heen te gluren, 'maar ik zoek de Jian van deze villa.'
De priester glimlachte. 'Daar kijk je naar.'
Zilin was stomverbaasd. 'Ik snap het niet. Ik kwam hier heel vaak. Ik -'
'O, je bedoelt zeker de vorige eigenaar.'
'De vorige?'
De priester knikte. 'Hij gokte nogal graag, heb ik begrepen. Hij verloor zijn yuan lin bij een spelletje fan tan. Daarna is het aangekocht door het klooster.' Hij ging een stap achteruit. 'Maar jij bent hier toch wel welkom, Jongere Broer.' Hij glimlachte sluw. 'Misschien valt hier voor jou meer te leren dan op school.'
Zilin was volkomen van zijn stuk. 'Maar de Jian,' vroeg hij klaaglijk.
'Waar is hij?'
De priester haalde zijn schouders op. 'Geen idee.' Opnieuw verscheen er een glimlach op zijn ronde gezicht. 'Nu, komen we binnen? Er zijn altijd lessen te leren ...'
Maar Zilin rende al over de stoffige straat, een blaffende hond op zijn hielen.
Ondanks al zijn inspanningen had hij de Jian nooit kunnen vinden. Dat was misschien maar beter ook. De Jian hoorde in zijn yuan, en Zilin gaf er de voorkeur aan zich hem daar voor te stellen, tussen zijn bamboeplanten en citroenboompjes, zijn lelies en oleanders. Hij had het lange, magere gezicht van een wijze, maar er zat altijd bruine aarde onder zijn nagels en de knieën van zijn broek waren altijd vochtig.
Als kind had Zilin het jammer gevonden dat hij niet iets tastbaars had meegenomen als aandenken - al was het maar iets kleins als de kiezel die de Jian op die hete augustusmiddag in het vijvertje had laten vallen. Nu was hij blij dat hij dat niet gedaan had. Wat de Jian in de yuan had geplant moest er blijven. Bovendien had hij iets dat veel waardevoller was dan een kindersouvenir: hij had zijn ideeën.
Gevoed door het concept van de yuan hadden deze ideeën Shi Zilin tot een zeer rijk man gemaakt. In zijn yuan had de Jian bekwaam gebruik gemaakt van kunstgrepen om iets te scheppen dat machtiger en duurzamer was dan illusie. Dat hadden de meeste mensen niet ingezien; daarom waren ze zo teleurgesteld als hij zijn geheimen onthulde: nu zagen ze alleen illusie. Maar Zilin had de waarheid gezien. Met zijn kunstgrepen had de Jian stemmingen en gevoelens gecreëerd. Wie de yuan betrad zonder kennis van zijn geheimen werd ontroerd en daardoor veranderd.
De jonge Zilin leerde begrijpen dat hij dezelfde kunstzinnige methode op zijn hele leven kon toepassen. Als je de mensen gaf wat ze wilden, had hij vastgesteld, gaf het geen zier of het allemaal namaak was. Wanneer ze aan hun lot werden overgelaten geloofden ze wat hen het beste uitkwam. Al deze gedachten kwamen goed van pas toen de tijd voor hem kwam om Suzhou te verlaten.
Shanghai was misschien wel de meest gunstig gelegen stad in heel China. Het was de enige grote haven in Midden-China die niet door bergen van het binnenland was afgesneden. Zo was de stad de poort naar de vruchtbare Yangzi-vallei, een van de rijkste gebieden van het hele continent. Het was ook gunstig dat Zilins vader, een briljant werktuigbouwkundig ingenieur, uit Suzhou was overgeplaatst naar de enige stad waar zijn bekwaamheden volledig tot hun recht zouden komen: Shanghai. Vóór het Verdrag van Shimonoseki was de vraag naar werktuigbouwkundig ingenieurs natuurlijk beperkt geweest, en men zou misschien kunnen zeggen dat Zilin zijn eigenschap om zijn tijd vooruit te zijn, van zijn vader had meegekregen.
Hoe dan ook, de economische revolutie die de Japanners in 1895 in gang hadden gezet, stelde de Shi's in staat uit het landelijke Suzhou te verhuizen naar de bedrijvige, gemoderniseerde Oosterse metropool, ook toen al China's dichtstbevolkte stad.
Naast meer geld en prestige voor zijn vader bood Shanghai Zilin en zijn broers een voortreffelijke opleiding. Hij en zijn jongste broer gingen naar de Futan Universiteit, terwijl de middelste broer de voorkeur gaf aan de Shanghai Universiteit voor Wetenschap en Technologie.
Zilins horizon werd aanzienlijk verruimd; hij leerde Engels, maakte talrijke vrienden, kwam in aanraking met buitenlandse duivels en de opvattingen niet alleen van zijn meerderen, maar vooral ook van zijn gelijken. Niets van al deze informatie ging echter het geleerde in de yuan van de Jian te boven. Maar het gaf er wel een nieuwe impuls aan. De Chinezen heersten niet over heel China, en dat was al enige tijd zo. Zilin vond de opvattingen van zijn medestudenten over de buitenlandse indringers even waardeloos als die van zijn hoogleraren. De ouderen geloofden in een soort Confuciaanse lijdzaamheid. Het Rijk van het Midden was van de Chinezen, was hun overtuiging, en op een dag zouden de Chinezen weer het hele land beheersen. In de tussentijd pleitten zij voor verdraagzaamheid in de betrekkingen met de buitenlanders. Zilins leeftijdgenoten daarentegen waren vrijwel zonder uitzondering militant. Zij wilden de buitenlandse duivel treffen met hun wraak voor werkelijke en ingebeelde vernederingen.
In zijn hart beschouwde Zilin hen allemaal als kortzichtige dwazen. Hij dacht er heel anders over. De Jian had hem geleerd niet bij fouten te blijven stilstaan, maar ze als historische lessen te beschouwen. En naarmate hij ouder en wijzer werd, was dat precies wat Zilin deed met de recente geschiedenis van zijn volk.
Hij werd al dadelijk getroffen door het feit dat de Chinezen door eigen zwakheid de macht over hun land aan de buitenlandse duivel waren kwijtgeraakt. De westerlingen waren wel zo handig geweest alle onenigheden binnen het in talloze klieken onderverdeelde Chinese politieke systeem uit te buiten en aldus de Chinezen voor hun eigen karretje te spannen. In het midden van de achttiende eeuw beleefde het Keizerrijk een periode van ongekende bloei. In veertig jaar groeide de bevolking met ongeveer honderddertig miljoen zielen. Landbouwhervormingen kwamen tot stand en nieuwe gewassen, zoals maïs en tabak, werden ingevoerd. Zowel de staat als particuliere ondernemers begonnen gebruik te maken van enorme massa's gesalarieerde arbeiders in de zijdespinnerij, metaalbewerking, pottenbakkerij, en dergelijke.
Maar met de welvaart kwam het verlangen naar expansie, en zo voerde het Keizerrijk oorlogen in het zuidwesten tegen de Burmanen en in Centraal-Azië tegen de Kalmukken. Voor niet-geïndustrialiseerde naties - zelfs als ze gedijen, zoals China deed - hebben oorlogen vaak meer negatieve dan positieve effecten. In dit geval werd de macht van de heersende Manchu's ernstig aangetast. En als reactie daarop nam de kracht van de tegenstanders van hun regime toe. De geheime genootschappen kwamen tot bloei.
Maar China had met meer te kampen dan binnenlandse conflicten alleen. Kort daarvoor was de Russische tsaar Siberië binnengevallen. In het zuiden zaten de Engelsen in India en de Nederlanders in Oost-Indië. Beide gebieden, die eeuwenlang een toevluchtsoord waren geweest voor emigranten die de armoede van de Chinese provincies Fujian en Guangdong wilden ontvluchten, werden nu, als gevolg van de recente bevolkingsexplosie, overspoeld door Chinezen.
Door deze emigranten en via andere bronnen waren China's nieuwe buren zich scherp bewust van de moeilijke positie van het land en ze waren gereed om toe te slaan.
De Engelsen, die in 1839 al lange tijd in Kanton waren, hielden zich driftig bezig met de illegale opiumexport, waarvan de winsten de tekorten op hun handelsbalans wegwerkten.
In dat jaar besloot Lin Zexu, een mandarijn, de buitenlandse duivel aan de kaak te stellen, in de hoop de snel verzwakkende greep van de Manchu's op het land te verstevigen. De Engelsen, doorkneed in oorlogvoering, lieten er geen gras over groeien. Westerse kanonneerboten voeren de Xijiang op en maakten de Chinese forten bij de monding ervan met de grond gelijk. In juni 1842 hadden de Engelsen Shanghai en Nanking ingenomen. Het daaruit voortvloeiende verdrag ontsloot vijf strategische havens voor de Engelse handel en, nog belangrijker misschien, leverde de Engelsen Hongkong op. Volgens Zilin had de regering op dit punt in hun geschiedenis aan de buitenlandse duivels moeten vragen hun strijdkrachten in China in te zetten om de politieke stabiliteit in het land te doen terugkeren. De Manchu's hadden de Engelsen kunnen gebruiken, net zoals de Engelsen hen hadden gebruikt, maar het hof had nooit veel aandacht aan buitenlanders geschonken en zag daar ook nu geen aanleiding toe. Het had het veel te druk met het neerslaan van de islamitische opstanden die tegen het eind van het decennium in Yunnan en Turkestan uitbraken. En niet veel later moest het zich teweerstellen tegen een nog ernstiger bedreiging van zijn bestaan.
De macht van de Tai Ping, een Chinese groepering, nam snel toe. Ze werden zo goed geleid dat ze al gauw de provincie Guang-xi in handen kregen en in 1852 had het geweld zich tot in Hankou verbreid. Nauwelijks een jaar later riep de leider van de Tai Ping, Hong Xiuquan, Nanking uit tot hoofdstad van de Tai Ping Tian Guo, het Hemelse Rijk van Grote Vrede. Hij begon edicten uit te vaardigen en marcheerde weldra naar het noorden om Peking in te nemen.
Terwijl de Manchu's hun handen dus vol hadden, maakten de Engelsen en de Fransen, die al hadden besloten hun handelsroutes in China uit te breiden, van de inwendige beroering van het land gebruik om een nieuwe militaire campagne in te zetten.
Het hof in Peking had de Tai Ping nog niet afgeslagen, of ze stonden oog in oog met de geladen geweren van de buitenlandse duivels. In het zuiden bereidde de Tai Ping zich alweer voor op een nieuwe aanval. In oktober 1860 marcheerden de Britse en Franse troepen naar Peking. Nog steeds hadden de Chinezen geen besef van de ernst van de Europese dreiging. En zo kregen de legers van de buitenlandse duivels opdracht de zomerpaleizen te brandschatten. Een vriend van Zilin was erbij geweest en vertelde hem later wat er van moment tot moment was gebeurd. De kostbaarste kunstvoorwerpen en gebeeldhouwde meubelstukken werden systematisch apart gezet om, zoals later bleek, naar koningin Victoria en Napoleon de Derde verscheept te worden. Toen dat gebeurd was kregen de soldaten vrij spel om de rest te plunderen. Maar de roofpartij liep enigszins uit de hand en om de razernij te bedwingen lieten de Engelse officieren de gebouwen in brand steken.
Daarna moest het hof alle eisen van de buitenlandse duivels inwilligen. Ze waren er eindelijk met hun neus op gedrukt dat hun heilige hoofdstad, in het hoge noorden, ver van alles wat er in Hongkong, Shanghai en Kanton gebeurde, even kwetsbaar was als de steden in het zuiden. Op grond van het Verdrag van Peking werden elf nieuwe havens voor buitenlandse handel opengesteld. Verder verkregen buitenlandse ingezetenen bepaalde privileges, zoals het recht op concessies, vrije toegang voor missionarissen, en extraterritoriale rechten.
In ruil hielpen de Europeanen de regering tegen de Tai Ping-opstand. In juli 1864 was Nanking weer in handen van de Manchu's. Maar de greep van de regering op het land was ernstig verzwakt.
Opnieuw, zo was Zilins overtuiging, kon men de Manchu's aanwrijven dat ze hun vijand niet hadden begrepen. Als ze maar genoeg spionnen op de Tai Ping hadden afgestuurd zouden ze hebben bemerkt dat de groepering na de nederlaag bij de poorten van Peking door onderlinge rivaliteit was verbrokkeld. Dan zouden ze hebben ingezien dat ze de buitenlandse soldaten niet langer nodig hadden.
Sun Tzu heeft geschreven dat iemand die oog in oog met zijn vijand staat, maar die, als gevolg van de arrogantie waartoe verheven positie en eerbewijzen leiden, of om een paar honderd goudstukken uit te sparen, nalaat geheime agenten te gebruiken, geen generaal is, en geen meester der zege. De Manchu's waren kennelijk geen volgelingen van Sun Tzu. Intussen werd het hof geconfronteerd met de opmars van de Fransen in een naburig land, Annam. In 1883 brak de oorlog uit in de zuidwestelijke provincies van China. Twee jaar later verwierven de Fransen handelsrechten in twee grenssteden. Nu was de ontleding van het eens zo grote land vrijwel voltooid. De Europeanen drukten in toenemende mate hun stempel op het land. Ze hadden land in pacht en in Peking hadden ze toestemming voor de aanleg van een spoorwegnet afgedwongen. De laatste stap was de verdeling van het land in 'invloedssferen'. Dat gebeurde vlak voor de eeuwwisseling. De Russen kregen het noorden, de Duitsers Shandong, de Britten de Yangzivallei, en de Fransen het zuidwesten. Maar de Yi He Tuan, de machtigste en meest xenofobische der Chinese geheime genootschappen, was in opkomst. Door de westerlingen werden ze
'Boxers' genoemd. Hun opstand in Peking aan de vooravond van de eeuwwisseling had tot gevolg dat het Keizerlijk Paleis voor het eerst door buitenlandse troepen werd bezet. Dat leidde weer tot de Revolutie elf jaar later en de stichting van de Republiek China.
Zilins opvattingen verschilden radicaal van die van zijn medestudenten. Hij haatte de buitenlandse duivels niet, maar hij kroop ook niet voor hen. Want hij zag hun aanwezigheid in zijn vaderland anders dan alle anderen. De Europeanen konden gebruikt worden, precies zoals zij de Chinezen hadden gebruikt. Dat had Zilin geleerd in de yuan van de Jian, waar hij had kennisgemaakt met de grote macht van menselijk ingrijpen. Waarom, dacht hij, zou ik hen kwijt willen, als ze zo nuttig voor mij en mijn land kunnen zijn?
Nadat de Boxersopstand was neergeslagen, beleefden de Europeanen in China een tijd van grote voorspoed. Maar in 1906 kwam daar onherroepelijk verandering in. De Japanse overwinning op Rusland klonk als het luiden van een grote tempelklok. De nagalm werd gehoord in China en schonk nieuwe geestkracht en vastberadenheid aan de revolutionairen aldaar. De belangrijkste van hen was Sun Zhongshan, die in het Westen bekend werd als dr. Sun Yat-sen. Hij was geboren in Kanton en genoot de steun van de Zuidchinese bourgeoisie. Maar wat belangrijker was, hij had Chinese studenten achter zich die in het Westen waren opgeleid, en voorts uitgeweken Chinezen die rijk genoeg waren om hem en het door hem opgerichte genootschap, de Tong Meng Hui, en later zijn partij, de Kwomintang, van geld te voorzien. Toen de Qing-keizerin, Cixi, in 1908 stierf, stond de regering er slechter voor dan ooit. Er was geen volwassen Qing aan wie ze de macht kon overdragen. In plaats daarvan wees ze de tweejarige Puyi als haar opvolger aan.
Het was onvermijdelijk dat deze ondoordachte stap hevig gekrakeel aan het hof veroorzaakte. De volgelingen van de regent, de vader van de kleine Puyi, voerden bittere strijd met die van de machtigste generaal aan het hof, Yuan Shikai.
In augustus 1911 besloot de regering, of wat daar nog van over was, de spoorwegen te nationaliseren. Dat was een slag in het gezicht van de Chinese kapitalisten, die prompt tot opstand leidde. De oproeren waren zo wijdverspreid en zo hevig dat het hof gedwongen was de hulp van generaal Yuan Shikai in te roepen. Maar de generaal, die begreep dat de wind uit een andere hoek ging waaien, schaarde zich liever aan de zijde van de revolutionairen. Hij wist wat hij deed, want in december van dat jaar kwam een delegatie van functionarissen uit alle provincies bijeen en koos Sun Zhongshan tot president. Maar dertig dagen later trad deze vrijwillig terug ten gunste van de generaal. De gebeurtenissen schenen hem gelijk te geven, want een maand later slaagde Yuan Shikai erin de troonsafstand van de laatste der Qing-keizers te effectueren. In ruil daarvoor werd hij tot voorlopig president van de nieuwe republiek benoemd. Maar toen verried de dappere generaal de Revolutie. Hij kon geen weerstand bieden aan de fantastische verlokking om zelf de keizerlijke troon te bestijgen en een nieuwe dynastie te vestigen. Hij ontbond de Kwomintang en het in het begin van 1913 gevormde parlement. Maar de weer oplaaiende interne conflicten verhinderden zijn troonsbestijging en hij stierf in 1916, nog altijd niet meer dan een onbehouwen soldaat. In Peking werd een papieren regering gevormd. Opnieuw kon deze als gevolg van het geharrewar weinig uitrichten. Een paar maal trachtte Sun Zhongshan in Kanton een, wat hij noemde, 'nationale regering' te vormen. Ten slotte slaagde hij erin de provincie Guangdong achter zich te krijgen, zodat althans daar de situatie zich stabiliseerde.
Dit alles vormde het decor voor Zilins liefdesgeschiedenis met de wilde Mai. Op die avond, l juli 1921 volgens de westerse tijdrekening, ontmoette hij haar in Shanghai op de oprichtingsbijeenkomst van de Chinese Communistische Partij. Maar zelfs het feit dat er overal om hem heen geschiedenis werd geschreven verdreef haar beeld niet uit Zilins ogen. Ze was vlak bij hem en toch onbereikbaar tussen de toehoorders. Hij werd hevig verliefd op deze revolutionaire vrouw met haar eigenaardig wilde inborst. Ze was nog erg jong, nog geen twintig, en een wees - wat volgens Zilin haar bepaald onvrouwelijke houding verklaarde. Maar in plaats van haar te mijden, zoals de meeste andere mannelijke partijleden deden, merkte Zilin - die meer uit nieuwsgierigheid dan uit ware revolutionaire geest de bijeenkomst bezocht - dat hij zich tot haar aangetrokken voelde. Hij was eenentwintig en in vrijwel alle opzichten wereldser dan zij, maar hij had een upper-class leven geleid dat rijk was aan cultuur. Zij niet, en misschien werd veel van de band tussen hen gevormd door haar vermogen om op eigen benen te staan. Ook zij kende de kracht van menselijk ingrijpen.
Op die avond had Zilin nog geen vermoeden van de werkelijke rol die de communisten in de toekomst van zijn land zouden spelen. Maar zijn scherpe neus voor historische gebeurtenissen had hem hier gebracht, en al was hij op dat moment dan ook meer getroffen door Mai dan door de geest van het communisme, hij was er niettemin.
Naderhand, toen hij genoeg moed had verzameld om haar te benaderen, zag hij haar voor het eerst van nabij. Ze was klein, met een tanige soepelheid die hem meer aan een jongen dan aan een vrouw deed denken. Ze was niet zozeer onvrouwelijk; het was meer dat er zoveel kracht in haar school. En kracht was voorbehouden aan mannen. Ten minste, dat had Zilin tot die avond gemeend.
'Ben jij lid ?' vroeg hij, toen hij zich naar haar toe had gedrongen. Hij wist niets beters te zeggen; hij had weinig ervaring met vrouwen.
'Ik ben assistent van Sun Zhongshan.' Haar ogen glansden door de hitte van de bijeenkomst, maar zonder die fanatieke gloed die Zilin tot nu toe kopschuw had gemaakt voor hen die de revolutionaire geest bezaten.
'Ik heb hem niet gezien,' zei Zilin. 'Maar er waren wel veel Russen.'
Ze hield haar hoofd schuin. 'Vind je dat zo vreemd?'
'Ik vind het belangwekkend. Ik zou er meer van willen weten.' Hij lachte vlug en nerveus. De zaal stroomde snel leeg; alleen de zure geur van zweet en verhitte opwinding bleef achter.
'Zullen we ergens gen praatje maken?' stelde Mai voor.
'Binnenkort,' zei ze, met haar handen om een grote porseleinen theekop,
'zal de Kwomintang opgaan in de Chinese Communistische Partij. Dat zal ons sterk maken. Het zal ons onweerstaanbaar maken.'
De tafel lag vol met de resten van rijst, gebakken garnaal, kip met champignons.
Opeens begon Mai te lachen toen ze naar de rommel keek.' Dit is het beste dat ik in jaren gegeten heb.' Ze klopte op haar smalle middel. 'Ik zit propvol.'
'Is dat geen fijn gevoel?' zei Zilin. 'Na een goed maal voelt men zich voldaan.'
Ze keek hem aan; de lach was verdwenen. 'Ik weet niet of het wel zo'n fijn gevoel is. Voldaanheid leidt tot zelfgenoegzaamheid. En daarvoor is er veel te veel mis in China.'
'Had je dan liever niet gegeten en de kok beledigd? Het is zijn handwerk waarover je nu een vonnis velt.'
Even dacht Mai dat hij serieus was en een vinnig antwoord lag op haar lippen. Maar toen ze zijn gezicht bestudeerde zag ze zijn verborgen olijkheid en moest ze wel lachen.
'Misschien heb je wel gelijk, Zilin,' zei ze. 'Alles heeft zijn tijd. Maar als je gedwongen bent geweest je vaderland te ontvluchten, zoals ik met Zhongshan heb moeten doen, wordt humor een broze en bijna vergeten eigenschap.'
'Ik zou menen dat er geen betere tijd voor humor is dan een tijd van tegenspoed.'
Ze knikte met stilzwijgende instemming. 'In Japan, waarheen we de wijk moesten nemen toen Zhongshans bittere strijd met de verrader generaal Yuan slecht verliep, was weinig humor te vinden. We vonden de Japanners een vreemd en vreselijk koud volk.'
'Maar toch verleenden ze jullie asiel toen jullie eigen mensen dat niet durfden. Dan moeten ze op zijn minst toch moedig zijn.'
'Hoe komt het,' zei Mai, 'dat jij overal een antwoord op hebt?'
Zilin schoot in de lach. 'Niet overal op. Dan zou ik allang een taipan van enorme macht en rijkdom zijn, en dat ben ik niet.'
'En wat ben je wel?'
Hij keek van haar mooie gezicht naar de deinende lichtjes op de drukke kade. 'Gewoon iemand met een heleboel vreemde ideeën.'
Voor beiden waren de wolken en de regen een ervaring van volmaakte intimiteit. Zilin had nooit een vrouw bemind, maar hij merkte dat hij niet bang was. Bij Mai voelde hij zich op zijn gemak, alsof de heftigheid die ze over hem uitstortte, groot genoeg was voor hen beiden. Zij was vurig, hij was teder, en deze mengeling, deze yin-yang, bracht haar in vervoering. Voordien had zij met haar gedrag in bed haar mannelijke partners - die geen van allen gewend waren aan zo'n agressiviteit bij een vrouw - tot onmacht gedreven, of ze hadden juist geprobeerd haar vuur te evenaren met een doorzichtigheid die ze weerzinwekkend vond. Dus hoewel Mai eerder seks had ervaren, was ze voor die nacht nog nooit opgestegen tot de extase van de wolken en de regen. Door haar kreten verloor Zilin alle zelfbeheersing en hij werd vervuld van het meest goddelijke genot. Later, in eikaars armen, spraken ze op de eerlijkste manier, vrij van iedere gekunsteldheid, waarvan ze nog nooit vrij waren geweest, zelfs niet bij mensen die ze als intieme vrienden hadden beschouwd.
Het zou daarom niet onjuist zijn om te zeggen dat ze op hetzelfde moment de betekenis van ware liefde leerden kennen: Mai, die vanaf de dag dat ze Sun Zhongshan ontmoette alleen had gehouden van het begrip van de Revolutie van de Drie Beginselen van het Volk - nationalisme, democratie, voedsel voor allen - en Zilin, die als enige liefde het begrip van het kunstmatige had gekend.
In die warme zomernacht zagen ze beiden dat hun begrip van de wereld en het leven bekrompen was geweest, dat er in plaats van slechts één brandende, overheersende liefde een hiërarchie van liefdes kon bestaan, alle in harmonie met elkaar. Voor twee zo eigenzinnige mensen was dit een openbaring van de hoogste orde.
Binnen drie maanden was Zilin geïntroduceerd in de wereld van Sun Zhongshan; binnen zes maanden waren hij en Mai getrouwd. Voor Zilin was Zhongshan een nieuwe openbaring. Deze medicus had zijn opleiding onder meer genoten op een Anglicaanse jongensschool in Honolulu en een medische faculteit in Hongkong. Het was duidelijk dat hij op eerstgenoemd instituut onder de invloed van het westerse denken en het christendom was gekomen.
In dat stadium kende Zilin hem niet goed genoeg om openlijk over zijn eigen plannen omtrent de buitenlandse duivels te spreken. Maar in verhitte discussies tussen hen drieën - hoewel er soms ook andere partijleiders als Hu Hanmin en Wang Chingwei aanwezig waren - verdedigde Zhongshan vaak het westerse standpunt. Bij die gelegenheden zoog Zilin zijn woorden als een spons op. Hij vond het uitermate fascinerend westerse filosofie en economische en politieke theorieën te vernemen door het filter van een oosterse geest, vooral zo'n briljante geest als die van de dokter. Dus het was niet verrassend dat Zilin al snel in zijn ban kwam.
Maar deze discussies verliepen niet zonder botsingen. Als de Russische communisten ter sprake kwamen stonden Zhongshan en Mai recht tegenover elkaar. Misschien had het Anglicaanse onderricht hem wat dat betrof
'gecorrumpeerd', zoals Mai zei.
Het punt was dat ze deze emotionele kwestie volkomen verschillend benaderden. Zhongshan beschouwde de communisten bijna vanuit een religieus standpunt. Mai daarentegen bezag hen louter in historisch perspectief. De Russische communisten, betoogde ze steeds opnieuw, bezaten de ware revolutionaire geest. Ze waren perfect georganiseerd, ze hadden onberekenbare macht, en ze waren bereid de Kwomintang door de pasge-vormde Chinese Communistische Partij heen te loodsen. Er was nooit bitterheid tussen de twee; daarvoor hadden ze te veel respect voor elkaar. Maar de dokter was vaak ergerlijk star in zijn houding. Dan citeerde hij de opinie van zijn adjudant, Tsjiang Kai-sjek, die fel gekant was tegen wat hij beschouwde als communistische interventie in de interne aangelegenheden van China.
Op een avond laat in de herfst, toen de regen tegen de ramen kletterde en sterren en maan onzichtbaar waren, wierp Mai ten slotte vol afkeer haar handen in de lucht. 'U bent onmogelijk!' riep ze boos. 'Zelfs Zilin heeft het licht van het communisme gezien.'
De dokter nam Zilin met zijn heldere ogen op. 'Zo? Vertel me dan eens, jongeman, watje ziet in die goddeloze beweging.'
Zilin dacht weer aan de kunst van het menselijk ingrijpen. 'Wel, me dunkt dat de Russische communisten twee waardevolle dingen bezitten die de Kwomintang volgens mij nergens anders kunnen krijgen.'
'En dat zijn?' vroeg Zhongshan kil.
'Ten eerste kunnen zij de Kwomintang organiseren, iets waar geen Chinees toe in staat is. Uw organisatie zal daardoor efficiënter en gestroomlijnder worden. Ik weet dat er geld van overzee binnenstroomt, maar elke bezuinigingsmaatregel kan ons alleen maar van pas komen.' Hij schraapte zijn keel. 'Ten tweede, en ik denk dat dat nog belangrijker is, kan het communisme de armen aanzuigen. U bent geboren in Kanton, dus ik hoef u niet te vertellen hoe erbarmelijk de economische toestand in de zuidelijke provincies is. Hongkong, Annam, Burma, India worden overspoeld door emigranten uit China die op zoek zijn naar middelen van bestaan. Dat is al tientallen jaren zo.
Als de Kwomintang zou opgaan in de Chinese Communistische Partij zou u de meerderheid van het land voor uw zaak kunnen winnen. Eerlijk gezegd geloof ik niet dat u op een andere manier de macht in handen kunt krijgen.'
'Ik was trots op je vanavond.'
'Trots?' Zilin begreep niet wat Mai bedoelde. Ze waren thuisgekomen na hun bezoek aan Zhongshan en Mai had meteen willen vrijen. De wolken en de regen waren zeer indringend, en Mai was zeer wild.
'Ja, schat.' Ze streelde zijn wang. 'Ik keek naar hem terwijl jij aan het woord was, ook al was ik haast net zo verbaasd als hij. Volgens mij heb je hem op de knieën gekregen.'
'Gelukkig,' zei Zilin. 'Ik ben op hem gesteld; ik geloof dat hij het beste met China voorheeft. Ik hoop dat hij slaagt.'
Mai lachte en omhelsde hem. 'Ik wist wel dat ik je zou overhalen. Achter jouw fa9ade ben je een ware communist.'
Zilin was ernstig geworden. 'Begrijp me niet verkeerd, Mai. Ik heb geen binding met het communisme. Ik sta er volkomen neutraal tegenover. Maar als een middel tot Zhongshans doel meen ik dat de Russen uitermate nuttig kunnen zijn.'
Mai begon te pruilen. 'Dus je kletste maar wat. Het was gewoon een stukje van jouw theorie over het menselijk ingrijpen.' De tranen stonden in haar ogen.
Zilin ging rechtop zitten, trok haar tegen zich aan. 'Luister goed, Mai. Wat maakt het uit hoe ik erover denk? Het gaat erom dat Zhongshan inziet dat de communisten hem kunnen helpen. Dat is de enige realiteit.'
Na een hele poos fluisterde Mai, half lachend, half huilend tegen zijn borst: 'En ik dacht dat ik je al kende.'
Later, toen ze over zijn woorden had kunnen nadenken, zei ze in het donker:
'Het werkelijke obstakel voor het samengaan tussen de Kwomintang en de Chinese Communistische Partij is niet Zhongshan zelf, maar Tsjiang Kai-sjek.'
Daar dacht Zilin over na. Hij had Tsjiang een paar maal ontmoet, had tweemaal langdurig met hem gesproken, en had daar beide keren een onprettig gevoel aan overgehouden. 'Wat weetje van hem ?' vroeg hij zacht.
'Hij is vierendertig,' begon ze. 'Hij is opgeleid aan een Japanse militaire academie en heeft ervaring opgedaan in een Japans frontregiment. Hij was op tijd in China terug om deel te nemen aan de opstand tegen de Manchu's. Hij vocht naast Zhongshan tegen generaal Yuan. Ze zijn zeer goed bevriend. Te goed, als je het mij vraagt.'
'Waarom zegje dat?'
'Omdat,' zei Mai bedachtzaam, 'ik een andere loyaliteit in hem bespeur naast de trouw die hij voor Zhongshan aan de dag legt.'
'Denk je dat hij in dienst staat van een vijand van de Kwomintang?'
'Nee, ik weet zeker van niet.'
'Zou hij Zhongshan verraden?'
'Niet bij Zhongshans leven,' zei Mai. 'Ik denk dat Tsjiang in Japan naast de kunst van oorlogvoering vooral geleerd heeft dat hij trouw moet zijn aan Tsjiang Kai-sjek. Ik denk dat zijn ambitie veel verder reikt dan deze revolutie. In zijn hart geeft hij niets om Zhongshans idealen voor het volk, al zegt hij van wel. Hij is een sterke man, met de inzichten van een sterke man.'
'Zhongshan heeft op dit moment behoefte aan een sterke man. Hij zal er een nodig hebben zodra hij aan de macht komt. Hij zal altijd beschermd moeten worden, Mai.'
'Ja.' Mai knikte en haar donkere haar golfde over haar gezicht, bedekte een wang. 'Maar door wie? Dat vraag ik me voortdurend af.'
Daarna probeerden ze te slapen, maar zonder succes. Na een hele poos draaide Zilin zich naar haar toe. 'Mai?'
'Ja, liefste.'
'Als mijn woorden de deur op een kier hebben gezet, zoals je zei, dan moet jij ervoor zorgen dat hij openblijft.'
'Je weet best dat ik dat zal proberen.'
'Goed,' zei hij. 'Want ik heb een idee waardoor Zhongshan van Tsjiang verlost kan worden en tegelijkertijd misschien een andere koers zal inslaan.'
'Dew neh loh moh! Hoe dan, bij alle goden?'
Zilin begon te lachen. 'Als Zhongshan eenmaal inziet dat het verstandig zou zijn de Russen te gebruiken, moet jij opperen dat hij zijn naaste adjudant, Tsjiang Kai-sjek, naar de USSR stuurt om kennis van militaire organisatie op te doen. Borodin zal hem met open armen ontvangen. Als Tsjiang bezwaar maakt, en dat zal hij natuurlijk doen, zou de dokter tegen Tsjiang kunnen zeggen dat hij beter zelf de nieuwe organisatie kan gaan bestuderen om die daarna hier in te voeren, dan dat de Russen hier komen en het voor hem doen.'
Mai kon haar lachen niet beheersen. Het ging onverminderd door tot de tranen over haar wangen rolden. Ze wierp haar naakte lichaam op dat van haar man en omhelsde hem.
En lachte weer, een geluid als donderslagen tegen de wanden van hun kleine kamertje.
In 1923 stuurde Zhongshan, gebruik makend van Zilins argument, Tsjiang Kai-sjek inderdaad naar Rusland om zich in hun organisatiemethoden te verdiepen. En een jaar later liet hij de Kwomintang opgaan in de Chinese Communistische Partij.
Met behulp van Sovjet adviseurs en materieel werd een nieuw, beter uitgerust leger op poten gezet, uitsluitend bestaand uit partijleden. De revolutionaire geest hing in de lucht en er heerste hernieuwd optimisme. Omdat Mai het steeds drukker kreeg met haar werk voor Zhongshan ging Zilin zijn licht opsteken bij andere vooraanstaande leden van de Kwomintang. Zijn eigen werk als klerk van de havenmeester liet hem veel vrije tijd, dus had hij er alle gelegenheid toe.
Het duurde niet lang voordat hij bevriend raakte met Hu Hanmin. Hu was al tweeënveertig, veel dichter bij Zhongshans leeftijd dan de meesten van zijn volgelingen. Hij was een lange, slanke man met een vriendelijk gezicht en een doorgaans zachte stem, die echter kon aanzwellen tot redenaarskracht wanneer dat nodig was. Hu Hanmin was een advocaat die Zhongshan en Mai had ontmoet toen hij in Japan studeerde. Zijn scherp, analytisch verstand was onmiddellijk gegrepen door Zhongshans revolutionaire geest en ze hadden snel vriendschap gesloten. Om die reden, en omdat hij zo goed met mensen kon omgaan, was Hu snel opgeklommen in de Kwomintang.
Vari alle medestanders van Zhongshan leek Hu het meest op de dokter. Net als Zhongshan was hij in wezen een humanist. Hij hield van het volk van China en geloofde erin. Zijn gebrek, als men het zo kon noemen, was dat hij de campagne tot de zege niet in militaire termen zag. Om die reden werd hij vaak bespot door Tsjiang Kai-sjek die, misschien terecht, in hem zijn grootste rivaal zag.
Zilin had grote bewondering voor Hu's snelle verstand. Hij was vaak de enige op de langdurige politieke bijeenkomsten die door de verstikkende webben van verschillende argumenten kon heen waden om tot de kern van de zaak te komen. Maar wat hem onbewust het meest in Hu trof was diens openheid van geest.
Zilins vader had maar weinig tijd voor zijn gezin gehad; de snel verwesterende stad Shanghai nam zijn tijd steeds meer in beslag. Hij was jaren lang de enige Chinees met voldoende opleiding of deskundigheid voor veel belangrijke projecten. In de eerste driejaar na de verhuizing van hem en zijn gezin naar Shanghai deden ook de Japanners en Europeanen voortdurend een beroep op hem.
Dus hij ging vroeg van huis en kwam pas laat weer terug, vrijwel altijd na het eten. In dat opzicht was het een zeer ontraditioneel gezin, want hij had zijn vrouw met klem verzocht om niet met eten te wachten tot hij er was. Maar toch at zijzelf pas als hij thuis was. Ze vond het al erg genoeg dat de kinderen niet wachtten. De oude Shi zag dat niet als gebrek aan eerbied, maar als een teken van de veranderende tijden.
Hoe dan ook, Hu had wel tijd voor de jonge Zilin. Ongetwijfeld zag hij in hem de vonk van genialiteit die al duidelijk begon te worden. Zo kwam het dat de twee 's avonds dikwijls door de kronkelende straten liepen en over de lange, bochtige kade die bekend stond als de Bund, om alles te bespreken wat er te bespreken viel.
Op een namiddag tegen het eind van 1924 brak Hu hun gesprek af. Hij was somber voor zijn doen en staarde naar de donkere masten, rondhouten en touwwerken in de haven. Het was koel en tamelijk droog, maar veel warmer dan in Peking, waar de winter heerste. In het noorden viel sneeuw die afkomstig was uit de Siberische toendra's, maar hier lagen de schepen als puntige silhouetten in de gezwollen rode zon. Bij de mond van de haven waren de reusachtige baggerschuiten nog aan het werk. Noodgedwongen was de scheepvaart voor ze stilgezet. Maar geen der taipan liet een woord van protest horen. Jaarlijks werden kapitalen uitgegeven om de slibafzetting te verwijderen die de haven ontoegankelijk zou maken voor de oceaanstomers die zo belangrijk waren voor de Chinese handel. Zilin keek naar de oudere man. Zijn genegenheid voor Hu was gegroeid sinds hun eerste ontmoeting en hij zag hem niet graag zo neerslachtig.
'Oudere Oom,' zei hij na een poosje. 'Zhongshan heeft me verteld dat het een westerse gewoonte is een probleem met je vrienden te delen.'
Hu glimlachte, maar er was iets grimmigs in zijn houding, waardoor Zilin verkilde.' Het is best mogelijk, Jongere Broer, dat men in andere, meer barbaarse culturen zo weinig respect voor de gevoelens van een vriend heeft dat men zijn pijn met hem deelt.' Hij haalde zijn schouders op. 'De wereld zit vreemd in elkaar.'
'Toch kan ik misschien van dienst zijn,' drong Zilin aan. 'In zaken van interne Kwomintang-politiek kan het nuttig zijn zich tot iemand van buiten te wenden, iemand die een eerlijke en onpartijdige mening kan geven.'
Nu moest Hu lachen. 'Bij alle goden, Zilin, jij bent een opmerkelijke jongeman. Je hebt toch geen rechten gestudeerd? Je zou een prima advocaat zijn met jouw overredingskracht.'
'Ik wil graag helpen, Oudere Oom,' zei hij ernstig.
De baggerschuiten staakten hun werk. De schemering was over de stad neergedaald. Boven de Bund hing een opaalachtige gloed van de nachtverlichting en de kookvuurtjes van de woonboten. Er hing een dikke rookwalm die de net opgekomen maansikkel blauwpaars schilderde. Ze liepen verder. 'Er schuilt waarheid in je woorden,' zei Hu ten slotte.
'Maar ik wil je niet betrekken bij -'
'Wees daar maar niet bang voor,' hield Zilin vol. 'Dat heeft Mai al gedaan.'
'Goed dan,' zwichtte Hu. 'Hoe goed ken je Ling Xichu?'
Zilin haalde zijn schouders op. 'Zo nu en dan praten we met elkaar. In mijn ogen is hij nogal een bullebak. Hij gebruikt geweld en is niet eerlijk. Maar hij heeft zich de methoden van de bolsjewisten snel eigen gemaakt, schijnt het. Dus hij leert ten minste snel.'
'Hij verbeeldt zich ook dat hij mijn grootste rivaal is. Jij en ik weten dat Tsjiang dat is, maar Ling gelooft niet dat Tsjiang voldoende steun kan krijgen om leider van de Kwomintang te worden.'
'En u wel.'
'Wat denk jij?' vroeg Hu.
'Volgens mij is Tsjiang gevaarlijk. Maar ik moet toegeven dat ik misschien bevooroordeeld ben. Mai haat en wantrouwt Tsjiang. Zij is bang dat hij in staat is de revolutie te verraden.'
'Tsjiang,' zei Hu, als een echo van Mai, 'denkt enkel aan Tsjiang.' Hij haalde zijn schouders op. 'Maar daar is hij ook militair voor. Een generaal in oorlogstijd kan niet te veel aan zijn mensen denken, anders zou hij ze nooit naar het slagveld sturen om te sneuvelen.
Ling heeft geen enkele reden om er zo over te denken. Maar hij doet het wel. Momenteel werkt hij me tegen in het centrale comité van de Kwomintang. Samen met Tsjiang dringt hij aan op een grote militaire campagne naar het noorden om Peking in te nemen.
Het leger is sinds Tsjiangs terugkeer uit Rusland wel veel beter georganiseerd maar volgens mij zijn we nog lang niet ver genoeg om de regering aan te vallen. En als we nu falen, na zoveel nederlagen in het verleden, vrees ik dat het met ons gedaan is. Zhongshan teert op zijn reserves. Hij werkt vierentwintig uur per dag; hij vergt meer van zijn uithoudingsvermogen dan een veel jongere man zou kunnen opbrengen. Wanneer hij nu een belangrijke militaire campagne gaat leiden, overleeft hij het niet.'
Ze werden gepasseerd door een stel hollende en schreeuwende jongens. Grote zakken rijst werden geladen om te worden overgezet in een der grote, snelle stoomschepen van een tai pan. Ook thee stond op de kaden te wachten om Shanghai te verlaten. En ergens in die kisten zat ongetwijfeld voor een fortuin aan opium.
Zilin sloeg deze bedrijvigheid gade terwijl hij snel nadacht over alles wat zijn vriend hem had verteld. 'U moet hen blijven tegenwerken in het comité,' zei hij. 'Geen retoriek, maar koele woorden die uw gezond verstand bewijzen.' Hij keek Hu aan. 'En u moet onder vier ogen met Zhongshan spreken. Vertel hem precies wat u mij verteld hebt. Als hij deze campagne onderneemt, vóórdat het leger gereed is, voordat allen zich verenigd hebben, en als hij omkomt op de lange mars naar het noorden, zal zijn droom van revolutie samen met hem sterven. Want als hij aan de mars begint en hem niet tot een goed einde kan brengen, zullen zijn soldaten alle moed verliezen en zal de macht van de Kwomintang wegebben. Zhongshan kent de wijsheid van geduld.'
Hu staarde naar de theekisten alsof hij nog nooit zo'n lading had gezien. Toen zei hij grimmig: 'Vanavond had ik een comitévergadering moeten voorzitten. Maar op het laatste moment werd die afgelast. Alle goden zijn mijn getuigen: dat was een goed teken. Anders zou ik nooit met jou hebben kunnen praten.'
Verder hoefde er niets gezegd te worden. Zilin glimlachte en ze wandelden een bocht om, uit het zicht van de talloze schepen die voor anker lagen. Een week voor het Chinese nieuwjaar - in het begin van 1925 - maakte Mai hem wakker. Het was midden in de nacht. De straat baadde in het blauwe licht van de volle maan. Een dronkaard zong een lallend lied en verder weg klonken twistende stemmen.
'Zilin!'
'Ja? Wat is er?' Hij probeerde de slaap te verdrijven.
'Ik maak me zorgen om Zhongshan.'
'Door Hu's verstandige tussenkomst heeft hij van de lange mars afgezien. Wat is er dan nu weer gebeurd?'
'Hij is ziek.' Haar ogen waren vochtig. 'Ernstig ziek.'
Nu schrok Zilin. 'Maar daar heb ik niets van gehoord. Zelfs van Hu niet.'
Ze schudde haar hoofd. 'Dat kan ook niet. Hij heeft het voor iedereen verzwegen, behalve voor mij. Nu heb ik het jou verteld. Wat moeten we toch doen?'
'Mai,' zei hij, terwijl hij haar vastpakte. 'Jij bent geen arts. Je moet hem naar een dokter brengen; dat is het enige dat je kunt doen.'
'Dat is allemaal al gebeurd.' Ze keek hem aan, en in de koele schemering zag hij hoe bleek ze was. 'Ze kunnen niets doen.'
'Is hij stervende?'
Ze knikte. 'Zilin, ik ben zo bang. Als Hu Hanmin de leiding niet overneemt, vrees ik voor de revolutie. Tsjiang is een beest. Hij zal alles doen wat in zijn macht ligt om de Communistische Partij te vernietigen zodra Zhongshan hem niet meer onder de duim houdt. Ik moet er niet aan denken.' Toen werd het haar te veel en ze klemde zich snikkend aan hem vast, trillend als een blad in de storm. 'Binnenkort is hij dood,' fluisterde ze.
'Ik kan het niet geloven. Het is te snel. Te snel.'
Zilin kon haar alleen maar vasthouden en haar zo goed mogelijk proberen te troosten. Na een poosje werd ze kalmer en hij zei: 'Dan moet jij ervoor zorgen dat Hu de benodigde steun krijgt om de macht te grijpen. Niet alleen Tsjiang ligt op de loer, maar Ling Xichu ook.'
Mai huilde weer; ze schudde haar hoofd. 'Ik weet het niet, Zilin. Ik geloof niet dat ik er nog de kracht voor heb. Zonder Zhongshan ...'
'Denk toch na, Mai,' fluisterde hij scherp. 'Wat zou hij zeggen als hij zulke anti-revolutionaire woorden hoorde? Hij zou je beslist op je nummer zetten. Zijn kracht stroomt door jou heen. Ik weet het. Ik voel het. En de anderen ook. Daarom zijn ze zo jaloers op je. Nu is de tijd gekomen om die kracht ten volle te gebruiken.' Hij staarde in haar bleke, betraande gezicht, terwijl hij besefte dat hij meer dan ooit van haar hield. Hij vond het een wonderbaarlijk gevoel. 'Je vijanden wachten tot je wankelt. Ze zullen zeggen datje ten slotte toch niets waard bent. Als alle vrouwen ga je bij de eerste crisis door je knieën. Je barst in tranen uit, iets dat een man nooit zou doen, en knielt snikkend en gebroken voor Zhongshans nagedachtenis. Die koers heeft hij niet voor je uitgezet, Mai. Daarom heeft hij je niet tot zijn assistente gekozen, daarom heeft hij zijn diepste gedachten niet met je gedeeld, daarom heeft hij je niet meer dan alle anderen vertrouwd, zelfs meer dan zijn dierbare Tsjiang. Snap je niet dat Zhongshan evenveel op jou steunt als jij op hem ? En misschien is het nu jouw kracht diehemopde been houdt. Misschien zou zijn ziekte hem anders allang geveld hebben.'
'Ja,' zuchtte Mai. Ze drukte haar vochtige voorhoofd op zijn schouder. Ze leek op een lange-afstandsloper die op de rand van de uitputting in zichzelf de moed begon te vinden om door te gaan, om te vertrouwen op haar overtuiging zodat ze kon voltooien waaraan ze zo vermetel was begonnen.
'Dank je, mijn echtgenoot,' fluisterde ze. 'Ja.'
In april van dat jaar werd Zilin bevorderd tot eerste klerk van de havenmeester. Na zijn werk haastte hij zich naar huis om zijn geluk met Mai te delen. Hij had een deel van zijn salaris belegd, in plaats van het aan de Partij te schenken zoals Mai vaak had voorgesteld. Samen met zijn twee broers had hij grond gekocht in braakliggende stadsdelen. Op die manier hadden ze binnen zes maanden al twee percelen verkocht, zodat hun aanvangskapitaal was verdrievoudigd. Met de winst van een derde bouwterrein, plus zijn salarisverhoging, wilde Zilin een aandeel van vijfentwintig procent in een stoomschip kopen. Volgens zijn broers was het niet haalbaar, maar Zilin had al een plan in zijn hoofd. Mai was er nog niet toen hij in de schemering thuiskwam. Hij ging onmiddellijk aan zijn bureau zitten, pakte pen en inkt, en begon opnieuw te rekenen. Hij maakte een schatting van de potentiële winst die het deelbezit van een grote oceaanvaarder zou opleveren. Hij was zo ingespannen bezig dat hij Mai niet meteen hoorde toen ze thuiskwam. Maar ten slotte dwong de absolute stilte hem zijn hoofd op te heffen van de staatjes die hij in zijn nette handschrift had gemaakt.
'Mai?'
Haar gezicht was wit, haar lichaam verkrampt. Zilin kwam achter zijn bureau vandaan en pakte haar handen in de zijne. Ze waren zo koud als ijs.
'Bij alle goden, wat is er gebeurd?'
Haar ogen zochten de zijne, en er lag zo'n diepe bedroefdheid en wanhoop in dat hij wist dat Zhongshan dood was.
'Hij is alleen naar Peking gegaan,' zei ze moeilijk, na een hele tijd. 'Ik wilde met hem mee. Ik smeekte hem, maar hij was onvermurwbaar.' Toen zag Zilin de weergaloze moed in haar, de vaste wil om niet te huilen. 'Het was alsof hij daarheen ging om te sterven, alsof hij de dood voelde naderen en niet hier bij zijn familie wilde sterven.'
Zilin voelde een verlies in de kern van zijn wezen. Het was alsof een helpende hand waaraan hij in de loop van de jaren gewend was geraakt opeens was verdwenen. 'Misschien dacht hij aan de revolutie, als altijd,' zei hij nadenkend. Mai keek hem aan. 'Onze herinneringen aan hem zijn des te krachtiger, lijkt me, omdat we niet geconfronteerd zijn met zijn laatste zieke momenten, zijn onvermijdelijke laatste zwakheid. Zoals we nu aan hem denken was hij sterk en gezond en strijdlustig.'
'Maar toch,' fluisterde Mai, 'vrees ik voor ons allen.'
Na Sun Zhongshans dood ontbrandde in de gelederen van de Kwomintang de onvermijdelijke strijd om de opvolging. Hu Hanmin kwam naar voren als de sterkste kandidaat. Zijn stem, in het forum van het centrale comité, sprak van redelijkheid, geduld en gezond verstand. Natuurlijk zat Ling Xichu hem voortdurend dwars en pleitte voor onmiddellijke mobilisatie van de strijdkrachten. Maar vreemd genoeg deed Tsjiang Kai-sjek, die het daar toch mee eens moest zijn, er het zwijgen toe. Hij zat stil en onaangedaan op zijn stoel, omringd door zijn aanhangers, en sloeg als een rechter de twee rivalen bij hun voortdurende debatten gade.
Zhongshans weduwe had natuurlijk geen stem in het kapittel, maar Zilin was verontrust door deze zeer onkarakteristieke houding van Tsjiang. Hij was ten slotte een man van de daad en Zilin, Mai en Hu hadden verwacht dat de generaal meteen zou toeslaan.
Maar er waren andere gebeurtenissen die Zilins aandacht van de interne strijd in de Kwomintang afleidden. De onderhandelingen met de Amerikaanse taipan Barton Sawyer over een investering in zijn vloot stoomschepen waren van start gegaan. Aanvankelijk hadden de Shi-broers het oog laten vallen op een van de Britse taipan, die over het algemeen machtiger waren omdat ze het langst in China zaten. Maar op zijn werk had Zilin gemerkt dat één taipan in de afgelopen zes maanden voortdurend te laat was geweest met zijn havengelden: Barton Sawyer van Sawyer and Sons. Dat was, betoogde hij tegen zijn broers, de zwakke plek die ze zochten. Ten slotte werden de drie het eens en ze lieten de onderhandelingen aan Zilin over.
En zo zat Zilin, terwijl in de Kwomintang hevig gedebatteerd werd, in zijn beste kleren in de vestibule van het kantoor van Sawyer and Sons in de Amerikaanse Legatie.
Achter een bureau zat een betweterige jonge westerling gewichtig te doen om de barbaarse Chinees van zijn belangrijke positie te overtuigen. Na een passende wachttijd verwees de jongeman, die niet gekleed was op het klimaat, Zilin naar binnen.
Barton Sawyer was een breedgeschouderde man met een vlezig gezicht. Hij had zo'n rode gelaatskleur dat Zilin even schrok. Zilin boog, pakte schielijk de uitgestoken hand van de Amerikaan zoals hij de westerlingen zo vaak had zien doen, en kneep erin - want zoals hij na zorgvuldige waarneming had vastgesteld was dat de juiste reactie op de druk die hij voelde. Zijn broers zouden ontsteld hun hand hebben teruggetrokken als er zo in geknepen werd.
Sawyer glimlachte. 'Nou, een hand geven kunt u in elk geval al.' Hij had een harde brulstem die Zilin nogal van zijn stuk bracht. Maar hij liet niets merken. 'Ik kom uit Virginia, en daar herken je een man aan zijn handdruk. Mijn vader deed geen zaken met iemand als hij geen stevige hand van hem kreeg.'
De Amerikanen verbeeldden zich dat iedereen met wie ze in aanraking kwamen wist waar hun geboorteplaats zich bevond. Alsof een continent aan de andere kant van de wereld een open boek was.
'Kom,' zei Sawyer joviaal, 'laten we het ons gemakkelijk maken.' Hij leidde Zilin naar een sofa die kennelijk uit het westen was ingevoerd. Zilin zat er uiterst ongemakkelijk op, maar hij was vastbesloten er het beste van te maken, hier in deze wereld van de buitenlandse duivels. Hij moest leren zich aan te passen, hield hij zichzelf voor.
'Wel,' zei Sawyer, nog steeds met bulderende stem, hoewel ze vlak naast elkaar zaten, 'hoe kan ik u van dienst zijn?'
Geen thee, geen beschaafde conversatie om de relatie te stabiliseren, om de geest van de ander af te tasten. Zilin was even de kluts kwijt. Maar toen herstelde hij zich en hij zwoer dat dit de laatste keer was geweest dat de lompheid van een buitenlandse duivel hem zo van zijn stuk had gebracht.
'Ik heb vastgesteld dat bepaalde, eh, maandelijkse heffingen van de stad Shanghai nog niet door uw firma zijn voldaan. Ik -'
'Nu herken ik u!' Sawyer knipte met zijn vingers. 'U werkt op het kantoor van de havenmeester.' Zijn gezicht verstrakte. 'Sinds wanneer sturen de mandarijnen klerken om hun geld te innen?'
'Ik ben hier niet,' zei Zilin zacht, 'in officiële hoedanigheid.'
'Niet?' De Amerikaan begon hem eens goed te bekijken. 'U bedoelt dat u hier niet komt voor de havengelden?'
'Nee, meneer.'
Sawyer boog zich naar voren en pakte een sigaar uit een geparfumeerde koker. Hij beet er de punt af, spoog hem op het kleed en streek een lucifer aan. Hij pafte even vol overgave, genietend van de tabak. 'Nou jongeman, dan hebt u wel lef om hier te komen.' Hij stond op. 'Ik heb geen tijd om -'
'U zult helemaal geen tijd meer hebben,' zei Zilin, 'als u de havengelden van volgende maand niet kunt betalen.'
'Daar hebt u niets mee te maken,' zei Sawyer koud. 'Ik bespreek de zaken van Sawyer and Sons niet met een Chinees.'
'Westerlingen noemen dit trots,' zei Zilin kalm. Hij had zich niet verroerd. 'Of misschien is het een vooroordeel. Ik had gehoord dat de Amerikanen wat minder provinciaals dachten dan hun Britse broeders.'
'De Britten zijn mijn broeders niet,' zei de Amerikaan haastig.
'Nee,' hernam Zilin, 'dat zal wel niet. De Engelse taipan met hun nieuwe, snellere stoomschepen zijn u in alle opzichten de baas. Als gevolg daarvan zijn uw winsten de afgelopen jaren zo drastisch gekelderd dat de bank u al zes maanden geleden krediet heeft moeten verlenen voor uw bedrijfskosten. Momenteel hebt u problemen met de aflossing van uw leningen.'
Sawyer keek hem met toegeknepen ogen aan. 'U weet een heleboel voor zo'n klein Chineesje.'
'Ik mag dan klein van stuk zijn,' zei Zilin, 'maar dat geldt zeer beslist niet voor mijn verstand.'
Sawyer staarde hem met open mond aan en kreeg toen een lachbui waar zijn gezicht zo rood van aanliep dat Zilin vreesde dat zijn bloedvaten waren gesprongen.
'Ah, oeh.' Sawyer veegde de tranen uit zijn ogen en ging weer naast Zilin zitten. 'Wel, wel, wel,' zei hij. 'Ik geloof dat we hier een zeldzame vondst hebben. Een Chinees met gevoel voor humor.'
Zilin knikte. 'Dank u,' zei hij. 'Maar ik zou het op prijs stellen als u me bij mijn naam noemde.' Het viel waarachtig niet mee om als een buitenlandse duivel te denken en spreken, dacht hij.
'Zoals u wilt.' De Amerikaan tikte de as van zijn sigaar. 'Wat doet u eigenlijk, meneer Shi? Ja, u bent klerk, maar wat nog meer?'
'Mijn broers en ik hebben enig kapitaal,' begon Zilin, maar hij stopte meteen weer om adem te halen. Dew neh loh moh, dacht hij, mijn hart bonst zo hard dat het nog zal barsten. 'Daarmee zouden wij ons willen inkopen in uw scheepvaartlijn.'
Heel even was Zilin ervan overtuigd dat Sawyer hem een klap zou geven. Alle kleur trok weg uit zijn gezicht.
'Zeg, hoor eens even, meneer Shi -'
'Natuurlijk,' zei Zilin vlug, 'zijn mijn broers en ik bereid tot bepaalde garanties als eerste bijdrage aan de firma... en als bewijs van onze goede wil.'
'Geen sprake van,' zei Sawyer. 'Sawyer and Sons is een Amerikaanse firma, en daarmee uit. Als ik aandelen ga verkopen blijft er niets voor mijn zoon Andrew over, en voor zijn zoon na hem.'
'Als u nu geen afstand van een deel van uw firma doet, meneer Sawyer, vrees ik dat uw schulden de zaak zullen opslokken lang voordat de jonge heer Andrew de leiding op zich neemt. Wat voor erfenis is een failliete firma?'
'Het is uitgesloten.'
'Als compensatie voor het aandeel in Sawyer and Sons,' vervolgde Zilin,
'zijn mijn broers en ik bereid de maatschappij meer te geven dan het broodnodige kapitaal. In de eerste plaats kunnen wij garanderen dat de communisten en de revolutionairen van de eigendommen van de firma zullen afblijven. De komende jaren zal er in het hele land een soort uitbarsting plaatsvinden. Het spreekt vanzelf dat die onrust zich allereerst op de buitenlandse belangen zal richten.
In de tweede plaats heb ik recht op inzage van alle papieren van de havenmeester. Sawyer and Sons zal op de hoogte worden gesteld van elke lossing en lading in de haven van Shanghai. Anders gezegd, u zult weten wie wat verscheept - en hoeveel, en waarheen - lang voor uw concurrenten. In de derde plaats, wij garanderen de veiligste en snelste methode om opium uit het binnenland van China via Shanghai naar Hongkong te brengen, vanwaar u het verscheept.'
Sawyer drukte langzaam zijn sigaar uit. Toen hij weer sprak waren zowel de schertsende toon als de woede verdwenen. 'Om bij het laatste te beginnen, meneer Shi, hoe kunt u zoiets garanderen?'
Zilin glimlachte. 'Momenteel is mijn jongste broer schipper op een rivierjonk. Hij kent alle rivieren, hij kent de planters, de beste velden, en hij weet hoe we er de beste prijs voor kunnen maken.'
'Hoeveel geld bent u bereid in de zaak te steken?'
Zilin noemde het bedrag. Sawyer maakte een paar snelle berekeningen, met kloppend hart. Zilin wist dat het niet genoeg was. Het was hoogstens voldoende voor twee maanden bedrijfskosten, rente en havengelden. Dus Sawyers antwoord was voorspelbaar. 'Het spijt me, meneer Shi. Voor een deel klinkt het goed. Maar het is niet voldoende kapitaal. Over dertig dagen zal ik er weer net zo voorstaan als nu, maar dan armer, omdat ik een percentage van de firma aan u heb overgedragen.'
'Niet,' zei Zilin, 'als u binnen de eerstvolgende tien dagen de baggerconcessie krijgt.'
'Nu praat u onzin,' zei Sawyer. 'Mattias and King, het oudste en grootste tai pan-huis, heeft die concessie al zo lang als ik me kan herinneren. Dat moet u maar vergeten.'
'Liever niet. Ziet u, ik heb toegang tot informatie die zelfs tai pan niet bezitten.'
Sawyer ving Zilins toon op en knikte. 'We zijn in uw land, meneer Shi. Ik begrijp uw bedoeling. Gaat u door.'
'De baggerwerkzaamheden zijn nog niet voltooid. Morgenochtend, als de Engelse schippers wakker worden, zijn hun baggeraars verdwenen. Geen man meer aan boord.'
'Dat zal hen niet lang tegenhouden. Mattias and King kennen uw landgenoten. Een koelie doet een moord voor een Engelse shilling, meneer Shi.'
'Ja, dat is waar,' gaf Zilin toe. 'Dus de schippers zullen een nieuwe bemanning bij elkaar scharrelen, en daar zal ook een aantal jonge revolutionairen bij zijn, wier doelbewuste vernietigingsdrang angstaanjagend is. Kortom, er zullen brandjes uitbreken aan boord. De baggerschuiten gaan verloren of zullen hun werk moeten staken.'
'Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, meneer Shi, maar dit plan zal niets anders opleveren dan wat ergernis. Natuurlijk, de tai pan zal geld en tijd verliezen.' Hij haalde zijn dikke schouders op. 'Maar wat dan nog? Vroeger of later krijgen ze die schuiten wel weer aan het werk.'
'Tenzij het vroeger is - maar dat lukt hen nooit - gaat de baggerconcessie terug naar de havenmeester. Ziet u, er is een tijdslimiet in het contract opgenomen. Die is met wederzijdse instemming van Mattias and King en de stad in het eerste contract vastgelegd. Het werk moet in de volgende zes dagen voltooid zijn, anders kost het te veel.
Zodra de concessierechten terugkomen op mijn kantoor kunnen de geïnteresseerde tai pan bij de havenmeester offerte doen. Met mijn hulp kan de concessie Sawyer and Sons niet ontgaan. Omdat het werk onmiddellijk afgemaakt moet worden ontvangt u binnen twee weken uw eerste betaling.'
De tai pan staarde naar Zilin alsof hij opeens vleugeltjes had gekregen.
'Nou, ik mag barsten als u niet aan alles hebt gedacht!' Hij verzonk in gepeins.
Toen Zilin oordeelde dat de Amerikaan tijd genoeg had gehad, zei hij: 'Er is één voorwaarde.'
'Als ik het niet dacht,' zei de Amerikaan. 'Het addertje onder het gras.'
'Helemaal niet,' zei Zilin. 'Ik wil alleen dat u mijn middelste broer in de firma opneemt. U kunt met hem spreken en zo bepalen op welk niveau u hem wilt laten beginnen. Daarna kan hij alleen op eigen kracht opklimmen in de firma. Maar als hij voldoet wil ik dat hij binnen twee jaar wordt overgeplaatst naar uw kantoor in Hongkong.'
'Dat kan,' zei Sawyer. 'Maar als hij lijntrekt of het vak niet kan leren of met zijn vingers in de kas zit of informatie naar de concurrentie doorspeelt, vliegt hij de laan uit. Dat is mijn besluit, als tai pan van Sawyer and Sons.'
Zilin glimlachte. 'Ik leg zijn lot in uw deskundige handen, meneer Sawyer.' Hij stond op. 'Een laatste voorwaarde is dat de firmanaam ongewijzigd blijft. Wij zullen stille vennoten van Sawyer and Sons zijn.'
Nu kon de Amerikaan zijn lachen niet meer inhouden. 'Hé, meneer Shi, laten we in het duurste restaurant gaan eten dat we kunnen vinden!' Hij wist dat Shi dat op prijs zou stellen, want zo bezegelden Chinezen een geslaagde zakelijke overeenkomst. Hij lachte, en Zilin vond dat het al veel minder luid en lomp klonk. 'Het zou best eens kunnen dat u de beste compagnon bent die een mens zich kan wensen.'
Zilin keek op van zijn werk op het kantoor van de havenmeester toen hij lawaai bij de voordeur hoorde. Er werd geroepen. Toen hij Mai zag legde hij zijn pen neer. Ze holde naar hem toe. Ze was buiten adem, alsof ze een heel eind gerend had.
'Zilin,' hijgde ze, 'onheil! Groot onheil! We zijn allemaal verloren!'
Hij pakte haar trillende lichaam vast. 'Mai, wat is er gebeurd?' Het hele kantoor stond hen aan te gapen.
'Vannacht hebben ze Ling Xichu gevonden - vermoord. Vanochtend is Hu Hanmins eerste neef gearresteerd. Hij wordt beschuldigd van politieke moord.'
'En Hanmin?'
'Je weet hoe hij is. Hij had net het centrale comité toegesproken. Ik was ervan overtuigd dat ze hem deze week tot president zouden kiezen. Nu heeft hij zich teruggetrokken.'
Er viel een ademloze stilte. 'En verder?'
Mai huilde. 'Het ergste is gebeurd. Tsjiang heeft het zwijgen verbroken. Hij heeft alle politieke moorden veroordeeld. Hij heeft zich uitgesproken voor een sterk leiderschap. Niemand, zelfs Hu niet, heeft een woord van verzet laten horen. Vanavond stemt het comité. Ze willen een president en, o Zilin, ik weet zeker dat Tsjiang het wordt!'
Natuurlijk had Mai gelijk. Het centrale comité van de Kwomintang koos de generaal en daarna kwam hij aan het hoofd van de nationale regering te Kanton.
Zoals hij steeds van plan was geweest, consolideerde hij zijn positie en kondigde in juni 1926 de expeditie naar het noorden aan. Zowel Mai als Hu trachtten zich tegen hem te verzetten door aan te dringen op voorzichtigheid, maar Tsjiangs militarisme had de beweging een impuls gegeven die snel om zich heen greep. Zo begon de lange mars naar, zoals velen hoopten, vrijheid voor het Chinese volk.
In dat jaar en het begin van het volgende marcheerde Tsjiangs nationalistische leger door de centrale provincies, groeiend tijdens de mars. In het begin van 1927 werden nog eens drie oostelijke provincies ingenomen. Al die tijd probeerden Mai, Hu en de Communistische Partij ervoor te zorgen dat Zhongshans idealen niet verloren zouden gaan in het groeiende imperialisme van het zegevierende leger van de generaal. Zilin daarentegen baadde in zijn groeiende rijkdom. Met het oog op de toenemende onrust in het land haalde hij zijn broers over al hun grond te verkopen, en al waren hun winsten misschien niet zo groot als wanneer ze daarmee hadden gewacht, hij voelde zich een stuk veiliger met hun geld ergens anders.
Dat 'ergens anders' was een steeds groter aandeel in Sawyer and Sons. Met de hulp van de Shi-broers was het de Sino-Amerikaanse maatschappij voor de wind gegaan: ze werden alleen nog in glans overtroffen door twee firma's van Britse taipan.
Zilins broer in de maatschappij klom zelfs nog sneller op dan Zilin had verwacht. Sawyer wilde al gauw dat de jonge man direct onder hem kwam te werken. En toen Zilin hem herinnerde aan zijn belofte hem naar Hongkong te sturen, had de Amerikaan daar niet veel zin in.
'Ik kan hem hier niet missen, meneer Shi,' zei hij.
'Bedenk dan eens,' zei Zilin, 'hoe onmisbaar hij zal zijn aan het hoofd van het kantoor in Hongkong.'
In de lente van 1927 keerde Tsjiang in triomf terug naar Shanghai. Maar daar kwam hij tot de ontdekking dat de Kwomintang tijdens zijn afwezigheid een nieuwe president had gekozen. Tsjiangs macht was echter zo groot geworden dat zijn terugkeer de Kwomintang in tweeën spleet. Mai zag met lede ogen hoe de bloem van Zhongshans droom verscheurd werd en deed alles wat in haar macht lag om de twee strijdende partijen tot elkaar te brengen. Tevergeefs.
Kort na het Chinese nieuwjaar werd Zilin midden in de nacht wakker. Hij had gedroomd, maar wist niet meer wat. Hij baadde in het zweet. Hij draaide zich steunzoekend naar Mai, maar ze was er niet. Hij sprong uit bed, schoot een kamerjas aan en liep door de kamers. Bij de voordeur vond hij haar. Twee soldaten en een officier van het nationalistische leger waren bij haar.
'Wat betekent dit?'
'Dat gaat u niet aan,' zei de officier aanmatigend. 'Generaal Tsjiang wenst mevrouw Shi te spreken.'
'Ze is mijn vrouw,' zei Zilin, op de uitdrukking in Mai's ogen reagerend.
'Wat haar aangaat gaat ook mij aan.'
'Dit is een zaak van het centrale comité van de Kwomintang.' De officier dreunde gewoon een lesje op. 'In naam van de generaal verbied ik u tussenbeide te komen.' Hij draaide zich om. 'Mevrouw Shi, u gaat met mij mee.'
'Ik wil met mijn vrouw spreken voordat ze -'
Maar de soldaten hadden haar al beetgepakt en de woning uitgetrokken.
'Zilin.' Hij hoorde Mai's stem. 'Zilin!'
'Wacht!' riep hij. Maar de officier richtte een pistool op zijn borst. 'Gaat u maar weer slapen, meneer Shi,' beval hij. 'Uw vrouw komt weer thuis als de generaal met haar klaar is. In onze handen is ze veilig.' Hij trok de deur achter zich dicht.
Even later viel de verlamming van hem af en rende Zilin naar het raam. Buiten op straat zag hij de soldaten; ze sleurden Mai de duisternis in. Vlak voordat ook de officier uit het gezicht verdween, keek hij omhoog. Zijn witte tanden blikkerden in het lantaarnlicht. Hij zwaaide met de loop van zijn pistool, bij wijze van groet of waarschuwing. Toen was hij verdwenen. Zilin was in paniek. Zijn hart kneep zich samen toen hij naar de andere kamer rende om zich haastig aan te kleden. Hij was zo in de war dat hij het gebons op de deur pas hoorde toen hij weer in de voorkamer kwam. In de veronderstelling dat het ten slotte allemaal een vergissing was en dat de officier Mai terugbracht, sprong hij naar de deur en rukte hem open. Het was Hu Hanmin. Zijn gezicht was zo wit als rijstpapier. 'Ik kom van het partijgebouw. Tsjiangs leger staat bij de voordeur. Ze verrichten arrestaties en schieten de mensen neer als ze vluchten. Executies, noemen ze het. Tsjiang heeft met de Partij gebroken. Hij heeft zich aan het hoofd van de Kwomintang gesteld. Mai's grootste angsten zijn uitgekomen.' Hij keek langs hem heen. 'Waar is ze, Zilin? Ik vrees dat ze gevaar loopt.'
'Boeddha!' riep Zilin. 'Het leger heeft haar meegenomen!' Hij pakte zijn vriend beet. 'Kom mee, Hanmin. We moeten hen tegenhouden voordat Mai bij Tsjiang is!'
Ze holden de trap af en de straat op. Een stem uit de schaduwen bracht hen tot staan.
'Gaat u ergens heen, heren?'
Zilin herkende de stem nog voordat hij de gestalte van de officier naar voren zag komen. Zijn pistool wees naar een punt tussen de twee mannen.
'Ook in dit opzicht heeft generaal Tsjiang gelijk gehad. Hij was er zeker van dat Hu Hanmin zijn gezicht hier zou laten zien.' Hij glimlachte. 'En kijk, daar is hij.' Hij blafte een bevel en zijn mannen verschenen. Ze hadden Mai tussen zich in.
'Laat haar los,' zei Zilin. Hij zette een stap in hun richting, maar de officier richtte zijn pistool op hem en hij stopte.
'Laat haar los,' herhaalde Hu. 'Laat haar los, dan zal ik vrijwillig met jullie meegaan.'
'Zo luiden mijn bevelen niet,' zei de officier, die kennelijk genoot van zijn machtspositie. Hij lachte. 'Trouwens, het kan me niets schelen of u vrijwillig of onvrijwillig met me meegaat.' En tot zijn mannen: 'Hou haar vast!'
Ze gehoorzaamden en verstevigden hun greep om Mai's polsen. Ze gingen een eindje van haar vandaan staan en opeens begreep Zilin dat de officier geen moment van plan was geweest haar naar Tsjiang te brengen.
'Nee!' schreeuwde hij, en hij sprong naar voren op het moment dat de officier het schot loste.
Mai's ogen waren op hem gericht, en er lag geen angst in toen de kogel door haar hart ging. Zilin dacht dat ze zuchtte.
'Nee!' schreeuwde hij nogmaals en hij rende struikelend naar haar toe. De officier deed geen poging hem tegen te houden; daarvoor genoot hij te zeer van Zilins verdriet.
Daarom zag hij niet dat Zilin op het laatste moment van richting veranderde en op hem afkwam. In zijn razende woede rukte Zilin het pistool uit zijn hand en haalde meteen de trekker over. De explosie weergalmde in Zilins oren en hij voelde de zware terugslag. Toen staarde hij naar de overblijfselen van het gezicht van de officier, een rauwe rode moes. Spieren stuipten in zinloze reflexen toen het lichaam op de grond viel.
Met de onbewuste precisie van een dier dat in de hoek is gedreven, draaide Zilin zich om en vuurde nog tweemaal op de soldaten, die hun dode gevangene loslieten om hun commandant te hulp te komen. Nadat ook zij waren gevallen schoot Zilin het wapen in hen leeg.
Toen ging hij naar Mai en knielde naast haar in het stof. Haar ogen waren dicht en er was erg weinig bloed.
Als hij zijn gedachten buitensloot, kon hij zich verbeelden dat ze alleen maar sliep.
BOEK TWEE
WU-WEI
[Zich onthouden van strijd]
Hongkong/De Krim/Peking/Tsurugi/Tokio/Washington
ZOMER, HEDEN
Andrew Sawyer werd wakker met de droom nog in zijn gedachten. Hij ging rechtop in bed zitten, staarde wezenloos naar zichzelf in de grote spiegel in de marmeren lijst aan de wand. Hij zag een lang gezicht, de blauwe ogen van zijn vader. De verzorgde snor was net zo sneeuwwit als het dunne haar op zijn hoofd.
Afwezig streek hij met een gevlekte hand over zijn gezicht. Wanneer, vroeg hij zich af, was hij zo kaal geworden ? In dezelfde tijd dat zijn snor wit was geworden? Die was zijn hele volwassen leven donkerblond geweest. Waar waren de jaren gebleven?
Hij rolde over de satijnen lakens en tastte naar de porseleinen waterkaraf op het nachtkastje. Hij schonk een glas in en dronk dorstig. Ik moet meteen Peter Ng bellen, dacht hij al drinkend. Peter weet vast wel een goede Sam Ku.
Sawyer zette het glas weg. Daarbij viel zijn blik op de rug van zijn hand. Wat zag de huid er broos uit, zo door de tijd getekend. Wat klopten de aderen vlak onder de oppervlakte.
Normaal gesproken dacht hij niet aan zijn sterfelijkheid. Als taipan van Sawyer and Sons gedurende meer dan veertig jaar, was hij altijd druk geweest met het leiden van de familiezaak. Zelfs de dood van zijn eerste vrouw, Mary, in de tyfoon van '48 had hem daar niet lang van afgehouden. Vandaag, nu hij zeventig was, zou hij ook niet aan het verstrijken van de tijd hebben gedacht als hij die droom niet had gehad. En als Miki niet was doodgegaan.
Hij was achtentwintig toen Mary van hem werd weggenomen. Joss. Zo kon je het noemen, maar Miki was pas achttien maanden toen ze stierf. Jaren lang was het niet bij hem opgekomen te hertrouwen. Als Peter Ng, zijn comprador, zijn belangrijkste en naaste adviseur, er niet op had aangedrongen, zou hij er waarschijnlijk ook nooit meer over nagedacht hebben. Maar Ng had op de belangen van de familie gewezen. Een tai pan moest een erfgenaam hebben aan wie hij de teugels van de macht kon overdragen. Maar pas tien jaar geleden had hij iemand ontmoet voor wie hij iets voelde. Susan Welles was dertig jaar jonger geweest dan hij, en hun huwelijk had een schandaaltje veroorzaakt in de Kroonkolonie. Dat deed Sawyer denken aan het potentiële schandaal waarvoor Shi Zilin hem had gespaard, jaren geleden in Shanghai.
Van al zijn talrijke vertrouwelingen in de zaak was alleen de trouwe Peter Ng oprecht gelukkig voor hem geweest. Maar het huwelijk had weinig geluk gekend. Een jaar later stierf Susan tijdens een zware bevalling. De baby, een meisje dat Sawyer Miki had genoemd, leefde achttien maanden voordat ze bezweek aan de reeks kwalen waarmee ze was geboren. En van Miki had hij gedroomd.
Sawyer pakte de telefoon en draaide een vertrouwd nummer.
'Sorry dat ik je zo vroeg stoor, Peter,' zei hij in de hoorn, 'maar ik moet je onmiddellijk spreken.' Hij luisterde even. 'Nee, op kantoor.' Toen, nijdig op zichzelf omdat zijn somberheid hem zijn manieren had doen vergeten, voegde hij eraan toe: 'Hoe is het met Jocelyn? En de kinderen? Mooi zo. Dus over vijfenveertig minuten?'
Gedoucht, geschoren en bepoederd, onberispelijk gekleed in een linnen met zijden kostuum met de kleur van café au lait, wachtte Sawyer tot zijn chauffeur de achterdeur van de Rolls opende. Hij stapte uit op Sawyer Place, de enige straat in Hongkong die naar een Amerikaan was genoemd. Om de hoek lag Connaught Road Central, de brede hoofdstraat waarop het zelfs op dit vroege uur al druk was.
Sawyer keek op naar het gebouw van Sawyer and Sons. Rechts aan de overkant stond Connaught Tower, links was het gebouw waarin de firma van Mattias, King and Company huisde, Sawyers rivalen vanaf de stichting van Hongkong door het westen. Terwijl hij de roze marmeren treden naar de met koper beslagen, solide mahoniehouten dubbele deur opliep, was Sawyer zich meer dan ooit bewust van de veranderlijkheid van het leven. Toen hij jong was, had hij onsterfelijk geleken. Tegenwoordig leek het alsof alleen de zaak onsterfelijk zou zijn. Hij had zich zo goed als niets aangetrokken van al het hysterische geklets over de Chinese overname in 1997.
Net als de rest had hij de klap geïncasseerd toen de Hang Seng in 1980
in tijd van vierentwintig uur honderd punten zakte. Maar in tegenstelling tot veel andere tai pan, die in de daaropvolgende dagen doorgingen met verkopen, had Sawyer zijn firma opdracht gegeven om te kopen. Hoe verstandig dat was bleek een jaar later, toen de Hang Seng weer omhoogschoot en Sawyer and Sons als grootste aandeelhouder in een tiental nieuwe ondernemingen uit de strijd te voorschijn kwam, die allemaal weer begonnen te bloeien na de door de communistische aankondiging veroorzaakte economische terugval. In zijn hart was Sawyer ervan overtuigd dat het allemaal poeha was van de Chinezen. Ze wilden hun prestige opvijzelen en dat pakten ze zo goed aan dat zelfs de koningin voor hen in het stof moest kruipen. Nu, dat was allemaal goed en wel - voor wat het waard was. Maar in werkelijkheid konden de communisten evenmin een gecompliceerde zakenwereld als Hongkong runnen als dat ze op de maan konden lopen. Als de Kolonie gesloten zou worden, zou China jaarlijks een onvoorstelbare hoeveelheid geld mislopen. En wat de communisten verder ook waren, gek waren ze niet.
Sawyer had gelijk gekregen. De aankondiging dit jaar dat aan de Kolonie een interimperiode van vijftig jaar was verleend, waarin alles zou blijven zoals het was, was voor hem niet als een verrassing gekomen. Toch was de paniek in de Kolonie sinds de tweede aankondiging gestegen en niet afgenomen zoals Sawyer had verwacht.
Veel zakenmensen geloofden de communisten niet, vertrouwden hen niet op hun woord. Zelfs de nieuwe, ondertekende overeenkomst stelde niets voor. Ten slotte, zo redeneerden zij, wat belette de Chinezen om de concessieperiode van vijftig jaar te negeren en op l januari 1997 op slag van twaalf uur naar binnen te marcheren?
Anderen waren gekalmeerd door het uitstel van vijftig jaar. Wat er na die tijd met de Kolonie zou gebeuren, meenden zij, zou hen niet deren. Dat was een valse hoop, wist Sawyer. Hongkong had altijd gebloeid op de ruggen van familiebedrijven. Dat betekende dat volgende generaties steeds voortbouwden op wat er in het verleden tot stand was gebracht. Dit hiaat van vijftig jaar kon zijn angst voor de toekomst van Hongkong niet wegnemen.
Als het waar is dat Mattias, King uit Hongkong weggaat, dan mag God ons allemaal bijstaan, dacht hij - inclusief de communisten. Het vertrek van het oudste en aanzienlijkste (ai pan-huis uit de Kolonie zou de investeerders alle vertrouwen doen verliezen. Sawyer opende de deuren naar zijn kantoor, dat bijna de helft van de bovenste verdieping van het gebouw besloeg. Heel Kowloon lag aan zijn voeten, in een vochtige, grijze mist.
Op het horen van zachte voetstappen in de antichambre draaide Sawyer zich om. Even later kwam Peter Ng binnen. Het was een kleine, kwieke Chinees met een breed gezicht en scherpe ogen die alles zagen. Zoals gewoonlijk droeg hij een donkergrijs kostuum en zwarte lakleren schoenen.
'Goedemorgen, taipan,' zei hij, met zijn hoge, zangerige stem. 'Ik heb ons ontbijt meegebracht.'
'Goedemorgen, Peter. Bedankt.'
Ng zette een paar schuimplastic doosjes op Sawyers rozehouten bureau. Hij haalde er plastic eetstokjes uit en ze gingen tegenover elkaar zitten. Snel aten ze hun rijst, jus en mals varkensvlees. Ze dronken thee uit plastic bekers. Dit was een ritueel. Hun aanwezigheid op kantoor op zo'n vroeg uur betekende dat er een crisis op handen was, en Sawyer had geleerd dat kalm en ordelijk denken de beste manier was om een crisis te lijf te gaan.
'Slecht nieuws, tai pan,' zei Ng, toen hij zijn lege doos wegschoof. Chinezen spraken nooit over zaken onder het eten. 'Ik heb net gehoord dat Mattias, King vanmiddag zijn verhuizing naar Bermuda bekend zal maken.'
Sawyer sloot zijn ogen. Hij zat heel stil, maar zijn hoofd tolde van de mogelijkheden die nu voor hem openlagen.
'Maandag zal de Hang Seng scherp dalen, dat staat wel vast,' zei Ng. 'De vraag is: hoe ver zal hij kelderen en moeten wij maandagochtend verkopen?'
Sawyers ogen vlogen open. 'Nooit verkopen, Peter. Nooit. De Kolonie is ons hartebloed. Mattias, King heeft de zenuwen. Het is ongelooflijk, zo'n overdreven reactie, maar het is niet anders. Ze kunnen enorme belastingvoordelen krijgen op Bermuda, als dienaren van Harer Majesteits Regering, dus wat dat betreft zullen ze er niet op achteruitgaan. Maar verder, mijn God! Denk eens aan de kans die het ons biedt. Als Mattias, King weg is, zal Sawyer and Sons het grootste en aanzienlijkste van de westerse tai pan-handelshuizen zijn.'
'Ze zullen natuurlijk zeggen dat de verhuizing hun toekomstige zaken hier in geen enkel opzicht zal beïnvloeden.'
'Denk na,' zei Sawyer koud. 'Jij en ik en elke handelaar in de Kroonkolonie weten dat ze buiten de deur staan zodra ze hun biezen pakken. De beste zaken zullen aan hun neus voorbijgaan.'
'Vergeet de Chinese huizen niet,' merkte Ng op. 'T.Y. Chung en Drie Eden Tsun hebben het expeditie-en entrepotverkeer bijna helemaal in handen. En Five Star Pacific bezit vrijwel alle nutsbedrijven, zowel hier als in de New Territories.'
'Ik vermoed dat de fluctuerende markt Tsun te pakken zal nemen. Hij zit flink in de financiële problemen. Hij heeft geld in de Kam Sang-kerncentrale in China gestoken, samen met Mattias, King. Nu die zich terugtrekt zit hij in een precaire positie.'
'De communisten ook,' zei Ng, 'als de Hang Seng maandag keldert.'
'O, maar dat gebeurt heus wel. Daar hoefje niet aan te twijfelen. En wij moeten klaarstaan om er ons voordeel mee te doen. De oorlog tussen T.Y. Chung en Drie Eden Tsun kan voor ons voordelig uitpakken. Oorlogen - van welke soort ook - putten de middelen van de strijdende partijen uit.'
'PakHanmin?'
'Tsuns nutsbedrijf, inderdaad. Met Pak Hanmin en Kam Sang wil Tsun zich van een positie in China verzekeren. Dat kan alleen maar met een project van de omvang en duurzaamheid als Kam Sang.' Sawyers ogen schitterden. 'Misschien hebben we de achilleshiel in onze machtige vijand gevonden.'
'Zouden Chung en Bluestone niet op hetzelfde idee komen?'
Sawyer nam de laatste hap van zijn ontbijt. 'Laten we maar afwachten, hm?'
Peter Ng begon de resten van de maaltijd van het bureau op te ruimen.
'Wat zijn die communisten toch dom, om zo te weifelen. Een concessieperiode van vijftig jaar stelt niets voor. De onroerend-goedprijzen zullen er in elk geval niet door stijgen.'
'Ik denk,' zei Sawyer, 'dat ze niet goed raad weten met de situatie. Het is voor hen iets nieuws, en de Chinese communisten hebben nooit tegen nieuwe situaties opgekund. Moeten ze troepen sturen of niet, moeten ze de Kolonie na 1997 zelf gaan runnen of niet, moeten ze op den duur alle bedrijven nationaliseren of niet? Als je het mij vraagt zitten ze met hun handen in het haar.
Maar ze vinden er wel wat op. Het zijn ten slotte grote pragmatici. Ze hebben ons net zo hard nodig als wij Hongkong nodig hebben. Aan het land hebben ze geen behoefte; ze zijn niet deskundig in bedrijfsvoering en wat nog erger voor hen is, ze kunnen niet met de rest van de wereld overweg. Nee, voorlopig hebben ze in elk geval nog tussenpersonen nodig om hun zaken voor hen te doen. Op die manier redt iedereen zijn gezicht. Dus als de pacht afloopt wordt Hongkong een nieuw administratief district. De Britten zullen hun gouverneur naar huis moeten halen. Wat geeft dat? De gouverneurs hier hebben toch niets te zeggen. De Chinezen hebben alle macht. Maar Hongkong is China's enige kanaal naar de rijkdom en industrie van het westen.
Het besluit van Mattias, King moet een regelrechte ramp voor hen zijn.'
'Het gaat er alleen maar om dat wij als winnaar uit de strijd naar voren komen.'
Er viel een stilte. Om hen heen hoorden ze het kantoor tot leven komen. Zacht rinkelende telefoons, knipperende lichtjes op PBX-consoles, gedempte stemmen, deuren die zachtjes gesloten werden, hoge hakken in de gangen.
'TaipanT
Sawyer had zijn ogen weer gesloten. 'Ja, Peter?'
'Waarover wilde u me spreken?'
Sawyer zuchtte. 'Over Miki.'
'Miki?'
'Vannacht verscheen ze me in een droom. Haar geest heeft een andere geest ontmoet met wie ze wil trouwen.' Miki was weliswaar een baby geweest toen ze stierf, maar geesten hadden natuurlijk geen leeftijd. In de Chinese opvatting werden ook geesten eenzaam; ze verlangden naar geluk, streefden naar vervulling. Dat bedoelde Sawyer met zijn woorden.
'Maar dat is geweldig, taipan,' zei Ng, zich naar voren buigend. Dergelijke dromen kwamen in China bij ouders die hun kind hadden verloren, vrij algemeen voor. Ng vond het interessant maar nauwelijks bevreemdend, dat de tai pan zo'n droom had gehad. Gwai loh stonden zelden in contact met zulke etherische emoties, maar Sawyer, wist Ng, was zeer gevoelig voor de Chinese cultuur. 'Haar geest zal nu gelukkig zijn. Heeft ze gezegd met wie ze wil trouwen?'
'Hier heb ik zijn naam,' zei Sawyer, terwijl hij een stukje papier over het bureau schoof. 'We zullen een Sam Ku moeten raadplegen voor het adres van de familie en om voorbereidingen voor het geestenhuwelijk te treffen.'
'Dit is een gunstig teken,' zei Ng, het papiertje pakkend. 'Zeer, zeer gunstig, taipan. Ik weet precies de juiste Sam KM. Met een beetje geluk is de familie van deze dode man al bij haar gekomen om over Miki te praten. Dat gebeurt wel eens. Dan treedt de droom gelijktijdig op bij leden van beide families.' Hij stond op. 'Ik zal haar meteen bellen.'
Toen hij alleen was legde Sawyer zijn handen plat op het glanzende rozehout. Toen hij ze weer optilde zag hij hun afdrukken, een deel van hem dat langzaam vervloog in de lucht. Net als Miki.
Sei An, zijn secretaresse, stond in de deuropening. Blijkbaar was ze net binnen gekomen.
'Taipan, hebt u mij nodig?'
Langzaam schudde Andrew Sawyer zijn hoofd. 'Nee.'
Het was zo stil in de dacha dat ze het water en de wind kon horen. Het was al laat, maar nog niet donker. Een vogel krijste; het geluid weerkaatste als een donderslag door de wijdse hemel.
In de kelder haalde ze haar aantekenboekje uit zijn schuilplaats achter een paar stenen in de muur. In zo'n donker nisje verborgen Russen vaak hun ikonen. Daniëlla's moeder was praktizerend Russisch-orthodox geweest, iets dat ze nooit aan haar man had durven onthullen. Het ontging Daniëlla niet dat zij precies hetzelfde deed als wat ze haar moeder zoveel jaar geleden had zien doen; het was geen toeval dat ze juist zo'n schuilplaats voor haar kostbaarste bezit had gekozen.
Het gevaar was ook hetzelfde als dat waaraan haar moeder had blootgestaan in haar lange jaren met Daniëlla's vader. Nooit mocht ze hem haar diepste overtuiging vertellen. Nu bestond er in zekere zin een identieke situatie tussen Daniëlla en Karpov.
Ze ging aan de lange reftertaf el zitten, legde het bronnenboek en de code naast elkaar en begon te ontcijferen. Een lamp met een groenmetalen kap boven haar hoofd zette haar in een bundel fel licht.
Ze werkte snel en efficiënt. Omdat ze de code zelf had ontworpen, had ze maar weinig tijd nodig. Opnieuw moest ze denken aan haar moeder die zich uitsloofde voor de Kerk, zo clandestien dat ze zelfs haar man om de tuin wist te leiden. In de ondergrondse religieuze beweging ijverde ze met anderen voor de installering van een patriarch die onafhankelijk zou zijn van de wil van de Communistische Partij, om aldus de Russisch-orthodoxe Kerk weer een machtige positie te bezorgen.
Soms had Daniëlla's moeder haar meegenomen naar bijeenkomsten. Dit religieuze stempel, een geheim dat moeder en dochter deelden, smeedde een band tussen hen. Het was alsof haar moeder haar had meegenomen naar de opera of het Russisch Ballet. Langzamerhand was Daniëlla de religie gaan waarderen. Misschien werd ze ook op die leeftijd al gefascineerd door de enorme macht die van een idee kon uitgaan. Kapitalisme, en communisme misschien ook, waren voorbijgaande dingen; God niet.
Dat had haar moeder haar niet hoeven te vertellen. Ze had het op eigen houtje ontdekt. En was het nooit vergeten. Omdat de geschiedenis het bevestigde. Alle politieke stelsels waren tijdelijk omdat het creaties van de mens waren. Volgens haar was God dat niet.
Toen ze klaar was met de decodering deed ze het aantekenboekje dicht en verborg het weer in zijn schuilplaats, erop lettend dat ze de stenen weer precies op hun plaats legde. Toen ging ze weer aan tafel zitten en verdiepte zich in dit nieuwste Medea-spionagerapport.
Het Medea-project liep nu ruim drie jaar. De voornaamste deelnemer eraan was een man die Daniëlla zelf had gerecruteerd. Ze was met hem in contact gekomen in de loop van een ander, veel routinematiger project. Dat was bevredigend verlopen. In die tijd had ze alle leden van de oppositie aan een onderzoek onderworpen. Eén van hen, Zhang Hua, een hooggeplaatste Chinese communist, bleek een jongere broer in Hongkong te hebben. Daniëlla stelde hem meteen onder surveillance. Binnen tien dagen had ze een volledig, gedetailleerd overzicht van het doen en laten van zijn gezin. Met die kennis in haar achterhoofd nam ze contact op met Zhang en wierp het aas uit. Hij hapte niet toe. Dat was geen verrassing. Vervolgens liet Daniëlla de vrouw van Zhangs broer ontvoeren. Zhang hield het achtenveertig uur uit voordat hij doodsbang capituleerde. Daniëlla had de vrouw pas laten gaan toen ze het eerste spionagerapport had ontvangen en geëvalueerd. Maar ze was sceptisch gebleven. Dat was niet meer dan natuurlijk. Toen had Zhang haar, met tussenpozen van ongeveer een maand, nog drie rapporten geleverd. Die bleken alle van zeer hoog gehalte.
Eerst had Daniëlla de neiging gevoeld om met haar triomf naar Karpov te hollen en zo een medaille te verdienen. Maar ze had zich bijna onmiddellijk bedacht. En hoe meer ze erover nadacht, des te meer raakte ze ervan overtuigd dat ze zowel roem kon oogsten als haar privé-pijpleiding naar Peking behouden. Ze ploos de Medea-rapporten nauwgezet uit elkaar en gaf er alleen kleine brokjes van door.
De dag van haar inval in de zwaar-waterinstallatie in Sinkiang was haar vuurproef. Haar mensen arresteerden drie ingenieurs die naar de Chinezen waren overgelopen. Daarmee vestigde ze Karpovs aandacht op zich. Hij wilde natuurlijk weten waar ze haar informatie vandaan had. Een leugen was zo verzonnen, en het verhaal dat ze hem opdiste - dat vermoedens waren gerezen die uiteindelijk op haar bureau terecht waren gekomen - was plausibel genoeg.
Ze kreeg inderdaad haar medaille. En hield Medea voor zichzelf. En nu ze dit rapport las, was ze daar heel blij om. Het vertelde haar dat er binnen de Chinese regering grote onenigheid bestond over de uiteindelijke bestemming van Hongkong. Er waren twee kampen. De traditionalisten van de harde lijn wilden in 1997 de Kroonkolonie volledig overnemen. Zij konden nog altijd niet verkroppen dat in 1842 souverein Chinees grondgebied
'onder de meest afschuwelijke dwang was afgeperst' van de keizerin. Zij gingen gebukt onder de wetenschap dat anderen zoveel succes hadden op een stuk van hun land, en dat de hele wereld voetstoots aannam dat de communisten dat nooit zouden kunnen. Als China ooit schouder aan schouder met de andere grote machten wilde staan, was het volgens hen absoluut noodzakelijk te bewijzen dat zij modern genoeg waren om Hongkong te besturen. Tegenover hen stonden de zogenaamde modernisten. Zij, meldde het Medea-rapport, waren meer Chinees van karakter - dat wil zeggen, ze waren meer trouw aan de geest van het land dan aan het communistische ethos. Omdat de mantel van het communisme hun nu eenmaal macht gaf in het dichtstbevolkte land ter wereld, hadden ze zich ermee verzoend. Maar alleen aan de buitenkant. De modernisten waren ervan overtuigd dat China zich aan het westen moest aanpassen - voorlopig ten minste - als het land zich ooit tot een werkelijk grote macht wilde ontwikkelen. Grote kapitaal toevloed was eveneens nodig. Wanneer ze het vrijblijvend functionerende Hongkong-mechanisme verstoorden, liepen ze gevaar deze geldstroom af te snijden. In de afgelopen zes a zeven jaar, zo wist Daniëlla uit eigen onderzoek, waren de Chinese communisten in Hongkong steeds actiever geworden. Hun winsten groeiden snel. Net als de hare, sinds ze daar haar eigen programma had opgezet. Maar dat was maar een begin, zoals ze van het begin af had geweten. En dat was precies de reden voor haar Medea-project.
Nu kwam ze aan de kern van het rapport. Een der modernisten, een 'zeer hooggeplaatste' functionaris, instigeerde een Hongkong-operatie, waarvan het doel volgens Medea tweeledig was. Enerzijds ging het erom de weg vrij te maken voor de modernisten in de Kroonkolonie. Anderzijds was het de bedoeling 'op clandestiene wijze controle te verkrijgen over alle geld-en goudtransacties die via Hongkong en Macao verlopen'.
Controle over Hongkong! Dat was Daniëlla's droom. Maar tot nu toe was het in alle realiteit een onbereikbare droom geweest. Karpovs haast bezeten wil om Maansteen door te drukken verontrustte haar, des te meer sinds Lantins tussenkomst het plan tot een realiteit had gemaakt. Het uitdagende machtsvertoon dat de Sovjetunie in heel Azië liet zien duidde althans in haar opvatting, op een gevaarlijke koers.
Daniëlla wist dat er een andere manier moest zijn om controle over China te verkrijgen. Hongkong bood die manier. Als ze via Medea in deze operatie van de Chinese communisten kon infiltreren, kon ze de touwtjes in handen nemen. Zodra ze toezicht had op het goudverkeer in en uit de Kolonie, was ze waar ze wezen wilde. Al dat geld dat in en uit Macao stroomde! Er bestond geen enkele controle op. De winsten der handelshuizen werden op die manier - althans gedeeltelijk - 'weggewerkt'. Reusachtige bedragen die aan de neuzen van de aandeelhouders voorbijgingen en langs slinkse omwegen terechtkwamen op genummerde Zwitserse bankrekeningen die alleen voor de taipan zelf toegankelijk waren - zo ging het in Hongkong al meer dan honderd jaar.
Wanneer ze op de hoogte zou zijn van het komen en gaan van die schatten, zou haar droom werkelijkheid worden. Met die kennis kon Daniëlla elk handelshuis in Hongkong doorlichten. Ze zou al hun geheimen kennen; de taipan zouden liever voor haar kruipen dan aan de kaak worden gesteld.
Daniëlla herlas de passage. Haar hart begon sneller te slaan. O, dacht ze. O, o, o. Kan ik dit allemaal wel geloven ? De gedachte dat ze de controle van zo'n operatie in handen kon krijgen en die voor haar eigen doeleinden kon aanwenden - om haar droom te verwezenlijken - maakte haar duizelig. Ze snakte naar adem. Dit is zuiver goud, dacht ze. Als het klopt. Als. Wat voor bewijs bood Medea?
Ze haalde een paar maal diep adem zodat ze het rapport kon uitlezen zonder dat de cyrillische letters voor haar ogen dansten. Informatie vooralsnog beknopt, las ze, maar gebrek aan details zegt niets over waarheidsgehalte. Info afkomstig uit hoogst mogelijke bron. Operatie draait om niet-Chinees: westerling John Bluestone, een van de vijftai pan aan het hoofd van Five Star Pacific, een der top handelshuizen in Kolonie. Bluestone! dacht Daniëlla. Grote God, hoe is dat mogelijk? Ze las verder. Dit feit rechtstreeks gefotografeerd uit officiële documenten. Afdruk bijgevoegd.
Daniëlla sloeg om naar het laatste vel, een zwart-wit foto, vergroot tot twintig bij zevenentwintig centimeter. Ze pakte een langwerpig vergrootglas uit een la. Langzaam ging ze ermee over de vergroting. Ze stopte toen ze bij het zegel kwam, de stempelafdruk van de 'zeer hooggeplaatste functionaris', wiens geesteskind de Hongkong-operatie was. Ze kopieerde de ideogrammen nauwkeurig en nam het resultaat in zich op.
'Shi Zilin,' zei ze hardop. Nu had ze haar bewijs.
Drie Eden Tsun zat aan de beste tafel in het Chiu-chow restaurant in Causeway Bay. Aan zijn rechterhand zat een oogverblindende Chinese vrouw. Haar gezicht was plat met hoge jukbeenderen en vertoonde een minimum aan make up. Het was een gezicht dat er 's ochtends vroeg in bed even mooi uitzag als 's avonds onder schitterende lampen. Aan Drie Eden Tsuns linkerhand stond de zes meter lange vitrine met zwaluwnestjes, rij na rij, waarvan de prijzen uiteenliepen van vier tot honderd Hongkong-dollars. Net als hij had gedaan maakten veel klanten hun keus, die dan werd verwerkt in een overheerlijke soep. Het kiezen van het beste nest was een kunst apart, zoals elk culinair gebeuren in China, en Drie Eden Tsun ging er prat op dat hij er een meester in was. Zoeven had hij zijn maitresse, Neon Chow, een smaragden halssnoer gegeven. Neon Chow werkte voor de gouverneur en overdag was ze zo zedig als haar baan vereiste. Een van de dingen die ze in Drie Eden Tsun adoreerde was dat hij haar het liefst in haar natuurlijke staat zag. Ze had een ongeremde gil geslaakt toen ze het doosje opende en had zich meteen over de volle tafel geworpen om Drie Eden Tsun te omhelzen.
' Eeeeya, wat prachtig!' riep ze. Een dikke zwarte haarlok was losgeraakt en danste nu dramatisch over de zijkant van haar brede voorhoofd. Drie Eden Tsun keek naar haar en voelde een siddering, niet alleen in zijn heilig lid maar ook verder noordwaarts, in zijn hartstreek. Hij stond er voortdurend versteld van hoe dit jonge meisje - ze was pas drieëntwintig - hem raakte. Door een beweging van haar sierlijke arm, door haar hand op zijn schouder als ze alleen waren, door haar lach waarmee ze een vertrek vulde als ze uit waren - ze wond hem meer op dan hij zich in zijn wildste dromen had kunnen voorstellen. En, dacht hij, als we de wolken en de regen ervaren, oh ko!
Drie Eden Tsun riep de kelner en bestelde op barse toon tie quan yin, een heerlijke oolong thee die bekend was als Ijzeren Godin van Genade. Hij was zo sterk en duur dat hij werd opgediend in kopjes ter grootte van een vingerhoed.
'Ik ben blij dat we samen uit zijn,' zei ze. 'Ik begon al te denken dat je genoeg van me had.'
'Wat vertelt die ketting je?'
'Cadeaus zijn allemaal goed en wel,' zei ze, en ze trok haar lippen in het tuitmondje waar hij zo wild van werd, 'maar je hebt zoveel tijd met Bliss doorgebracht dat ik me zorgen ging maken.'
'Jij hoeft je geen zorgen te maken over zakelijke aangelegenheden, hey a T
'Wat voor zaken zou jij met je eigen dochter kunnen hebben?'
'Ben je doof soms?'
Ze pruilde nog duidelijker, maar nu was hij er niet meer gevoelig voor. Zijn humeur was omgeslagen, en dat was niet best voor Neon Chow, zoals ze heel goed wist. 'Soms behandel jij me als een kind. Ik ben geen teenager meer. Ik doe heel verantwoordelijk werk.' Ze wierp haar hoofd in de nek.
'De gouverneur zou nooit zo'n toon tegen me aanslaan.'
'Dan moet je je jade poort voor de gouverneur openen,' zei Drie Eden Tsun kortaf. 'Gouverneur of niet, hij blijft gwai loh. Ik wist niet dat je zo gesteld was op die verneukeratieve barbaren.'
Neon Chow wist dat ze te ver was gegaan. 'Het spijt me dat ik jaloers ben.'
Haar stem daalde tot een hees gefluister. 'Als ik niet bij je ben, denk ik steeds aan je. Als ik bij je wil zijn, verdien ik het dan als vuilnis behandeld te worden?'
Drie Eden Tsun bromde. Dat betekende dat hij erover zou nadenken. Als ze lief was.
Neon Chow keek idolaat naar zijn gezicht en legde een volmaakt gevormde hand op de zijne. Haar ogen waren donker als de nacht, glanzend als de edelstenen in haar nieuwe halssnoer. De nagels krabbelden over zijn huid, zachtjes, een beetje verlegen zelfs.
'Ik ben heel blij met mijn cadeau,' zei Neon Chow, en streelde de smaragden die fonkelend en mysterieus in de holte van haar keel lagen. 'Ik hou van je.'
Onder de tafel begon Drie Eden Tsuns heilige lid zich weer op te richten. Razernij. Het rode hart van duisternis verteerde hem. In de naweeën van het onweer verzamelde hij zijn krachten. De razernij was als een mantel die hem verwarmde, die zijn wonden genas of althans hun pijn verzachtte. Hij zag de omtrekken van de stenen hut aan de overkant van de kloof en wist dat hij erheen wilde. Hij volgde de rand een paar honderd meter naar links. Toen hij had vastgesteld dat daar geen afdaling mogelijk was, keerde hij op zijn schreden terug en vond ten slotte de puin-en modderhelling naar het ondiepe ravijn.
Hij daalde af in grijze mist, ontvelde zijn handen toen de losse aarde onder hem begon te schuiven. Hij viel op zijn rug en gleed naar beneden. Toen hij de bodem had bereikt liep hij snel door de mist. Zijn adem was heet en zijn hart hamerde genadeloos. Razernij.
Er was geen hemel, geen horizon. De wereld was als van paarlemoer; hij had het gevoel dat hij in een schelp zat. De echo's van zijn voetstappen, elkaar overlappend, de kreet van een valk, het prt-prt-prt van insekten, het vlugge geritsel van een hermelijn of een das in de struiken. Een mozaïek van de natuur.
Jake had oog noch oor voor de schoonheid om zich heen. Hij klom aan de andere kant omhoog en ging naar de plek waar hij Mariana voor het eerst had gezien. Het bloed aan het hoge gras besmeurde zijn broekspijpen. Hij zag de platte steen waarop ze was gevallen. De regen had hem schoongespoeld. Hij hief zijn hoofd op. 'Nichiren!' riep hij. 'Waar ben je?' Rode, rode, aanzwellende razernij. 'Nichiren!' Hij jankte als een dier. 'Ik maak je af!'
Hij stopte voor het huis. De voordeur stond open, de engawa was verlaten. Een zacht getinkel en Jake keek om. Fürin. De zomerklokjes, spelende kinderen op het strand, lachend, zorgeloos. Levend. Hete tranen gleden langs zijn gezicht. Mariana, dacht hij. Mariana, ik heb je gedood.
Binnen keek hij rond. Hij zag twee wei gi-borden op tafel, een derde op de vloer. De zwarte en witte stenen lagen door de kamer verspreid. Hij pakte een witte steen van een bord. Het was zo simpel een steen te doden. Je hoefde hem alleen maar van het bord te nemen. Maar een menselijk wezen - dat was iets heel anders. De gedachte dat Mariana dood was bracht hem in de war. Wat zou het leven zijn zonder haar? Driejaar lang had hij haar zo goed als genegeerd. Ze hadden bijna nooit gevrijd. Niet eenmaal had hij in die tijd meer gevoeld dan een soort plaatselijke opluchting als hij klaarkwam. De stenen man. Had ze hem zo niet genoemd? Op het laatst was haar verwarring en frustratie in woede veranderd. Waarom ben ik hier nog als jij me niets te geven hebt, Jake ?had ze geschreeuwd. Toen we trouwden hielden we van elkaar. Ik hield van jou, jij hield van mij. Ten minste, dat dacht ik. God in de hemel, zie je dan niet wat er met je is gebeurd? De Sumchun heeft alle liefde, alle menselijkheid die je in je had vernietigd. Er is niets meer over om van te houden. Jake, begrijp je me ? Jake, de stenen man. Ja hoor, bij de Quarry zit jij op de goede plaats.
De Quarry was in elk geval veel beter dan de smerige straten van Hongkong. Zouden de Marocs er ook zo over gedacht hebben ? Hij wist het niet. Ze hadden hem zoveel over zijn dode vader en moeder verteld. Hij had zich een voorstelling van hen gevormd, al kon hij zich het gezicht van zijn vader niet eens voor de geest halen.
Ze hadden hem het stuk van de fu gegeven. Dat was zijn erfdeel, zeiden ze. Zijn schakel met het verleden, het bewijs van de liefde van zijn ouders voor hem. Of de Marocs een groot deel van wat ze hem vertelden uit hun duim hadden gezogen wist hij niet. Dat maakte ook geen verschil. Alleen het beeld dat hij van zijn ouders had was belangrijk. Waren ze nu maar hier!
Het besef van hun verlies golfde door hem heen, vermengde zich met de pijn om Mariana.
O Boeddha! dacht hij. Ik heb niets. Ook nu weer heb ik niets!
Duisternis rondom hem. Schaduwen waren overal. Een beetje licht maken, dacht hij. Een vonkje is genoeg. In een hoek vond hij een stapel petroleumblikken. Ze waren vol, op één na.
Razernij. Samenhangend denken was onmogelijk. Hij trok de blikken open, goot de vloeistof om zich heen. Alle blikken, tot er geen druppel meer over was. Toen stapte hij achteruit naar de voordeur. De engawa op. Alleen het zachte getinkel van de fürin hield hem gezelschap. Herinneringen klauwden aan zijn geest.
Streek een lucifer aan en gooide hem naar binnen.
Een dreun als een donderslag. Echo's langs de bergwand. Een vette bal van zwart en rood die opsteeg, de dichte mist verdreef in sombere kleuren. Jake zat op de trillende grond met zijn handen om zijn opgetrokken knieën. Hij zag de vlammen langs de stenen lekken terwijl ze de oude houten balken verslonden. Het stervende huis kreunde.
Jake huilde weer. Hij had spijt van de gevolgen van zijn razernij, spijt van zijn boosaardigheid. Hij schaamde zich. Ooit, toen hij nog heel klein was, lang voordat hij Fo Saan had ontmoet, had hij een kikker doodgegooid. Hij had hem aangetroffen op een rivieroever. Groot was hij, lelijk, ineengedoken en onbeweeglijk als een afgodsbeeld. Eerst gooide Jake een steen om hem te zien bewegen. Maar toen het dier zich niet verroerde was Jake door een onverklaarbare woede bevangen geraakt. Hij gooide nog een steen, en nog een. Zijn woede op die stomme kikker veranderde in razernij. Nu gooide hij om hem te raken. En nog steeds vertikte het dier het om te bewegen.
Toen, opeens, kon hij niet meer bewegen. Hij was dood. Datzelfde gevoel van schaamte en berouw overweldigde Jake nu, en hij drukte zijn gezicht op zijn onderarmen.
Hoe lang hij zo zat kon hij niet zeggen. Misschien sliep hij. In elk geval spookten nachtmerries door zijn hoofd: Mariana omringd door vlammen, roepend naar hem; Mariana op de rots, bloedend, terwijl hij zijn armen naar haar uitstrekte en haar langzaam in de afgrond duwde; Mariana die toekeek terwijl hij met Bliss vrijde, haar borsten streelde, haar dijen opende, haar heuvel met zijn lippeïi beroerde; Mariana in een rivier, tot haar dijen in snelstromend water; haar bloed spatte in zijn gezicht, verblindde hem; zijn hand om een gladde steen, zijn arm maakte een boog, zijn vingers lieten los, de steen trof haar, verbrijzelde haar gezicht.
Nee!
Zijn hoofd schoot omhoog. Had hij hardop geschreeuwd? Had hij gedroomd? Zijn gezicht was kletsnat van het zweet en hij zat te rillen. De nacht omhulde hem. De sterren bedekten hem met donkerblauw licht. Hij zat heel stil. Hij luisterde naar de krekels, naar rondscharrelende nachtdieren. Hij hoorde de wind door het gras strijken, door de boomtoppen ruisen. Hij begon zijn gedachten te verzamelen. Hij zag in dat het dwaasheid was geweest hier helemaal alleen naar toe te komen. Het was duidelijk dat hij hulp nodig had. Maar dit was Hongkong niet. Hij had hier geen echte vrienden. Geen mens tot wie hij zich kon wenden. En in deze toestand kon hij zich aan niemand in zijn netwerk van informanten vertonen. Als hij wilde dat ze voor hem bleven werken moesten ze respect voor hem hebben.
Hij zuchtte diep en dacht aan Fo Saan. Wat had die ook weer gezegd, lang geleden ? Er zal een tijd komen, mijn zoon, dat je je op vijandelijk terrein zult bevinden, vechtend tegen een overmacht; en zelfs je vrienden zullen zich tegen je gekeerd hebben.
Vijandelijk terrein, dat was het zeker. Had Stallings Mariana niet gedood? Stallings en de Quarry? Waaróm? Waarom was Mariana bij Nichiren ? Twee onmogelijkheden aaneengesmeed. Stallings was geen schurk; hij was een Quarry-man. Wie had opdracht gegeven? Beridien? Donovan?
Wunderman?
Die laatste gedachte was bloedstollend, maar Jake kon de mogelijkheid niet uitsluiten. Van hoeveel was hij niet op de hoogte? Met zoveel onbeantwoorde vragen kon hij geen haastige conclusies trekken, geen overijlde stappen doen. Hij had een rekening met de Quarry te vereffenen, maar eerst moest hij het web ontwarren. Geduld.
En Nichiren. Die allereerst.
Slechts één ding was zeker: hij was volkomen afgesneden van het Quarry-hoofdkwartier. Als je niet weet wie je vertrouwen moet, vertrouw dan niemand meer. De vieze, gevaarlijke achterbuurten van Hongkong hadden hem die belangrijke les al vroeg geleerd.
Als je je op vijandelijk terrein bevindt, had Fo Saans raad geluid, zoek dan hulp. Als je meent dat er niemand is om je te helpen is het moment aangebroken om je gedachtenpatroon te veranderen. Weet dat hulp op de meest onwaarschijnlijke plaatsen te vinden is.
Jake peinsde diep. En steeds kwam hij tot dezelfde conclusie. Er was maar één persoon in Japan tot wie hij zich om hulp kon wenden. Op het eerste gezicht leek het een absurd idee. Maar opnieuw dacht hij aan Fo Saans woorden en die monterden hem op. Nou ja, wat heb ik te verliezen?
vroeg hij zich af.
Bij het eerste licht daalde hij de berghelling af die bekend stond als het Zwaard.
Zhang Hua drukte zijn bril met de dikke glazen stevig op zijn neusrug toen hij het vaalbruine kantoor binnenging. Het was een nutteloos gebaar; een seconde later schoof de bril alweer over zijn brede neus naar beneden.
'Gaat het vandaag wat beter, kameraad minister?' vroeg hij, terwijl hij een dik pak dossiers in het stalen mandje op het bureau deponeerde. Shi Zilin bromde, maar schonk nauwelijks aandacht aan hem. Hij was verdiept in een stapel kopieën. Zhang Hua had gezien dat ze hem even tevoren door een geüniformeerde bode waren gebracht.
'U ziet er goed uit,' zei Zhang Hua, terwijl Zilin de kopieën zorgvuldig op twee stapeltjes legde. In werkelijkheid, dacht hij, zag de minister er bepaald belabberd uit. Hij was bleek, en het viel Zhang Hua op dat deTianden van de oude man erger beefden dan gewoonlijk. Misschien werkten de acupunctuurbehandelingen niet meer. Zilins ogen vlogen omhoog en botsten op Zhang Hua's strakke blik, en als een kind dat betrapt wordt keek de assistent gauw opzij.
'Je staat te zweten, mijn vriend,' zei Zilin, zijn aandacht op hem richtend.
'Voel je je niet lekker?'
'Ik ben prima in orde, kameraad minister.'
'Kom, kom,' zei Zilin, terwijl hij een hand uitstak. 'We hoeven toch niet zo formeel te doen als we onder vier ogen zijn, hè, Zhang Hua?' Hij volgde de blik van zijn assistent. 'Doe de deur dicht en kom hier naast me zitten, mijn vriend.'
Toen Zhang Hua dit had gedaan legde Zilin een dossier op de kopieën die hij had zitten lezen. Zijn oude zwarte ogen bestudeerden het gezicht van de jongere man. Hun intelligente schittering was met het verstrijken van de jaren niet vervaagd.
Hij pakte een cloisonné-pot en een bijpassend kopje van een lage houten tafel. 'Drink wat thee, dat zal je goed doen.' Hij schonk in, gaf het kopje aan de ander. Het beven van zijn hand was wel zeer opvallend. 'Hij is lauw, vrees ik. Ik kan niet zo goed meer tegen hete thee als vroeger. Nu verkoelt hij me zoals hij me jaren geleden verwarmde.'
De twee mannen dronken.
Hij keek in Zhang Hua's ogen. 'Ik heb al vroeg in mijn leven besloten dat ik een Hemelse Bewaker van China zou worden. Zij die mij volgen moeten die last aanvaarden.'
'Dat weet ik wel, lao Shi, maar deze situatie met Wu Aiping kan alleen maar vreselijke gevolgen voor ons hebben. Ik ben bang dat hij te machtig voor ons is. Hij is nog zo jong voor iemand met zo'n enorme macht. Hij staat aan het hoofd van de meest invloedrijke academie in China. Hun enige doel is het militaire afweermiddel tegen het Sovjetgevaar aan onze grenzen te vinden. De qun die zich tegen u heeft gekeerd had geen betere leider kunnen vinden. Zijn militante opstelling vindt veel volgelingen in Peking. Met de dag worden het er meer. Als Wu Aiping het voor het zeggen krijgt...' Hij huiverde openlijk terwijl zijn woorden wegstierven.
Zilin zuchtte en zette zijn kopje weg. 'Ik heb deze toekomst voorzien, mijn vriend. O, ik bedoel niet Wu Aiping persoonlijk. Maar wel iemand als hij. Ja, hij is sterk. Misschien zal hij ons zelfs verslaan. Maar daar mogen wij ons niet door laten afschrikken. Zonder ons is China gedoemd. Wij zijn de toekomst. Dat wist ik al heel lang geleden, zoals ik ook wist dat ik nodig was om die toekomst te helpen vormen. Maar ik begreep ook dat daar enorme concentratie voor was vereist. En opofferingsgezindheid. Ik kon niet alles bereiken, zoals die anderen die stegen en vielen in de overmoed van hun zelfverheerlijking. Tsjiang, Mao, zij allen meenden dat ze de wereld konden omvatten. Ze vergisten zich.
Ik ben de enige overlevende uit die tijd, Zhang Hua. Dank zij mijn toewijding. Niet aan mijzelf. Als een boeddhistische monnik had ik mijn God aan wie ik mijn hele leven wijdde. Om China te dienen zoals ik gedaan heb moest ik als het ware afstand doen van alle aardse bezittingen. Allemaal.'
Een tijdje lang was het enige geluid dat de twee mannen hoorden het gezoem van de stalen ventilator op de dossierkast tegen de wand van het vertrek. Ze voelden de klamme lucht langs hun gezicht strijken.
'Soms,' zei Zhang Hua met een flauwe trilling in zijn stem, 'is het belangrijk te weten wanneer men verslagen is.'
'Mijn vriend, geloof je dat we verslagen zijn? Heb je na alle jaren van onze samenwerking zo snel je vertrouwen verloren?'
'Vertrouwen is iets dat men nooit moet opgeven,' zei Zhang Hua. Uit zijn ooghoek zag hij de handen van de minister beven. 'Zo bedoelde ik het niet.'
'Mooi zo. Wel, drink je thee op, Zhang Hua. Ik heb je vader beloofd dat ik je onder mijn hoede zou nemen, en ik ben een man van mijn woord.' Hij sloot zijn ogen weer en dacht na over de offers die hij had gebracht. Hij had zoveel gemanipuleerd; hij deed het nog. Al die mensen die hij had laten dansen op een ritme dat alleen hij bepaalde. Was dit de toekomst die hij voor China had geschouwd? Ja, dit was de toekomst. Al dat gepraat over offers was goed en wel. Maar je begreep pas wat het inhield nadat je gehandeld had.
Hoe lang is het geleden, vroeg hij zich af, sinds ik oprecht geluk heb ervaren? Hij dacht er een hele poos over na, maar het antwoord ontglipte hem.
Stallings had willen gaan rijden. Hij had zelfs de stalmeester van het Movie House opgebeld om zijn hengst op te tuigen.
Toen veranderde hij van gedachten. Midden in een hap cornflakes met aardbeien stond hij op en zegde zijn afspraak af. Liet zijn ontbijt voor wat het was en reed naar het kantoor op H Street.
Hij had wel geslapen in het vliegtuig uit Japan, maar niet goed. Hij had gedroomd dat hij achtervolgd werd. Hij bevond zich in een donker bos. Hij vluchtte te paard van het toneel van een eliminatie. Op de een of andere manier hadden ze hem in de gaten gekregen. Takken sloegen tegen zijn gezicht en schouders. Hij probeerde te duiken, maar de takken bleven hem striemen tot zijn hele huid rauw en bebloed was. Toen werd zijn overhemd van zijn lijf gescheurd.
Hij raakte ervan overtuigd dat hij gestraft werd. Maar waarvoor? Hij had zijn opdracht feilloos uitgevoerd. Hij had weer eens gedood. Toen kwam de gedachte bij hem op dat hij de verkeerde had gedood. Daar schrok hij vreselijk van. En op dat moment merkte hij dat hij achtervolgd werd. Hoe was dat nu mogelijk? Hij was toch zo voorzichtig geweest. Net als altijd.
Hij hoorde het geroffel van paardehoeven achter zich. Hij gaf zijn eigen rijdier de sporen. Maar daar werd alleen het gestriem erger van. Hij kwam niet sneller vooruit.
Met het gedreun van de achtervolging luid in zijn oren trapte hij zijn hakken in de flanken van zijn paard. Hij boog zich nog dieper over de fladderende manen en schreeuwde in de oren, sloeg op de nek om het voort te jagen.
Schaduwen beklommen zijn rug, drongen van alle kanten op hem toe. Hij kon de hemel niet meer zien. Bloed golfde in hete stromen uit zijn opengescheurde huid. Hoe sneller hij ging, des te zwaarder werd hij gestraft. Waarom?
De geluiden achter hem zwollen nu aan en Stallings keek over zijn schouder. Zag het paard zonder ruiter, de wijdgeopende neusgaten, de demonisch gloeiende ogen.
Hij had zo'n luide gil gegeven dat er twee stewardessen op hem afstoven. Een van hen, de jonge vrouw met het roodbruine haar en de moedervlek bij haar mondhoek, was naast hem komen zitten en gaf hem ten slotte haar telefoonnummer, zodat het toch nog redelijk was afgelopen. De droom kwelde Stallings: thuis, toen hij een hete douche nam om het reisvuil van zich af te spoelen; toen hij Chinese prut at uit kartonnen bakjes die kleverig waren van de sojasaus en de smaakstoffen; toen hij met Donna, de stewardess met de roodbruine haren, in bed lag; in het fïtness-centrum waar hij met gewichten en de Nautilus werkte.
In tegenstelling tot andere dromen was deze 's nachts niet vervaagd, en zelfs in het heldere daglicht niet. Daarom had hij zijn rit afgezegd en was in de auto gesprongen zonder zijn ontbijt op te eten.
Die droom liet hem niet los. Hij deed hem ergens aan denken, en maakte ook een diepliggende angst bij hem wakker. Waarom?
Dat zou hij nu eens uit gaan zoeken.
In zijn raamloze kamer zette Stallings zijn terminal aan. De Quarry had er een Xicor computer voor laten bouwen die zijn tijd een paar generaties vooruit was. De GPR-3700 stond in een stofvrije, tegen temperatuur-en vochtinvloeden gevrijwaarde ruimte diep in het inwendige van het Quarrygebouw. Stallings sloot zijn ogen even en haalde zich de lange reeks toegangscodes voor de geest waarmee hij in de diepere en meer geheime lagen van het computergeheugen kon doordringen.
Hij dacht aan het paard zonder ruiter. Hij dacht aan Mariana Maroc hoe hij haar in het vizier kreeg, hoe hij de trekker overhaalde, één, twee, drie kogels gierend door de nacht. Hij zag haar door het gras rollen met een verbaasde uitdrukking in haar opengespalkte ogen.
Verloor haar even uit het oog in het onweer, ontdekte haar weer, languit op de rots; nu had hij Jake op zijn huid. Zag haar neerstorten in de duisternis.
Hij dacht aan het paard zonder ruiter. En aan de Russen op het Zwaard. Wat een ironie, dacht Stallings. Als Jake niet zo efficiënt met die lui had afgerekend, was Mariana misschien nog in leven. Misschien. Het paard zonder ruiter. De Russen. Wat deden ze daar? Als ze in de operatie waren binnengedrongen ... maar Wunderman had niets van dien aard gezegd toen hij Stallings van het vliegveld haalde. Hij had in de auto zijn verslag aangehoord en was met hem naar huis gereden, iets dat Stallings als een ernstige aantasting van de rust in zijn stal beschouwde. Zijn huis was zijn huis en daarmee uit. Hij nam zijn werk nooit mee. Trouwens, de stewardess was onderweg, met roodbruin haar en al. Alhoewel, het spookbeeld van het paard zonder ruiter had enige afbreuk aan de ontmoeting gedaan.
Stallings deed zijn ogen open. Op het scherm gloeiden de letters op: MONDFIY flCCESS OPEN. De GPR-3700 had zeven toegangsniveaus, gegradeerd volgens de dagen van de week. 'Monday' t was het minst geheime niveau, 'Sunday' het geheimste. Men verkreeg de toegangscodes tot de diepere niveaus naarmate men steeg in de Quarry-hiërarchie. Als lid van de raad van vijf, onder wie ook de president, had Stallings toegang tot en met het zevende niveau, hoewel hij nog nooit zo diep had gedolven.' Thursday'
was het terrein waar hij het meest vertrouwd mee was, het terrein dat hij meestal gebruikte wanneer hij een van zijn netelige veldproblemen moest uitwerken. Nu, na drie uur op dat niveau, vond hij het ontoereikend. Hij kon geen antwoord vinden op de aanwezigheid van de Russen. Hij leunde achterover en masseerde zijn oogkassen met zijn duimen. Dat fosforlicht deed nog altijd pijn aan zijn ogen.
Het punt was dat het niet zomaar Russen waren, bedacht hij nu. Zelfs geen KGB-agenten. Die zaten altijd met een hele compagnie op zijn hielen, waar hij ook was. Hij had ermee leren leven, zoals een armoedzaaier leert leven met kakkerlakken op zijn etage. Nee, met deze mannen was iets bijzonders aan de hand geweest. Departement S, KVR. Dat was generaal Vorkuta's terrein, en al was Stallings een echte macho, hij had de intelligentie van die vrouw leren respecteren. In de afgelopen twee jaar hadden eenheden van haar twee van zijn operaties de grond in geboord - en bij een derde hadden ze het geprobeerd. In Angola, Libanon en in - hoe heette het ook weer? -ja, in Guatemala; hij had moeite met die Centraal-Amerikaanse landen, voor hem leken ze allemaal op elkaar.
De eerste keer was hij zich rot geschrokken - die race over die berg in Guatemala in een auto die al tien jaar geleden naar de sloop had gemoeten. Maar de derde keer, in Angola, was het ergst geweest. Twee .38 kogels in zijn donder, in zijn schouder en zijn bovenarm - en een derde die hem op een haar na had gemist.
Allemaal KVR. Allemaal het werk van generaal Vorkuta.
Stallings had snel geleerd respect voor haar te hebben. Hij drukte een andere toegangscode in: FR i DRY RCCESS OPEN. Zijn vingers vlogen over de toetsen. Alsof hij de flank van een paard streelde. Hij verschafte zich toegang tot alle KVR-operaties. 'Het spoor terugvolgen,' had Wunderman gezegd, 'is vaak de beste manier om met de geheugenbank te werken. Als je een probleem in het heden hebt, ligt de oorsprong vaak in het verleden.'
Zesendertig dossiers in deze lijst, en hij nam ze koppig stuk voor stuk door. Vond de Guatemala-operatie, controleerde de datum om te zien of het om zijn operatie ging. Routine-informatie totdat hij aan het eind kwam en een elektronische voetnoot ontdekte. Ging op zoek, maar kon er op dit niveau geen spoor van vinden. Dansende vingers.
SRTURDRY RCCESS OPEN.
Daar vond hij het. n R T R s SRNDINRR STERFT - hier gaf het beeldscherm een datum van een dag of drie na het mislukken van Stallings operatie -OfiNOCicoTEVERGiFTiGiNG. Stallings stopte onthutst. Hij had het nieuws van Sandinars dood gelezen. Hij was de toenmalige president van de republiek. Maar hij was toch aan een hartaanval gestorven? Hier hadden ze het over vergiftiging. Stallings dacht erover na. Sandinar was een krachtige en bittere tegenstander geweest van Carlo Guerrerra, Stallings doelwit. Na Sandinars dood had Guerrerra zijn positie verstevigd totdat Stallings zes maanden later weer naar Guatemala was gekomen en de rebellenleider elimineerde. Hij zocht toegang tot de KVR-operaties op dit niveau. Vond Angola. En alweer een voetnoot die op dit niveau niets opleverde. Hij zocht snel naar Libanon, kon het niet vinden, en ging nog dieper.
SUNDfiY RCCESS OPEN.
De elektronische asterisk verscheen als een kurk boven water: c H o J o MTUBfi STERFT RON VERSTIKKING DOOR VERBRIJZELING VfiN
STROTTEHOOFD.De opgegeven datum was een week na Stallings operatie. Volgens de kranten was Mtuba omgekomen na een dodelijke val van een paard dat onverwacht steigerde omdat het van een slang schrok. Net als in de Guatemala-operatie had generaal Mtuba gevochten tegen opstandelingen wier leider Stallings doelwit was. Dit waren maar twee van Stallings vele operaties, maar wat hem trof waren deze voetnoten. Ze waren zo geschreven en geplaatst alsof de Quarry achter de moorden had gezeten. Maar dat was natuurlijk onmogelijk. Een opdracht tot eliminatie van Sandinar of Mtuba was ondenkbaar. Volkomen in strijd met de Quarry-politiek. Stallings herinnerde zich de Russen op het Zwaard. Het paard zonder ruiter. Hij ging verder.
En vond Libanon. Het was begraven in een reeks dossiers van diverse inhoud, als een parel in de modder. Als hij niet zo goed met de computer overweg had gekund zou hij het waarschijnlijk nooit gevonden hebben. Hij vroeg zich af waarom het hier stond. Voor zover hij wist was het een gewone routineklus. Jawel, hij had het KVR-team op zijn hielen gekregen. Maar na Guatemala was hij op zijn hoede geweest en had ze kort na zijn aankomst in de gaten gekregen.
Hij had hen perfect om de tuin geleid met het favoriete wapen van de Russen zelf: verkeerde informatie. Dus terwijl het KVR-team stond te wachten op het vermeende ontmoetingspunt, was hij aan de andere kant van de stad en schoot van een afstand van driehonderd meter een kogel door Mahmed Al-Qassars kop. Eliminatie voltooid. Het einde van een der machtigste en meest gevreesde pro-Sovjet leiders in het Midden Oosten. In tijd van zesendertig uur, wat zegje me daarvan, generaal Vorkuta?
Waarom stond het hier op het zevende en meest geheime niveau?
Ten slotte, na nog veel meer noeste arbeid, kwam hij erachter. Hij wou dat hij het nooit gevonden had. Het antwoord lag begraven in een ander dossier. Weer zo'n elektronische asterisk. Omdat dit het diepste niveau was, konden ze het blijkbaar nergens anders kwijt.
tifiHMED F)L-QfisSfiR,lashij, GEËLIMINEERD - ditmaal klopte de datum -VOLGENSOPDRRCHT.DUBBELfiGENTVOORTIIIOTHYLfllNE. Stallings ogen puilden uit. Nee! dacht hij. Dat kan niet! Timothy Laine was directeur van de Central Intelligence Agency.
Terwijl de koude rillingen over zijn rug liepen keerde Stallings terug naar het Libanon-dossier. Heb ik een van onze eigen agenten gedood ? dacht hij. Hoe is dat mogelijk? Hij ging naar het eind van het dossier. Het stopte midden in een zin. Hij drukte keer op keer op de toegangstoets, maar tevergeefs. Hij rolde het scherm met de hand door. Leeg. Toen herinnerde hij zich zijn lessen. Hij drukte de coNTRot-balk in en kreeg dit te zien: VERVOLG DOSSIER STRIKT VERTROUWELIJK, UITSLUITEND BESTEMD VOOR QUARRY-DIRECTEUR, GEBRU I K
TOEGfiNGSCODE VOOR YAHU.
Wat is Yahu in godschristusnaam? vroeg Stallings zich af. Het kostte hem drie telefoontjes, het laatste naar een linguïst, en een rit naar de congresbibliotheek om erachter te komen.
Yahu bleek een Burmaans woord te zijn. In hun cultuur was het de term voor de achtste dag van de week.
Jake moest denken aan een fragment van de kalligrafie op de rol in Mikio Komoto's huis: Wanneer de generaal een misdadiger straft, ligt het hart van het leger in een strenge hand.
Hij vermoedde nu dat het deze generaalsmentaliteit was die Komoto's leven beheerste. Hij wist dat hij de man grondig moest leren te begrijpen voordat hij zich aan hem vertoonde. Anders had hij geen schijn van kans, na wat hij in het huis van de yakuza oyabun had gedaan. Komoto zou hem straffen als afschrikwekkend voorbeeld voor zijn troepen. Toen Jake uit de Alpen kwam was hij naar Komoto's huis gereden. De reden hiervoor was dat de oyabun de enige van Jakes vijanden was die misschien in een bondgenoot kon worden veranderd.
Wat voor man was Komoto achter zijn masker? De volgende paar uur zouden zeer hachelijk worden. Jake zou zich grotendeels door zijn intuïtie moeten laten leiden; hij zou zijn tactiek moeten aanpassen naarmate Komoto zich meer blootgaf. Als hij hebzuchtig was kon Jake daar gebruik van maken. Als hij rechtlijnig was kon dat ook gunstig zijn. Michi. Het pad. Jake zou het juiste pad moeten zoeken als hij Nichiren wilde vinden, en het/«-fragment dat Mariana uit de flat had meegenomen. Het was wat vroeger op de avond dan de vorige keer. Hij benaderde het huis op dezelfde manier. Maar ditmaal zag hij twee auto's naast het huis staan. De ene herkende hij als Komoto's wagen. Die stond het dichtst bij de helder verlichte zij-ingang.
Hij kwam weer bij de gesnoeide hagen. Daarachter vond hij de verscholen tuin. Omdat de abnormale lengte hem bevreemdde liep hij er helemaal doorheen. Aan het eind vond hij het antwoord; het was niet zo'n verrassing. Onder de takken van een slanke cryptomeria ontdekte Jake een marumono. Hij hing aan een touw. Hij gaf er een duw tegen, zodat hij heen en weer zwaaide als de slinger van een pendule.
De marumono was een van de drie traditionele mikpunten in kyüjutsu, een stok met een omhulsel van stro of katoen en overdekt met gelooide huid. Eeuwen lang waren pijl en boog het voornaamste wapen van de Japanse soldaat geweest. Alleen de samurai mochten zwaard en pijl en boog gebruiken; de gewone man had spies en knuppel als wapentuig. Kyüjutsu was de martiale kunst van het boogschieten. De reden om de marumono op te hangen stamde van de oorsprong van het boogschieten dat, volgens Fo Saan ten minste, in zwang was geraakt bij krijgers te paard. Zo leerde men bij de training een aantal verschillende mikpunten te raken, met inbegrip van bewegende. Dat was de marumono, de moeilijkste van allemaal.
In feodale tijden had elk samurai-huis een aantal yaba, of boogschuttersbanen. Jake zag dat er niet veel veranderd was. Plotseling nam hij een besluit. Hij liep terug naar de voorkant van het huis, liep zonder te aarzelen het stenen pad op en klopte op de deur. Even later werd er opengedaan. Toshi vulde de opening. Hij knipperde toen hij Jake zag. Hij keek alsof hij oog in oog stond met een wachter van de hel.
Zijn hand ging naar zijn broeksband. Hij richtte een stompe .38 op Jakes navel.
Jake bleef heel stil staan. Hij overwoog zijn handen op te steken, maar besloot, scherp loerend naar Toshi's gezicht, geen vin te verroeren. In plaats daarvan probeerde hij zijn ademhaling onder controle te krijgen. Hij hield niet van wapens. Hij had er nooit mee getraind, maar dat was niet de reden voor de gezonde angst die hij ervoor had. Het was zijn ervaring dat mannen geen wapens gebruikten; het waren jongens die ermee speelden. In de handen van een bedreven sluipmoordenaar was een geweer effectief werkmateriaal. Verder vond Jake vuurwapens waardeloos. Ze vormden het antwoord van een stommeling op gevaarlijke situaties. Met een wapen hoefde je niet na te denken. Je richtte en schoot. Dezelfde oplossing voor alle problemen. Lui denkwerk.
Trouwens, het was hachelijk om zo op een mechanisme te vertrouwen. Daar had je die jongenshouding weer. Je zag het heel goed in de mystiek van de scherpschutter.
Jake zag dat Toshi net zo was als de rest. Hij was verliefd op zijn pistool
- verliefd op de macht die het hem gaf.
Zoekaltijdnaardezwakkeplekvandetegenstander,hadFoSaangezegd. Jake wist dat hij Toshi's zwakke plek had gevonden. Dat maakte hem niet minder gevaarlijk, maar wel wat handelbaarder.
'Ik wil Komoto-saw spreken,' zei Jake.
'Meen je dat nou?' zei Toshi. 'Iteki.' Hij zwaaide met zijn .38. 'Ik kan je knieschijven kapotschieten, allebei.' Hij grijnsde zoals een lijk grijnst. 'Dan leer je ten minste datje tegen ons op moet kijken.'
'Ga Komoto-san vertellen dat ik een dringend bericht voor hem heb.'
Toshi lachte. 'Ga hem dat zelf maar vertellen.' De loop van het pistool beschreef een cirkel, omhoog naar Jakes hart, en vandaar naar zijn kruis.
'Jij schijnt te denken datje hier in en uit kunt lopen, dus loop gerust langs me heen. Kijk maar hoe ver je komt.' Zijn gezicht begon rood aan te lopen. Jake besefte dat hij snel iets moest doen als hij niet neergeschoten wilde worden.
'Ga Komoto-san vertellen -'
'Ga Komoto-san wat vertellen?'
Jake zag een gestalte in de donkere gang vlak achter Toshi. Hij zag de yakuza verstijven, maar hij had de stem al herkend.
'Ik wil u niet voor de voeten lopen, oyabun,' zei Jake, zich Komoto's dreigement herinnerend.
'Nu komt u slijmen, meneer Richardson. En verder ? Gaat u ook nog voor me in het stof liggen en om vergiffenis smeken ?' De walging in zijn stem was overduidelijk.
'Ik dacht dat u niet met barbaren sprak.' Er viel een stilte. Jake wist dat hij een levensgevaarlijk spelletje speelde. Komoto kon hem hier op de drempel laten neerknallen en geen mens in Japan zou een vraag stellen. Maar Jake had geen keus. De tijd drong, en hij moest door het traditionele harnas van de man heen prikken.
'Dit kun je nauwelijks spreken noemen,' zei Komoto. 'Ik hoor alleen krekels en mijn eigen stem.'
'Ik kwam u het volgende vertellen,' zei Jake, in de wetenschap dat hij zijn laatste kaart uitspeelde. 'Mijn naam is Jake Maroc. Ik heb Keu Kisan gedood.'
Met een ruk van zijn vaag zichtbare hoofd zei de oyabun: 'Laat hem binnen. Breng hem naar de zes- 1atam j-kamer en laat hem daar blijven tot ik klaar ben.'
Toshi deed wat hem was opgedragen. Zijn koude ogen staarden naar Jake en daagden hem uit iets te ondernemen. Toen Jake niets deed stak hij zijn vrije hand uit en sleurde Jake over de drempel.
Hij schopte de deur dicht en zei: 'Schoenen.'
Jake trok ze uit en bukte zich om ze op Toshi's aanwijzing in de houten kast naast de deur te zetten. Toen hij weer opkeek, was Komoto verdwenen. Toshi leidde hem door de schemerige gang en een openstaande^üsuma naar dezelfde kamer waar hij de eerste keer was heen gebracht. Toshi beval hem tegenover de tokonoma te gaan staan, zonder twijfel met opzet. Er heerste een opvallende stilte in het huis. Het was alsof de nacht zich rondom hen had gesloten. Hij werd zich bewust van een zacht geritsel en keek door de kamer. De onderkant van de rol ging heen en weer. Hij zag dat de 5/iö/J-schermen naar de tuin open waren.
De duisternis was tastbaar. Er waren geen sterren, geen maan. De duisternis golfde als een fluwelen deken de kamer in. De hitte van de dag hing nog in de lucht, als een element van het donker.
Jake sloot zijn ogen. Hij hoorde zijn en Toshi's ademhaling. Hij probeerde de emotionele toestand van de ander te beoordelen aan de diepte en het ritme van diens ademhaling. De spanning van de yakuza kwam in golven op hem af. Dat moest hij onthouden.
Toen Komoto binnenkwam, was hij gekleed als een achttiende-eeuwse samurai. Hij droeg een ruime, donkere zijden blouse en de traditionele zwarte hakama, de splitrok van de boogschutter. Hij keurde Jake geen blik waardig, maar zei met een ruk van zijn hoofd tegen Toshi: 'Naar buiten.'
De yakuza pakte Jake met zijn vrije hand bij de schouder en duwde hem door de kamer. Buiten kwamen ze in de kyüjutsu-tum. Hij zag een paar bogen op een rek. Hun grootte varieerde van vijf tot zes voet, de traditionele handboog, uit bamboe vervaardigd. Ernaast stond een yadate, een grote koker, vol pijlen.
Hij voelde Toshi's hand op zijn schouder en vroeg zich af of hij hem nu te grazen zou nemen. Maar hij zag er het nut niet van in. Ze liepen naar het eind van de tuin. De marumono deinde aan de cryptomeria.
'Je weet wat je doen moet,' hoorde hij Komoto zeggen. De stem klonk vreemd ijl in de duisternis, als van een geest.
Jake voelde dat er een koord om zijn polsen werd geslagen. Hij maakte een grimas toen Toshi er een strakke knoop inlegde. Toen draaide Toshi hem met zijn gezicht naar de plaats waar de bogen en pijlen geduldig stonden te wachten.
Toshi had zijn pistool weggestopt. Nu had hij een stuk touw in zijn handen. Hij posteerde Jake vlak achter de marumono, zodat hij met zijn rug tegen de stam van de cryptomeria stond. Toen bond hij hem zo stevig aan de boom dat hij geen vin meer kon verroeren.
De marumono hing vlak voor Jakes gezicht. Verder kon hij niets zien.
'Liegen is een strafbaar vergrijp.' Komoto's stem zweefde naar hem toe.
'Evenals inbreken en het aanvallen van een clanlid. Yafcwza-zaken zijn yafcwza-zaken.'
'Oyabun-'
'Nou niet gaan kruipen, iteki.' Komoto's stem was vol minachting. 'U
was gewaarschuwd en u hebt die waarschuwing in de wind geslagen. Dat verbaast me niet. U bent ten slotte een barbaar. Nu krijgt u de rekening gepresenteerd.'
Jake voelde dat Komoto zich verwijderde. Maar Toshi niet. De yakuza stak een hand uit en gaf de marumono een zet. Hij begon te zwaaien, voor Jakes gezicht langs. Heen en weer, de seconden wegtikkend. De nacht was stil. Heet. Tik-tak, de zwaai van de marumono. Een eindeloze tijd waarin niets te zien was, niets te horen. Jake was weer op Cheung Chau en stond tot aan zijn dijen in de Zuidchinese Zee. Omringd door mist. Roepend om Fo Saan.
Toen hoorde hij het scherpe zoeven, aanzwellend met angstwekkende snelheid, snijdend door de zwaarte van de nacht.
De eerste pijl trof doel.
David Oh stak de sleutel in het slot van Jake en Mariana's flat in Hongkong. De deur ging naar binnen open en hij stapte over de drempel. Hij rook verschillende geuren door elkaar: oude keukenluchtjes, Mariana's parfum. Hier en daar lag een laagje stof. Buiten was het bijna donker. De straatlantaarns brandden en in de haven liepen trage jonken binnen, met zeilen als zwarte vleugels in het laatste amethisten licht. Het was etenstijd.
Langzaam liep hij door de vertrekken. David Oh wist eigenlijk niet wat hij zocht. Iets dat er niet hoorde, misschien, een aanwijzing voor Mariana's beweegredenen, of iets waaruit hij kon opmaken waar Jake was heengegaan. Hij bad tot alle goden dat Jake niet op eigen houtje naar Japan was gegaan.
Hij kwam de badkamer uit. Niets. Hij liep de keuken in. Borden en glazen in de gootsteen, onafgewassen. Op de ronde houten tafel stond nog een bord; de etensresten zaten er nog op. Ernaast stond een halfvol wijnglas. Hij pakte het bij de dunne steel, hield het bij zijn neus en snoof. Koppige rode wijn. Mariana. Jake dronk liever sake.
Ze is hals over kop weggegaan, dacht hij. Dat was niks voor Mariana. Ze was netjes en zeer ordelijk. Nooit vuile vaat in haar gootsteen. Toch stond die vol. Hij keek er nog eens in. De etensresten op deze borden leken minder uitgedroogd. Hij brak er een stukje af. Lang niet zo droog. Iemand had hier gegeten toen Mariana al weg was. Maar wie? Jake niet. Die zat toen al in Tokio.
David Oh boog zich aandachtig over de vuile borden. Vette plekken, daar moest je beginnen. Waar geen voedsel zat. Hij haalde een rol Magie tape uit zijn zak, scheurde er twee stukjes van ongeveer vijf centimeter af. Die plakte hij voorzichtig op de rand van twee van de borden. Hij telde tot dertig en trok ze toen langzaam er weer af. Het ging erom niet te rukken, want dan kon er een vouw in de tape komen. Nu plakte hij de strookjes snel op een schone witte kaart. Hij stapte naar het raam en staarde naar zijn werk. Onder het beschermlaagje van de tape zaten twee mooie vingerafdrukken.
Hij stopte de kaart in zijn zak en verliet de keuken. Misschien is het helemaal niks, dacht hij. In zijn hart wist hij wel beter.
'Een pik in de reet van al onze vijanden,' zei hij tegen de lege kamers. Grinnikend trok Toshi de marumono los van de stam naast Jakes linkerschouder. De pijl die Komoto op hem had afgeschoten in de duisternis had het mikpunt met zo'n kracht geraakt dat het naar achteren was geslagen. Omdat de mafumono op dat moment net langs Jakes gezicht zwaaide, was hij zwaar tegen zijn oor en wang gedreund.
Toshi voelde aan Jakes broek. 'Hoe is het nou, dappere itekiT zei hij.
'Heb je je al bescheten?' Hij bromde. 'Nee? Nou, dat komt dan nog wel, barbaar.' Hij verdween uit Jakes zicht en gaf de marumono weer een zet. Ditmaal maakte hij een veel kleinere boog door het extra gewicht van de pijl. Hij zwaaide heen en weer.
Duisternis. Drukkende nacht. Opstijgende hitte. Jakes tenen werden nat van de eerste dauw. Tik-tak, een loden slinger voor zijn ogen. Stilte. Jake dacht aan het klotsen van de Zuidchinese Zee om zijn benen. Hij dacht aan Fo Saan. En vroeg zich af of hij een huis van illusies optrok. Paniek loerde aan de rand van zijn bewustzijn. Maar al was het een huis van illusies, het was het enige dat er tussen kalmte en angst stond. Hij trok het als een stalen gordijn om zich heen, als een beschermende mantel. Een nijdig gegons spleet de nacht. Nauwelijks tijd om te ademen. Hij voelde hoe zijn spieren zich samenknepen en dat was niet goed. Dat kwam door de tentakels van de angst die door de kieren van zijn illusie drongen. Misschien was hij helemaal niet veilig. Niet denken! Ademen, zei hij bij zichzelf. Ademen.
Maar dat was moeilijk, want hij wist wat er door de zwartheid op hem afzoefde.
Pok!
Als de knal van een pistoolschot. En vlak daarvoor had hij het windvlaagje gevoeld dat de komst aankondigde. De komst van de dood. De marumono smakte hard op zijn rechteroor. Nu zaten er twee pijlen in. De punt had zijn jukbeen op twee millimeter gemist. Zweet droop uit zijn oksels, langs zijn rug.
Daar lachte iemand. Toshi stapte in zijn gezichtsveld, trok het zware mikpunt weer los. 'Warme nacht, hè?' zei hij, en lachte weer. Het prikte in Jakes ogen; hij knipperde snel. Er rolde zweet in. Toshi voelde aan Jakes kruis. Deze keer kon hij zijn teleurstelling niet verbergen. 'Zweten moet je, iteki,' zei hij.
Jake voelde de aanwezigheid van iemand anders. Komoto kwam langzaam door de lange tuin. Hij had een boog in zijn linkerhand. Hij zei niets, maar keek met versluierde blik naar Jake terwijl Toshi de touwen inspecteerde.
'Deze keer,' zei hij ten slotte, 'zal ik dit gebruiken.' Hij hield een katoenen lap omhoog. Het was een blinddoek. Toen draaide hij zich om en liep terug door de tuin.
'Nou wordt het leuk,' zei Toshi. Hij gaf de marumono een duw en trad terug. Het mikpunt was nu zo zwaar dat het voor Jakes gezicht bleef schommelen.
Jake deed zijn best er niet naar te kijken, maar hij zag steeds de twee pijlpunten door het mikpunt steken. Als hij zijn hoofd naar voren stak, zouden ze zijn neus raken.
Hij voelde de tunnel die hem zowel scheidde als verbond met Komoto. Hij was volkomen aan de genade van de oyabun overgeleverd. Misschien was dat de bedoeling. Een lesje in nederigheid. Een staaltje van Komoto's macht. Jake wist dat zijn leven in Mikio Komoto's hand lag. Maar dat had hij geweten vanaf het moment dat hij die avond op de deur van de oyabun had geklopt. Nu naderde het moment van de waarheid.
Wat voor man was Mikio Komoto achter al dit gedoe?
Jake had een vermoeden, maar hij wist dat hij het nu snel zeker zou weten. Kalmte, had Fo Saan gezegd, zal je uiteindelijk alles leren watje moet weten om de zege te behalen. Daaraan dacht hij nu, en hij herhaalde het alsof het een mantra was die hem zou beschermen.
Hoorde het gezoem in de verte. Het suisde met ontstellende vaart op hem af. Hoorde het met allebei zijn oren en wist dat het recht op zijn gezicht afkwam.
Tik-tak, de marumonoschommelde. Jake mat de schommeling af aan het toe-en afnemen van de duisternis: lichter, donkerder, lichter; zijkant, midden, zijkant. Als de pijl tijdens een van de lichtere momenten het doel bereikte, was hij er geweest.
Tik-tak...
Lichter, donkerder, lichter Absolute duisternis, en Jake voelde het mikpunt met minder kracht dan tevoren naar zijn neusrug zwaaien. Hij staarde; zag de punt van de derde pijl tussen de twee anderen. Pal in het midden.
Het duurde enige tijd voordat de marumono voor zijn gezicht werd weggetrokken. En toen het gebeurde, was het niet Toshi die daar stond.
'Misschien is deze straf in overeenstemming met de misdaden,' zei Mikio Komoto.
'Als ik al misdaden heb begaan,' fluisterde Jake raspend, 'was ik er door wanhoop toe gedreven. Nichiren had mijn vrouw. Ik moest weten waar ze waren. Daarom ging ik naar de sarakin, om bij u te komen. Ik hoopte dat u me zou helpen.'
'Nog meer leugens,' zei Komoto koud. 'Wat zou een iteki als u met Nichiren te maken kunnen hebben?'
'Ik zoek hem. Nu is mijn vrouw dood. Het is afgelopen nacht gebeurd, op het Zwaard.'
'Tsurugi?' Komoto keek verrast. 'Was u tijdens dat onweer op Tsurugi?'
Jake knikte. 'Ik heb Nichirens schuilplaats gevonden.'
'U bent mijn huis binnengedrongen,' zei Komoto. 'U hebt een van mijn mannen overvallen. Dat hebt u gedaan. Ik heb genoeg van uw itefci-leugens.' Hij begon zich af te wenden.
'Het is een slechte generaal die weigert informatie aan te horen die van belang kan zijn.'
De oyabun spoog. 'Wie bent u om te praten over wat generaals doen en niet doen?'
'Ik weet dat een goede generaal alle beschikbare middelen moet aanwenden als hij de zege wil behalen.'
Komoto kneep zijn zwarte ogen tot spleetjes. 'Wat een praats.'
'Ik heb Keu Kisan gedood voor de ogen van Nichiren.'
'Woorden,' zei Komoto kortaf. 'Alles wat ik van u hoor zijn woorden.'
'Laat me mijn woorden dan met daden bewijzen.'
Komoto verstarde. Hij wilde niet laten merken hoe geschrokken hij was. Hij was slim genoeg om te snappen dat hij in de klem zat. Hij kon Jakes verzoek niet weigeren; als hij dat deed zou hij enorm gezichtsverlies lijden. Hij riep Toshi. 'Maak de iteki los.'
'Ja, oyabun.'
'Zijn polsen ook.'
Toen dat was gebeurd bromde Komoto en zei: 'Neem hem mee.'
Aan de andere kant van de tuin stopte Komoto en hij keek Jake aan. 'Nu kunt u uw woorden bewijzen. Alleen een samurai kon Keu Kisan vellen. Alleen een samurai kon onder de neus van Nichiren O-henro Huis binnendringen.'
Jake koos een boog. Toshi wilde hem tegenhouden, maar Komoto wees hem terug.
'Een samurai moet bedreven zijn in veel martiale kunsten,' zei Jake.
'Kyüjutsu is een der belangrijkste. Maar ik vertel u niets dat u niet al weet, nehT
Hij koos een pijl met een gekartelde punt en stelde zich op. 'Wil Toshi- san de marumono een duw geven?'
Komoto, die meende dat Jake maar wat blufte, gaf Toshi een teken.
'Maar oyabun -'
'Denk je dat ik mezelf niet kan verdedigen?' snauwde hij. 'Doe wat je gezegd wordt en kom dan terug.' En tegen Jake: 'Op deze afstand, zonder licht en met de marumono in beweging is dit iets dat alleen een leerling van een goede sensei zou kunnen doen. Maar zelfs zo'n man zou door Keu Kisan levend verslonden worden.' Hij stak zijn hand uit. 'U moet dit voordoen.' Het was de blinddoek.
Jake pakte hem aan op het moment dat Toshi terugkwam. Hij dacht even na over de uitdaging alvorens te antwoorden. 'Het is duidelijk dat u een kyüjutsu sensei bent, oyabun. Mag ik vragen, zou u Keu Kisan in een gevecht van man tegen man overwonnen hebben?'
'Zonder enige twijfel,' zei Komoto. 'Alweer geeft u blijk van onwetendheid, iteki. Het moet wel zeer pijnlijk voor u zijn.'
'Het lijkt me duidelijk,' zei Jake, de opmerking van de ander negerend,
'dat u niet overtuigd zult raken door iets dat minder indrukwekkend is dan het kunststuk dat uzelf zojuist hebt verricht.' Hij staarde Komoto strak aan.
'Dus, oyabun, wilt u nu tegen de boom gaan staan op de plek waar ik net stond?'
Woede welde in Komoto op. Nou heeft die vuile itekime voor de tweede keer te pakken, dacht hij. Heel knap. Ik kan met geen mogelijkheid weigeren.
De oyabun ontspande zich met grote moeite. 'Zo'n daad,' zei hij, 'zou me zeker overtuigen van de waarheid van uw woorden. Maar ik moet één voorwaarde stellen. Toshi-san blijft naast u staan, met zijn pistool tegen uw linkeroor. Als u mijn prestatie niet kunt evenaren, schiet hij u meteen door uw hoofd.'
Jake zag het glimlachje op het gezicht van de oyabun. Ze staarden elkaar aan. Hij voelde de intensiteit van hun psychologische oorlogvoering. Maar ook, voor het eerst, voelde hij een andere emotie van de yafcuza-leider uitgaan: respect. Met tegenzin, ja, en aarzelend, maar niettemin oprecht. Het begin was er.
Jake maakte een lichte buiging. 'Ik accepteer uw voorwaarde.'
'Natuurlijk doet u dat, itekir zei Komoto. 'Natuurlijk doet u dat.' Hij maakte een gebaar. 'Toshi-san, doe hem de blinddoek voor.'
Toen de yakuza wilde gehoorzamen, zei Jake: 'Wat is uw exacte lengte, oyabunT
'Een meter vijfenzestig. Lang voor een Japanner, nehT Hij scheen opeens zeer goedgehumeurd te zijn. Jake vroeg zich af of dat zijn vorm van illusie was. Hij kon niet weten of Jake wel iets van kyüjutsuaf wist, laat staan of hij van sensei-kaliber was. Jake staarde naar hem, prentte zijn gestalte in zijn geheugen.
'Toe maar,' zei hij tegen Toshi. De blinddoek ging voor zijn ogen.
'Niet te strak,' hoorde hij Komoto's stem zeggen. 'We willen het de iteki zo aangenaam mogelijk maken' - hij lachte weer - 'in de laatste momenten van zijn leven.'
Jake hield zijn adem in. 'Wat bedoelt u?' Hij voelde Toshi vlak achter zich.
'Wat u ook doet, ik denk dat ik u door Toshi door het hoofd zal laten schieten.'
'Dat was niet onze afspraak.'
'Afspraken zijn voor beschaafde mensen,' zei Komoto. Zijn stem klonk zachter, nu hij door de tuin liep. 'Niet voor iteki.'
'Zelfs een dier bezit eergevoel,' zei Jake, maar hij wist niet of de oyabun hem had gehoord.
Toshi stapte naar zijn linkerzijde. Even later voelde hij het koude staal van de loop in zijn oor.
'Iteki, je bent gedoemd, wat je ook doet. Ik heb opdracht te schieten voordat je de pijl loslaat.'
Jake gaf geen antwoord. Hij deed zijn best de woorden van de ander te negeren. Hij vermoedde dat ze hem nu de duimschroeven aanlegden en probeerden hem zo bang mogelijk te maken. Komoto zou hem maar wat graag zien instorten, om zo de inferioriteit van de barbaar te bewijzen. Jake zwoer dat hij hem die lol niet zou gunnen. Maar toch bleef er een knagend gevoel in zijn achterhoofd. Misschien logen ze niet. Misschien waren dit zijn laatste momenten.
Hij sloot zich af voor alle invloeden van buiten. Hij concentreerde zich op de boog in zijn handen en begon aan zijn diepe ademhaling. Zijn geest breidde zich uit en hij ging op in zijn omgeving. Hij voelde de bomen om zich heen, de tunnel waardoor hij zo dadelijk de pijl zou afschieten. Hij voelde de flauwe, onregelmatige bries die hij pas op het allerlaatste moment moest incalculeren.
Hij hoorde het getjirp van de insekten, het gezoem van de witte motten om de lampen van het huis. Hij werd een met de tuin. En vond zodoende ba-mahk, de pols. Die trok hem in een rechte lijn pal naar de plek waar Mikio Komoto stond. Jake voelde de marumono aan zijn hennepkoord schommelen.
Hij ging in ashibumi, de boogschuttershouding, staan. Hij ademde diep en ritmisch uit zijn onderbuik, waar volgens de Japanners alle kracht huisde: hara.
Hij hief zijn linkerhand op, zette het gevederde uiteinde van de pijl op de pees: yugame. Hij bracht de boog in schietpositie, liet hem toen, de ingevingen van ba-mahk volgend, iets zakken. Hij voelde Komoto's aanwezigheid even duidelijk alsof hij vlak bij hem stond in plaats van op honderd meter afstand.
Jake begon de pees naar achteren te trekken, zodat de pijl evenwijdig aan de lijn van zijn mond was. Dit was kai, de laatste van de drie cruciale stappen in kyüjutsu. Volledige concentratie nu, terwijl de spieren de boog uit alle macht spanden, de geest gericht op het mikpunt; het schommelde heen en weer, heen en weer, tik-tak...
Staal bewoog in zijn oor, Toshi fluisterde sissend: 'Aju, iteki.'
Vergeet alles behalve de pijl, de pees die trilt van spanning, de groeiende kracht in de bamboestok. Ba-mahk. Voel de pols. Tik-tak, de marwmo/iozwaaide met de drie pijlen voor Komoto's gezicht. Hanarel Het loslaten!
Nu trad zanshin in werking. Daarmee kon de kyüjutsu sensei de vlucht van de pijl naar het doel leiden. Het was hetzelfde als de doorzwaai in de andere martiale kunsten, in sport. Het loslaten betekende weinig als het niet werd gevolgd door:
ZanshM
Het zoeff! van de gierende pijl, het geruststellende pok! waarop Jake had gewacht. Hij liet de boog vallen en trok de blinddoek weg. Het gekietel in zijn linkeroor was opgehouden. Hij keek eerst naar Toshi, die met zijn wapen naar de grond gericht naast hem stond. Zijn ogen waren opengesperd. Jake richtte zijn blik naar de andere kant van de tuin. De oyabun stond voor de slanke cryptomeria. Aan zijn voeten lag de marumono, op zijn kant, als een afgedankte ledenpop.
Het koord was doorgesneden door Jakes pijl, die zich een millimeter boven Mikio Komoto's hoofd in de stam had gedrongen.
De glimmende Zil limousine snorde door de Moskouse straten. Op de achterbank zaten generaal Karpov en Yuri Lantin. Het was vroeg in de avond. De straten waar ze doorkwamen leken stoffig van een teveel aan zonlicht, alsof deze stad zich onbehaaglijk voelde onder zoveel grandeur. Zou ze eigenlijk meer verlangen naar de zware blauwe sneeuw van de lange winter, de berijpte baarden van de bezoekers die voor Lenins graf in de rij stonden, de kristallen adem wolkjes in de kille, donkere ochtenden?
Het was het eind van de werkdag, zelfs voor de KGB-top. Eenmaal per week ging Lantin niet naar zijn vrijgezellenflat op Kutuzovsky Prospekt, maar nodigde hij generaal Karpov uit met hem te dineren. Binnen de sluzhba had Lantin de reputatie van een lekkerbek. Hij was weliswaar Moskoviet, maar hij had een kieskeurige smaak. Momenteel was zijn favoriete restaurant de Aragvi, zo genoemd naar de door alle Georgiërs beminde rivier.
Maar Lantin was kennelijk niet de enige die verzot was op de Aragvi. Elke avond, weer of geen weer, vormden zich na werktijd lange rijen van Moskovieten die wachtten op een kans om in dit voortreffelijke restaurant te eten. Natuurlijk werden Lantin en Karpov bij hun wekelijkse bezoek meteen naar binnen geleid. Hun tafel stond altijd al te wachten, blinkend met smetteloos eetgerei.
Lantin bestelde zodra ze zaten, lobio tkemali, en de twee mannen kauwden op de zachte slaboontjes in een zure pruimesaus met een vleugje koriander terwijl ze het menu bestudeerden.
Dikke, ijskoude wodka werd ingeschonken; de fles werd in een ijsemmer naast Karpovs linkerelleboog gezet.
'Wel, Yuri,' zei Karpov. Hij legde het menu weg en nam zijn bril af. 'Wat neem jij vanavond?'
'De safs/vi,' zei Lantin. Dat was het vermaardste Georgische walnootgerecht: kip, op kamertemperatuur gepocheerd en gesmoord in een rijke saus van gemalen noten, koriander, kaneel, azijn en eierdooiers. Karpov koos voor een lamsbout met adzhika, een combinatie van hete en zoete rode pepers met koriander en knoflook, en de onvermijdelijke khmeli suneli. Het recept voor deze marinade varieerde van familie tot familie; de geheimen ervan werden even angstvallig bewaakt als een KGB-dossier. De basisbestanddelen, zo wist Lantin zijn gast te vertellen, waren zwarte en cayennepeper, munt, basilicum, dille, peterselie, bonekruid, gedroogde koriander, en gedroogde en gesnipperde goudsbloemen voor de karakteristieke gouden kleur.
Karpov sloeg zijn wodka achterover en pakte de fles om zijn glas weer te vullen. Lantin gaf hun bestelling op en de kelner verdween. Hij dronk alleen mineraalwater. Hij nipte aan zijn glas met een bestudeerdheid die, althans volgens Karpov, uiterst verwijfd was. In stilte vroeg hij zich af hoe hij zich van Lantin kon ontdoen. Hoewel de ander hem hielp, beschouwde hij hem niet als een bondgenoot. Hij verafschuwde hem. Hij gebruikte Lantin alleen om er zeker van te zijn dat Maansteen tot werkelijkheid gebracht zou worden.
Het was één ding om al dat wapentuig rondom China te installeren, maar nog heel iets anders om het ook te gebruiken. Karpov was geen dwaas. Wat hij voorstelde als het uiteindelijke doel van Maansteen was zeer gevaarlijk. Maar het risico was berekend. Als militair had hij dagelijks met berekende risico's te maken. Hij was erin getraind zulke beslissingen te nemen en voor het overige impliciet op zijn eigen oordeel te vertrouwen. Hij wist dat er ondanks Lantins steun in het Presidium nog steeds oppositie was tegen de uiteindelijke inwerkingstelling van Maansteen.
Oude kerels en bange wijven. Dat waren het in zijn ogen. De macht in Rusland was te lang in handen geweest van bejaarde mannen die zo timide waren als vrouwen. 2,e zouden het bestuur van dit land aan ons moeten overlaten. Hoe vaak had hij dat niet tegen zijn vrouw gezegd?
Karpov vond het weerzinwekkend dat hij zich aan iemand als Lantin moest aanpassen. Hij had geen enkel respect voor hem. Kijk toch eens naar die handen, dacht Karpov nu, terwijl hij zich nog een glas wodka inschonk. Zacht. Vrouwenhanden. Kent alleen zijn bureau. Wat weet hij van bevelvoering? Van vechten? Heeft hij ooit iemand gedood? Nee, nooit. Hij zou in zijn broek poepen van de stank, van de aanblik van druipend bloed, de wazige, glazige ogen. Maar hij heeft de macht die ik nodig heb voor de eindfase van Maansteen.
Om die reden zei hij nu: 'Je zult wel tevreden zijn met de voorlaatste fase van Maansteen.'
Lantin zat naar zijn mineraalwater te staren alsof het een levenselixer was. 'Had ik dat niet gezegd? Neem me niet kwalijk. Mijn collega's en ik waren zeer onder de indruk van de verwoestingen die het Vietnamese leger in de provincie Malipo in Yunnan heeft aangericht. Hoeveel doden waren er aan de Chinese kant?'
'Dat is moeilijk met zekerheid te zeggen,' zei Karpov. 'De Vietnamezen voeren onze bevelen voortreffelijk uit, maar ze hebben de misschien vergeeflijke neiging om te overdrijven.'
'Niets is vergeeflijk als het om soldaten en oorlog gaat,' zei Lantin beslist. Hij zette zijn glas neer en keek Karpov aan. 'Ik heb met deze fase van Maansteen ingestemd omdat ik de achterliggende visie kon onderschrijven. De Vietnamezen gebruiken om bepaalde grensdistricten van China binnen te vallen - gebieden die wegens hun strategische betekenis door ons zijn uitgekozen - het is in zekere zin een elegante aanpak. Het is simpel om via Thach' - hij bedoelde Nguyen Co Thach, de minister van buitenlandse zaken van Vietnam - 'geruchten te laten verspreiden over Chinese agressie in de provincies Malipo en Ha Tuyen. Alle buitenlanders worden uit deze gebieden geweerd, dus onafhankelijke waarneming is uitgesloten. Ons woord tegen het hunne; dat is een beproefde tactiek die we zonder moeite volledig kunnen uitbuiten.
Maar zelfs de geringste onbetrouwbaarheid van de Vietnamezen kan het tijdschema voor Maansteen in gevaar brengen. We kunnen ons geen deserties of muiterijen permitteren. Voordat dat gebeurt verwacht ik dat jij je executie-agenten erop afstuurt om de lastige elementen uit te roeien.'
Karpov kromp ineen bij het woord 'executie-agenten'. Vanwege zulke zaken walgde hij nou van die vent. Hij smeet met termen waar hij niets van begreep. Hij zat een antwoord te verzinnen toen het eten werd opgediend en hij wachtte tot ze weer alleen waren.
'Je hoeft je geen zorgen te maken over de Vietnamezen. Ik -'
Lantin keek op. 'Mag ik even corrigeren, ik maak me geen zorgen over de Vietnamezen, en ook niet over Maansteen. Dat zijn jouw zorgen, en jouw zorgen alleen.'
'Zoals ik zei,' ploegde Karpov voort. 'Ik heb mijn eigen waarnemer in elke Vietnamese legereenheid. Elke agent heeft expliciete instructies betreffende eventuele dissidenten. De eliminaties' - hij sprak het met enige nadruk uit om Lantins foutieve terminologie te verbeteren - 'moeten publiekelijk en standrechtelijk plaatsvinden.'
'Ik neem aan dat dergelijk vulgair machtsvertoon bij de inheemse bevolking geboden is.'
Karpov staarde Lantin even aan. Hij dacht aan de mortierbatterijen, de kanonnen en geweren die een paar uur tevoren twee steden met de grond gelijk hadden gemaakt en honderden mannen, vrouwen en kinderen hadden gedood. Hij dacht aan de soldaten die stikten in hun eigen bloed, de verminkte kinderen, de zwangere vrouwen - twee afgebroken levens tegelijk. Vervolgens bekeek hij dit zelfvoldane creatuur dat zo van zijn diner genoot. Haat greep hem aan als de klauwen van een dier dat in zijn buik gevangen zat.
'Tot op heden,' zei hij met alle kalmte die hij kon opbrengen, 'hebben zich geen incidenten voorgedaan. Niet één.'
'Gelukkig maar,' zei Lantin, die zijn bord leeg had. 'En zo moet het blijven ook.' Hij keek op. Zijn gezicht was rood, alsof hij net seks had bedreven. 'Kan ik je verleiden tot een dessert? Die zijn verrukkelijk hier.'