Het Spectrum
DANKBETUIGINGEN
Zonder de onmisbare en liefhebbende hulp van mijn vrouw Victoria zou Jian een heel ander boek zijn.
Aan alle leden van de Asia Society die hulp verleenden, met name Daisy Kwoh voor haar vertalingen.
Aan alle helpers van China Books and Periodicals.
Aan Henry Morrison voor, als altijd, zijn deskundigheid. Voor redactionele en morele steun: Peter Gethers.
Bijzondere dank voor hun vertrouwen: Susan Petersen en Leona Nevler. NOOT VAN DE AUTEUR
Afgezien van gemakkelijk herkenbare personen uit de geschiedenis berust elke gelijkenis tussen de personages in Jian en werkelijke personen, levend of dood, op toeval.
Hoewel ik zo nauwkeurig mogelijk ben geweest, zijn sommige gebeurtenissen in het kalenderjaar voor-of achteruit geschoven om ze in overeenstemming te brengen met de interne logica van het verhaal. PROLOOG
Toshima-fcw, Tokio
ZOMER, HEDEN
De oude man met de gebogen schouders kwam uit de regen en vouwde zijn janomegasa - zijn rijstpapieren paraplu - op alsof het een scheepszeil was. Bedachtzaam stapte hij over de drempel, slofte langs de bewerkte stenen pot waarin helder water stroomde uit een bamboestok erboven. Daar wachtte hij even, terwijl hij zijn hoofd scheef hield als een aandachtige leerling, en luisterde naar de vermengde geluiden: het gekletter van de regen achter zijn rug, het vrolijke gegorgel van het stromende water naast hem. In die vermenging, dacht hij, lag het volmaakte evenwicht tussen de melancholie en de vreugde die het leven zo verrukkelijk maakten.
'Er is droefheid in schoonheid,' had zijn vader gezegd toen hij nog een kind was. 'Als je dat kunt begrijpen zul je geen jongen meer zijn.'
De oude man schudde zijn hoofd en tilde met een flauwe glimlach het met kralen versierde deurgordijn van de nawanoren op. Het was een klein vertrek daarbinnen, vol etende en drinkende mannen. Rook kringelde in de lucht als drakeadem, verspreidde zich langzaam, liet een grijze nevel achter.
De nawanoren was een soort buurtkroeg. De naam was ontleend aan het kralengordijn dat in het verleden dienst deed als de enige ingang.
' Irasshaimase,' werd hij door vrienden begroet terwijl hij rakelings langs een lange, in kimono geklede gestalte liep. De oude man knikte, vol bewondering voor de voortreffelijke snit van de zwart-op-zwarte kimono. Hij ging zitten aan een tafeltje waar hij werd verwacht. Een kelner zette een ijsgekoeld glas bier voor hem neer en hij knikte dankbaar. Hij bestelde het gerecht dat hij hier altijd graag at, geroosterde hamachi-kop. Nergens in Tokio, dacht hij, bereiden ze die vis beter.
Het bier verfriste hem, het eten kwam, en al gauw was hij volkomen verdiept in verhitte gesprekken met zijn vrienden. Als hij al iets merkte van de bewegingen van de lange gestalte, die door het kralengordijn aan de achterkant verdween, was dat niet aan hem te zien.
Dit was geen typisch Japanse kroeg, hoewel het voorvertrek leek op dat van vrijwel alle andere duizenden kleine eet-en drinkgelegenheden waarmee de eilanden bezaaid waren. Aan weerskanten van de gang die uit de eigenlijke nawanoren leidde lag een reeks kamers. Aangezien alle traditionele gebouwen in Japan waren opgetrokken rond de afmetingen van de stromat, de tatami - ongeveer negentig bij honderdtachtig centimeter - werden de kamers volgens die standaard gemeten.
De lange gestalte van Nichiren stopte even om de omgeving in zich op te nemen. In elk van de grotere vertrekken - /o'n achttien tatami- stond een lange, lage bukshouten tafel. Daar omheen zaten mannen in zakenkostuums. Ze zaten zonder uitzondering naar voren gebogen, met glanzende ogen, zwetende gezichten, de witte overhemden open, de streepdassen scheef. In hun kortgeknipte haren glinsterden zweetdruppeltjes als diamanten in het lamplicht. Nichiren gromde minachtend. Toen keek hij verder. Hier en daar zaten andere mannen tussen de gespannen gokkers, naakt tot het middel. In plaats van overhemd of colbert droegen zij hun huid als kleding. Van polsen tot nek, van schouderbladen tot smal middel, rimpelden irezumi zich over ieder stukje van hun huid. De Japanse tatoeagekunst was uniek in de wereld. De sumi, de uit geperst houtskool gemaakte gekleurde inkt, werd niet met een elektrische naald ingebracht, maar zoals het eeuwen lang was gegaan, met speciaal voor deze moeilijke taak vervaardigde elzen en gutsjes. Nichiren wist hoeveel jaar het duurde om een lichaam te overdekken. Hij bewonderde de ijzeren wil van deze mannen; hij voelde een zekere verwantschap met de pijn die zij hadden doorstaan.
De geïnspireerde ontwerpen trokken zijn oog terwijl zijn blik van de een naar de ander gleed. Hier een paar buigende courtisanes in golvende zijden gewaden met een ingewikkeld patroon; daar een woeste tijger met soepel welvende spieren, springend door het kreupelhout naast een snelstromende rivier; hier een drakekop omringd door nauwkeurig uitgevoerde vlammen; daar vissers met hun touwen en boten, die hun vangst ophaalden terwijl achter hen Fuji-yama met zijn witgepiekte majesteit mens en oceaan overschaduwde.
Nichiren schonk geen aandacht aan de grote geldsommen die op de tafel lagen. Rook hing onder de lage balken van het vertrek. Van tijd tot tijd serveerden geisha sake en o-nigiri, of rijstballen, uit de keuken van de nawanoren.
Een gokker stond op. Misschien, dacht Nichiren, was hij de tafel beu. Hij wilde zijn kansen doen keren, dus hij zou nog meer geld uitgeven. Nichiren lachte in stilte terwijl hij de stumper door de gang zag strompelen. Hij verdween naar een van de kleine zes-fafami-vertrekken achter in het pand. Daar zou een vrouw - of twee, voor een extra bedrag - naar hem toegestuurd worden om andere begeerten te stillen. Nichiren liep langs de twee grote bassins en talrijke baden die dienden ter ontspanning van de klanten.
Ten slotte kwam hij bij een fusuma, een schuifdeur. Hij stapte uit zijn klompschoenen, knielde alvorens de deur open te schuiven en trad met een formele buiging naar binnen.
Het was een negen- tatami- vertrek met als enig meubilair een lage, zwarte laktafel. Links van hem zat Kisan, op de plaats van de macht. Hij was de eigenaar van deze gelegenheid, en oyabun - hoofdman - van de machtigste yakuza-clan van Tokio.
Yakuza waren gangsters. Maar zoals in alle dingen verschilde de Japanse onderwereld van haar tegenhangers in andere landen. Zo waren de yakuza
-clans strikt hiërarchisch, en hun leden waren gebonden door een morele code van giri - plicht - die even stringent was als die van bushido, de gedragscode van de samurai.
Als men kon zeggen dat er eer bestond onder dieven, dan zou men die onder de yakuza vinden.
In het midden van de tafel was Kisans kamon, zijn familiewapen, ingelegd. Het was een afbeelding van meerdere in elkaar grijpende masu, kisten van verschillende afmetingen die traditioneel werden gebruikt om rijst in af te meten, het oude Japanse symbool van rijkdom. Daarom betekende masu ook 'toenemen' en 'gedijen'.
Links van Kisan, op de traditionele plaats van de eregast, zat nog een man. Hij was mager, met een ingevallen borst. Zijn wangen waren hol, waardoor zijn donker brandende ogen geaccentueerd werden. De drie mannen bogen voor elkaar en wachtten. Kisan had persoonlijk de groene thee gezet, die hij als blijk van eer en hoffelijkheid aan de andere mannen serveerde. Er werd geen woord gesproken - afgezien van beleefde begroetingen - totdat de thee was opgediend en de eerste slokjes ervan tong, verhemelte en keel hadden gestreeld.
'Een heerlijke verfrissing,' zei de man met de ingevallen borst. Hij was gekleed in een donker kostuum met krijtstrepen, een wit overhemd en gestreepte das. Afgezien van de diepe pokputten onderscheidde hij zich in niets van de overige gokkers in de achttien- tatami- vertrekken langs de gang.
'Domo arigatö, Higira-san.' Kisan neeg zijn kale hoofd. Hij was gedrongen van bouw, als een miniatuur-swmo. Hij had een borst als een bierton, met zwaargespierde ledematen en een stierenek. Zijn gelaatstrekken waren krachtig maar grof; sommigen zouden het een boerengezicht noemen. In contrast daarmee was Nichirens gezicht fijnbesneden. Het was deze merkwaardige, etherische schoonheid die voor meer bijgelovige lieden de bijna mysterieuze bron van zijn macht vormde. Net als Kisan bezat hij grote hara, een intense zelfverzekerdheid die even duidelijk was wanneer hij knielde als wanneer hij rechtop stond. Met zijn welvende voorhoofd en vlakke wangen was hij een geliefd model voor veel moderne Japanse kunstenaars die de magie die zij in zijn gezicht bespeurden op papier of in een houtsnede wilden vastleggen.
'Het is altijd een genoegen je in O-henro Huis te verwelkomen,' zei Kisan ten slotte.
Higira lachte grimmig. Dat was echt Kisan met zijn wrange gevoel voor humor. Aangezien o-henro 'pelgrimage' betekende, waarvan de zwaarste, Hachijuhakkasho, een rondgang langs achtentachtig boeddhistische heiligdommen vormde, was zijn gebruik van het woord voor deze gelegenheid bepaald ironisch. 'Ik weet zeker dat je me maar wat graag zou zien verdwijnen.'
'O, beslist niet, inspecteur,' zei Kisan. 'Als jij weg was, zou er gewoon een ander komen voor het geurige vet. We zouden hem niet kennen en ik kan je verzekeren dat we hem nooit zo zouden waarderen als jou.'
Higira bloosde bij deze onverholen vleierij. Hij was er niet onaangenaam door getroffen. Hij kreeg van zijn meerderen op het bureau nooit zulke complimentjes.
'Domo,' zei hij, en boog diep om te verbergen hoezeer hij ermee was ingenomen. Hij wierp een discrete blik op zijn polshorloge. 'Excuseer, maar ik heb een dringend rooster.'
'Natuurlijk,' zei Nichiren, maar hij verroerde zich niet. De spanning werd tastbaar, een stilte die al snel zo diep werd dat de uitroepen van de verhitte gokkers door de lange gang in golven naar hen toekwamen, alsof ze bij de zee zaten.
Ondanks de vriendschappelijke sfeer van de bijeenkomst was het zweet Higira uitgebroken. Hij voelde Nichirens glanzende, peilloze ogen met zo'n intensiteit op zich gericht dat het wel leek alsof ze hem pijn deden. Zijn borstspieren waren akelig samengeknepen en hij scheen vergeten tezijn hoe hij lucht in zijn longen moest zuigen. De beleefdheid verhinderde hem nog een woord te zeggen. Maar Nichirens blik voelde als een klauw in zijn keel. Kisan sloeg Nichiren scherp gade, maar verstolen, zodat zijn gast het niet kon zien. Het was niet alleen door dit buitengewone stilzwijgen dat hij zo'n geducht tegenstander was, bedacht Kisan, maar ook doordat hij uit deze absolute staat tot een onmiddellijke krachtsexplosie van vreeswekkende intensiteit kon komen. Zoals de wind die over het water gaat, bevond zich in Kisans ogen een elementaire macht die even dodelijk kon zijn. Na een poosje kon Higira zich niet meer beheersen en hij begon heen en weer te schuiven. Bij het go-spel, had Kisan opgemerkt, paste Nichiren precies dezelfde tactiek toe, totdat zijn tegenstander een domme zet deed. En dan sneed hij zich met een verbijsterend snelle reeks zetten naar het geheime hart van elk spel; hij drong door de verdediging van zijn tegenstander heen tot zijn hand de winnende steen neerzette. Toen er zweetdruppeltjes op Higira's voorhoofd te zien waren - die het tekenden zoals zijn holle wangen getekend waren - gingen de hoeken van Nichirens dunne mond omhoog.
Uit de plooien van zijn zwart-op-zwarte kimono haalde hij een gouden sleutel te voorschijn. Hij stak hem in een slot dat verborgen lag in de nerf van de houten planken onder de tatami. Een luikje ging open. Nichiren tilde er een mandje ter grootte van een hoededoos uit. Hij zette het op de laktafel, precies boven op Kisans kamon.
Higira was sprakeloos. 'Is dat het?' vroeg hij, enigszins onnozel. Bij wijze van antwoord deed Nichiren het deksel van de mand en legde het met een zekere eerbied op de tatami naast zich.
'Wat zit erin?' Higira's mond was kurkdroog.
Met zijn ene hand schoof Nichiren de mouw van zijn kimono omhoog, terwijl hij de andere in de mand stopte. Toen hij hem er weer uittrok plakte Higira's tong aan zijn verhemelte.
'Oegh!' riep hij, alsof hij een klap op zijn maag had gehad. Hij zag, voor hem omhooggehouden, een afgehakt mensenhoofd. Er sijpelde nog bloed uit de nekstomp, en omdat het aan het haar in de lucht werd gehouden bengelde het hoofd een beetje heen en weer.
'AmidalShizuki-sanl'
'Je afdelingsrivaal,' zei Nichiren zacht. 'Je wilde toch zeker zijn van promotie?' Zijn stem was hoog en zangerig, iets dat meer bij een Chinees dan bij een Japanner paste.
'Ja, maar...' Higira werd misselijk van het gebengel. Toch kon hij zijn ogen niet afhouden van dat griezelige gezicht, dat als een bloedige strijdbanier voor hem hing. Aldus gehypnotiseerd was zijn stem even slepend als die van een dronkaard. 'Dit was de bedoeling niet. Ik ... ik had er geen idee van ... ik...'
'Shizuki-saM werd begunstigd door keibatsu,' zei Nichiren. Zijn hoge, vreemde stem versterkte het bizarre van het tafereel. 'Hij zou trouwen met de dochter van Tanaba-san - jouw chef. Dat zou, heb ik begrepen, zijn lot bezegeld hebben ... en het jouwe ook. Je had goede redenen om je bezorgd te maken, Higira-san. Door dat huwelijk zou hij jou achter zich gelaten hebben.'
'Je bent naar de juiste mensen gekomen,' zei Kisan, 'om je probleem op te lossen.'
'Maar dit...' Higira had het gevoel dat hij in een nachtmerrie verzeild was geraakt. Hij wilde zich opgetogen voelen, maar hij durfde niet. Zijn angst voor wat hij met zijn verzoek had ontketend, omklemde hem met ijzeren klauwen.
'Over tien dagen,' zei Nichiren, 'zou het te laat zijn geweest. Dan zou Shizuki-san zijn getrouwd en als lid van Tanaba-san's familie onaantastbaar zijn geworden.'
'Dus je snapt dat we geen keus hadden,' zei Kisan. Hij staarde naar zijn gast. 'Higira-san?'
'Ja, ja.' Met grote inspanning stapte Higira terug van de afgrond waar deze onthullingen hem onverbiddelijk heen hadden geduwd. Alles wat hij tijdens zijn opleiding geleerd had vertelde hem hoe verkeerd dit was. Maar toch zat hij hier. Hij was uit eigen beweging naar hen toegekomen om hulp in zijn moeilijke positie. Zijn hebzucht en zijn ambitie hadden hem blind gemaakt voor de consequenties die - hij zag het nu - als rimpelingen op een vijver waren, uitgewaaierd van hun ontstaansbron en alles beïnvloedend. Of hij wilde of niet, hij wist dat hij over een onzichtbare maar toch machtige barrière was gestapt en dat hij nooit meer terug kon naar de veiligheid van zijn vroegere leven. Nog nooit hadden huis en haard hem zo ver weg geleken. Voortaan zou hij moeten leven vanuit zijn hebzucht en ambitie. Hij sloot zijn ogen even, alsof de bezegeling van zijn karma met zo'n fysieke handeling hem zou geruststellen.
'Nu is je carrière vrij van rivalen,' zei Kisan, die zeer tevreden was met de situatie. Nichiren had Higira's hachelijke positie terdege bestudeerd. Als Higira niet om hulp was komen vragen, zouden ze een reeks gebeurtenissen op touw hebben gezet om hem te dwingen zijn verzoek te doen. Maar op deze manier, bedacht Kisan, was het veel eenvoudiger. 'Over een paar jaar zal Tanaba-san's chronische ziekte ondraaglijk worden, zelfs voor iemand met een ijzeren wil als hij. De tijd zal hem dwingen een stapje terug te doen.'
Hij glimlachte breed, zodat zijn kleine witte tanden vosachtig blikkerden.
'Dan vieren we een groot feest, hè?' Hij lachte. 'Commissaris van politie Higira. Hoe klinkt dat, mijn vriend ?' Hij knikte. 'Je ziet wel, we zijn heel blij voor je. Nu hoor je bij ónze familie. We zullen goed voor je zorgen.'
Eensgezind hieven de drie mannen hun theekopjes. Terwijl ze dronken werd er discreet geklopt. Nichiren stond op en liep door de kamer naar een fusuma achter Kisan. Hij schoof hem open en bleef doodstil staan, alsof hij een gecompliceerd en raadselachtig kunstvoorwerp beschouwde. Hij staarde recht voor zich uit naar het lichte gezicht in het schemerduister. Ten slotte zei hij: 'Dus je bent toch nog gekomen. Eerlijk gezegd had ik er geen moment op gerekend.'
Buiten de nawanoren viel de regen somber neer en trok door zijn gewicht de blaadjes van de bomen.
' Yappari aoi kuni da!'
Van de overkant van de straat leek de toegang tot de nawanoren omlijst door een oerwoud van blauw-groene lelies en hortensia's. Bastaardgardenia's in dezelfde kleuren gluurden er hier en daar uit alsof ze verlegen om aandacht smeekten.
'Wat een groen land!'
Jake Maroc glimlachte toen Mandy Choi zijn gefluisterde uitroep herhaalde. Ineengedoken als de twee zaten in de druipende deuropening recht tegenover O-henro Huis, was het belangrijk elk geluid tot een minimum te beperken, ook al was de regen in dat opzicht zeer behulpzaam. Maar natuurlijk, het was een groen land, dacht Jake. Het was tsuyu, de tijd van de 'pruimeregens'. De Japanners hielden van de verscheidenheid aan grote en kleine gebeurtenissen en hadden voor dat speciale gevoel een woord gecreëerd. Odayaka. Die genegenheid kon een persoon gelden, maar ook een onbezielde steen, of een veranderlijk object als de zee of het weer. Aoi, die overvloed aan blauw-groene tinten die uitliepen onder de vroege zomer-/st/yw, was het meest odayaka van alle kleuren in de natuur. Jake keek op zijn horloge. 'Mandy, ga de anderen halen,' fluisterde hij in het Japans. 'Het is bijna tijd.'
De kleine Chinees knikte en verdween in de regenachtige avond. Even later kwam hij met vier mannen weer terug. Het waren allemaal Chinezen, door Jake zelf opgeleid op het Bureau in Hongkong. Hoewel ze perfect Japans spraken, waren ze hier voor het eerst. Jake - dat was een heel ander verhaal.
Hij bekeek hen terwijl ze er aankwamen, zo trots als een vader op zijn zoons, met hun precisie en vaardigheid. Ze waren eender gekleed: witte T-shirts met V-hals, kakibroeken die als rijbroeken bij de dijen uitstonden. Om hun glanzende voorhoofden zaten hachimaki, katoenen hoofdbanden. Aan hun voeten droegen zejikatabi, laarzen met rubberzolen met een split tussen de grote teen en de andere tenen, die meer op wanten dan op schoenen leken. Ze waren even zacht en soepel als indiaanse mocassins, zodat de voet zijn grijpkracht behield.
Kortom, zo met z'n zessen leken ze niets meer te zijn dan een groepje arbeiders die bij elkaar in een deuropening stonden. En dat was precies de indruk die ze wilden wekken.
Jake had in gedachten de seconden afgeteld zodat hij niet nog eens op zijn horloge hoefde te kijken. Zo kort voor de aanval wilde hij de deur niet uit het oog verliezen. De informatie over het tijdstip was zeer nauwkeurig geweest.
'Jake,' zei Mandy Choi naast hem, 'als hij er nu eens niet is?'
'Hij is er heus wel.'
Mandy zag de maniakale intensiteit op het gezicht van zijn vriend en voelde een lichte rilling door zich heen gaan. Waren we maar thuisgebleven, dacht hij. Dit is de vierde dag van de maand. Hij wist wat dat betekende. In de numerologie was vier het getal van de dood. Een zeer slecht voorteken. Mogen alle goden ons beschermen, dacht hij nu, terwijl hij zei: 'We lopen hier groot gevaar. Is het nooit bij je opgekomen datje bron niet betrouwbaar zou zijn?'
'Hij is er,' herhaalde Jake. 'Mijn informatie klopt.'
Was het maareen ander dan Nichiren, dacht Mandy. Wie dan ook. Ik ga nog liever de christelijke duivel te lijf-als die bestaat. Maar Nichiren en Jake...
Er bestond te veel geschiedenis tussen hen, de rivier van haat stroomde te duister en te breed. Als het om Nichiren gaat, dacht Mandy, denkt Jake niet helder. Daarom moet ik op hem letten.
Jake haalde driemaal diep adem. Hij voelde de spanning en de versnelde polsslag van de mannen achter zich als een vloedgolf die hem voortdreef. Nichiren, dacht hij, eindelijk heb ik je te pakken. Zwarte beelden dreigden zijn aandacht te benevelen. Gedachten die hij zorgvuldig had onderdrukt rukten aan hun koorden, wervelden omhoog in anarchistische chaos. En met de gedachten, emoties.
Het bloed ruiste als een strijdkreet in zijn oren.
'Oké,' zei hij met een dikke stem. 'Daar gaan we.'
De neonlichten veranderden de straat in een veld van roze en bleekgroene vlakken. Waar zij liepen brachten hun schaduwen de duisternis van de nacht terug naar het asfalt. De schaarse voorbijgangers gingen verscholen achter de schilden van hun ama-gasa, hun ruggen gekromd tegen de schuin invallende regen. Een hond blafte treurig in een steeg; een vertwijfeld geluid dat weerkaatste tussen de muren.
De rand van de stad leek uitgedoofd als de vlammen in een haardvuur; het flikkeren van de kleurige lichten werd verwaterd door het weer. Jake ging zijn mannen voor door de kralengordijnen; hij hoorde het abnormaal luide geratel dat ze maakten toen hij er een opening in schoof. Hij was zich bewust van Mandy vlak naast zich, de anderen achter zich, en voelde hoe het gesidder in zijn maag afnam. Hij was geen individu meer, hij was een deel van dantai, de groep. Hij was terug in Japan.
'Er is een rioolbreuk verderop,' zei Mandy, terwijl de vaste klanten omkeken en de baas uit het keukentje aan de zijkant verscheen. Hij haalde zijn schouders op. 'Wat een regen. Tsuyu. We moeten alle gebouwen in deze zes blokken controleren.'
Jake gleed zo onopvallend mogelijk door de rook. Gestokte gesprekken werden voortgezet, sake en bier werden geheven. Het vertrek vulde zich weer met vrolijkheid. De geur van geroosterde shioyaki vermengde zich met de geuren van zweet en tabak.
Ze liepen langs de kroegbaas heen, versnelden opeens hun pas en doken door het achtergordijn. Twee bewakers in kimono trokken pistolen toen ze er binnenkwamen, maar Mandy en een van de anderen ramden de zijkant van hun handen tegen hun sleutelbeen en nek. De kimono's zakten ineen op de geboende houten vloer van de gang en de aanvallers stapten er snel overheen.
Met geluidloze, afgesproken signalen stuurde Jake twee van zijn mannen naar het noordelijke gokvertrek, de twee anderen naar het zuidelijke. Hij en Mandy renden door de gang naar het westelijke vertrek waar volgens zijn informatie Nichiren zou zijn.
Jake smeet dcfitsuma open en stond in een soort antichambre. Het was een zes-fafami-vertrek. Dieprode en duifgrijze futon lagen opgerold op de matten. Tansu-kisten, hun metaalbeslag dofwit van ouderdom, stonden in de vier hoeken. Aan de wanden hingen, als halve manen, verscheidene katana in hun scheden.
Op dat moment bleef hij stokstijf staan. Een andere schuifdeur ging open en twee mannen kwamen binnen. Heel even staarden de drie elkaar aan. Toen trokken de twee mannen zwaarden en kwamen op Jake af. Ze waren naakt tot op het middel; irezumi golfden mee met hun lange, gladde spieren. Mandy was aan de andere kant van de drempel in een zwijgend gevecht verwikkeld met een andere wachter.
Jake sprong naar rechts, weg van de eerste snelle, lukrake slagen en naar de scheden aan de wand. Hij greep een katana. Hij voelde meteen dat het een antieke was, misschien wel meer dan drie eeuwen oud. Heft en handligging waren voortreffelijk. Het was een museumstuk, maar dat wilde niet zeggen dat het zijn dodelijke scherpte kwijt was.
Toen ze hem zo gewapend zagen gingen de irezumi-mannen uiteen zodat ze hem van weerskanten konden aanvallen en zo hun kans op succes vergrootten.
Jake wist dat de tijd hem ontglipte. Met elke tik van de klok werd het onwaarschijnlijker dat hij Nichiren nog te pakken zou krijgen. Toen ze hem aanvielen paste hij de techniek van kumi-uchi toe: hij blokkeerde de bovenhoofdse slag van de magerste irezumi-man, die zich rechts van hem bevond, met een horizontale parade die oorverdovend door het vertrek weergalmde.
In de/elfde oogverblindende beweging verborg hij tot het allerlaatste moment de polsomdraai die de horizontale uitval nu op leesthoogte voortzette, weg van het zwaard van de magere man en met een scherpe boog naar binnen. Zijn wapen doorkliefde huid, vlees en bot en drong in de onderbuik van de tweede man.
De zwaarste irezumi-man begon te kermen en zakte door zijn knieën, terwijl hij graaide naar de glijdende massa van zijn darmen die door de snede naar buiten glibberden. Zijn nutteloze katana kletterde op de vloer toen Jake hem met zijn linkerhand voorover op zijn gezicht duwde, en tegelijkertijd begonnen zijn heupen aan de machtige werveling rechtsom teneinde zijn eerste tegenstander te ontwijken.
Luipaarden met woeste ogen, felrood en vaalgeel, sprongen op Jake af; de irezumi bolden op van 's mans inspanningen om Jakes schedel alsnog te treffen met zijn afgeweerde bovenhoofdse slag.
Maar Jake stond al in een andere positie: hij was zover uitgewerveld dat hij nu aan de flank van de ander stond, buiten bereik van diens frontale aanval.
Toen de yakuza door zijn eigen hevige impuls naar voren kwam, hief Jake zijn zwaard op schouderhoogte en zwaaide de punt in een flauwe boog naar buiten. Er klonk een korte gil toen de scherpe rand door het vlees van de arm sneed.
Omdat de rand zo scherp was, en omdat Jake zijn hele gewicht achter de slag had gelegd, hakte het staal de arm helemaal af en doorkliefde het de ribbenkast en de vitale organen daarin.
Bloed spoot in het rond en er was een walgelijke tochtvlaag, alsof een lijkkist even was opengegaan. Jake sprong over het vallende lichaam heen en keek vluchtig over zijn schouder naar de gang, vanwaar hij geluiden hoorde. Mandy en de andere aanvallers stoven door de deuropening. Met de katana sloeg Jake zich door de stiöji naar het aangrenzende vertrek.
Hij zag drie mannen rondom een voorwerp op een lage tafel. Hoofden, iets als een hoededoos - met wat erin? Glanzend zwart stro? - gezichten die zich in zijn richting draaiden als bleke bloemen naar de zon. Toen zag Jake nog maar één persoon.
Die man was gekleed in een zwart-op-zwarte kimono. Zijn gitzwarte ogen waren heel groot in een tamelijk smalle schedel. Zijn gezicht was driehoekig, katachtig. Hij had een lange, haast vrouwelijke hals en fijnbesneden trekken. Hij had kleine, platte oren. Zijn dikke haar was blauwzwart en lang, in de stijl van een andere generatie.
'Nichten!'
Het was een gesiste fluistering die Jake niet binnen kon houden. Zijn hart bonsde pijnlijk in zijn borst en zijn mond was opeens droog. Als jongen was hij in Hongkong eens naar een film geweest, De gruwel van Dracula, en hij was er doodsbang van geworden. Irrationeel genoeg voelde hij nu diezelfde onverklaarbare angst in zich opwellen. Hij herinnerde zich wat er bij de Sumchun-rivier was gebeurd en een rilling liep over zijn rug. Toen zag Jake Nichirens hand in de plooien van zijn kimono verdwijnen. Hij sprong naar voren, de katana hoog voor zich uit. Maar Kisan was voor Nichiren gestapt, met zijn gebalde rechtervuist uitgestrekt. Een gescherpt zesde zintuig waarschuwde Jake en hij sloeg de katana recht naar beneden terwijl Kisans vingers zich openden als de blaadjes van een bloem. Zijn geschreeuwde kiai sloeg iedereen die er niet op voorbereid was, met ontzetting. Maar Jake wist allang welk dodelijk wapen in de hand van de oyabun lag, en toen de metalen schakels op zijn gezicht afsuisden verplaatste hij de punt van zijn zwaard een heel klein beetje, zodat hij het verzwaarde uiteinde opving. De manrikigusari slingerde zich om de katana, maar voordat Jake hem kon pakken maakte Kisan hem los met een kakoiuchi, een ringruk.
Meteen ging hij tot de aanval over met een sukuiuchi, een verticaal acht-patroon, om door Jakes verdediging heen te dringen. Jake moest terugspringen en hief de katana. Kisan blokkeerde met de jödan-uke en meteen bracht hij zijn vuisten bij elkaar voor de klap in het oog die een eind aan het gevecht zou maken.
Maar dat had Jake voorzien en hij stapte door dejödan-ukeheen, terwijl hij zijn bovenarm vrij maakte. De verzwaarde uiteinden van de manrikigu- sari vlogen op hem af toen hij zijdelings naar beneden sloeg. Hij gromde toen het zwaard contact maakte, want Kisan dook al weg. De slag doorsneed arm en schouder, stuitte op de ribben af. Kisans ogen vulden zich met onuitspreekbare emotie terwijl hij huiverend op zijn knieën zakte. Jake wist niet hoe diep hij was gekomen en bracht het zwaard naar voren en beneden om nogmaals te slaan, toen een wervelende beweging achter Kisan vandaan kwam. Een wilde kreet, als met tegenzin aan een toegeknepen keel ontwrongen. Als Kisan niet in Jakes blikveld had gestaan, als hij niet geconcentreerd was geweest op de dodelijke slag, was hij misschien beter voorbereid geweest. Een vage bolvorm vloog op hem af.
Wanhopig schreeuwde hij naar zijn mannen. Toen was er een gewaarwording alsof de realiteit in brokstukjes uiteenviel, die hem duizelig maakten en over elkaar heen schoven totdat alle duidelijkheid verloren was en alleen een vage indruk overbleef, als uitgelopen pasteltinten op een schildersdoek. Mandy greep zijn arm, draaide hem met zijn gezicht naar de andere kant. Hij voelde het lichaam van de ander dicht tegen zich aan, voelde zijn warmte, de bescherming die ervan uitging. Maar in die beweging viel zijn blik op de andere mensen in het vertrek, nu weggedrukt tegen de verste wand. Japanse gezichten. En de vrouw. Een vaag besef van tijdsverschuiving, van een element dat hier volkomen misplaatst was. Toen werd een arm geheven en als een brokaten gordijn was er een mouw van een kimono die haar gezicht aan zijn blik onttrok.
Toen werd het vertrek geelwit. Het leek op te bollen. Een uitzinnig gegier vulde zijn oren tot het onverdraaglijk werd. De wanden spleten uiteen en vielen naar hem toe; het plafond brak als een ijsschots in stukken en stortte met ontzaglijk geraas naar beneden.
Toen bereikte de helse schok hem. Mandy werd tegen hem aangesmeten en samen werden ze met onvoorstelbaar geweld tegen de vloer gedrukt. Terwijl hij Nichirens naam vervloekte zonk Jake weg in zwartheid en eindeloze pijn en het was alsof het hele gebouw hem volgde naar de diepte en hem daar vasthield.
BOEK EEN
TZU-JAN
[Instinctief, spontaan reageren]
Washington/Hongkong/Peking/Tokio/Moskou/Tsurugi
ZOMER, HEDEN
'Beeld.'
Een kleurenopname, tweeëneenhalf bij drie meter, korrelig van de vergroting: een menselijk gezicht dat kracht uitstraalde als een tijger in de sprong. Krullend zwart haar boven een breed, intelligent voorhoofd. Versluierde koperkleurige ogen, buitengewoon scherp. Een agressieve, rechte kaak, hoge jukbeenderen, waarboven diepliggende ogen.
'Bestaat er een recent rapport over hem?' Dat was een andere stem, iets warmer van toon.
'Ik geloof dat hij er vrij goed is afgekomen,' zei Henry Wunderman. 'We weten nog niet precies hoeveel schade er is aangericht, maar het is vrij zeker dat het psychologische aspect van de dood van de dantaihet ergst zal zijn.'
'Dantai?' vroeg Rodger Donovan.
'Ja,' zei Gerard Stallings op de enigszins hooghartige toon die hij gebruikte als hij tegen Donovan sprak. Het was een grote, magere man van een meter negentig, met het fijnbesneden uiterlijk van een Engelsman, maar hij sprak met een bedrieglijk zacht Texas-accent. Zijn zongebruinde gezicht was smal, even gespierd als zijn lichaam, gedomineerd door diepliggende jade-groene ogen onder een hoog, sproetig voorhoofd. Hij had zijn vaardigheid opgedaan in Vietnam; toen Henry Wunderman hem in 1971
voor de Quarry had gerecruteerd leidde hij het rebellenleger in een klein maar strategisch belangrijk Afrikaans land. Zwaar bevoorraad door de Russen en niet gehinderd door vooroordelen had Stallings op het punt gestaan de hoofdstad aan te vallen, toen Wunderman zich ermee had bemoeid. Wunderman had onmiddellijk beseft wat een uitmuntend strategisch inzicht Stallings had, en tevens wat hij moest doen om de man voor zich te winnen. Hij had een Russische militaire code uitgekozen die door de Quarry was onderschept. De code was gebroken, maar dat nam niet weg dat niemand in de staf er kop of staart aan kon ontdekken. Wunderman ging ermee naar Stallings, die er eenmaal goed naar keek en zich erop stortte.
Hij was een student van de theorieën van Sun Tzu. 'Bij oorlogvoering gaat het erom doortastendheid met flexibiliteit te verenigen,' had hij voor Wunderman geciteerd op die hete, benauwde dag in Afrika, met de schedels van de regeringsfunctionarissen die hij en zijn aanvallers hadden gedood, in grote stapels om hen heen. Ook van strategie hield hij - mensen over de wereld schuiven alsof het een wei gi-bord was. Net als Jake.
'Dantai is een groep van een bijzonder soort,' vervolgde Stallings, 'nog inniger verbonden dan een familie. Ze vertrouwen volkomen op elkaar. In situaties van extreem gevaar, hebben we gemerkt, versterkt deze intieme band de gevechtsinstelling, zowel wat betreft moed en uithoudingsvermogen als helder, scherp denken tijdens gevangenschap.' Stallings, de enige actieve veldwerker in het vertrek, had een overduidelijke hekel aan iedereen die het zonder die ervaring moest stellen. Van de drie had alleen Donovan geen enkel benul van veldwerk. Hij dacht vaak dat Donovan, als hij ooit een vuil klusje moest opknappen, zijn dure schoenen zou onderkotsen.
'Door de dantai,' ging Wunderman verder, 'heeft de eenheid van Jake Maroc zo lang zoveel succes gehad.'
'Tot het Sumchun-incident,' zei Donovan. Van tijd tot tijd keek hij naar een pak computer print outs. 'De staf is van mening dat die gebeurtenis Jake Maroc radicaal heeft veranderd.'
Stallings haalde zijn schouders op. 'De Sumchun was een miskleun. Jake verloor... hoeveel ook weer, Henry? Drie man?'
'Vier,' zei Wunderman. Hij was kleiner dan Stallings, maar veel dikker.
'Henry, je lijkt wel een sumö,' had Jake meer dan eens lachend tegen hem gezegd. Hij had een grof gezicht, met de dooraderde, gezwollen neus van de Ierse bokser die te lang is doorgegaan. Zijn donkere haar viel te snel uit, zijn oren waren zo groot als van een jonge hond. Zijn wangen vertoonden de littekens van een aanval van pokken in zijn jeugd, maar zijn zachte bruine ogen verleenden aan het zware gezicht iets vriendelijks. 'De vijfde werd voor het leven verminkt. Dat is ruim drie jaar geleden, en sindsdien heeft Jake een nieuwe danta i gevormd. Het moest iets heel bijzonders worden. Ik neem aan dat hij nooit meer een herhaling van Sumchun wilde.'
'Maar toch gebeurde dat. Hij raakte hen allemaal kwijt - en zichzelf ook, op een haar na - bij een chaotische inval.'
'Hij zag een kans om Nichiren te pakken en die greep hij,' zei Wunderman. 'Neem je hem dat kwalijk, na wat er bij de Sumchun-rivier is gebeurd?'
'Ik niet,' zei Donovan. 'Maar de Oude Man wel.' Hij was verreweg de jongste aanwezige, een man van gemiddelde lengte, met een lichte huid, dik blond haar, koele grijze ogen die alles kalm opnamen. Hij kwam van Stanford en de Rand Corporation. Daarom was hij een buitenbeentje hier, en dat wist hij. Hij was ook intelligent genoeg om niet te proberen er iets aan te veranderen. 'Jij weet beter dan ik, Henry, hoe hij over discipline denkt.'
Hij bootste de diepe stentorstem van Antony Beridien na.' "Discipline is de ruggegraat van de Quarry. Zonder discipline zouden we geen mandaat hebben. Zonder ons mandaat zou de wereld chaos hebben."' Donovan schudde zijn hoofd. 'Ik weet wel wat Jake wilde, maar de Oude Man kan of wil het niet weten. Ik probeer jullie alleen maar voor te bereiden.'
'Shit,' zei Stallings.
Spanning vulde de kamer als mist, maar het was alsof de drie mannen aan de ronde tafel een stilzwijgende afspraak hadden gemaakt om er niet openlijk voor uit te komen. '
Vier stoelen waren permanent aan de met lood beslagen vloer geklonken, maar momenteel was er één onbezet.
'Waar is Antony?' vroeg Wunderman ten slotte.
' Die zit op Buitenlandse Zaken in conferentie met de president. Ze zullen wel nijdig zijn vanwege de paniek die Jake heeft veroorzaakt. Op dit moment gebruikt de Japanse regering de yakuza om het geweld weg te redeneren, maar ik kan jullie vertellen dat ze vandaag heel koeltjes tegen ons waren. Dus de president springt haast uit zijn vel, want hij heeft zich de laatste negen maanden van zijn ambtstermijn ingespannen om een reeks wederzijdse handelsovereenkomsten met Japan door te drukken om onze enorme handelstekorten weg te werken. Nu weet geen mens wat er zal gebeuren. En ik hoef jullie er niet aan te herinneren dat de Oude Man een vuurtje onder onze stoel legt als de president ontevreden is.'
De drie mannen verstijfden toen de met lood beslagen deur naar hun heiligdom, ver onder straatniveau, met kenmerkend gerommel openging. In de opening verscheen de kleine, knoestige gestalte van Antony Beridien, adviseur - en naaste vertrouweling - van de president in alle aangelegenheden van internationale veiligheid. Terwijl de deur zich vanzelf achter hem sloot, viel het licht op hem en deed zijn trekken scherp uitkomen. Hij had een abnormaal groot hoofd met een breed, hoog voorhoofd waarboven dik, krullend haar groeide, zorgvuldig achterover geborsteld. Hij had enorme ogen, met de kleur, en soms ook de hardheid, van kobalt. Zonder die ogen zou de haviksneus met de zware boog zijn gezicht hebben overheerst. De diep ingekerfde lijnen op zijn wangen en voorhoofd, als de kerven in een pistoolkolf, werden met trots gedragen, zonder een spoor van angst voor het verstrijken van de tijd. Misschien om zijn geringe lengte te compenseren liep hij met lange, snelle passen. Zonder een woord ging hij zitten en nam hen op. Toen richtte hij zijn adamanten blik op Wunderman.
'Jouw man Maroc heeft een Quarry-keurploeg uit Hongkong meegenomen, waar ze een opdracht te verrichten hadden, en is met hen in de mist verdwenen. Hij heeft Rood-China gealarmeerd en alle kansen verknoeid om die opdracht ooit nog uit te voeren.'
'Nichiren,' zei Wunderman, met zijn gebalde vuisten op de tafel gedrukt.
'Hij was Nichiren op het spoor. Het eerste brokje positieve informatie in zestien maanden. Hij handelde op grond van die informatie. Er was geen tijd om jou in kennis te stellen, om de geëigende paden te bewandelen.'
'Wij zijn betrokken bij de dood van een inspecteur van politie, sodeju, en dat is ondenkbaar!' Beridien deed geen poging zich te beheersen. 'Vertel me één ding. Heeft hij contact met jou opgenomen ? Ik bedoel dit, Wunderman, jij bent toch godverdomme zijn meerdere, ja? Die klootzak moet naar jou luisteren, net als al onze agenten. Dat staat in de taakomschrijving van het hoofd van de "natte" sectie, als mijn geheugen me niet in de steek laat. Of luister jij naar Jake Maroc, zoals ik sinds het Sumchun-incident heb vermoed?'
Wundermans ogen flitsten onwillekeurig naar Donovan, en Beridien, die het zag, zei: 'Hij zal je deze keer niet helpen, Henry. Jouw persoonlijke loyaliteit heeft naar mijn smaak iets te vaak in de weg gestaan van een ordelijke leiding van deze organisatie. Ik zou je moeten -'
'Als we serieuze kwesties te bespreken hebben, kunnen we beter beginnen,' zei Donovan, met zoveel intensiteit dat Beridien een snelle, vogelachtige ruk met zijn hoofd maakte.
'De Quarry komt in alle opzichten op de eerste plaats,' zei Wunderman. Boos, omdat hij zich in het defensief voelde, moest hij wel een open deur intrappen. 'Dat is altijd zo geweest, vanaf de dag dat jij ons gecreëerd hebt.'
Beridien haalde diep adem en zijn stem werd zachter. 'Niemand beschuldigt jou van gebrek aan loyaliteit, Henry. Grote God, jij bent mijn gepantserde vuist tegen de chaos in de wereld. Maar jij bent ook maar een mens, net als wij allemaal. We hebben allemaal onze zwakheden, we blunderen of raken de weg kwijt. In dit gigantische labyrint waarin we besloten hebben ons huis te bouwen, is dat volkomen begrijpelijk. Dat is alles wat ik wilde zeggen.'
Daarmee was het onderwerp van de baan. Hij bewoog zijn hoofd op de snelle, schokkerige manier die hem de bijnaam 'de Uil' had bezorgd, en vroeg aan Donovan: 'Enig idee wat Maroc over Nichiren te weten was gekomen, en hoe?'
Donovan schudde zijn knappe hoofd. 'Absoluut niet. In de afgelopen zeven maanden heb ik de nieuwe polaire coderoute van de Russen persoonlijk bestudeerd.' Hij keek naar een vel in zijn stapel print outs. 'Via onze normale internationale routes is er niets gekomen, daar ben ik zeker van. Wat Maroc ook te pakken heeft gekregen, hij heeft het helemaal op eigen houtje gedaan.' Hij haalde zijn schouders op. 'Als we iets te weten waren gekomen zou jij het meteen gehoord hebben. Nichiren is hier al meer dan drie jaar Code Rood.'
Beridien boog zijn enorme hoofd. 'Dan is het duidelijk dat Maroc vage informatie over Nichiren heeft ontvangen. Dat is buiten ons om gebeurd, zonder' - hier zwaaide zijn hoofd weer in Wundermans richting - 'onze voorkennis, steun of goedkeuring.'
'Hij had een goede kans, naar het schijnt,' zei Donovan, 'om Nichiren te elimineren, en dat is zijn speciale opdracht bij de dienst geweest sinds deze ruim vijf jaar geleden opdook als de beste onafhankelijke huurmoordenaar.'
'Over de gevolgen van Marocs falen komen we zo dadelijk te spreken,'
zei Beridien. 'Maar op dit moment is zijn slagen of falen irrelevant. Ik ben bang, Henry, dat Marocs effectiviteit in deze dienst permanent is aange-tast.'
'Maar -'
Beridien hief een bleke hand. 'Henry, alsjeblieft. Wij zijn allemaal professionals. Daar heb ik het al eerder over gehad. Maroc was gedisciplineerd. We hebben hier niets - helemaal niets - tenzij we de discipline handhaven. De Quarry is vijftien jaar geleden gevormd, met volledige instemming van de toenmalige president van de Verenigde Staten, om te bestrijden wat in onze opvatting een toenemende internationale chaos was, die ten dele werd aangewakkerd door buitenlandse regeringen, die ons stuk voor stuk vijandig gezind waren en dat nog steeds zijn. Ik weet best dat ik je niets nieuws vertel. Maar misschien weetje niet dat elke president na zijn inauguratie een periode van negentig dagen heeft waarin hij de taken van de Quarry opnieuw evalueert. Niet één president, en dit zeg ik met voldoening, heeft ooit overwogen ons te ontmantelen. Daar is een zeer goede reden voor. Wij zijn de besten en wij hebben een strakke leiding. Onze discipline is zo gestaald dat wat er meer dan eens in de CIA is gebeurd, hier nooit zou kunnen gebeuren. Wij hebben nog nooit vuile was buiten hoeven te hangen, en dat zal nooit gebeuren ook. Deze spoedzitting op Buitenlandse Zaken was geen kleinigheid voor de president. In tegenstelling tot de CIA, die nu aan het hele land toebehoort, zijn wij het stiefkindje van de president zelf. Dus onze blunders komen op zijn hoofd neer. Hij neemt elke misstap zeer persoonlijk op. Ik kan jullie meedelen dat de Quarry op dit moment niet erg hoog op zijn lijst met favoriete regeringsinstellingen staat.' De ogen boorden zich in Wundermans schedel. 'Wat Buitenlandse Zaken betreft, die waren als gewoonlijk in paniek, ditmaal over een reeks uiterst verhitte uitspraken van Yasuhiro Tanaba, het hoofd van politie in Tokio. Het schijnt dat zijn dode inspecteur, Higira, niets met Marocs mislukte inval te maken had, net zo min als de zakenman Kisan.
Ik vond het niet zo aangenaam de oorzaak te zijn van de moeilijkheden van de president. Die wederzijdse import-exportovereenkomsten met Japan waren zijn cause célèbre.
Hoe dan ook, Maroc heeft de discipline gebroken, en het is discipline die ons sterk maakt. Op het moment dat Jake Maroc voet op Japanse bodem zette, sneed hij zich van ons af. Nu staat hij helemaal alleen. Definitief!'
Wunderman zei niets, maar zijn blik daalde naar zijn vingers, die ineengestrengeld voor hem op de tafel lagen. Waarom, vroeg hij zich af, voelde hij zich als een schooljongen die door de meester voor de klas werd geroepen? Hij voelde een vlaag van woede over Beridiens wrede en, naar hem toescheen, hardvochtige conclusie. Waar was de consideratie voor alles wat Jake in de loop der jaren voor de Quarry had gedaan? Wunderman wist dat hij zijn mond nu moest opendoen - dat het een heldhaftige daad zou zijn als hij een hartstochtelijk betoog ter verdediging van Jake zou houden. Maar hij zei niets. Waarom niet? Omdat hij instinctief voelde dat Donovan gelijk had? Dat het Sumchun-incident Jake op onverklaarbare manier voor altijd had getekend? Dat het trauma dat hij daar had opgelopen, zijn effectiviteit als agent had ondermijnd?
Het punt was dat Jake de discipline had gebroken. Wunderman had er geen idee van gehad wat Jake van plan was tot de berichten over de mislukte inval bij de Quarry waren binnengekomen. Zo'n stommeling! dacht hij nu. Als hij me op de hoogte had gesteld had ik voor wat steun in de rug kunnen zorgen.
Wat was er gebeurd bij de Sumchun? vroeg Wunderman zich af. Jake had vier van zijn mannen zien sterven, van de vijfde was het onderlichaam verlamd geraakt; was hij daarom zo hard en in zichzelf gekeerd geworden?
Wunderman herinnerde zich het onderzoek. Het had moeite gekost hele zinnen uit Jake te krijgen, laat staan het hele verhaal. En al met al, dacht Wunderman nu, geloof ik dat hij hooguit een paar brokstukken van het verhaal heeft gegeven.
'Goed - Nichiren,' zei Beridien, en Wunderman wist dat zijn moment om Jake te verdedigen voorbij was. 'Henry, weten we wat er na de explosie met hem gebeurd is?'
'Nee.' Terwijl hij sprak vroeg hij zich af wat er met Jake zou gebeuren zonder de Quarry. Wunderman wist dat hijzelf een stuurloos bootje zou zijn zonder deze organisatie. Zou dat niet ook voor Jake gelden? 'Toen de dienstdoende officier op Code het bericht doorgaf, heb ik er een noodteam uit Hongkong, onze dichtstbijzijnde post, op afgestuurd. Een van de dantai had Maroc naar buiten gesleept voordat hij stierf. Ze hebben Maroc mee teruggenomen naar Kowloon. Dat was alles wat ze konden doen.'
'Vijf mannen.' Beridien schudde zijn hoofd. 'Heel irritant om hen aan de lange lijst te moeten toevoegen. Mijn God, die Nichiren is een éénmansabattoir!'
'Maar ik neem mijn petje voor hem af,' zei Stallings. 'Maroc had heel goed bekeken hoe hij Nichiren te grazen moest nemen.'
'Wat bedoel je?' vroeg Beridien.
' Huoyan. De hele manoeuvre was net een sterke wei qi-zet. Echt iets voor Jake.'
' Wei qiT vroeg Beridien. 'Wat is wei qiT
'Een Chinees militair strategiespel.' Eindelijk was Stallings in zijn element. 'De Japanners noemen het go.'
Beridien snoof. 'Een spel? Toegepast in de realiteit? O, schiet op.'
Stallings liet zich niet uit het veld slaan. 'In tegenstelling tot Westerse spelen heeft wei qi een sterke filosofische kant. De wei <?i-strategie van een speler biedt een verklaring voor zijn levensopvatting.'
'En wat is Jake Marocs levensopvatting dan wel, Stallings?' wilde Beridien weten. 'Volgens dit spel?'
'De inval komt overeen met huo yan, een zet die "het beweeglijke oog" betekent. Een "oog" wordt gevormd als de stukken van een speler een snijpunt op het bord insluiten. Door in het midden een ruimte open te laten, creëert hij een defensieve opstelling die hij vervolgens elders op het bord herhaalt. In het "oog" kan geen vijandelijk stuk worden gezet. Want als het is ingesloten gaat het eraan.
Maar' - Stallings hief een lange wijsvinger - 'een "oog" kan ook voor de aanval gebruikt worden. In dat geval heet het huo yan. Dat was de essentie van Jakes inval.'
'Die niet goed afliep,' merkte Beridien op.
Stallings knikte. 'Kennelijk werd Jake overtroefd.' Hij haalde nogmaals zijn schouders op. 'Jammer.'
Wunderman fronste. 'We hebben een dringender probleem,' zei hij. Toen hij er zeker van was dat hij hun aandacht had, keek hij Beridien aan en zei: 'Jakes vrouw, Mariana, wordt vermist.'
Uit de holle stilte steeg Beridiens bariton omhoog. 'Wat zeg je godverdomme nou? Vermist? Christus, wat bedoel je, vermist?'
'Je moet ons het hele verhaal maar vertellen, Henry,' zei Donovan op zijn kalme, ongehaaste toon.
Wunderman rechtte zijn schouders. 'Mariana Maroc was op de avond van de inval thuis in Hongkong. Met behulp van Donovans geesteskind, de Random Intervention Surveillance Sweep, die nu in elke thuisbasis van onze actieve veldwerkers gevestigd is, hebben de Conciërges een telefoongesprek naar Marocs flat opgevangen om 5.57 uur, plaatselijke tijd.'
'Plaatselijk of vanuit het buitenland?' wilde Beridien weten.
'Vanuit het buitenland. Zoals je weet kan de RISS wel uitzoeken waar vandaan er wordt gebeld, maar niet wie er belt of wat er wordt gezegd.'
'Ga door,' zei Beridien.
'Er werd gebeld uit Japan. Tokio, om preciezer te zijn.'
'Maroc?' Beridien bedoelde dat Jake had gebeld.
'Dat is natuurlijk de meest logische verklaring,' zei Wunderman. 'Maar het kan niet. Om 5.57 uur was Jake onderweg met de dantai. Vanuit de lucht kon hij haar of iemand anders niet bellen. We weten alleen dat Mariana Maroc binnen een kwartier na dat telefoontje weg was.'
'Waarheen?' vroeg Donovan.
'We hebben haar spoor tot Tokio kunnen volgen.'
'Heeft zij of Maroc daar vrienden?' vroeg Beridien.
'Jake wel, maar alleen wat zijn werk betreft,' antwoordde Wunderman.
'Voor zover we weten kende Mariana daar niemand.'
'En hoe ver is dat?' blafte Beridien.
'Vrij ver.'
Het was heel stil in het raamloze vertrek. Beridiens donkere ogen boorden zich in die van Wunderman. 'Heb je nog meer gegevens over de herkomst van dat gesprek, Henry?'
'Daar werken de Conciërges nu aan. Rodger weet zelf ook dat het systeem nog niet helemaal waterdicht is. Maar ze zeggen dat we een kans hebben om op zijn minst het district en misschien zelfs het nummer te achterhalen.'
Er hing een eigenaardige geur in het vertrek, alsof ergens een vuurtje was aangestoken.
'Misschien heeft de verdwijning van Mariana Maroc niets te betekenen,'
zei Donovan. 'Ik heb begrepen dat ze de laatste tijd wat, eh, moeilijkheden hadden.'
'Vermist is vermist,' zei Stallings. 'Zoiets is altijd ernstig.'
'Des te meer in deze omstandigheden,' zei Beridien bedachtzaam.
'Wat bedoel je?' zei Wunderman.
'Ik bedoel dat ik niet in coïncidenties geloof. Misschien zijn de twee elementen - Marocs inval en de verdwijning van zijn vrouw - met elkaar verbonden.'
'Dat geloof ik niet,' zei Wunderman, en hij wist dat het een blunder was op het moment dat de woorden uit zijn mond waren.
Beridiens reuzehoofd zwaaide zijn kant op. 'O nee? Dat - hoe noemde je het ook weer, Gerry? - "beweeglijke oog" van Maroc, dat had moeten lukken. Maar het lukte niet. Misschien omdat Maroc niet meer is wat hij geweest is. Misschien heeft de Sumchun zijn effectiviteit ondermijnd. Of misschien, alleen maar misschien, was Nichiren geïnformeerd over de inval. Als dat zo is kan er maar één bron zijn. Binnen de Quarry wist niemand ervan af. Alleen Maroc en zijn dantai. Zijn vurige tijgers.'
'Suggereer je dat Mariana Maroc Nichiren heeft gewaarschuwd?' Wun-derman was vol ongeloof. Antony Beridiens ogen priemden door hem heen, nagelden hem aan de muur. Dat deed hij met opzet. Beridien vond het niet prettig dat Wunderman feiten kende waar hijzelf niets vanaf wist. 'Ik suggereer niets, Henry, ik volg alleen mijn gedachten. Als gevolg van Marocs gevaarlijke en overijlde optreden staan wij nu onder druk. Die druk kan ons zeer verzwakken als hij niet onverwijld wordt geëlimineerd. Misschien is het puur toeval waardoor we in deze positie zijn terechtgekomen. In dat geval zullen we het accepteren en op grond daarvan te werk gaan. Maar de mogelijkheid bestaat dat we voor een ijsberg staan: een vijandig komplot van buitenlandse makelij. Daarmee zouden wij onder vuur staan. Als dat het geval is wijs ik jullie er op dat ik zo snel mogelijk tot de bodem van deze ijsberg wens door te dringen. En, heren, God sta de man bij die me voor de voeten loopt.'
'Alle goden schijten op dit weer,' zei David Oh in het Kantonees. Buiten stroomde het regenwater over de straten van Hongkong. Zijn somberheid nam toe; hij sloeg met de zijkant van zijn hand tegen het raamkozijn en bad tot Boeddha dat Jake geen stommiteiten zou uithalen, zoals, bijvoorbeeld, niet meer bijkomen. Alle proeven waren gedaan en geanalyseerd. In lichamelijk opzicht was Jake aan het debacle van O-henro Huis ontsnapt met niets meer dan een massa schaafwonden en kneuzingen. Daar had Mandy Choi's lichaam tussen hem en de ontploffing voor gezorgd. Alleen had hij misschien een hersenschudding. Volgens de EEG's waren Jakes hersenpatronen niet gestoord. Maar toch was hij nog niet bij bewustzijn. Een kwestie van tijd, hadden de artsen hoofdschuddend gezegd. Op de vierde verdieping had hij een hele poos met zijn rug tegen de deur gestaan, alsof hij de kamer niet durfde binnen te gaan. De schaduwen sponnen een bizar web van dunne lucht. Hij hoorde het geluid van ademhaling en wist niet zeker of het die van hemzelf of die van Jake was. David Oh vroeg zich af wat Jakes inbreuk op de discipline voor Bureau Hongkong zou betekenen. Niets goeds, dat was wel zeker. Hij merkte dat hij daar bang voor was. Voordat Jake Maroc bij de Quarry was gekomen, was Bureau Hongkong niets meer geweest dan een zootje slechtgetrainde boodschappenjongens die als mieren door de Kolonie scharrelden. Zonder zijn kracht kon dat maar al te makkelijk weer terugkomen. Hij staarde neer op het bed. Er was niet veel meer waaraan hij zich kon vasthouden. Als alles hiertoe leidt, waarom doen we het dan? vroeg hij zich af. Maar hij wist het antwoord al. Het risico kwam op de tweede plaats; zij waren toegewijd aan het doel dat ze wilden bereiken. Toewijding, wist David Oh, kende vele bronnen. Maar het was hét element waardoor zij allen in de Quarry waren verbonden.
'Jake.' Hij had het gefluisterd voordat hij het wist. De naam hing in de lucht, vermengde zich met de andere schaduwen, hing daar scherp en hoekig.
Iets bewoog in de schaduwen en David schrok. Hij tuurde in de duisternis. Hij hoorde slechts het gestage geroffel van de regen. Toen herkende hij de gestalte.
'Geduchte Sung,' zei hij scherp. 'Wat doe jij hier?'
'Jake Maroc is een vriend,' zei de andere man, terwijl hij geluidloos in het licht trad. 'Ik toon mijn bezorgdheid zoals ik bij elke vriend zou doen.'
David Oh snoof minachtend. 'O, ik snap het al. Je bent zeker bezorgd over je salaris van deze maand.'
De twee mannen hadden een instinctieve hekel aan elkaar. David Oh was van Shanghai; Sung was Kantonees. Die twee gingen slecht samen. Het gezicht van Geduchte Sung had evenveel uitdrukking als een tuinpoort. 'De bescherming die wij jou en alle andere leden van de Quarry hier in jullie woningen verlenen, moet betaald worden. Dat kan toch niet zo moeilijk te begrijpen zijn.'
'Is het ook niet,' zei David. 'Maar laten we werk en vriendschap niet door elkaar halen. Je geld zal op dezelfde manier als altijd worden uitbetaald.'
'Daarvoor ben ik niet hier. Als ik dat had willen weten zou ik je wel op je kantoor gebeld hebben. Zoals ik zei is het Jake Marocs toestand die me hier gebracht heeft.'
David Oh had niets meer te zeggen, dus wendde hij zich af. Wat had de Kantonees op dit moment hier te zoeken? Het was Jakes idee geweest om zijn contacten te gebruiken toen hij hier was gestationeerd. Zijn overeenkomst met Geduchte Sung was een van die contacten geweest, en een voortreffelijk contact ook, zoals was gebleken. Davids verwanten waren rivalen van Geduchte Sung. Om die reden haatte David hem. Of misschien was het alleen de primitieve kift van iemand uit Shanghai tegen een Kantonees.
'Heb je genoeg gezien?'
'Ik ben hier even geweest, als je dat bedoelt. Goedendag.' Geduchte Sung vertrok geruisloos.
'Dew neh loh mok!' Dat hij dat ene woord, Jake, had uitgesproken met die zoon van zeeslijm in de kamer. David trilde van schaamte. Dat zo'n kerel getuige is van mijn diepste gevoelens! Op een dag zal hij een manier vinden om het tegen me te gebruiken. O, de goden vervloeken mijnjoss. Hij dwong zichzelf naar Jakes slapende gezicht te kijken. In verband gewikkeld. Donkere plekken als onweerswolken. Zeg iets tegen me, Jake. Zeg iets.
David Oh liet zich in een stoel naast het bed zakken. 'Alle goden, groot en klein, pissen op alle dokters.' Hij zette het papieren bekertje neer dat hij in zijn hand hield. De thee was koud en bitter als gal. 'Wat weten die hufters nou helemaal? Niks vertellen en laten wachten. Daar betalen we hen voor, heyaT
Hij hield zichzelf voor dat het allemaal joss was, of Jake nu ontwaakte of doorsliep. Maar daarmee was hij er niet. Davids moeder was katholiek, en hij had een tik van de westerse godsdienstmolen meegekregen. Hij was als een man die gevangen was op een landtong tussen de oceaan en een groot meer. Aan de oppervlakte leken ze hetzelfde, maar daaronder lagen grote verschillen. Boeddhisten vonden voldoening in het leven, in verandering als de seizoenen veranderden, in aanvaarding van alles wat het leven te bieden had .. .of te nemen. Katholieken vochten tegen de natuurlijke orde; zij geloofden dat de mens boven zulke lage instincten moest staan, dat hij zijn eigen orde moest opleggen aan de anarchie die er al was. Als Jake doorsliep, wist David Oh, zou hij het moeilijk krijgen. Hoe vaak hadden ze elkaar het leven gered in de tien jaar sinds Jake in Hongkong was gestationeerd? De keren waren niet te tellen. Ze hadden de dood gedeeld, en zo deelden ze het leven met een band die sterker was dan die tussen broers. Broers deelden ten slotte alleen hun bloed. Jake en David deelden in zekere zin hun geest.
David Oh zuchtte. Hij vond ziekenhuiskamers vreemd - de atmosfeer was er zo benauwd dat zij alle coherente gedachten leek te smoren. De heftige emoties leken er altijd van de muren te druipen. Verdriet en berusting heersten hier, net als in de nabij gelegen sloppen wijken.
'David.'
Met een ruk stond David Oh op. De schaduwen hadden zijn naam uitgesproken. Hij keek naar Jake Marocs verbonden gezicht en zag die katteogen, van een verwarrend bronsgetint topaas, omhoogstaren.
' Dew neh loh mo/i/Jake.' Hij ging naast zijn vriend zitten. 'Je bent een hele tijd bewusteloos geweest. Ik zal de dokters halen. Die willen natuurlijk -'
'Wacht. Zo slecht voel ik me niet.'
Marocs woorden klonken schor en gebarsten, alsof hij niet goed meer kon spreken. De tong kwam uit zijn mond, gleed langs zijn droge lippen. David Oh schonk wat water uit een karaf. Voorzichtig hield hij de beker tegen Marocs mond en liet hem drinken zoveel hij wilde.
'Nichiren?' Die naam leek uit de diepste diepten te komen.
'Spoorloos verdwenen, vrees ik.'
Jake Maroc kneep zijn ogen dicht. 'Hoe lang al?'
'Vier dagen nu.'
'Ik had hem moeten doden.' Er lag slechts woede in Jakes stem. 'Ik had er alles onder durven verwedden dat hij deze keer knock-out zou gaan.' Die gele topaasogen gingen open en brandden in David Oh. Zelfs na wat hij doorstaan had was hun vurige kracht niet te blussen. 'Ik wil hem hebben, David.'
David Oh knikte. 'We krijgen hem wel.'
'Gelul!' De hevigheid van zijn emotie brak hem op en hij zweeg even terwijl hij zijn krachten verzamelde. 'Ik heb het niet over de "natte" sectie, maar over mezelf.'
David Oh wilde geen open deur intrappen. 'Hij is verdwenen, Jake. We weten absoluut niet waarheen.'
Jakes oogleden trilden. David Oh had de indruk dat zijn vriend zich inspande om bij bewustzijn te blijven. 'Zijn de anderen erg gewond? Hoe is Mandy eraan toe?'
David Oh klemde zijn zwetende handen in elkaar. 'Jij bent de enige die het overleefd heeft.'
'O God!' Jakes ogen gingen weer dicht. David Oh wilde de tranen niet zien, maar hij moest wel. Een schroeiende pijn vlamde door Jakes borst en hij huilde zo luid dat David hem beetpakte, alsof de aanraking met een ander menselijk wezen nu nog het enige was dat zijn lijden kon verzachten. O God in de hemel, wat heb ik gedaan? dacht Jake. Even snel als de aanval was gekomen verdween hij weer. In het kielzog ervan voelde hij een geestloosheid, alsof zijn hart, dat zoeven nog vol leven was geweest, zich in bittere leegte had opgelost.
In het Westen had Descartes de moderne mens misschien zijn leus gegeven: Ik denk, dus ik ben. Maar zoals met alles was het in het Oosten anders.
Wij denken, dus ik ben. Misschien kon een echte westerling dat niet helemaal begrijpen. Jake begreep het wel. Zijn eenheid, waarmee hij langer dan eenjaar had geleefd en getraind, had zo'n collectieve geest ontwikkeld. Ze was dantai. En het was hun collectieve dood die hij zojuist in zichzelf had ervaren. Ze waren een onafhankelijke entiteit geweest. Zoals juist en natuurlijk was, was er een band van verwantschap tussen hen ontstaan zodat ze, ongeacht in welke vreemde omgeving ze werden neergezet, de familiekring nooit werkelijk verlieten. Dat gaf ze hun schier legendarische kracht; daardoor konden zij wat geen andere eenheid in de Quarry kon: een lange tijd intact blijven zonder dat ze zich aan gevaarlijke taken onttrokken. Eens, toen hij werd geprest om het griezelig hoge succespercentage van de dantai nader te verklaren, had Jake tegen Rodger Donovan gezegd:
'Vergeet niet dat het beroemdste Japanse drama, Chushingura, niet over één held gaat, maar over zevenenveertig.' Maar westerlingen stelden altijd directe vragen en verwachtten in ruil daarvoor directe antwoorden. Dus als ze dubbelzinnige antwoorden moesten interpreteren zaten ze met de handen in het haar.
'Ze waren allemaal zo jong.'
Het was net als in de oorlog, dacht David Oh. Dat zei je ook van de jongens in de voorste linies. Het was tijd om voort te ploegen. 'De staf denkt dat er een lek is geweest. Jij bent te goed. De dantaiv/as onze beste eenheid.'
Marocs ogen waren roodomrand; ze accentueerden de blauwzwarte plekken op zijn wangen. 'Verraden? Maar door wie? Niemand in de dantai zou een woord gezegd hebben.'
'Maar misschien deugde jouw informatie niet.'
Jake schudde zijn hoofd. 'Die bron is onverdacht.'
'Dan vrees ik dat we elders moeten zoeken.' Er was iets bibberigs in David Ohs stem gekomen. Zijn taak trok hem niet aan. Hij zag het zweet parelen op het gezicht van zijn vriend en vermoedde dat zijn pols was versneld. Hij besefte dat hij niet veel tijd had. 'Je hebt ten minste geen geheugenverlies,' zei hij.
Jake lag aan Nichirens gezicht te denken. Was hij verrast geweest? Had hij naar hen op de loer gelegen? Maar er waren nog meer mensen in het vertrek. Twee waren gedood. Een van hen, Kisan, was Nichirens enige vriend. Dat klonk allemaal niet alsof hij gewaarschuwd was. 'Jij was er niet bij, David. Ik wel. Ik geloof niet dat er een lek was.' Hij wilde overeind gaan zitten.
David Oh legde een hand op zijn borst en drukte hem weer neer. Hij wilde dat hij kon zeggen: 'Kalmeer,' maar met wat hij Jake zou moeten vertellen zou dat een dwaasheid zijn. De regen kletterde tegen de kleine ramen, vlagen als boze vuisten.
'Was Mariana van plan op reis te gaan terwijl jij weg was?' Hij dwong zijn stem effen te klinken, wetend dat Jake op elke verkeerde nuance zou afduiken.
'Voor zover ik weet niet,' zei hij. 'Als jij straks weggaat, wil je haar dan naar binnen sturen ? Ze zal wel blij zijn als ze ziet dat ik weer bij kennis ben.'
'Mariana is er niet, Jake.' David Oh sloeg de ander scherp gade. 'Ze is op Kai Tak gesignaleerd, vlak na het begin van jouw missie. Ze ging aan boord van een JAL-toestel naar Tokio.'
In de drukkende stilte dwong hij zichzelf verder te spreken. 'Zoals je weet hebben we niemand in Japan, dus meer weten we niet. Ik heb in jullie flat gezocht naar een briefje of een verklaring. Er was niets. Helemaal niets.'
'Wat?' Jakes gezicht was lijkwit. 'Wat is er met haar gebeurd?' Hij staarde naar David Ohs gezicht en zag iets. 'Vertel op!'
'De staf is unaniem van mening dat het bericht van jouw inval op de een of andere manier aan Nichiren is doorgegeven voordat jij O-henro Huis bereikte. Alles bij elkaar hebben we tien doden. Dat is niet zo makkelijk te verklaren.'
'David,' vroeg Jake bevend, 'in godsnaam, wat betekent dit allemaal?'
'Op de avond van jouw inval is Mariana opgebeld. Uit Tokio. Vanochtend hebben de Conciërges vastgesteld uit welk district dat telefoontje kwam: Toshima-fcw.'
En Jake dacht onmiddelijk, O-henro Huis is in Toshima-fcw. David Oh vervolgde: 'Binnen veertig minuten na dat gesprek was Mariana op Kai Tak Airport. En twintig minuten daarna ging ze met een JAL-vlucht naar Tokio.'
'Waar is ze heengegaan?'
David Oh haalde zijn schouders op. 'Je weet dat Tokio niet in onze invloedssfeer ligt,' zei hij nadrukkelijk.
'Het kan niet,' fluisterde Jake. 'Mariana kent niemand in Japan. Helemaal niemand. Wat zou ze daar moeten doen?'
'De staf dacht dat jij hen dat misschien kon vertellen.'
'Nou, dat kan ik niet, verdomme!'
David Oh boog zich naar voren. Zijn boosheid op Jake kwam tot een uitbarsting. 'Heb jij er wel enig idee van wat jouw inval heeft aangericht?
Je hebt de hele handelspolitiek van de president in gevaar gebracht -'
'De president kan doodvallen,' zei Jake. 'Nichiren is belangrijker dan -'
'Je hebt de hele Quarry in gevaar gebracht!' David Oh liet dat even bezinken voordat hij verder ging. 'Wat moeten we uit Marianas verdwijning opmaken? Is het toeval dat ze van alle bestemmingen ter wereld juist die koos waar jij, onder een mantel van absolute geheimhouding, ook naar toeging? Vertel jij me dat maar.' Hij keek Jake aan. 'Beridien vermoedt dat we tegen een soort ijsberg aankijken.'
'Denk jij dat ook?'
'Ik weet het niet.'
'Amida, David, wat ik deed, deed ik alleen. Als een druppel inkt op een leeg blad. Meer valt er niet over te zeggen. Beridien jaagt op papieren tijgers.'
'Misschien, maar je weet hoe hij is. Als jij niet weet waarom Mariana 'm smeerde, weten wij het ook niet. Hij zal niet rusten voordat hij het helemaal uitgezocht heeft.'
'Ik ook niet.'
De regen kletterde nog steeds tegen de ramen. David liep weg van het hoge bed en staarde naar het beton, donker van de regen. 'Boeddha, wat een pestweer.' Een vrouw stapte uit een rode Nissan en rende door de stortbui naar de overdekte ingang van het ziekenhuis. Mooie benen, dacht David. Glanzende haren. Ze holde ook mooi, krachtig en soepel. Die vrouw wist precies wat ze wou.
Hij draaide zich weer om. 'Jake, hoe slecht ging het tussen jou en Mariana?'
'Daar wil ik niet over praten.'
'Het spijt me dat ik me ermee bemoei, maar het antwoord kan van vitaal belang zijn.'
Jake sloot zijn ogen even. 'Niet slecht. Ook niet goed.'
'Ik ben bang dat Beridien daar niet tevreden mee zal zijn.'
Hij keek David Oh strak aan. 'We hadden in geen zes maanden gevreeën. Is dat genoeg voor je?'
'Hoe kwam dat?'
'Weet ik niet. We dreven uit elkaar. We veranderden. Wie zal het zeggen ?
Het is toch allemaal naar de knoppen.'
'Dat was het nog niet toen jullie trouwden.'
'Toen waren we anders.' Jake staarde voor zich uit.
'Nou, jij bent in elk geval wel anders.'
Jakes ogen richtten zich op David Oh. 'Wat bedoel je daarmee?'
David Oh liep weg van het raam. 'Jij bent niet dezelfde als vroeger, Jake. Sinds je terug bent van het bloedbad bij de Sumchun ga je als een automaat door het leven. Je denkt maar aan één ding - Nichiren.'
'Daar zie ik niks verkeerds in. Die vent is een moordmachine. Hij omhelst de dood alsof het zijn minnares is. Hij moet gestopt worden.'
'En dat gebeurt ook heus wel. Maar dat kun jij misschien niet alleen.'
Jakes ogen stonden zo fel dat David Oh er niet lang in kon blijven kijken.
'Dat kan ik wel en ik zal het ook. Denk maar niet dat iets of iemand me kan tegenhouden.'
'Ik begrijp het. Zelfs Mariana niet.'
'Wat?'
'Jake, Nichiren is de enige waar jij je druk om maakt. Voor haar heb je geen tijd, en voor mij of iemand anders ook niet. Nichiren heeft ons allemaal uit je leven gejaagd. Vroeger hadden we lol in onze vrije tijd. Tegenwoordig wil jij alleen nog maar praten over je nieuwste plan om Nichiren te grijpen. Ik weet niet meer wanneer jij voor het laatst gelachen hebt.'
'Zolang hij rondloopt valt er niks te lachen.'
David Oh wees naar hem. 'Helemaal fout jongen. Jij zegt dat Nichiren de dood omhelst als een minnares. Maar jij doet precies hetzelfde. Jij hebt niet geleefd sinds Sumchun; je bent steeds meer doodgegaan.'
Er werd zacht op de deur geklopt. Beide mannen keken op toen hij openging. Tot zijn verbazing zag David dat de bewaker de vrouw binnenliet die hij over de parkeerplaats had zien hollen. Door de kier zag hij alleen haar ogen, een stukje van haar kleine neus, het midden van haar lippen. Ze was zo mooi dat zijn adem stokte.
'Is Jake Maroc hier?'
Hij knikte zwijgend, keek naar Jake. Hij voelde haar aanwezigheid dwars door de houten deur heen. 'Denk na over wat ik zei, heyal Het kan belangrijk zijn.' Hij liep langs de vrouw de gang op.
Ze kwam de kamer in. Ze bleef met haar rug tegen de deur staan, stijf, haast alsof ze bang was verder te gaan.
Jake had zich ingespannen om wakker te blijven. Hij was volkomen uitgeput. Hij voelde een aanwezigheid in de kamer en vroeg: 'Wie is daar?'
Een zwartheid vol slaap gaapte als een afgrond voor hem. Zijn hele lichaam deed pijn en hij wilde eraan ontsnappen. Hij wilde alleen maar slapen. De aanwezigheid drong zich aan hem op, rukte met ruwe handen de sluimer weg.
'Wie is daar?' vroeg hij nog eens, zachter ditmaal.
'Herken je me niet?'
De vrouw liep van de deur naar zijn bed. 'O Jake,' zei ze. Ze stak een hand uit en streelde zijn wang tussen de zwachtels.
Zijn hand ging omhoog en pakte haar arm, tastte langs de huid. Hij probeerde zijn ogen te richten.
'Wie?'
'Bliss,' zei ze. 'Vroeger speelden we -'
'Met de slangen op Ladder Street!' Zijn ogen vlogen open van verbazing. Zijn bloed ging sneller stromen. Hij probeerde zich op te richten, maar tevergeefs. 'Bliss, hoe is het mogelijk -?'
'Dat was in de winter,' hernam ze.' 's Zomers gapten we vis uit de bazaars in West.'
'En we aten saté en rijst uit kartonnen dozen bij de dokken van Centraal, het hele jaar door!' Een dodelijke sluimer overweldigde hem, maar hij weigerde zijn ogen te sluiten. 'Dat is heel lang geleden. Maar ik weet het nog.' Hij dronk haar gestalte in en vergeleek de realiteit met zijn herinneringen. Hoe vaak had hij zich niet afgevraagd hoe Bliss eruit zou zien als ze helemaal volwassen was? Nu wist hij het. Hij zuchtte.
'Je was nog zo klein - nog maar een meisje. Heel lang geleden.'
Hij hield haar arm vast en streelde haar alsof hij een blinde was.
'Bliss,' fluisterde hij. 'Wat doe je hier? Na al die tijd. Het lijkt onmogelijk. Onmogelijk.'
'Rust nu maar,' zei ze zacht. 'Er is nog tijd genoeg als je wakker wordt.'
Net als alle grote hoofdsteden van de wereld was Washington gebouwd rond macht. De gewone stervelingen - de werkezels die zwoegden van negen tot vijf en naar huis gingen om hun piepers met vlees te eten, voor de tv en omringd door schreeuwende kinderen, voordat ze naar bed stommelden om zweterig op hun vrouwen te gaan liggen in een komische imitatie van intimiteit - hadden geen weet van de onzichtbare emanaties die de machtselite naar Washington lokten.
Macht betekent overal iets anders. In New York, Amerika's financiële hoofdstad, betekent het datje in een nieuwe Volvo naar een Broadway-première rijdt; in Hollywood, Amerika's amusementshoofdstad, betekent het datje met Sylvester Stallone tennist. In Washington - waar, voor hen die het weten, de échte macht ligt - wordt het gedefinieerd in termen van wat je eraan overhield. De directeur van de Quarry hield er heel wat aan over. Verreweg het beste, vond Antony Beridien, was dit luisterrijke negentiende-eeu wse landhuis in Great Falls, Virginia. Gelegen in een kleine maar brede vallei tussen golvende smaragdgroene heuvels lag het nog geen uur van het hoofdkwartier van de Quarry in noordwest-Washington. Men zei dat Eisenhower en Dulles, en ook Wild Bill Donovan, in de tweede wereldoorlog van dit koele toevluchtsoord gebruik hadden gemaakt, maar dat waren natuurlijk maar praatjes. Dat Antony Beridien verkoos erin te geloven was misschien een maatstaf voor zijn liefde voor het huis. Beridien genoot zonder schaamte van deze bonus. Hoewel het huis uit Quarry-fondsen was bekostigd, hoewel zij het onderhielden, hoewel zij het hem mogelijk maakten het te onderhouden, beschouwde hij het als zijn eigendom.
Hij was het die het zijn naam had gegeven. Greystoke, want in zijn vrije tijd was Beridien een gretig lezer van de vele korte verhalen van Edgar Rice Burroughs. Het was voor Beridien dat de president hier kwam, de minister van defensie, talrijke gezaghebbende persoonlijkheden. Macht stroomde door deze oude vertrekken als warm bloed. De macht van Antony Beridien. Hij had het volste recht Greystoke zijn eigendom te noemen. Op deze zonovergoten middag nuttigde hij en Henry Wunderman een lichte lunch - koude gepocheerde zalm met citroen-en dillesaus, een salade van witlof en worteltjes; Beridiens lievelingskost en, niet toevallig, een specialiteit van Greystokes chef de cuisine.
Vanwege de warmte - Beridien wilde geen airconditioning in het huishad hij besloten op de ruime veranda te lunchen. Vogels zongen in de gesnoeide heesters en het aangrenzende bos. Grote dansende hommels zoemden slaapverwekkend in de rozentuin. Beridien vulde hun glazen bij met Perrier. In werktijd werd er geen alcohol geserveerd, zelfs geen wijn.
'Ik ben blij datje er bent, Henry,' zei Beridien na een poosje. Hij had zijn bord weggeduwd en spoelde zijn mond met de Perrier. Wunderman had zijn lunch al lang op.
Een bediende haalde de borden weg. Er werd niets meer gezegd totdat hij twee metalen schaaltjes met perensorbet had gebracht.
'Na mijn uitbarsting tijdens de vergadering vorige week -'
'Dat is alweer voorbij, Antony,' zei Wunderman, alsof hij een stem in het kapittel had gehad. 'Het is vergeten.'
'Goed, goed.' Beridien had zich op zijn dessert gestort, dus het was niet duidelijk of hij reageerde op Wunderman of dat hij commentaar op de sorbet leverde. Hij at mechanisch, maar zijn gezicht glom van genoegen. Na een poosje zuchtte hij en schraapte met zijn lepel het schaaltje uit. Hij schonk zich nog een kop koffie in uit een thermoskan. Wunderman had zijn dessert niet aangeraakt.
'Vriendschap heeft natuurlijk haar plaats in de natuurlijke orde der dingen.' Beridien staarde langs Wunderman heen, zijn blik gericht op het harige lijfje van een hommel die rozenstuifmeel aan zijn pootjes verzamelde. 'Niettemin, ik denk vaak, dus jij moet het ook wel eens denken, dat wij niet volgens de natuurlijke orde der dingen leven.
Jij en ik, Henry, leggen onze eigen orde op aan de anarchie van de wereld. Dat is een zware verantwoordelijkheid. We hebben al onze hersenkracht nodig om het glanzende web van onze keuze te weven, ondanks' - hij haalde zijn schouders op - 'o, boos weer, onbegaanbaar terrein, de tegenwerking van vijandig ongedierte. Je begrijpt vast wel wat ik bedoel, Henry.'
'Ja, Antony.'
'Wij zijn anders dan de meeste mensen op de wereld,' vervolgde Beridien,
'en daar hebben we zelf voor gekozen. Misschien zijn we mislukkelingen. Maar met een burgermansbestaantje zouden we nooit tevreden zijn. Ik voor mij weet dat ik gek zou worden als ik met zo'n soort leven was opgezadeld.
Nee, nee. Wat wij willen - waar we naar hunkeren - is dansen in de duisternis. We weten niet wat er in het verschiet ligt, en dat vinden we verrukkelijk. Wij willen extrapoleren, Henry. Wij zijn zieners. We kijken in de toekomst en voorspellen de strategische stromingen van de toekomst.'
'Door onze handen in de ingewanden van geiten te steken,' zei Wunderman, 'zoals de Romeinen het deden.'
Beridien schoot in de lach en zijn blik kwam terug naar zijn onmiddellijke omgeving. 'Heel goed gezegd, Henry. Ja. Daar zit een zekere analogie in.'
Hij verschoof op zijn stoel. 'Maar de Quarry is door mij uit pure en simpele helderziendheid gecreëerd. Stromingen. Door stromingen zijn wij gevormd, zoals een schelp wordt gevormd in een constante waterstroom.'
Hij pakte een rood dossier en opende het. Hij tikte erop. 'Realiseer jij je wat we met Israël hebben gedaan? Elk jaar geven we ze één-komma-zeven miljard dollar aan militaire hulp, ook al gebruikt het land de helft van zijn jaarlijkse budget voor militaire uitgaven. Bovendien geven we hun nog eens achthonderdvijftig miljoen aan economische hulp.'
Wunderman was stomverbaasd. 'We weten allebei dat Israël onze enige stabiele bondgenoot in het Midden-Oosten is. Als wij hen niet steunen, wie dan wel? Ik kan me niet voorstellen dat jij ineens honderdtachtig graden bent omgezwaaid en nu op die hulp wilt snoeien?'
'Nee, nee. Dat wil ik ook helemaal niet.' Beridien leek geërgerd, alsof hij een professor was wiens beste student voor zijn ogen in een zwakzinnige was veranderd. 'Over die hulp maak ik me niet druk, maar wel over wat die hulp met hen doet.' Hij tikte weer op het dossier. 'Ondanks onze steun is er een ernstige economische crisis in Israël. Een inflatie van meer dan tweehonderd procent per jaar! Stel je eens voor, man! Daarnaast daalt hun pond steeds meer in waarde. Er moet daar snel iets drastisch gebeuren om het land te stabiliseren.'
Hij keek in het dossier. 'Hier: het industrieland met het hoogste groeiper-centage in de laatste twee decennia is Japan. Wat maak je daaruit op?'
Wunderman oordeelde dat hij zich, gezien Beridiens huidige stemming, beter van de domme kon houden dan een verkeerd antwoord geven. 'Waar wil je naar toe, Antony?'
'Luister,' zei Beridien. 'Israël, dat jaarlijks miljarden uitgeeft aan defensie, staat op de rand van een economische instorting. De economie van Japan daarentegen floreert.' Hij boog zich voorover, zijn ellebogen op het ingelegde tafelblad. 'Waarom? Alleen maar goed management? Hoe zou dat kunnen? De Israëlis zijn verre van achterlijk, dat weten we donders goed. In feite zouden wij er goed aan doen om op sommige gebieden eens wat van hen op te steken. Maar hoe komt het dan?
De politiek van destructie,' zei hij, zijn eigen vraag beantwoordend. 'De stroming waaruit de Quarry werd gevormd. Mijn voorspelling, in de middeleeuwen, over het gezicht van de wereld in de toekomst. En die toekomst, Henry, is vandaag!'
Beridien sloeg het rode dossier dicht, legde zijn vlakke hand erop. 'Hier staat het allemaal in. Het laat zien dat er een omgekeerde correlatie bestaat tussen militaire uitgaven en economische groei. De militaire uitgaven van Japan zijn vrijwel nihil vergeleken met die van Israël. Eén van Lenins meest geciteerde uitspraken is: "Imperialisme is de laatste fase van kapitalisme."'
Beridien glimlachte. 'Wat zou een betere definitie van imperialisme zijn dan wapen verkoop, hmm?
Toch doen de communisten er ook aan mee, en vaak op grote schaal. Hier heb ik een rapport van de Russische economische top van vorig jaar in Novosibirsk. Alle aanwezigen waren het erover eens dat de stijgende militaire uitgaven een grote rem op hun economische groei vormden. Vorig jaar leverde Noord-Korea voor achthonderdtachtig miljoen dollar aan wapens aan Irak, ook al zijn ze bondgenoten van Iran, de vijand van Irak. Dit jaar is dat bedrag vijftig procent hoger. De militaire uitgaven van eenendertig Derde-Wereldlanden zijn tussen 1965 en 1985 met honderd of meer procent gestegen. Iedereen weet dat natuurlijk van Egypte, Iran, Syrië
en Irak. Maar misschien zijn jij en ik de enigen die niet verbaasd zijn dat Honduras, Nigeria, Zambia, Zimbabwe en Koeweit ook in dat rijtje staan. Momenteel is de wapenindustrie de snelst groeiende component van de wereldhandel.'
Wunderman schraapte zijn keel. 'En dat is grotendeels ons werk.'
Beridiens ogen schitterden. 'Nou en of. Jij en ik weten dat. Of zijn motivaties ideologisch, religieus of puur politiek zijn, de leider van een land zal zich beslist veel veiliger voelen met een groter, beter uitgerust leger dan dat van zijn vijand. Maar we weten dat militaire uitgaven niet alleen destructief zijn voor de economische groei, maar ook voor de politieke stabiliteit!'
Wunderman luisterde maar met één oor. Hij zat nog na te denken over wat Beridien had gezegd over vriendschap, over het anderszijn van Quarrymensen, die dit leven hadden gekozen juist vanwege dat verschil. Het burgermansbestaantje.
Maar als Wunderman eerlijk tegen zichzelf was, wist hij dat hij niet bij de Quarry was gegaan om aan een negen-tot-vijfgevangenis te ontsnappen. Hij was er bijgegaan om zichzelf - en zijn vrouw - te bewijzen dat hij geaccepteerd kon worden in een club vol Ivy League-bollebozen. Wunderman kwam van een staatsuniversiteit. Zijn cijfers waren middelmatig geweest en toen hij door de Quarry werd gerecruteerd, hadden zijn professoren desgevraagd verklaard dat hij op zijn best een ongeïnspireerd student was. Sommigen hadden enige hulp nodig gehad om zich hem te herinneren; bij verscheidenen was zelfs dat tevergeefs geweest. Dat beviel de Quarry-wervers, die in deze onopvallendheid een talentvolle aanleg bespeurden. Het punt was dat geen mens zich Wunderman herinnerde. Hij bezat het speciale vermogen om zich onopgemerkt door de menigte te bewegen.
Maar zijn vrouw, Marjorie, merkte hem wel op. Zij was Homecoming Queen op een van de Seven Sisters-universiteiten geweest en ze was mooi. Ze hadden elkaar ontmoet op een fuif van hem en een paar vrienden. Hij had er zo weinig op zijn plaats geleken dat ze meteen op hem viel. Wunderman had nooit begrepen wat ze in hem zag, maar hij snapte nooit iets van vrouwen en hun kijk op de wereld.
Ze had in Wunderman een zachtheid bespeurd die anderen voor verlegenheid hielden. En toen ze de tijd nam om met hem te praten vond ze hem levendig, nieuwsgierig en flexibel, drie eigenschappen die ze nooit gedacht had in een man te zullen vinden.
Bij hun tweede afspraakje wist ze dat ze met niemand anders meer uit wilde gaan. Bij het vierde was ze zeker van haar liefde. Toen had Wunderman al weinig aansporing meer nodig om te trouwen. Marjorie had hem overdonderd vanaf het eerste moment dat hij haar over de dansvloer naar zich toe had zien komen. Hij vond haar verliefdheid wonderbaarlijker dan dat hij een hoofdprijs in een loterij zou winnen.
Daar was hij volkomen oprecht in. Zijn onzekerheid over haar liefde had hem een steeds terugkerende nachtmerrie bezorgd waarin hij op een ochtend wakker werd en merkte dat hij werkelijk met Marjorie was getrouwd, maar dat hij zelf iemand was geworden die Harris-tweed droeg, golf speelde zonder handicap en met een Bostons accent sprak. De droom eindigde er altijd mee dat Wunderman in de spiegel naar zichzelf staarde. Zijn gezicht was gebruind door zon en wind, blakend en onmogelijk knap. Dan legde hij zijn handen tegen zijn wangen en die versmolten als stopverf tot Wundermans echte gezicht. Als hij dat zag was Wunderman in zijn droom altijd doodsbang dat Marjorie wakker zou worden en zou zien hoe vreselijk ze zich had vergist.
Hun huis in landelijk Virginia, niet ver van Greystoke, had gedurende hun eerste huwelijksjaren levenloos geleken. Toen had hij Marjorie al wel zoveel van zijn bezigheden verteld dat ze meer dan eens had gezegd dat het huis in haar verbeelding door schaduwen werd bevolkt. Jarenlang had hij haar het enige ontzegd dat voor haar wezenlijk van belang was: kinderen. De onzekerheid van zijn leven maakte hem onvermurwbaar. Hij had zijn vader - een zeeman - verloren toen hij zeven was. Hij wilde niet dat zijn ongeboren kinderen hetzelfde lot zou treffen.
Marjorie had met een scheiding moeten dreigen voordat hij inzag hoe belangrijk een baby voor haar was. Ten slotte was hij gezwicht, doodsbang dat zijn nachtmerrie bewaarheid zou worden. Nu hadden ze, later dan al hun vrienden, twee kinderen in de tienerleeftijd, een jongen en een meisje. Er ging geen dag voorbij zonder dat Wunderman zich angstig om hen maakte. Maar dat was een gevoel dat hij ook ten opzichte van Marjorie had. Ze had volkomen gelijk gehad: als hij dit leven wilde, zou hij de angst erbij moeten nemen.
'Politieke instabiliteit,' zei Beridien nu, 'is onze boterham, Henry. Dat zag ik vijfentwintig jaar geleden al. Kennedy was het met me eens. Zijn naam staat op ons handvest en daar ben ik verdomde trots op. Al dat revisionisme de laatste tijd over hem en zijn presidentschap is in mijn ogen walgelijk. Hij was een president met lef en daarom zag hij de noodzaak van ons bestaan in, helemaal los, apart en gescheiden van de CIA. Die CIA hebben we bij meer dan één gelegenheid als zondebok gebruikt, dat kan ik je wel vertellen. Van tijd tot tijd vinden wij het leuk om de wereld te laten zien wat een idioten dat zijn. Daar worden de mensen rustig van; dan voelen ze zich superieur.' Beridien gniffelde. 'En dat willen wij nu juist.'
Hij wuifde met zijn hand. 'Toen kwam het schandaal. Ik denk dat zelfs jij niet weet dat ik daarachter zat. Een paar verslaggevers kwamen te dicht bij het vuur en dreigden achter ons bestaan te komen. De president en ik waren van mening dat een rookgordijn onze beste verdediging was.' Hij haalde zijn schouders op. 'Enfin, de CIA moest toch hoognodig uitgemest worden. Het ergste brandhout zijn ze nu wel kwijt.'
Hij schraapte zijn keel. 'Over brandhout gesproken, Henry, ik zit erover te denken Stallings naar Japan te sturen, achter Mariana Maroc aan.'
'Dat begrijp ik niet,' zei Wunderman. 'Stallings is heel goed in twee dingen: plannen maken en mensen afmaken.'
'Ja, dat is zo.' Beridien legde zijn spitse vingertoppen tegen elkaar alsof hij dit feit voor het eerst overwoog. 'Dit is geen overhaaste beslissing, verzeker ik je.' Hij haalde een opgevouwen afschrift uit zijn zak en overhandigde het hem over de tafel. Wunderman vouwde het langzaam open. Hij had opeens het gevoel dat er een ijsklomp in zijn maag lag.
'De laatste fase van het Conciërge-onderzoek naar het RlSS-telefoongesprek,' zei Beridien. In zijn stem lag die typerende afzijdige kalmte van rechters wanneer het hele land tegen executie was.
Wunderman keek op. 'Het telefoontje kwam uit O-henro Huis.'
'Waar Nichiren op Jake Maroc wachtte, ja.' Beridien nam de kopie weer in bezit. 'Het spijt me, Henry. Maar je moet niet vergeten wat ik over vriendschap zei. Voor mensen zoals wij is dat een luxe. En dikwijls een gevaarlijke luxe. Ik vrees dat dit zo'n moment is.
Het contact van Mariana Maroc met Nichiren moet uitgezocht worden. We moeten onmiddellijk tot de wortel ervan doordringen. En, het belangrijkst, we moeten er een eind aan maken.' Hij zweeg even. 'Vind je ook niet, Henry?'
Wunderman voelde zich als verdoofd. Hij herinnerde zich zijn bezoeken aan Hongkong. Als hij bij Jake logeerde. Mariana zorgde voor hem alsof hij een lievelingsoom was. Ze had hem alles over de Kroonkolonie geleerd, ze had hem overal mee naar toe genomen, de geschiedenis verklaard, de verschillende dialecten, religies, gebruiken. Ze had hem de residentie van de gouverneur laten zien, de triaden, de Royal Hongkong Jockey Club. Door haar had hij de uitbundige wereld van Chinees gokken, Chinees eten, Chinese architectuur leren kennen. En toen hij griep had gekregen was ze de hele nacht opgebleven om compressen te verwisselen en zijn hoge koorts te bestrijden.
'Henry?'
Mariana Maroc en Nichiren? Het klonk als het geraaskal van een krankzinnige. Het leek onmogelijk. Maar de RISS kon niet liegen en de Conciërges konden niet zó'n blunder maken. Hij moest de waarheid onder ogen zien. Op de avond van Jakes inval had Nichiren Mariana opgebeld. Het was onaannemelijk dat het iemand anders in O-henro Huis was geweest. Er was daar niemand die zich zelfs maar van haar bestaan bewust was.
'Henry, ik wacht.'
Verraad was een begrip waar Wunderman dagelijks mee leefde; het was een essentieel bestanddeel van de schaduwwereld die hij als de zijne had gekozen. Maar de bronnen van dat verraad deden hem altijd weer versteld staan. Hij leek in niets op de koele en berekenende spion uit de boeken, die verraad verwacht van zijn beste vriend, zijn vriendin, zelfs van zijn vrouw. Verraad deprimeerde hem hevig, de schok beroofde hem van zijn energie als de beet van een vampier. Hij voelde de verschrompeling, de onwillekeu-rige samentrekking van zijn scrotum - de eerste primitieve reactie van het mannetjesdier op onverwacht gevaar. Hij voelde zich triest en ontmoedigd.
'Ik wil deze onherroepelijke stap niet nemen zonder jouw instemming,'
zei Beridien. 'Ik vind dat dat je recht is.'
'Duimen op of neer,' zei Wunderman zacht. 'Net als de Romeinen.'
Beridien herinnerde zich Wundermans eerdere toespeling en knikte.
'Net als de Romeinen.'
Wunderman stond op van tafel. Er waren wolken aan de lucht verschenen. Alle heldere kleuren werden gedempt, alsof de bloemen hun gezichten voor hem verborgen.
'Het zij zo,' zei hij. De golvende heuvels, diepgroen nu, leken heel ver weg.
'Duimen neer.'
Shi Zilin stapte uit de zwarte dienstauto op het moment dat deze stilhield, juist binnen de poorten van Xiangshan. Deze Geurige Heuvels, zoals ze genoemd werden, zo'n achttien kilometer ten noordwesten van Peking, waren in 1972 voor het publiek tot verboden terrein verklaard. Zilin kwam er graag. De rust was weldadig voor zijn steeds erger wordende pijn. Achter en links van hem lag het grote plein voor het gedeelte van het Zomerpaleis dat bekend stond als Yuanmingyuan. Het terrein daar was vanzelfsprekend een grote toeristenattractie. Zilin vond het maar een trieste bedoening. Nadat het in 1860 door de Engelsen en Fransen was geplunderd en in brand gestoken, was een poging tot restauratie in 1879 wegens geldgebrek doodgebloed. Daarna waren de nog resterende marmerplaten, beeldhouwwerken, met de hand geglazuurde tegels, en stenen verdwenen. Alle bomen, die in de loop der eeuwen zo zorgzaam waren gecultiveerd, waren omgehakt, de grotere bouwwerken gesloopt voor het ijzer dat ze bijeenhield. Van de Chinese bouwwerken - die helemaal van hout waren - was geen spoor meer te bekennen. Er stonden nog enkele muren en overblijfselen van een paar Europese paleizen, midden in de vlakke rijstvelden waar zich ooit de grote, kunstig aangelegde tuinen hadden uitgestrekt. Zilin had dat alles opzettelijk zijn rug toegekeerd en keek naar de Geurige Heuvels met hun purpergrijze hellingen. Daarnaast lag Yuquanshan, Jade-fonteinheuvel. Eeuwen geleden had een ontzaglijke eruptie een laag harde kalksteen over de heuvel uitgestort. Onder invloed van de natuurkrachten was de kalksteen in marmer veranderd, en dat was door de Qin gebruikt om paleizen, tempels en een park aan te leggen. Ooit waren er veel boeddhistische en taoïstische tempels geweest, en een groot aantal in de marmeren heuvel uitgehakte heiligdommen.
Nu had Zilin er een militair terrein van gemaakt, zodat het niet door nieuwsgierige toeristen onder de voet zou worden gelopen, nu China zijn poorten opengesteld had voor het Westen. Officieren en infanteriesoldaten salueerden terwijl hij langzaam de heuvel opliep. Hij had een hekel aan de metalen beugel die hij om zijn rechterbeen moest dragen, maar zonder die steun functioneerden zijn spieren niet.
In zijn villa vlak buiten Peking deed hij elke dag oefeningen met aquatonische en isometrische instrumenten en gewichten. Om de andere dag werd hij bezocht door een vermaard acupressurist, en eenmaal per week, met de regelmaat van de klok, kwam de acupuncturist zijn werk doen.
Niets van dat alles, wist Zilin, kon zijn degeneratieve ziekte genezen, maar op zijn leeftijd, bijna zesentachtig nu, was dat niet belangrijk meer. Verlichting van de pijn was zijn enige doel, en die verschaften zijn lievelingen hem met bevredigende regelmaat. Zilin draaide zijn hoofd in de zomerbries. Rondom hem lagen de rijstvelden, vertroostend, zijn pijn verzachtend. Zijn ogen bleven rusten op de gebouwen van de Qinghua Universiteit, aan de overkant van het brede veld, blakerend in de zon.
Dat was nog een reden waarom Zilin hier graag kwam. In de natuur voelde hij zich dichter bij de jonge mannen en vrouwen die letterlijk China's toekomst waren. Het was heel moeilijk zijn medeministers te doen inzien dat de jonge mensen China's waardevolste natuurlijke rijkdom vormden. Al zijn collega's wantrouwden de jeugd, vreesden de verraderlijke invloed van Westerse decadentie, en probeerden in alle opzichten de jonge generatie te dwarsbomen zoals zijzelf vijftig jaar geleden waren gedwarsboomd. Er heerste, dacht Zilin triest, meer dan weerstand tegen veranderingen in zijn land. Er heerste er een bijna xenofobische vrees voor. Weerstand was één ding. Maar vrees was een heel ander ding. Het was een onredelijke reactie. Vrees drong zich in de structuur der dingen en maakte ze ontoegankelijk, onbeweeglijk. Maar toch liet Zilin zich niet ontmoedigen. Als de rivier, in zijn eindeloze stroom, een voorwerp op zijn pad niet kon afslijpen, moest hij een nieuw pad kiezen en het voorwerp achterlaten in de brandende zon. En dan, zonder de bescherming van de rivier, zouden de natuurkrachten het weldra splijten en geheel vernietigen.
Dat was het lot dat Zilin zijn vijanden, talrijk en machtig, had toebedacht. Samen waren ze misschien machtiger dan hij. Net als de cycli der eeuwen schenen ze zichzelf te vernieuwen en werden ze steeds listiger, steeds beluster op zijn val.
Tweemaal in de afgelopen vijfjaar hadden ze een gezamenlijke poging gedaan om hem van zijn plaats te verdringen. De eerste keer hadden ze geprobeerd hem op dezelfde wijze aan de kaak te stellen als met de Bende van Vier was gebeurd. Dat was mislukt, en ruim eenjaar later had diezelfde qun, een groep ministers, hem willen wegwerken op grond van zijn gevorderde leeftijd en ziekte. Vlak na die tweede mislukking waren twee van zijn felste opponenten in de qun binnen een maand getroffen door een betreurenswaardig en fataal ongeluk. Tenminste, volgens het officiële onderzoek waren het ongelukken. Misschien waren de resterende leden van de qun een andere mening toegedaan, want sinds die tijd had Zilin niets van hen te duchten gehad en de openstelling van China voor althans enkele kapitalistische vrije-marktmethoden had een aanvang genomen. Dat wilde zeggen, tot zes weken geleden. Uit een van zijn vele bronnen had hij vernomen dat een opkomende jonge - in Chinese terminologie betekent dat tweeën vijftig jaar oud - bureaucraat, Wu Aiping genaamd, die het afgelopen jaar tot hoofd van het Wetenschappelijk en Technologisch Instituut voor Nationale Defensie was benoemd, contact had opgenomen met een der qun-leden. Wu Aiping, wist Zilin maar al te goed, was een begunsteling van de leider van de communistische partij en de minister van defensie. Er werden reusachtige hoeveelheden geld in het instituut gepompt omdat ze het er allemaal over eens waren dat een moderne defensie van het allergrootste belang was voor het nieuwe China. En dat maakte hem inderdaad tot een machtig man, veel machtiger dan de afzonderlijke leden van de qun, die toch allen hooggeplaatste ministers waren. Wu Aiping leidde het gevecht tegen China's afglijden van de strikte marxistisch-leninistische ideologie. Aan weerskanten van Zilins pad lagen begraafplaatsen. Het was alsof de hele geschiedenis van China langs deze weg begraven lag, eindeloze geslachten die alles doorstaan hadden: het klimaat, nieuwe dynastieën, invasies van de Manchu's, de Japanners, en de gwai loh van zoveel naties. En nog altijd bestond China. Het land was gehavend en geslagen, gedecimeerd door de domheid van de Manchu-regering en, veel later, de militaire leiders als Tsjiang en de halfgoden als Mao.
Zilin bedacht dat zijn geliefde land, ondanks zijn grote inspanningen, sinds het eind van de tweede wereldoorlog in bijna alle opzichten was achteruitgegaan. En achteruitgang dreigde nog steeds.
Zou daar nooit een eind aan komen? vroeg hij zich af.
De stille geesten van de doden om hem heen leken de lucht te vullen met eensgezind gemurmel. Jawel, leken ze in zijn oor te fluisteren. China moet voortbestaan in de eenentwintigste eeuw.
Tranen stonden in Zilins ogen toen hij bij de kruising kwam en rechtsaf sloeg. Om de bocht stond Wofosi, de tempel van de Slapende Boeddha. Deze plek, ooit in heel China vermaard wegens de zeldzame bomen, was een der oudste in de omgeving van Peking. De tempel zelf was gebouwd doot de Tang, en VvoeweV men zei dat et reeds een sandelhouten beeld van
&e Boeddha aaivwexi?,\jas, gebnukte deNuanm \2>1\ 500 000 pondkopei om een nieuwer en luisterrijker beeld te gieten. Bij die taak waren zevenduizend werklieden betrokken. Het vergde twee pogingen en tien jaar om te voltooien wat tegenwoordig onmogelijk zou zijn door de te hoge kosten. Getrouw aan het erfdeel van de plek had Zilin een uiterst moderne Bosbouwschool in het sinds lang leegstaande bijgebouw gesticht. Maar de tempel zelf was voor hem intact gelaten.
Binnen ging hij helemaal op in de rust die er heerste. Er was geen deur, zodat vogels en kleine bosdieren van het inwendige gebruik maakten. De roep van vogels weerkaatste van de daksparren en leek melodieus te trillen op de dikke banen zonlicht.
Er waren talloze plaatsen die Zilin voor zulke momenten van stille contemplatie had kunnen gebruiken. Maar nergens anders voelde hij de aanwezigheid van de Boeddha met zo'n doelgerichte kracht. Wat voor waarde heeft het communisme, dacht hij nu, in de aanwezigheid en macht van zo'n universele wet?
Hij ging met enige moeite zitten op een van de twee vouwstoelen aan weerskanten van een stenen tafel die was ingelegd met een wei <ji-bord. Er stond een afgebroken spel op. Zilin richtte zijn ogen op de bekende patronen, maar zijn gedachten waren nog elders.
Wu Aipings contact met de qun viel vrijwel samen met het begin van de laatste fase van Zilins plannen voor Hongkong. Dat was geen goed teken. Zilin was te oud om in toeval te geloven, ten minste niet op deze schaal. Hij was er zeer goed in geslaagd ze geheim te houden, maar de plannen liepen al jaren. Het zou dus dwaas zijn te veronderstellen dat er niets van was uitgelekt.
Opnieuw richtte Zilin zijn aandacht op het wei qi-bord. Het bestond uit negentien verticale en negentien horizontale lijnen. Het spel werd gespeeld met kleine stenen, zwarte en witte. Ze werden gezet op een van de 361 lu of snijpunten van lijnen.
In dit complexe geheel van territoria, routes, verbindingen, sterke en zwakke lijnen, waarin de twee strijdende legers moesten toeslaan, zich aaneensluiten, oprukken, en zich herstellen, waarin elke speler gebieden moest afbakenen om aldus voordeel op de tegenstander te behalen, zag Zilin een microkosmos van de echte wereld.
Er was beweging bij de ingang van de tempel, en toen Zilin opkeek zag hij een gestalte afgetekend tegen het schuin invallende zonlicht. Zilin kon hem nog niet goed onderscheiden, maar hij kon zich het gedrongen lichaam al voorstellen, bijna komisch zoals het was gehuld in zijn slechtzittende kreukelige pak.
'Schiet op, schiet op, Zhang Hua,' zei hij. 'Je bent zo laat dat ik bijna zonder je was begonnen.'
De ander scharrelde haastig naar de stoel tegenover Zilin. Hij veegde zijn brede Mongoolse gezicht af met een linnen zakdoek en snoot er toen zijn neus in. Hij drukte zijn stalen brilletje op zijn vrijwel afwezige, platte neusrug. 'Ik moet me voornemen niet te laat te komen,' zei hij verontschuldigend.
'Dat zou ik maar eens doen.' Zilin lachte goedgeluimd. Toen hij de uitdrukking op het gezicht van de ander zag, zei hij: 'Hoor eens, Zhang Hua, we zijn niet alleen minister en onderminister, maar ook vrienden. We hebben samen aan officiële en clandestiene zaken gewerkt - hoe lang al ? twaalf jaar nu? Me dunkt, te laat komen is jouw enige ondeugd. Wel, het zij zo! Elk mens moet één ondeugd hebben - als het maar een kleintje is. Vind je ook niet?'
'Ik wou dat ik er geen had, Shi Zilin.'
'Maar mijn beste Zhang Hua, dat is je reinste onzin. Ik vertrouw iemand niet die beweert geen zwakheden te hebben. Dan denk ik: wat verbergt hij met die bewering? Nee, nee, je moet inzien dat kleine ondeugden ons tegen de grote beschermen.'
Hij zette een zwarte steen op de tian yuan, de belangrijkste van de negen xing of sterren, snijpunten die het slagveld in territoriale zones verdelen. Tian yuan lag in de buik, in het midden van het bord. Deze nieuwe positie kon tot een hele reeks gevolgen leiden: tot nu toe verborgen strategieën traden aan het licht, nieuwe mogelijkheden werden geopend, andere afgesloten. Elk stuk had maximaal vier qi, of ademhalingen. Door een steen van de vijand aan alle kanten in te sluiten werd deze van al zijn gi'beroofd. Dat was de zet die Zilin zojuist had gedaan. De dode witte steen staarde op naar de strijdenden.
'Je moet een slachtoffer begraven, Zhang Hua.'
'Vanochtend kwam er een boodschap op uw kantoor,' zei de onderminister terwijl hij zijn steen wegnam en het bord overzag voor zijn volgende zet. Zowel in de linker-als in de rechterbovenhoek bespeurde hij een onvervalst mijnenveld van huo yan. Op het eerste gezicht zagen ze er uitnodigend uit, want het leken onschuldige yan, 'ogen' te zijn. Maar Zhang Hua herkende ze als dodelijke valkuilen. De lastige huo yan waren een handelsmerk van Shi Zilin.
'Aanstaande vrijdag om negen uur moet u voor de premier verschijnen.'
Zilin bromde. 'Slecht nieuws. Stond er ook bij waarom, en of er nog iemand anders komt?'
'Nee.'
'Dat is nog erger.' Zilin keek op van het bord. Zijn ogen ontmoetten die van Zhang Hua. 'Mijn vriend, we moeten wel aannemen dat Wu Aiping achter deze oproep zit.'
'Ik ben bang van wel.'
Zilin keek weer naar beneden. 'Jij bent aan zet.'
Zhang Hua had zijn blik niet van het gezicht van de minister afgewend.
'Shi Zilin, ik ben bezorgd. Die man jaagt me angst aan.'
'Dat begrijp ik,' zei Zilin. 'En het is goed dat hij je bang maakt. Dat betekent datje begrijpt hoezeer hij ons en alles waarvoor we lang gewerkt hebben, bedreigt.' Hij glimlachte vol zelfvertrouwen. 'Angst is een menselijke emotie, mijn vriend. Je moet leren er respect voor te hebben. Wanneer je een primitieve emotie als angst leert begrijpen, kun je er gebruik van maken.' Hij knikte. 'Ja, Zhang Hua, zelfs angst kun je gebruiken.'
'Angst verlamt me.'
'Toch,' zei Zilin op vertrouwelijke toon, 'kennen wij allebei de betekenis van echte angst. Het was al erg genoeg toen we alleen met de Russische marine en luchtmacht in Vladivostok en een paar andere havens in het Verre Oosten te maken hadden. Die dreigingen hebben, samen met de Sovjet-troepen in Siberië, sinds het eind van de tweede wereldoorlog als een zwaard boven ons hoofd gehangen.'
Zilins zwarte ogen waren diep en glanzend, en Zhang Hua werd meegezogen door de draaikolk van macht die de oude man uitstraalde als hitte van een fornuis. 'Maar nu is er een reeks veel angstaanjagender ontwikkelingen. In de afgelopen driejaar hebben de Russen hun vijftig divisies langs onze grens gemoderniseerd, waarvan zeven pantserdivisies. In Oost-Siberië, waar wij uiterst kwetsbaar zijn, hebben ze bijna honderd Tu-22 bommenwerpers en honderdvijftig SS-20 raketten met nucleaire koppen gestationeerd. Tussen haakjes, die bommenwerpers, door de Amerikanen Backfire genoemd, hebben een bereik van achtduizend kilometer en hebben nucleaire bewapening: bommen of geleide projectielen.
En dat is nog niet eens het ergste. In hun oneindige wijsheid hebben de Verenigde Staten vliegvelden en vlootinstallaties gebouwd in Cam Ranh Baai en Da Nang. Dat zijn de grootste in heel Zuidoost-Azië. Maar nu ze uit Vietnam zijn gevlucht, hebben de Russen die bases overgenomen. Van daaruit sturen de Sovjets mankracht en materieel rond; ze kunnen het hele gebied bestrijken.
Aanvankelijk stegen vandaar alleen verkenningsvliegtuigen op. Maar zoals je weet hebben we kortgeleden foto's ontvangen van Tu-16 bommenwerpers voor de middellange afstand op die vliegvelden. En vanuit Cam Ranh Baai wordt ruim tweemaal zoveel gepatrouilleerd als in 1981. Nu kunnen de Sovjets ons uit het noorden én het zuiden aanvallen. Ze hebben een ring van militaire macht om China gelegd. We zitten in een strop, mijn vriend.
En op mondiaal niveau hebben de Russen ook vat op de Straat van Malakka, als de oorlog in het Midden Oosten escaleert. Door die Straat varen alle olietankers naar de Zuidchinese Zee. Onder luchtdekking van zes uitgebreide en gemoderniseerde vliegvelden in Afghanistan kunnen de Russen slagschepen en torpedojagers naar de Arabische Zee sturen. Verder hebben ze potentiële hulptroepen in het Vietnamese leger, ruwweg een miljoen soldaten.'
Zilin spreidde zijn handen boven de slagorde op het wei qi-boró. 'Deze strop om China moet onze eerste zorg zijn, Zhang Hua. Hoe onbelangrijk is Wu Aiping niet, vergeleken bij die gepantserde vuist, zo briljant ontw pen en uitgevoerd door generaal Anatoly Karpov.'
'Ik wilde dat ik uw zelfvertrouwen had, Shi Zilin.'
Nee, dacht Zilin, ik geloof nooit dat jij deze verpletterende druk ; begeren, mijn vriend. Maar ach, hij wist dat iedereen wilde zitten waar niet zat. Ook dat behoorde tot de menselijke natuur.
In zijn hart vroeg Zilin zich af of hij wel echt zoveel zelfvertrouwen l als de jongere man meende. Zeker, hij had al wel eerder aanvallen op i persoon afgeweerd. Hij was de laatste gehavende soldaat uit de oude t Maar Wu Aiping verschilde van de rest. Dat kwam misschien omdat hij \
een andere generatie was. De gedachte dat mannen als Wu Aiping Chir toekomstige generatie zouden vormen, bezorgde Zilin de rillingen, l anders was deze man dan de jeugdige legioenen van het platteland, Zilins eigen Bosbouwschool of de nabijgelegen universiteit, die zich vo bereidden op China's nieuwe ontwaken.
Zeker, er bestond goede reden om Wu Aiping te vrezen. In heel Pek was hij wellicht de enige die de jaren van werk aan de plannen vi Hongkong ongedaan kon maken.
En Zilin wist dat hij dat zou doen als hij er ook maar even de kans vi kreeg.
Zhang Hua had een witte steen uit het schaaltje naast het bord gepakt de linkerbenedenhoek vond hij wat hij zocht en hij zette de steen op snijpunt. Een zhang, een verruiming, waardoor hij twee gi-bronnen ter gaf aan een van zijn stenen die bedreigd was geworden.
'Waarom zou je je druk maken om Wu Aiping, mijn vriend,' zei Zilin, je zulke precieze en vermetele zetten doet?'
'Omdat dit wei qiis. Als mijn steen van zijn vier ademhalingen is beroc hoef ik hem alleen maar van het bord te halen. Maar ik leef nog steedi Je vergist je, mijn vriend, zei Zilin in gedachten. En dat is het vers< tussen jou en mij. Jij ziet niet verder dan het bord groot is; jij begrijpt n: van de toepassingen in het leven van deze strategie. Daarom ben je wel i goede speler, maar geen Jian.
Hij pakte een zwarte steen en wilde deze in de linkerbenedenhoek op 5-19 snijpunt zetten. Hij keek niet op en zijn scherpe oren hoorden gi geluid, maar zijn zesde zintuig ving Zhang Hua's stijgende spanning c Door zijn steen daar te zetten zou Zilin 'licht getroffen' hebben. Deze zou zes witte stenen van elkaar scheiden. Maar na ampele overweg besloot hij tot een andere zet.
Zhang Hua nam niet de tijd voor zijn volgende zet, maar bezette meti het 5-19 snijpunt, zodat zijn tegenstander daar niet meer heen kon. slaakte onhoorbaar een zucht van opluchting.
'Maar generaal Karpov is niet de enige over wie we ons zorgen moe maken, Zhang Hua,' zei Zilin nu. 'Achter en boven Karpov staat een and man. Op zijn manier is hij veel gevaarlijker voor ons. Yuri Lantin. Dat is man die de vernietiging van China beschouwt als de noodzakelijke eerste stap in het Russische streven naar wereldheerschappij. Als we Yuri Lantin niet kunnen neutraliseren zijn we gedoemd. Maar onze aanval op hem moet uiterst subtiel zijn.
We moeten hem naar zijn ondergang voeren op een moment dat zijn gedachten op iets anders zijn gericht.'
Zilin pakte zijn zwarte steen en zette hem op het 7-19 snijpunt, aldus huo yan, een beweeglijk oog, creërend. Hij had alle zes de stenen van Zhang Hua genomen. Dat zou hem nooit gelukt zijn als Zhang Hua niet op 5-19 had gespeeld.
Ik zie de analogieën, dacht Zilin. Elk moment van elk uur van elke dag brengt verandering. Verandering jaagt de meeste mensen angst aan, maar ik zie in verandering de essentie van strategie. Als een artiest die kleuren op het doek zet, neem ik waar dat dikwijls louter de beweging al voldoende aanval is. Ik heb geleerd alles te gebruiken. Ook niet-bewegen kan soms een aanval zijn. Ik heb het zojuist bewezen.
Ja, wei <jien het leven zijn niet te scheiden. Voor wie het kunnen zien. Voor wie er gebruik van kunnen maken. Voor wie voldoende moed hebben om het Licht te Stelen. Zoals Laotse schreef: de Jian blinkt uit in besparing; er is niemand nutteloos; er is niets verworpen.
Jake achtervolgde schaduwen door een smalle, bochtige straat. Exotische vogels schreeuwden uit gevederde waaiers van duisternis. Dit werd het geluid van zijn moeder - die hem wenkte; hij boog zich naar haar toe en hoorde het dikke slijm dat haar keel verstikte, het verkillende vochtige gereutel toen ze stierf.
Om haar met modder besmeurde hals. De talisman in zijn zachte zeemieren buideltje. Die had geen kracht genoeg om haar te redden. Licht en schaduw speelden er overheen. Hij hield hem in het licht, kon er bijna doorheen kijken. Bijna. De hemel was lavendelblauw. Hij zag wolken in het bewerkte oppervlak, een gespleten hoef aan de andere kant. De talisman voelde koel aan.
Heel lang geleden, toen hij schaduwen achtervolgde. Door een smalle, bochtige straat. Bezaaid met afval en papieren slangen. Zie ze eens bewegen ! Ze draaien en kronkelen. Ze sidderen omhoog in de wind. Gekwetter van apen, hangend en zwaaiend in de bomen. Ze ontbloten hun gele tanden. Ivoor der mandarijnen.
Het gekwetter werd gelach, licht en kabbelend. Hij zag het meisje in een parelgrijs veld. Volgde haar. Joeg haar schaduw naar de kust. De zee lokte. Golfjes sloegen tegen stapels rottend hout. De geur van zout, en fosfor. Visseschubben. Ingewanden drogend in de zon. Zeemeeuwen zwenkten. Krijsten.
Op de pont raakte hij haar kwijt in de menigte. Schaduwen liepen dooreen. Zwart zonlicht. Een besef van beweging, van duwen, dringen. Hoorde haar lachen en volgde het geluid over de hele boot. Weer e< schaduw. De weerstand werd minder, de zuiging van de mensenmassa na af zodat hij merkte dat hij althans enigszins vorderde. Hij zag haar bij de boeg, lange haren wapperend in de wind, zach lippen half uiteen, glanzende ogen. De lichte welving van haar borsten, e«
been naar voren geplaatst. Haar smalle enkel en de puntige teen van ha; schoen. De onschuld van haar houding creëerde het erotische van d moment. Het werd zo intens dat hij het in zichzelf voelde. Niet alleen in zij kruis. Overal. Hij werd overweldigd door verlangen. Zijn penis was stijf e trilde. Alsof die zijn hele lichaam was.
Haar gebruinde armen waren bloot. Ze stond in een natuurlijke houdin, maar de verschansing drukte in haar rug, zodat haar ribbenkast zie welfde. Haar borsten.
Haar ogen waren vol belofte.
Hij dacht alleen maar aan Mariana en toen hij naderbijkwam opende h zijn mond, haar naam op de punt van zijn tong.
Het kloppen in de kwetsbare holte van haar keel verried haar begeert Hij trok haar naar zich toe. Het was alsof hij zijn hele leven van verre naa haar gestaard had zonder haar ooit te bezitten. Haar hitte zette hem in vui en vlam. Haar mond opende zich onder de zijne, lippen heel zacht, tong he< en zoekend, zich krullend om de zijne, strelend. Zijn penis was zo stijf ds het pijn deed.
Hij verzonk kreunend in haar afgrond; eindelijk riep hij haar naam. Bliss.
Rechtop in bed, als een vis uit het water.
Zij was het eerste dat hij zag.
'Bliss!'
'Het is in orde, Jake. Hier ben ik.'
Hij knipperde terwijl ze naar hem toekwam en met een handdoek hè
zweet van hem afveegde. Ze deed het alsof ze het vaker had gedaan.
'Nu is het makkelijker,' zei ze, alsof ze zijn gedachten had geraden. 'J
hebt minder verband.'
Hij sloeg haar gade met zijn versluierde koperkleurige ogen. Ze was eei Eurazische. Onder de gwai loh kon ze makkelijk doorgaan voor een zuiven Chinese, maar een paar subtiele trekjes verrieden haar afkomst aan hè
scherpziend oog. Was het haar grootvader of grootmoeder die een Oosten rijker was geweest? Hij was het vergeten. Maar in de staalgrijze spikkeltje: in haar zwarte ogen, de krachtige kaaklijn, de vorm van haar oren herkende hij het penseel van de Kaukasische artiest.
Haar lange, dikke haar lag achter haar brede hoofd in een dikke glanzende vlecht. Haar grote ogen stonden scherp omhoog in de buitenhoe ken. Ze had hoge jukbeenderen, haar lippen waren dik en zinnelijk. Hi schrok toen hij de gelijkenis ervan met de lippen in de droom zag. Eer plotseling schuldbesef trof hem als een klap in zijn gezicht.
'Mag ik wat drinken?'
Ze draaide zich om naar de karaf, en hij legde zijn hand tegen zijn brandende wang. Nu was haar blote nek te zien en hij voelde de blos nog heviger worden.
Ze droeg een eenvoudige mouwloze groenzijden blouse, zonder kraag, met een lage hals. Het vlees tussen haar sleutelbeenderen was roomkleurig. Daaronder droeg ze een blauwleren ceintuur om haar middel. Haar groene rok zag er fris en netjes uit.
Terwijl hij het water dronk dat ze hem gaf, probeerde hij in deze oogverblindende vrouw het kleine meisje terug te vinden met wie hij zoveel jaar geleden had gespeeld. En opnieuw was daar het schuldbesef als een venijnige adderbeet.
Waarom ben je teruggekomen, vroeg hij haar in gedachten. Waarom nu ?
Waarom?
'Wat is het vandaag?'
'Donderdag,' zei ze. Ze hield haar hoofd schuin en nam hem taxerend op.
'Je ziet er veel beter uit.'
'Beter dan wat?'
Ze schoot in de lach en hij zag haar kleine witte tanden. Alles aan haar maakte dat hij haar naar zijn droom mee terug wilde sleuren. 'Dan de dim sum van gisteren.'
'Ik moet hier weg.'
'Heb je honger?'
'Als je wat dichterbij komt eet ik jou op,' zei hij; toen drong de tweede, seksuele betekenis tot hem door en hij werd verlegen. De droom. 'Ik bedoel dat ik verrek van de honger.'
'Dan zul je hier heus wel wegkomen.' Als ze de onbedoelde dubbelzinnigheid had begrepen, liet ze daar niets van merken. Was het echt onbedoeld? vroeg Jake zich af. Een Freudiaanse verspreking leek een betere definitie. 'Ik bedoel nu meteen.'
Bliss belde de verpleegster. 'Ik denk dat je beter eerst wat kunt eten.'
Jake zuchtte. Hij was alweer rusteloos. De vier witte muren leken op hem af te komen. Hij dacht aan de dantai, de zwarte, lege ruimte in zijn binnenste. Was het het verlies van de dan t ai dat hij voelde, of zijn vervreemding van Mariana? Betekende het dat hij niet meer van haar hield, of had David Oh gelijk? Betekende het dat hij niet meer in staat was van iemand te houden?
Wat was er met hem gebeurd op de duistere oevers van de Sumchun?
Misschien wist hij het niet meer. Waarschijnlijk wilde hij het niet meer weten.
Mariana. Vanaf de dag dat hij van de Sumchun was teruggekomen hadden ze elkaar niet echt meer aangeraakt. Ze hadden gekust, ze hadden gevrijd, ze hadden soms lieve woordjes gewisseld. Het had allemaal niets te betekenen. As in zijn mond, een smaak die hij nooit meer kwijtraakte. Nou, jij bent in elk geval wel anders. Had David dat niet gezegd ? En had Mariana dat niet bedoeld toen ze, nacht na nacht, uit het donker tegen hem had gefluisterd: Jake, wat is er toch ? Wat is er gebeurd in het noorden ? Denk je niet dat ik je ermee kan helpen ?
Hij had geen antwoord gegeven. Nooit. Hoe kon ze weten dat hij er al voor had gezorgd? Hij had het hete operatiemes in de wond gezet. Uitgebrand en weggebrand. Weg. Jake, weg van Mariana.
Was dat met hen gebeurd? De Sumchun?
Of was het Nichiren?
Nu was ze weg en hij zocht in zijn innerlijk naar een antwoord. Maar vond er geen. Voelde alleen de adder in zijn maag en de adder beet naar hem. Waar was Mariana? Dat wilde hij uitzoeken. Wat was er met haar gebeurd? Dat wilde hij ook weten. Wat wachtte op haar in Tokio, in Toshima-fcu? O-henro Huis?
Wie wachtte daar op haar? Nichiren?
Zijn ergste nachtmerrie was bewaarheid geworden.
Duisternis omhulde haar als een stolp. In deze raamloze ruimte voelde ze zich blind. De duisternis was volkomen. Tot zij op haar voorhoofd en ogen begon te drukken. Een poos lang had ze moeite met ademen. Dat was toen haar paniek het ergst was, toen ze ervan overtuigd was dat ze bedrogen was. Ze had gehijgd in het duister.
Later, toen ze gekalmeerd was, toen ze in rustige, rationele zinnen tegen zichzelf praatte, was het zachte gezoem van de airconditioning tot haar doorgedrongen. Toen leek de ruimte wat minder op een graf waarin ze levend begraven was.
Haar zintuigen kwamen terug en ze besloot de Zen-oefeningen te gaan doen die Jake haar had geleerd toen ze pas getrouwd waren. Ze stond op van de houten stoel en ging in de lotushouding op de kale vloer zitten. Eerst dreef ze zoveel mogelijk koolzuur uit. Steeds dieper ademhalen. Probeer een baby na te doen. Ze kon Jakes stem horen, diep en krachtig. Een baby ademt diep, vol. Pas als we volwassen worden vergeten we hoe we moeten ademhalen. We ademen ondiep, alleen met onze longtoppen. Je moet opnieuw leren ademen. Zo diep mogelijk inademen, dan uitblazen met je mond open. Hoor jezelf zuchten. Doorgaan, ook als je voelt datje alle lucht kwijt bent. Doorgaan. Je gaat er heus niet dood van. Het was geen lolletje. Bij de eerste paar pogingen had Mariana zich vreselijk gevoeld en ze brak naar adem snakkend af. Nu ademde ze vol en voelde zich nog kalmer worden.
Nu haar redeloze angst geweken was begon ze helderder te denken. Ze herinnerde zich het vreselijke lawaai. De schok tegen de muren van haar duistere wereld. Als een explosie. De vloer had een beetje getrild, dat wist ze zeker. Wat was er gebeurd?
Ze had verwacht dat hij weer bij haar zou komen en alles zou verklaren. Maar er was niets gekomen. Stilte. Duisternis. En ten slotte de druk van haar stijgende angst. Alsof ze levend begraven was.
Hij is de vijand van mijn man, dacht ze. Waarom heb ik hem geloofd?
Maar ze kende het antwoord op die vraag. Het lag voor de hand. Hij had haar de waarheid van zijn woorden bewezen met een onthutsend en angstaanjagend voorbeeld. En in dat geladen moment had hij haar wereld ondersteboven gekeerd. Ze wist niet meer wie haar vijanden waren. Waar was Jake? Wat deden ze met hem?
Een maand geleden zou ze zich nog hebben afgevraagd of het haar wel kon schelen. Ze waren zo ver uiteengedreven. Hij had een scherm om zichzelf opgetrokken, een muur die ondoordringbaar was voor al haar liefde. Totdat ze haat, afkeer voor die muur had gevoeld. Ze had gedacht dat ze Jake haatte.
Maar het gevaar waarvan ze getuige was geweest bewees haar hoeveel ze nog van hem hield. Wat hem in het noorden ook was overkomen, ze wist dat hij daaronder niet was veranderd. Ze was voor altijd aan hem gebonden. Ze had haar huwelijksgeloften afgelegd in het volle besef van hun betekenis, de grote verantwoordelijkheid die ze meebrachten. In haar jeugd had ze gedacht dat die verantwoordelijkheden haar zouden afschrikken. Maar toen de dag van haar eigen huwelijk aanbrak wist ze zeker dat ze er gelukkig mee was.
En dat was ze nog. Wat ze op die verschrikkelijke avond had gezien bewees haar dat het het scherm was waarvan ze een afkeer had gehad, niet de man erachter.
'Jake, waar ben je?' fluisterde ze in de duisternis. Opeens voelde ze zich een miljoen kilometer van hem vandaan. Haar hand gleed onder haar jurk. Haalde het zeemieren buideltje uit de band van haar broekje. Trillende vingers trokken het koordje los. Schudden de inhoud op haar handpalm. Het jade was een beetje warm van haar lichaam.
'Jake,' zei ze, terwijl ze haar hand om het voorwerp sloot. Nu voelde ze zich dichter bij hem, wetend hoe belangrijk deze talisman voor hem was. Waarom moest ik hem meebrengen ? Waarom is hij zo belangrijk ? Waarom willen zijn vijanden hem zo graag hebben?
Er waren geen antwoorden op haar vragen. Alleen maar meer vragen die zich afrolden aan de horizon van haar bewustzijn.
Wanneer zal hij me komen halen? vroeg Mariana zich af. Wanneer zal hij al mijn vragen beantwoorden, zoals hij beloofd had?
Waar is Nichiren?
Generaal Daniëlla Alexandrovna Vorkuta stopte juist de laatste paperassen in haar platte aktentas toen er beleefd op haar deur werd geklopt. Het kantoor van de generaal bevond zich op de vijfde verdieping van het enorme, vuile, okerkleurige gebouw op Dzjerzjinskiplein 2, dat ironisch genoeg in neorenaissancistische stijl was gebouwd, de basis van de Komitet Gosoedarstvennoje Bezopasnosti.
Ze vond zelf dat ze een beter kantoor verdiende. Het was niet meer dan een rechthoek van drie bij vier nieter met twee ramen van vier ruiten elk, die uitzagen over het plein dat werd gedomineerd door het bronzen standbeeld van Feliks Dzjerzjinski. Deze Sovjet held, een Pool van aristocratische afkomst die zich aan de zijde van de revolutionairen had geschaard, was het eerste hoofd van de Russische Geheime Politie geweest, die was opgericht in 1917, vlak nadat de bolsjewieken de tsaar ten val hadden gebracht. Generaal Vorkuta's kantoor leek in vrijwel alles op de kantoren van de andere hooggeplaatste functionarissen van deze machtige bureaucratie in de Sovjetunie. Het was klein, donker, slonzig, ingericht met een 'paar somber-zware houten meubels, broddelwerk uit Roemenië of Tsjechoslowakije. Het plafond was laag en kon wel een verfje gebruiken. Er zaten donkere kringen en vlekken op, het geaccumuleerde resultaat van sigareen sigaretterook, uitgeblazen gedurende eindeloze uren van vergaderingen, ondervragingen, en eenzame strategiesessies. In de afgelopen negen maanden had ze een hele reeks verzoeken om nieuw meubilair ingediend. Het was toegezegd. Het was nooit gekomen. Nog steeds stuurde ze, stipt op de eerste van elke maand, haar aanvraagformulieren op.
Daniëlla Vorkuta drukte de peuk van haar zwarte sigaret uit in de lelijke ijzeren asbak die als een wrat op haar gehavende mahoniehouten bureau stond. Het was een zwaarbewolkte dag, donker van de regen die het weerbericht vanochtend had voorspeld. Als om deze somberheid te onderstrepen had ze maar één lamp aangedaan. Een bleek licht verspreidde zich over haar bureau, maar niet verder. De generaal zelf zat in de schaduw.
' Vchoditse,' zei Daniëlla en de deur ging naar binnen open. Een geüniformeerde bode stapte met kwieke pas naar haar bureau. Hij droeg een kleine leren aktentas. 'Dit is zoeven voor u bezorgd, kameraad generaal,' zei hij op afgemeten toon. Hij keek naar een plek vlak boven haar hoofd.
Generaal Vorkuta tekende voor de tas. Ze wachtte tot de bode weer weg was voordat ze hem opende met een kleine bronzen sleutel die ze aan een lange ketting aan haar riem droeg. Ze haalde er vier stijve vellen papier uit, bedekt met wat wel archaïsche hiërogliefen leken. In feite was het een geheimschrift dat ze een paar jaar geleden zelf had ontwikkeld. Daniëlla's hart ging sneller slaan. Het was het laatste rapport van
'Medea'. Ze concentreerde zich. Hier had ze op gewacht. Ze raakte opgewonden. Kon ze nu maar over deze nieuwe informatie gaan zitten nadenken. Donkere schaduwen stroomden door de deur, vulden het kleine kantoor.
'Goedemorgen, kameraad generaal.' De woorden werden op diepe bastoon uitgesproken. Daniëlla begreep de wenk; ze glimlachte en beant-woordde de vriendelijke informele begroeting, zonder te letten op de ijzige prikkels in haar onderbuik.
Anatoly Decidovitch Karpov kwam door de deur. Even verborg zijn beregestalte de man achter hem. Maar toen deed de lengte van de tweede man zich gelden.
Onopvallend legde Daniëlla haar hand op de vier kostbare vellen papier. Generaal Karpov, hoofd van het Eerste Hoofddirectoraat, liep zwijgend over de kale, versleten vloerplanken en liet zich vallen op de harde zitting van de enige stoel die als een ineengedoken gargouille pal voor Daniëlla's bureau stond. Hij was niet lang, maar wel indrukwekkend. Hij had brede schouders en een borst als een bierton. Een en al spieren, ook al had hij onlangs zijn tweeënzestigste verjaardag gevierd.
Karpovs dikke, sluike haar was pikzwart, maar Daniëlla wist dat dat kwam omdat hij tweemaal per week kwistig met een haarspoeling omsprong. Zijn krachtige gezicht zat vol lijnen en putten van ouderdom, en dikke wenkbrauwen bevederden zijn hoge, vooruitstekende voorhoofd. Zijn heldere bruine ogen straalden doordringend en intimiderend achter een bril met stalen montuur. Maar als hij glimlachte had hij iets openhartigs waardoor Daniëlla vertederd werd.
Hij droeg een keurig donkerblauw kostuum. Op de linkerrevers zaten de legermedailles die hij aan het front had verdiend en waarop hij zo trots was. Ze zag met genoegen de zwarte onyx dasspeld, die ze hem vorige week voor zijn verjaardag had gegeven.
Haar blik ging naar de andere man toen Karpov zei: 'U kent kameraad Yuri Vasilevitch Lantin.'
'Ik heb van hem gehoord, natuurlijk,' zei Daniëlla behoedzaam. Lantin was lid van het Politburo en het Centrale Comité, één van een handvol Moskovieten die posities van immense macht in de zo gestructureerde Sovjethiërarchie bekleedden.
Daniëlla kende haar baas goed. Ze wist dat hij niet zomaar hierheen was gekomen uit het moderne hoofdkwartier van glas en staal van het Eerste Hoofddirectoraat aan de Moskouse Ringweg. Zijn kantoor, op de bovenste verdieping van het halvemaanvormige gebouw, met uitzicht op de omringende bossen, was veel indrukwekkender, wist Daniëlla, dan haar eigen bekrompen en muffe hok. Dat Karpov Lantin naar het Dzjerzjinskiplein had meegenomen was belangrijk. Hier paradeerde de macht. Macht van onberekenbare omvang. En het was heel duidelijk aan welke kant van de kamer kameraad Yuri Vasilevitch Lantin stond. Ze zette zich schrap voor wat er komen zou.
Kalm stak Karpov een sigaar aan met een massief gouden aansteker. Dat was geen uiting van imperialistische overdaad. Daniëlla kende Karpov lang genoeg om te weten hoe belangrijk die aansteker was. Karpov en Yuri Andropov hadden in Hongarije in 1956 aan het hoofd gestaan van het Rode Leger. Zonder mededogen, zonder vrees, zo had men Daniëlla verteld, waren deze twee de gecompliceerde en onzekere situatie meester geworden.
Om dat heldenfeit te gedenken hadden de twee vrienden geschenken uitgewisseld. Dus telkens wanneer Karpov nu het vlammetje liet oplaaien, hield hij de herinnering aan Andropov levend.
Karpov blies een wolk aromatische Cubaanse tabaksrook uit en tuurde naar de top van de sigaar; toen die even felrood opgloeide tuitte hij zijn dunne lippen.
'Kameraad Lantin is hier vandaag omdat hij bijzondere belangstelling heeft voor bepaalde aangelegenheden die tot de werksfeer van Departement S behoren.' Zo wist Daniëlla dat hij KVR-belangen bedoelde die onder haar verantwoordelijkheid vielen. Maar zelfs de initialen KVR
werden nooit hardop uitgesproken, binnen noch buiten deze dikke muren, dus misschien was Karpovs tamelijke lompe omhaal van woorden wel begrijpelijk.
'Met name Nichiren.' Dat waren Lantins eerste woorden en Daniëlla trachtte de toon te analyseren. Men kon, had ze geleerd, veel leren van de toon waarop iets werd gezegd.
Lantin stond tegen de muur. Hij had zijn lange benen bij de enkels gekruist, zijn handen losjes op de rug gevouwen. Hij droeg een grijs kostuum, waarbij vergeleken Karpov er oud en stijlloos uitzag. Daniëlla keek naar zijn gezicht. Het was lang, een beetje saturniaans. Hij leek een jaar of vijfenvijftig, erg jong voor zo'n hoge post, maar het viel onmogelijk met zekerheid te zeggen. Zijn lange, dikke haar glansde in het zwakke lamplicht. Hij had een moedervlek op zijn ene wang die hem nog aantrekkelijker maakte dan zijn diepliggende ogen, kaaklijn en het bijna zwierige, uiterst verzorgde potloodsnorretje al deden. Alleen zijn lippen, dun en met iets wreeds, zelfs als ze niet bewogen, waren in tegenspraak met dit magnetisme.
'Nichiren staat onder bevel van generaal Vorkuta,' zei Karpov, die de leiding in dit drierichtingsgesprek wilde houden. 'Het idee om een bekende terrorist te gebruiken om ons doel te dienen is van mij afkomstig. Op die manier konden we... eh... extracties verrichten waarmee we ons anders een zekere mate van internationale verlegenheid op de hals hadden kunnen halen.' Daniëlla wierp hem een scherpe blik toe terwijl hij vervolgde:
'Nichiren is heel wat efficiënter dan de Bulgaren en veel betrouwbaarder dan al onze Arabische contacten.'
Daniëlla schoof de asbak naar hem toe. 'We hebben in korte tijd verbazingwekkend veel succes met hem gehad,' zei ze op haar zakelijkste toon. 'In Ghana, Tsjaad, Angola; in Libanon, Syrië, Egypte; in Nicaragua, Guatemala. In al die landen en meer hebben we hem ingezet om bepaalde revolutionaire leiders aan te trekken, haatgevoelens aan te wakkeren, de polarisatie te vergroten, de incidentele revoluties aan te wakkeren zodat ze op een dag -'
'Ideologische ontvlambaarheid,' viel Lantin haar in de rede. 'Dat is, meen ik, de term die generaal Karpov gebruikt in zijn maandelijkse rapporten aan het Presidium. Het klinkt goed, moet ik zeggen. Mijn collega's zijn er zeer mee ingenomen.' Hij boog zijn lange, glimmende hoofd. 'Zoals ze ook /eer zijn ingenomen met het werk van uw opmerkelijke agent.'
Nu moest ze zich tot het uiterste concentreren, wist Daniëlla. Complimenten werden zelden gemaakt in de sluzhba, of 'de dienst', zoals ze onder elkaar zeiden. Ze wist ook dat Karpov zich wel tussen haar en hun superieuren gedrongen zou hebben als het Politburo haar een pluim voor Nichiren had willen geven, om zich er zelf mee te tooien. Dat hij Lantin naar haar kantoor had meegenomen was een slecht teken.
'Dank u, kameraad,' zei ze, een glimlach te voorschijn toverend. 'Ik werk hard voor de sluzhba. Het is goed te horen dat je werk in andere, hogere kringen wordt gewaardeerd.'
Karpov bestudeerde de donkere punt van zijn sigaar, de askegel. 'Weet u, kameraad generaal, dikwijls hebben wij de neiging te geloven dat er buiten dit gebouw geen macht bestaat. "Wij zijn Rusland." Ik heb die zegswijze hier in de gangen dikwijls vernomen.' Hij knikte. 'En misschien schuilt er wel enige waarheid in.' Hij keek haar recht aan, zijn donkere ogen in de hare. 'Tot op zekere hoogte, kameraad.' Hij rolde de as van zijn sigaar. Hij hoefde niet uit te leggen dat Yuri Lantin de grotere macht buiten de muren van de sluzhba vertegenwoordigde. De werkelijke macht in Moedertje Rusland. Daniëlla begreep zijn impliciete waarschuwing.
'Uw agent,' zei Lantin, 'werd bij een aanslag vorige week zelf bijna gepakt. Op zijn eigen terrein. Dat is zeer verontrustend.' Zijn wijsvinger streek langs de onderkant van zijn snorretje. 'Vooral omdat het een Quarry-team betrof onder leiding van Jake Maroc.'
'Maroc, Maroc.' Karpov zong het bijna, alsof hij een nieuwe taal leerde. Hij staarde naar het plafond. Hij trok zwaar aan zijn sigaar, blies rook omhoog in een trage spiraal.
'Nichiren doodde vijf leden van het team,' zei Daniëlla.
'Maar niet Maroc.' Nu was Lantins toon hard, en Daniëlla spitste haar oren. Ze wilde weten wat dat betekende.
'Beschadigd maar niet kapot,' zei Karpov op een toon die klonk als een aanklacht.
'Gezien de staat van dienst van deze Nichiren vind ik het schrikbarend dat hij dit team, vijandig als het was, zo dicht bij zich liet komen. Op eigen terrein nog wel.'
Daniëlla voelde Lantins ogen op haar huid branden en wendde haar blik van Karpov af. Ze zag daar iets, iets vreemds dat ze in haar geheugen opborg om later te bestuderen. Op dit moment wilde ze het toch al woelige water niet ook nog vertroebelen.
'Je zou zeggen dat hij betere bronnen had moeten hebben,' vervolgde Lantin. Het leek wel alsof hij nooit knipperde. Daniëlla vroeg zich af of hij contactlenzen droeg. 'Goede prestaties zijn één ding. Maar de meeste ervan liggen in het verleden. Ik geloof, kameraad Vorkuta, dat het tijd is om uw Nichiren eens aan een soort test te onderwerpen.'
Daniëlla wilde gaan protesteren, maar herinnerde zich Karpovs waarschuwing en slikte haar scherpe woorden in. 'Wat voor test hebt u in gedachten?' vroeg ze in plaats daarvan.
'Iets afdoends.' Lantin had iets zwoels en het was haar onmogelijk dat niet te bewonderen. 'Er doet zich een mogelijkheid voor die even tijdbesparend als elegant is.'
'En die is?' zei Daniëlla, op dezelfde toon als hij.
Lantin maakte zich los van de muur. Zijn aura leek de kamer te vullen. Men móest naar zijn woorden luisteren. 'Dit zult u doen, kameraad,' zei hij zacht. 'Stuur agenten op hem af. Ze moeten in zijn buurt blijven, hem observeren. Zo nodig met behulp van audio en video. Ik wil absolute zekerheid dat hij nog altijd dodersinstinct bezit. En dan geeft u deze opdracht: Laat Nichiren Jake Maroc elimineren.'
Generaal Karpovs sigaar was uitgegaan. Hij legde hem in de asbak op Daniëlla's bureau.
Drie Eden Tsun staarde uit over de haven van Aberdeen. Leunend tegen de verschansing van zijn grote jonk keek hij naar de deining van het brakke water, de lage zwarte lucht die als een wade over de Zuidchinese Zee lag, de naweeën van de regen van die dag. Het weer interesseerde hem niet. In zijn linkerhand had hij een velletje dun rijstpapier dat zorgvuldig viermaal was opgevouwen. Ondanks die kennelijke zorg zaten er bruine vlekken aan de buitenkant, die de lange reis van de afzender naar ontvanger verrieden. Op het papier stonden vijf gekalligrafeerde tekens onder elkaar; het had Hakka kunnen zijn, maar was het niet. Net als ik, dacht Drie Eden Tsun. Onwillekeurig kneep zijn grote vuist zich samen, zodat het dunne papier kraakte. Zijn hart bonsde snel in zijn borst en zijn bloed zong in zijn aderen. Drakehart. Zo hadden ze het toen genoemd. Het had een bijzondere betekenis voor hen, een betekenis die niemand buiten hun kring kon bevroeden.
Dus het is begonnen, dacht hij. Maar misschien is het al te laat. Drakehart. Dat stond boven aan de gecodeerde kalligrafie. Daarom was Drie Eden Tsun in actie gekomen. Daarom had hij Nummer Eén Zoon haastig weggestuurd om Geduchte Sung te halen. Het protocol vereiste zo'n eerbetoon voor iemand als Geduchte Sung.
De talloze dobberende lichtjes in de haven maakten geen indruk op Drie Eden Tsun. Zijn gedachten gingen terug naar de dwingende eed die hij lang geleden had afgelegd.
Drakehart. De oproep tot de definitieve actie was begonnen op het moment dat Nummer Twee Zoon aan boord was gekomen, met de smoezelige rijstpapieren boodschap als een opgerolde adder in een metalen koker, verzegeld met een klodder rode was. Of misschien, bedacht hij, was het eigenlijk al begonnen toen de koker was verzegeld, ver hier vandaan. Hij haalde zijn schouders op. Het deed er niet toe. Wat gebeuren moest, zou gebeuren. Maar de waarheid was dat het een loze overwinning zou zijn. Familie, dacht Drie Eden Tsun. Het leven is niets zonder familie. Op dat moment hoorde hij de zachte geluiden achter zich, voelde het nauwelijks waarneembare schommelen van de jonk toen ze aan boord kwamen. Stilte en het klotsen van het water, dat, wist hij, helemaal geen geluid was. Hij keek naar wat hij zo stevig in zijn vuist hield. De vingers van zijn linkerhand leken te stralen met abnormale kracht. Vuur van de woorden op het papier.
'Bij de geest van de Witte Tijger, ik zal doen wat nodig is. Ik hou mijn verplichtingen in ere.' Krampachtig verscheurde hij het dunne papier zo'n vergankelijk medium voor woorden die de wereld konden veranderen. In de baai ermee, laat ze als spikkels maanlicht de trog van de Zuidchinese Zee indrijven, voor altijd verloren. Maar onuitwisbaar in zijn geheugen gegrift. Hij haalde driemaal diep adem en draaide het water langzaam zijn rug toe. Weldra, wist hij, moest hij weg, als hij zijn afspraak wilde nakomen. Niemand, zelfs zijn Nummer Eén Zoon niet, wist wie hij ontmoette in het doolhof van waterwegen stroomopwaarts.
Sung Po-han, sedert enige tijd alleen bekend onder zijn triadenaam, Geduchte Sung, stond afgetekend tegen het maanlicht. Hij leek op een peer, met brede heupen, vrijwel geen nek, en benen zo krom dat het komisch zou zijn geweest als hij een ander was. Maar hij was Geduchte Sung. Hij was 489, het hoofd, van de 14K-triade.
Nu naderde hij over het krakende dek en spoog een dikke klodder over de verschansing. 'De Drakebootrace zondag aanstaande,' zei hij. 'Mijn broer zegt: zetten, zetten, zetten op T. Y. Chungs boot. Nee, zeg ik, wij gaan geld verdienen met de boot van Drie Eden Tsun.' Hij bleef voor de ander staan, scherp kijkend, alle werkelijke emotie verborgen achter het masker van zijn gezicht.' Ik dacht, laat ik maar eens naar de bron gaan en kijken wat ik met mijn zuurverdiende taëls moet doen. Vorig jaar heeft Chungs boot ten slotte gewonnen.'
Drie Eden Tsun vertrok geen spier. 'Bij de Hemelse Blauwe Draak, toen had T. Y. Chungs kapitein gesjoemeld. Dit jaar hebben mijn mannen opdracht hun vaargeul vrij te houden, onder alle omstandigheden.'
'Dit verneukeratieve gedoe begint er nou toch wel heel ernstig uit te zien.'
Geduchte Sung ging op een rol touw zitten. 'Zoals jullie tegen elkaar te keer gaan - op die manier blijft er voor de andere (ai pan-huizen niks over.'
'Je overdrijft.' Drie Eden Tsun hield een brandende lucifer bij een ivoren pijpje. Hij nam een paar snelle halen. Toen zei hij bevredigd: 'Veten zijn een levenswijze hier. Vaak zijn ze heel goed om de concurrentie te stimuleren.'
Hij zei het voorzichtig, omdat er zoveel emotie achter schuilging. Zakelijke veten waren één ding, en het was waar, die waren een levenswijze in Hongkong. Maar deze kwestie met T. Y. Chung was iets heel anders. Die was zuiver persoonlijk. Daar moest je helemaal niet aan denken. Geduchte Sung bromde. 'Jij neemt Donnelly and Tungs tankervloot over, T. Y.-Chung neemt Fan Man Metalworks over; jij koopt de Tang Shan godown-keten, T. Y. Chung koopt Southchina Electronics. Hoeveel geld zou hij ertegenaan hebben gegooid om jouw aankopen te verhinderen ?
En jij om de zijne te verhinderen?
Zelfs voor taipan zoals jij en T. Y. Chung moet er een grens zijn. Op een bepaald moment zullen jullie kasreserves gevaarlijk laag worden. Dat is vragen om rampen, nu de situatie zo hachelijk is door de toespelingen van de communistische mestvreters op de toekomst. En met al die haaien die om jullie heen zwemmen is het helemaal dodelijk.'
'Haaien zoals Sawyer and Sons, Five Star Pacific, en Mattias, Ring, bedoel je.' Drie Eden Tsun nam zijn pijp uit zijn mond. Hij was maar al te blij de aandacht van het moeilijke onderwerp T. Y. Chung te kunnen afleiden.
'Een pik in de reet van alle gwai loh taipan,' zei Geduchte Sung. 'Met de eerste twee zul je moeten vechten, dat is even zeker als dat een hond midden op straat kakt. Maar Mattias, King and Company - dat is een heel ander verhaal.'
Drie Eden Tsun zei niets.
'Ik heb een gerucht gehoord.'
Hij vroeg zich af welke prijs de Kantonees voor zijn informatie zou willen hebben. Hij bukte zich. 'Een borrel?' Hij haalde een fles Johnnie Walker uit de schaduwen te voorschijn.
'Je krijgt een bek als een woestijn van dit verneukeratieve weer,' zei Geduchte Sung, terwijl hij de fles bij de hals greep en er als een zeeman uit dronk. Hij gaf de Scotch terug aan zijn gastheer en sloeg hem gade toen deze de fles naar zijn mond bracht.
Toen de formaliteiten afgehandeld waren, zei Geduchte Sung: 'Ik heb een derde neef die niet bij de triade zit. Hij is schipper van een handelsboot. Onlangs kwam hij bij me met een probleem. Namelijk dit: zijn lading wordt steeds gestolen. Niks ernstigs, zei hij, maar evengoed hebben zijn bazen gezegd dat ze de toekomstige verliezen van zijn loon zullen afhouden. Mijn derde neef verzekert me dat hij heeft gedaan wat hij kon om de dief of dieven op te sporen. Zonder resultaat.
Dus kwam hij naar mij toe. Ik zei dat ik hem zou helpen, ook al waren het helemaal mijn zaken niet.' Geduchte Sung begon bulderend te lachen.
'Geruchten,' zei Drie Eden Tsun, terwijl hij zijn pijp uitklopte op de verschansing. 'Vaak betaal je een hoge prijs voor iets dat in het volle daglicht niks waard blijkt te zijn.' Hij blies de tabaksresten uit de steel. 'Je moet zeer omzichtig te werk gaan, heb ik geleerd, als het geruchten betreft.'
Geduchte Sung knikte deelnemend. 'Zonder betrouwbare bron is een gerucht net zo nuttig als verneukeratieve ratten op een schuit. Ik voor mij zou geen stuiver geven voor zo'n gerucht. Daarom kijk ik eerst naar de bronnen en dan pas naar de geruchten. En ik zou mijn vrienden hetzelfde aanraden. Dat is een regel waar ik niet van afwijk.'
'Laten we nog maar wat drinken,' zei Drie Eden Tsun.
Na het rondje zei Geduchte Sung: 'Ik heb gehoord dat Mattias, King and Company uit Hongkong weggaat, misschien dit najaar al.'
'Gaat hij weg?' Dit interesseerde Drie Eden Tsun zozeer dat hij onverschilligheid voorwendde. 'Dat is bezopen.'
'Misschien wel. Dat vinden jij en ik. Maar wij zijn geen gwai loh. Als de tai pan van Mattias, King and Company zich voldoende bedreigd voelt door de communisten in onze toekomst, ondanks hun verzekeringen van vijftig jaar uitstel, vindt hij dat misschien de verstandigste handelwijze.'
'Maar het zou hier veel te veel instabiliteit veroorzaken; zijn holdings zouden in gevaar komen. Bij de geest van de Witte Tijger, denk eens aan de gevolgen voor de Hang Seng! De markt zal instorten. Dan krijgen we hetzelfde als in het najaar van 1983.'
Geduchte Sung knikte. 'De Hang Seng zakte bijna tweehonderd punten toen de communisten met hun paniekcampagne over onze toekomst begonnen. Hij heeft zich sindsdien natuurlijk wel wat hersteld, maar stel dat die gwai loh tai pan iets weet dat wij niet weten. Dat is mogelijk, heyal Als ik iets geleerd heb in mijn zevenenzestig jaren, is het wel dat alles mogelijk is. Stel dat die verneukeratieve communisten hun woord niet nakomen. Stel dat ze hier vóór 2047 binnenmarcheren. Waar blijven we dan?'
Drie Eden Tsun dacht daar even over na. Zijn oudste zoon zou binnenkort naar Amerika gaan voor een goede opleiding. En om zijn groene kaart te krijgen. Dat was een van Drie Eden Tsuns barrières tegen de verneukeratieve communisten. Hij vroeg de Kantonees naar de naam van het schip van zijn derde neef en vond dat hij er het best afkwam met de ruil. Achter hem zochten luidruchtige walla-walla's hun weg tussen de jonken van de drijvende Hakka-stad.
'Als het waar is wat jij hebt gehoord, moeten we onze aandelen van de hand doen.'
'Maar langzaam,' zei Geduchte Sung. 'Anders krijg je paniekverkoop.'
Hij stak een sigaret op, gooide de lucifer overboord. 'We kunnen ook geharrewar tussen Sawyer and Sons en Five Star Pacific verwachten.' Dat waren de twee machtigste f ai'pan-huizen na Mattias, King and Company, die in westerse handen waren. 'Jij weet net zo goed als ik dat Five Star Pacific zich onder dergelijke omstandigheden op Sawyer zal storten. Dat hebben ze vijfjaar geleden ook al geprobeerd. De oude man heeft hen toen maar net buiten de deur weten te houden.' Of ik dat niet weet, dacht Drie Eden Tsun. 'Wie zal zeggen of hij dat nu nog kan. Ik voor mij geloof dat hij kwetsbaar is.'
Drie Eden Tsun zat haast te gapen. Maar zijn hart bonsde in zijn keel. 'O
ja? Hoe dat zo?'
'Nutsbedrijven,' zei Geduchte Sung deskundig. 'Five Star heeft de New Territories helemaal gemonopoliseerd, nu ze op het punt staan de Pu Lo-overeenkomst te tekenen. Ze hebben bijna zeven maanden om dat gebied zitten touwtrekken. Behoudens een bliksemstraal van Boeddha kan Sawyer volgens mij worden opgeslokt, als het goed wordt aangepakt.'
Drie Eden Tsun kruiste zijn armen over zijn borst, legde zijn hoofd tegen de kajuit. Het leek wel of hij sliep. Zo hoor je nog eens wat, dacht hij.
'Maar dit doet allemaal niet ter zake, lijkt me,' zei Geduchte Sung. 'Heel interessant hoor, a mi tuofo. Maar daarvoor heb je me natuurlijk niet laten komen.'
'Nee.' Drie Eden Tsun staarde uit over de zee. Een tanker, zwart als pek, onderbrak de zilveren streep van de Zuidchinese Zee terwijl hij langzaam voorbijtrok, misschien naar Japan. 'Ik heb eindelijk nieuws van onze Bron.'
'Maar we zijn nog niet klaar,' zei Geduchte Sung.
' Ik heb ook vernomen dat de volgende top een week is uitgesteld,' zei Drie Eden Tsun, schijnbaar van onderwerp veranderend.
'Dat is niet zo best.' De 489 stond op, strekte zijn armen boven zijn hoofd.
'Er moeten plannen en afspraken gemaakt worden.'
'Zeker, het is betreurenswaardig. Maar ik vrees dat het onvermijdelijk is.'
'Niet voor de 14K. Het is al verneukeratief genoeg dat ik met mensen uit Shanghai, Chiu-chow, en de rest van die meute zieke hyena's te maken heb. Dew neh loh moh, moet ik soms ook nog door hoepels duiken? Dit idee is vanaf het begin waanzin geweest.'
'Is het waanzin naar een toekomst voor onszelf te streven?' Drie Eden Tsuns ogen fonkelden. 'Dacht jij dat ik me aan het gewauwel van een waanzinnige zou storen?'
'Natuurlijk niet, maar -'
'Heb vertrouwen, Sung Po-han,' zei hij, de jongensnaam van de 489
gebruikend. 'Als we een veilige toekomst willen hebben, dan moeten wij allemaal op de Bron vertrouwen. Dat is het enige dat ons kan samenbinden, dat ons weer tot één geheel kan maken. Je bent getuige geweest van de macht die de Bron heeft. Zou jij zo'n kans vrijwillig je rug toekeren?'
Geduchte Sung wendde zijn hoofd af en spoog over de verschansing. 'Op wie moet ik zondag mijn taëls zetten?' zei hij bij wijze van antwoord.
'Mijn boot zal winnen.'
Geduchte Sung bromde en liep weg, terwijl hij dacht: misschien moet ik ook op T. Y. Chungs boot zetten. Voor alle zekerheid.
Toen Drie Eden Tsun het portier hoorde dichtslaan van de auto waarmee Nummer Eén Zoon de Kantonees naar huis zou brengen, scharrelde hij naar de verschansing van zijn jonk. Hij wreef over zijn been. Er kwam ander weer, vertelde zijn wond hem.
Hij dacht aan Geduchte Sung. Proberen hen bij elkaar te houden is net zo iets als proberen de vier winden bij elkaar te houden, dacht hij. Vooral nu. Het is allemaal zo kwetsbaar als een huis van stro. Drakehart. Het kon door één onverhoedse windvlaag uiteenvallen, en weg is het. Zomaar. Bij de Acht Dronken Onsterfelijken, dat mag niet gebeuren. Hij klauterde met enige moeite van de touwladder en ging in de kleine walla-walla zitten die Nummer Zes Zoon aan de jonk had vastgelegd. In de schaduwen, onzichtbaar voor iedereen. Met name voor Geduchte Sung. Tijd, dacht Drie Eden Tsun. Ik heb net genoeg tijd voor de afspraak.
'Waar is hij ?'
'Waar is wie?'
David Oh keek toe terwijl de vrijwilligster het bed opmaakte. Iemand had haar geleerd hoe ze de dekens moest omslaan. 'Hij is niet naar een andere kamer; hij is niet ontslagen.' Hij keek Bliss aan. 'Je weet donders goed over wie ik het heb. Jake Maroc.'
'Die is er niet.' Bliss lachte liefjes.
'Dat weet ik ook wel. Zijn kleren hangen niet meer in de kast. Waar is hij heen?'
De f u i's weg. Dat was ze hem komen vertellen. Weg? had Jake gevraagd. Wat bedoel je?
Hij is niet meer in je flat, zei ze. Mariana heeft hem meegenomen. Maar waarom ?
Dat wist Bliss niet; daarom was ze hier. De ju was belangrijker dan elk mensenleven, behalve dat van Jake.
De fu was geen geheim voor haar. Jake had haar ermee laten spelen toen ze kinderen waren. Toen was hij ook al waardevol geweest, maar om andere redenen.
Je moet hem terugvinden, had ze gezegd.
Hij had haar aangestaard. Daarom ben jij teruggekomen. Hij is in Japan. Toshima-ku.
Yakuza- terrein.
En Nichirens terrein.
Wil je me niet vertellen wie je bent?had hij gevraagd. Je weet wie ik ben.
Ik wil weten wie je bent geworden.
Daar had ze om gelachen, misschien uit zelfbescherming. Ik ben Bliss. Hier ben ik.
Maar hij had zijn hoofd geschud. Ik ken alleen een klein meisje. Als je een goed geheugen hebt, Jake, weetje wie ik ben. Bliss -
Voorlopig moet je geloven dat ik een vriendin ben. Ik denk niet dat ik anders iets van de fu zou weten.
Als Nichiren ervan weet, als hij hem nu heeft...
Daarom moetje naar Japan. Nu meteen.
En David Oh dan ?
Daar zorg ik wel voor.
Hij staarde haar strak in haar ogen en Bliss wist dat hij zich afvroeg of hij haar moest vertrouwen. Wat heb je te verliezen? had ze gevraagd.
'Ik heb je alles verteld wat ik weet,' zei Bliss tegen David Oh.
'Je hebt me helemaal niks verteld.'
'Dan weetje meteen hoeveel ik ermee te maken heb. Jake en ik zijn samen opgegroeid. We waren jeugdvrienden.'
'En nu ben je teruggekomen. Van de ene dag op de andere.'