'Ik zal jou eens iets droevigs vertellen, meneer Oh,' zei ze ernstig. 'Dood en letsel overschrijden de grenzen van de tijd. Ze laten ons onze sterfelijkheid zien. Het leven is eindig. En dat geldt ook voor de vruchten van vriendschap. Het is jammer dat er tragiek voor nodig is om ons dat te laten zien.'

'Ik ben achterdochtig van aard,' zei hij, terwijl hij een sigaret opstak.

'Daar ben ik mee geboren. Mijn excuses.'

Bliss glimlachte. 'Ik ben niet beledigd, hoor.'

'Dus je weet niet waar Jake heen is?'

'Ik kwam net voor jou binnen.' Ze spreidde haar handen. 'Dit is wat ik aantrof.'

David ondervroeg de vrijwilligster, maar die wist al helemaal niets. Hij verontschuldigde zich en stevende naar het verpleegstershokje. Ze wisten niet eens dat Jake zijn kamer, laat staan het ziekenhuis, had verlaten. Iemand belde de arts van de afdeling om hem op de hoogte te stellen. Niets. Het leek alsof Jake van de aardbodem was verdwenen. David Oh liep terug en zag Bliss uit de lege kamer komen. Ze glimlachte naar hem en haalde haar schouders op.

Hij zette de krachtige zender-ontvanger aan, een helder licht in de ether, dat langs de kromming van de aardbol flitste. Geknetter en ruis in zijn oren en hij verschoof de koptelefoon.

Toen alles op de juiste wijze was ingesteld, begon hij met de gecompliceerde herkenningscode voor uur, dag, week, maand, jaar. Hij wachtte geduldig tot de getallenreeks werd teruggeseind.

Contact!

'Nichiren,' vroeg Bron, 'heb je Mariana Maroc in handen gekregen?'

'Ja.'

'Waar is ze?'

'Nog in Tokio.'

'Daar moet ze weg. Te veel potentiële lekken in zo'n grote stad. Als je haar van de ene plaats naar de andere brengt wordt ze beslist gezien.'

'Dan weet ik wel een betere plek.'

'Goed. Zorg daarvoor.' Een storend geknetter.'... haar?'

'Zeg dat nog eens. Ik miste het eerste stuk.'

'Is alles goed met haar?'

'Ik neem aan van wel.'

'Heb je niet met haar gesproken?'

'Ik ben niet lang bij haar geweest.'

'Is daar een reden voor?'

Nichiren aarzelde, en de stem ving het meteen op. 'Je moet hier geen persoonlijke gevoelens mee laten spelen.'

'Dat is onmogelijk. Ze is zijn vrouw.'

'En wat dan nog? Je hebt discipline of je hebt geen discipline.' Er viel een pauze, waarin Nichiren in zijn nek het zweet voelde uitbreken. 'Vertel me hoe je over haar denkt. Als je liegt zal ik het weten.'

'Keu Kisan is dood. Dat is de schuld van haar man. Ik kan het niet verdragen met haar in een kamer te zijn.'

'Des te meer reden om dat juist wel te doen.' De stem was niet terechtwijzend; dat was een van de redenen waarom Nichiren nooit tegen zijn Bron loog. 'Blijf bij haar totdatje weerzin over is. Je hebt geleerd niets te voelen dan het spel, wanneer je wei qi speelt. Dit is precies hetzelfde. Denk aan het spel.'

De usagigoya lag twee blokken van Yasukuni-dori. Hij was klein, zoals de naam, konijnehok al zei, maar hij zag uit over de Sumida-rivier waar die werd gekruist door de Ryogoku-bashi.

Dit was Kamisaka's toevluchtsoord, en de enige andere persoon ter wereld die van het bestaan ervan op de hoogte was, was Nichiren. Kamisaka, die, althans volgens Nichiren, een verrukkelijke mengeling van verlegenheid en agressiviteit was, had maanden gewikt en gewogen voordat ze eindelijk gezwicht was. Toch aarzelde ze nog steeds toen ze hem bij de hand nam en over de trap naar de deur leidde. Ze liet de sleutel niet los; ze stapte als eerste over de drempel. Toen draaide ze zich om, boog zoals het een goede gastvrouw betaamde, en verzocht hem in vormelijke bewoordingen binnen te komen. Het was overduidelijk dat ze de huur van deze usagigoya nooit alleen had kunnen opbrengen. En er was geen sprake van dat ze haar vader om geld kon vragen; ze had juist zo'n toevluchtsoord nodig gehad om aan zijn autocratische heerschappij te ontsnappen.

Kamisaka was een intelligente vrouw, ook al was ze pas negentien. Ze was naar haar oudere broer gegaan, een zeer geslaagd advocaat. Hij stelde geen vragen. In ruil voor zijn financiële ondersteuning werkte ze drie dagen per week als onbetaalde stagière op zijn onderbezette kantoor terwijl ze haar school afmaakte. Ze hoefde nog maar een jaar. Hoe zwaar het ook was, toch klaagde ze nooit.

Haar grootste vreugde - toen ze eenmaal gewend was aan de aanwezigheid van een ander menselijk wezen in haar toevluchtsoord - was bittere groene thee voor Nichiren te zetten. Ze had de kunst van chano-yu, de theeceremonie, al vroeg geleerd - daar had haar moeder voor gezorgd. Als Kamisaka thee zette voelde ze zich als een karper in een glinsterende vijver. Dan, zei ze, ervoer ze een diepe vrede. En met Nichiren was het wel bijzonder verrukkelijk. Hij was een mysterieuze figuur in haar leven, meer dan twintig jaar ouder dan zij, kennelijk welgesteld - ze had een scherp oog voor kleren en de manier waarop mensen hun geld uitgaven - en, misschien wel het allerbelangrijkst, hij had het voorkomen van een oude upper-class traditionalist. Soms vond ze zichzelf vreselijk bourgeois in zijn aanwezigheid, alsof ze een koopmansdochter uit de achttiende eeuw was die door een of andere culturele aberratie in contact was gekomen met een samurai. Maar bij de theeceremonie verdwenen zaken als geld en klasse-onderscheid. Dan golden enkel de gedetailleerde voorschriften der hoffelijkheid. Aan de andere kant was Kamisaka gek op zijn lichaam. Zijn harde spieren tegen haar zijden zachtheid waren balsem voor haar uitgeputte zenuwen. De pijn in haar onderbuik, die brandde als een felle en meedogenloze zon toen ze zich nog voor de tyrannieke grillen van haar vader moest buigen, werd geheel uitgebannen door de wolk die haar minnaar was. Hoewel ze sinds kort verloofd was, was ze alleen met Nichiren naar bed geweest. Haar aanstaande was niet haar eigen keus, maar was haar opgedrongen door de ijzeren wil van haar vader. Het moest een huwelijk tussen families worden. 'Keibatsu,' was haar vaders reactie op haar voor de hand liggende bezwaren geweest, 'zal beide families sterker maken. Jouw huwelijk met Shizuki-san zal alle betrokkenen ten goede komen.' Als laatste redmiddel had Kamisaka het geprobeerd met een aanval van hysterie, maar daar had haar moeder snel een eind aan gemaakt. Ze had haar dochter terzijde genomen en haar vermaand dat 'een beschaafde vrouw van hoogstaande cultuur en afkomst er nooit aan zou denken zich zo te gedragen tegenover haar vader en haar aanstaande echtgenoot'.

Maar nu hoefde Kamisaka niet meer bang te zijn voor dat huwelijk. Shizuki-san 's afschuwelijke dood in de ondergrondse, een week geleden, had haar hele familie in rouw gedompeld. In haar hart had Kamisaka haar karma gezegend, en in stilte dankte ze de kami van haar voorouders, tot wie ze om verlossing had gebeden.

Schemering in Tokio. De neonlichten wierpen de aansluipende duisternis terug; hun hoekje van de hemel kreeg de bleekgestreepte tint van de binnenkant van een oesterschelp.

Wanneer Nichiren bij haar was, deed ze alleen het bedlampje aan. Het zwakke peertje in het rijstpapieren lampekapje gaf een gloed die hen allebei verwarmde. Maar nu was ze alleen en moest alle lampen laten branden, ook al was het midden op de dag. En wat ze ook deed, ze had het koud. In de afgelopen week was Kamisaka bang voor haar eigen gevoelens geworden. Op school, tijdens lessen of tentamens, betrapte ze zichzelf erop dat ze aan Nichiren zat te denken. Hij leek zich om haar geest gewonden te hebben als wilde kamperfoelie. Zonder hem voelde ze zich weliswaar niet levenloos, maar toch wel sloom en richtingloos.

Maar dat waren de zorgen van haar ziel; ze wist dat ze er nooit tegen hem over moest spreken. En daarom was het met een vreselijke huivering van angst dat ze zijn nieuws aanhoorde.

'Kamisaka-san,' zei hij zacht. 'Ik moet weg. En ik zal een hele poos wegblijven.'

Kamisaka's hart stond stil en haar tong kleefde aan haar verhemelte. Dit had hij wel eerder gezegd - hij moest altijd weg voor een van zijn geheimzinnige reizen. Maar nu ze in zijn buitengewone ogen staarde, zag Kamisaka dat het deze keer anders was. Op de een of andere manier kon zij door al zijn lagen van metalen misleiding heen dringen. Ze wist dat 'een hele poos' wel eens heel goed 'voor altijd' kon betekenen.

Ze voelde haar hart in haar keel kloppen en ze vocht tegen de aandrang om haar ogen wijd te openen, als een dier in paniek. Ze werd zo geëmotioneerd dat ze opeens misselijk werd. Ze wilde haar ogen sluiten; ze wilde huilend aan zijn voeten vallen en tegelijkertijd als een feeks tegen hem kijven. Maar ze deed geen van die dingen, indachtig de woorden van haar moeder dat zulk gedrag een beschaafde vrouw van hoogstaande cultuur en afkomst niet betaamde - en dat was Kamisaka immers.

Dus boog ze haar hoofd en mompelde: 'Ik wens je veel geluk.'

Nichiren keek haar aan. 'Kamisaka-san...' Hij zweeg even, en in de stilte hoorde hij het klaaglijke getoeter van een schuit op de Sumida boven het gedempte geraas van het spitsuur uit. Het geluid maakte Nichiren melancholiek; hij verlangde naar het platteland waar hij was opgegroeid.

'Zeg iets tegen me. Kamisaka-san -'

Ze schudde haar hoofd. De waterval van haar lange, dikke haar golfde over haar schouder, bedekte ten dele de voorkant van haar kimono.

'Maar ik moet -'

Haar lange, spitse wijsvinger tegen haar vooruitgestoken lippen bracht hem tot zwijgen. Ze kwam tegen hem aan liggen op het bed. Haar lichaam was warm onder de dunne zijde, een barrière voor hun ontwakende begeerte.

Nichirens eeltige handen kwamen omhoog en rustten licht op haar schouders. Heel voorzichtig gingen ze weer naar beneden en namen de kimono met zich mee.

Nog steeds wachtten haar lippen op de zijne; zijn tong likte de holte van haar hals, haar blote borsten. Die waren klein en hoog, met uitzonderlijk gevoelige tepels. Onder zijn tedere liefkozingen leken ze te groeien tot de lengte van een vingerkootje.

Kamisaka kreunde met open mond. Haar ogen knipperden en vielen dicht. Ze had een zwanehals. Haar strakke huid glansde in het lamplicht. Toen Nichirens mond naar beneden ging, deed ze haar ogen open. Ze keek graag naar hem als ze vrijden. Haar genot scheen te stijgen als ze zijn spieren zag rollen. De aanblik van zijn naakte lichaam was zo'n erotische prikkel voor haar dat ze dikwijls rood en nat van opwinding werd wanneer hij zich aankleedde, zich schoor of onder de douche stapte.

Hij had het lichaam waarvan Kamisaka had gedroomd. Op school had ze de mannelijke atleten aan het werk gezien in hun uniform van korte broek en mouwloze netshirts: lange, platte spieren als van een kenjutsu sensei of een lange-afstandsloper, mooier dan die van een worstelaar of bodybuilder.

Ze hield ervan haar vingers in Nichirens spieren te begraven en met gedetailleerde precisie, haast als een dokter, te voelen tot hoe ver ze meegaven en op welk punt ze haar absoluut weerstonden. Als ze verenigd waren vond ze niets heerlijker dan hem te bijten. Door de dubbele bevrediging van zijn warme zwaard in haar schede en zijn stevige vlees tussen haar ontblote tanden ontvouwde haar orgasme zich altijd weer als een grote bloem in haar, en werden haar ledematen en haar bonzende hart helemaal week.

Hij mocht haar alleen met zijn mond beminnen als zij zijn dikke staf tussen haar geopende lippen kon nemen. Ze was vol verrukking over de geluiden die hij maakte als ze zijn overvolle kroon, nat en sidderend, uit haar lange kus bevrijdde en haar hete adem erover blies. En ze vond het heerlijk om de verstrakking van zijn scrotum te voelen bij het begin van de storm. Dan plantte ze haar vingers in zijn billen, en likte met schroeiende tong rond de purperen kop tot hij wild schokte op het bed, zodat ze allebei in de gebloemde lakens verstrikt raakten. Hij besproeide haar met kralen van warm zweet uit zijn haar als zijn hoofd heen en weer rolde in de kussens, alvorens terug te keren naar zijn plaatsje hoog tussen haar schaduwrijke dijen.

En ze voelde zijn flitsende tong tegen haar koortsig hete inwendige vlees, dat voor hem openstond als de blaadjes van een asagao. De hitte omgaf haar alsof ze in een furo, een heet bad, was gestapt, en ze liet hem los, nam zijn staf tot de wortel in haar mond, terwijl de schokgolven door hem heen sloegen en zich vermenigvuldigden tot ze opgingen in haar eigen vloedgolf van lust.

Kamisaka was geen passieve minnares, en ze minachtte vrouwen die dat wel waren. Ze vond dat ze niet hoefde te wachten op de dingen van het leven

- met name niet op genot. Hoewel ze degelijk was grootgebracht en dus voor een gay in op het eerste gezicht gedwee en inschikkelijk kon lijken, was niets meer bezijden de waarheid.

Het was precies die zekerheid die Nichiren had aangetrokken. Vóór Kamisaka had hij zich niet kunnen voorstellen dat hij de nacht met zo'n jong meisje zou doorbrengen, laat staan haar regelmatig zou zien. Maar Kamisaka had hem herinnerd aan een levensprincipe, en wel dat alles veranderlijk was, zoals ook alles mogelijk was.

Deze nacht waren haar liefkozingen nog tederder dan anders, haar gefluisterde woordjes zoeter dan ooit. In het midden van zijn vurige hartstocht, in de ban als hij was van haar vingers en bedrijvige lippen, tong en verhemelte, voelde Nichiren een heel andere emotie in zich opwellen. Maar in plaats van erdoor uit zijn extase gerukt te worden, werd hij er nog dieper in gestort. Hij voelde meer hartstocht, meer genot dan hij ooit eerder had ervaren - meer dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. Kamisaka's slangetong flitste en kronkelde om de zware kroon van zijn lid. Onuitsprekelijke zachtheid gleed om hem heen, voerde zijn hartstocht naar een top zonder dat hem de climax werd gegund.

Haar zachtste vlees vulde zijn mond. Hij werd overweldigd door haar geur, scherp en fris tegelijk. Bij elke ademhaling snoof hij haar in, zodat hij niet wilde uitademen.

Haar fluwelen dijen rezen aan weerskanten van zijn hoofd op als de zuilen van Boeddha. Steeds dieper at hij zich in haar door - hij verzwolg haar zoals zij hem verzwolg.

Met het opwellen van deze nieuwe emotie ging Nichiren op een heel andere manier bij Kamisaka naar binnen dan hij gewend was. Nu was hij in haar zonder dat hij in haar was gedrongen. Hoe was dit mogelijk? Het gebeurde niet vaak dat Nichiren zichzelf een vraag stelde, omdat hij vertrouwde op zijn ontwikkelde instincten om hem de antwoorden te verschaffen op zijn weg door het leven.

En in deze totaal open staat was haar angst even tastbaar voor Nichiren alsof hij in het midden van een donker bos een vogel met gebroken vleugel had gevonden. Hij hield haar in het licht, keek ernaar als de curiositeit die ze was.

Hij doorzag de aard van die vogel op hetzelfde moment dat het begrip van zijn eigen emotie door hem heen stroomde. Toen ontlaadde zich het onweer dat hij en Kamisaka hadden opgebouwd, en verdreef, voor een poosje, alle gedachten uit zijn hoofd.

Naderhand sliep Kamisaka, uitgeput. Ze lag op haar rechterzij, een beetje opgerold, met haar gezicht naar Nichiren.

Heel lang lag hij wakker naast haar. Hij keek onafgebroken naar haar, volgde met zijn ogen de lijnen van haar lichaam, voltooide ze in gedachten waar het licht te vaag was. Hij voelde haar ademhaling alsof hij uitgestrekt in de branding van een zee lag, overgeleverd aan de genade van het zuigend en trekkend getij. In de glans van haar lange haar lag de mysterieuze schittering van zonlicht op de oceaan aan de einder.

Hij wilde haar aanraken, maar deed het niet. Hij was bang dat hij haar wakker zou maken, en hij kon het niet over zijn hart verkrijgen een eind aan dit moment te maken. Hij stelde zich tevreden met het gevoel van haar warme adem op zijn pols.

Maar dat gevoel kon niet lang duren. De tijd raasde snel voort. Langzaam, voorzichtig, zodat hij haar niet zou wekken, stond hij op. In absolute stilte kleedde hij zich aan. Buiten, op de Sumida, toeterde de schuit, of een andere, en het klonk als de kreet van een kind.

Even later was hij weg.

Opgaand in de anonimiteit nam Jake de bus van Narita Airport. Hij was zonder moeite door de douane gekomen onder zijn paspoortnaam, Paul Richardson, een handelsreiziger voor een Newyorkse verzekeringsmaatschappij die in Japan op vakantie ging. De regen droop langs de ruiten toen de bus vrijwel geruisloos naar Tokio suisde.

Vreemd, om hier zo snel na de explosie terug te komen. De herinneringen aan de dantai leefden nog sterk in hem. In de afgelopen dagen had hij hun afwezigheid een paar maal zo scherp gevoeld dat hij soms even gedesoriënteerd was geraakt. In Tokio nam Jake de ondergrondse naar Toshima-fcw en nam een kamer in een klein, goedkoop hotel. Hij kende het; het lag volkomen buiten de normale verkeersstroom. Hoewel het in westerse stijl was, was er maar een wc per verdieping en niet één douche. Jake vond het best; hij had besloten dat de beste plek voor hem een sentö was.

Zoals met de meeste goedkope hoteru het geval was, lag dit hotel vlak bij een openbaar badhuis. Hij ging door de glazen schuifdeur met het opschrift HEREN, kocht een kaartje en een kleine, dunne handdoek. Hij liep naar een betegelde ruimte, waar een vrouw hem een rieten mandje voor zijn kleren gaf. Dat werd op een open plank gezet. De mogelijkheid tot diefstal kwam hier bij niemand op.

In de volgende ruimte waren de open douches en, lager langs de witbetegelde muur, twee rijen waskranen. Het was belangrijk je hier helemaal te wassen alvorens in het bassin te stappen.

Naakt stapte hij naar de rij kranen en boende zich voorzichtig af. Hij betastte de plekken waar zijn lichaam nog pijnlijk en gezwollen was. Al het verband was weg, en tevens de ergste verkleuringen, maar hij maakte een complete inventaris van wat hem nog mankeerde.

In geestelijk opzicht was hij de kluts kwijt, haast alsof hij rondliep in het lichaam van een ander. Maar zo was het ook: sinds de inval in O-henro Huis had hij het gevoel alsof hij het leven van iemand anders leidde. Wat was er met zijn eigen leven gebeurd ? Zijn vrouw was weg - misschien wel naar zijn aartsvijand, hoe onverklaarbaar dat ook was; zijn fu was verdwenen; een meisje - nee, herstel, een vrouw! - die hij in geen jaren had gezien was teruggekomen in zijn leven, en dat was ook al onverklaarbaar. En de dantai-v/eg, weg, weg. Enkel en alleen zijn schuld. Ze hadden hem blindelings gevolgd en hij had hen de dood ingedreven. De schok en de angst lagen als de smaak van kruit in zijn mond. Mandy Choi had hem van de dood gered. Wie had hem uit het puin gesleept? Wie van de dantai was gestorven om hem te bevrijden? Hij zou het nooit weten en om de een of andere reden leek dat ene feit hem afschuwelijker dan alle andere. Hij kromp ineen toen hij zijn slaap inzeepte. Dat was de gemeenste plek. Hij betastte hem, heel voorzichtig, om te voelen hoe diep het zat. Hij sloot zijn ogen. Hij moest zichzelf inhameren waar hij was, wat hij hier deed. Mariana.

Mariana vinden. De fu vinden.

Hij ging naar de volgende ruimte. Die was veel groter. Hier werd ondraaglijk heet water door een open buis in de bodem van een bassin gepompt. Aan de andere kant stroomde koud water uit een kraan. Daar verzamelden zich alleen de zwakken van hart. Natuurlijk dachten ze dat alle gaijin bij het koude water gingen zitten. Jake koos een plaats halverwege het bassin en liet zich naakt in het stomende water zakken. Hij kreunde zacht toen zijn stijve spieren op de hitte reageerden.

Rechts van hem was een muur waarop een badman in een stoel zat. Hij overzag als een magistraat het mannenbad waarin Jake lag te weken, en het vrouwenbassin aan de andere kant van de muur.

Zweet druppelde door zijn dikke haar, gleed langs zijn vochtige wangen en kin. Hij was zich door de stoomnevel die opsteeg van het bijna stille oppervlak van het bassin, maar vaag bewust van de overige baders om zich heen. Als hij van houding wilde veranderen moest hij dat, gedwongen door de temperatuur van het water, met de overdreven traagheid van een dronkeman doen. En hij voelde zich door de intense hitte licht in het hoofd worden.

Helemaal bevrijd, behalve van de hitte. Die volgde hij, door de tunnels van zijn geheugen ...

Toen hij zes jaar oud was hadden hij en een paar vriendjes, in een buitengewoon hete lente, een vrije dag aangegrepen om 'm te smeren van het Eiland. Het was Ta Chiu, Geestverzoenfeest, en ze waren met de pont naar het visserseilandje Cheung Chau gegaan.

Jake en zijn vriendjes stonden nog niet op de oude, gammele steigers, of ze waren er alweer afgesprongen. Terwijl mannen met blote ruggen de grote bamboe afdaken voor het feest opzetten, hadden de kinderen een kanonskogelwedstrijd gedaan: ze keken wie het verst in het water kon springen. Na het eten waren ze over de stoffige paden naar de rij bamboe afdaken gelopen. Binnen werden drie meter grote papier-maché poppen van de drie belangrijkste goden van het feest vervaardigd. In het midden stond de wijze met de witte baard. Hij werd links geflankeerd door de woest uitziende duivel-god, en rechts door de dreigende oorlogsgod in volledige gevechtsuitrusting. De papier-maché modellen werden zo knap gemaakt dat de kinderen als betoverd toekeken hoe ze voor hun ogen tot leven kwamen. In de heilige schemering werden vuren en toortsen aangestoken. Een stoet vrouwen kwam met de lange staken waaraan de versgebakken broden werden gebonden. Onder veel geschreeuw en gejuich werden de staken hoog opgetild zodat de broden in de donkere lucht opstegen om daar verorberd te worden door de hongerige zielen der dode eilandbewoners, slachtoffers van negentiende-eeuwse piraten.

Steeds meer kinderen verzamelden zich aan de voet van de staken. De climax van Ta Chiu naderde. De dode zielen hadden zich gevoed, nu waren de levende zielen aan de beurt.

Op een sein van een van de oude mannen klauterden de kinderen tegen de staken op en bemachtigden wat er van de broden over was, als ze zo hoog konden komen. Dat aten ze op als beloning, en zo verwierven ze geluk voor het komende jaar.

Jake en Bliss klommen naast elkaar omhoog. Het vuur fonkelde en knetterde rondom hen alsof ze midden in een vuurwerk zaten. In de verte gaf de glinsterende oceaan ze een besef van de wereld buiten hunjuksaan, hun bamboe bergen.

Bliss was lenig, maar Jake had kracht en, belangrijker nog, uithoudingsvermogen. Boven in de juk saan greep hij het brood, rukte het van de staak. Hij klemde het tussen zijn tanden en liet zich naar beneden glijden. Op de grond werd hij omringd en gelukgewenst. Maar Bliss viel niet zo'n welkom ten deel. Op een kwart van de top had haar kracht het begeven. Jake maakte zich los uit de menigte en brak zijn brood doormidden. Met tegenzin aanvaardde Bliss het stuk dat hij haar gaf.

'Dat betekent datje maar de helft van het geluk krijgt datje voor dit jaar hebt verdiend.'

Jake haalde zijn schouders op. 'Misschien moet je geluk wel delen,' zei hij, terwijl hij het baksel in haar handen stopte. 'Misschien wordt het op die manier wel meer.'

Blij met die gedachte hapte Bliss in haar deel. Ze peuzelden het samen op. Later, toen ze de laatste pont naar het Eiland hadden gemist, belde Jake naar huis en vertelde zijn moeder de namen van alle kinderen die bij hem waren, zodat zij hun ouders kon inlichten. Haar stem had kalm geklonken, maar zelfs door de telefoon had Jake haar bezorgdheid opgevangen. Hij zei dat ze niet ongerust hoefde te zijn.

Het was zulk mooi weer dat ze geen onderdak hoefden te zoeken. Het feest was voorbij. Alleen de grote goden staarden onder de bamboe af daken uit, niets ziend en onbeweeglijk. De kinderen zochten een ligplaats en maakten het zich gemakkelijk.

Jake en Bliss vielen tegelijk in slaap, maar een paar uur later schrok hij wakker. Het was diep in de nacht. De vuren waren gedoofd en alleen de toortsen gloeiden nog, knetterend en soms even oplaaiend. Jake keek om zich heen alsof hij verwachtte een herhaling te horen van het geluid dat hem had gewekt. Of had hij gedroomd? Hij wist het niet. Iedereen sliep. Hij staarde omhoog. De sterren, hard als diamanten, straalden op hem neer met de etherische gloed van drake-ogen. Een geluid.

Hij keek om. Het leek alsof het uit de schaduwen van het bamboe afdak was gekomen. Bliss had haar arm om zijn middel gelegd. Jake duwde hem weg en stond op. Behoedzaam liep hij naar het afdak.

Binnen liep hij om de voet van de beelden heen, tuurde in alle hoeken. Misschien een hond, dacht hij. Maar hij zag niets. Het was alsof hij de enige wakende was op heel Cheung Chau.

Toen zag hij iets bewegen en hij keek op. Had een van de beelden bewogen? Maar dat kon niet. Ze waren van papier-maché. Jake had zelf gezien hoe ze gemaakt werden. Maar toch... had de oorlogsgod niet gedurende de hele Ta Chiu recht voor zich uitgekeken? Nu was zijn blik naar beneden gericht, haast alsof hij recht naar Jake staarde!

'Je kijkt naar me alsof je me kent.'

Jake maakte een sprongetje. De oorlogsgod had gesproken!

'Heb je geen tong, jonge kikker?'

'Ik -' Jake tuurde naar boven. 'Jij kunt niet leven. Ik heb zelf gezien dat je gemaakt werd.'

'Je hebt mijn beeld gezien. Nu woon ik in dat beeld.'

'Jij bent van lijm en papier gemaakt,' hield Jake vol.

'O, pragmatisch kind. Is er geen plaats meer voor wonderen in deze wereld?' Bij die woorden bewoog de rechterarm van de oorlogsgod. 'Nou, zie je wel?'

Jake ging op zijn tenen staan en trok aan de vingers van de rechterhand van de oorlogsgod. Hij trok tot de arm afbrak en naast hem neerviel. 'God, god,' zei Jake. 'Wat voor god? Er is maar één God.'

De schaduwen bewogen toen de pantserplaat van het beeld openzwaaide. Een man stapte uit het holle inwendige. 'Eén God ?' Hij keek verbijsterd.

'En wie heeft je dat dan wel geleerd, jonge kikker? Het is zeker geen Chinese gedachte.'

'Mijn ouders.'

De man klauterde naar beneden tot hij op de papier-maché voet van de god zat. Hij had een smal gezicht en een hoog voorhoofd. Het weinige haar dat hij nog had was heel lang en piekerig. Dat had Jake wel eens in een plaatjesboek gezien, en hij wist dat het uit een andere tijd dateerde.

'Ik heet Jake,' zei hij. 'Jake Maroc.'

'Joden,' zei de Chinees zacht. 'Jouw familie is joods.'

Jake knikte. 'Heb jij een naam?'

'Fo Saan.'

Jake keek de man strak aan. 'Fo saan betekent "vulkaan".'

'O ja?' zei Fo Saan. 'Wat betekent jouw naam?'

'Weet ik niet.'

'Nou, dan wordt het misschien tijd dat je daar achter komt.'

Nu hing zijn kin op zijn borst onder de last van de hitte en zijn gedachten. Hij voelde zich verstrikt in een groot web waarvan het patroon hem ontging. Hij bewoog zich moeizaam van de ene dunne, glanzende draad naar de andere zonder iets van het totaal te bevatten. Hij wist dat hij gedoemd was, tenzij hij dat patroon kon onderscheiden. Pas dan kon hij het dwingen voor hem te werken in plaats van tegen hem.

Jake sloot zijn ogen en zonk weer in het verleden weg. Fo Saan was een kunstenaar, maar hij had nooit meer zo'n kunstenaar ontmoet. Fo Saan wist bijvoorbeeld alles van de oceaan. Hij had Jake laten zien wat er onder de oppervlakte lag, en wat het veranderen der kleuren teweegbracht; hij had de samenhang tussen zee en kust beschreven, de geleidelijke stijging van gesteenten, veroorzaakt door de hevige beroeringen van de aardkorst. Dat waren, had Jake al gauw ontdekt, de bronnen van Fo Saans macht. Hij kon de natuurkrachten aanwenden, hij kon ze benutten als hij ze nodig had.

'Vind je zulke dingen interessant?' had Fo Saan hem die eerste warme nacht gevraagd.

Jake had eraan gedacht hoe moeilijk het soms was om als gwai loh in Hongkong op te groeien. Natuurlijk was Bliss zijn vriendin. Zij was een Eurazische. Wie zou er anders met haar spelen?

Hoeveel omwegen had Jake niet gemaakt om de steeg te vermijden waar hij zijn eerste pak slaag van de Chinezen had gekregen ?

Wat bood Fo Saan hem eigenlijk aan?

'Als je een wapen opneemt,' had Fo Saan een tijdje later gezegd, 'moetje het eerst kennen.' Hij had een lang zwaard getrokken, met zo'n scherpe snede dat Jake hem niet kon zien. Dat was het eerste dat Fo Saan hem had geleerd. Er volgde nog veel meer voordat hij Jake toestond zijn handen om het gevest te slaan.

Jake kreeg, voordat hij een wapen mocht aanraken, oefeningen in ademhalen, evenwicht, voetenwerk. Hij moest leren zijn lichaam te beschouwen als een leger. Hij moest de zwakke en sterke kanten leren kennen, de beperkingen en de grenzen.

Hij werkte dagelijks met Fo Saan na schooltijd, en zijn lichaam werd gevuld, richtte zich op en hardde zich, de spieren bouwden zich op rond soepele botten en taaie pezen. Zijn ouders merkten de veranderingen in hem wel degelijk op. Maar zijn moeder, die in angst zat sinds zijn eerste onvermijdelijke straatgevechten, zag een ander mens in hem groeien en weerhield zich wijselijk van commentaar op zijn vorderingen. Dat dit misschien een a-typische reactie van een ouder was, is niet zo verbazingwekkend, want zij was verre van een typische moeder en had vanaf de eerste dag de kern van uniekheid in Jake gezien die ze nu elke dag meer tot ontplooiing zag komen.

'Als je bondgenoten hebt,' zei Fo Saan, 'verenig je dan met hen. Als je je op vijandelijk gebied bevindt, blijf er dan niet. Als je gevangen bent, moet je je lichaam stil houden en je gedachten concentreren tot zich een uitweg aandient. Als je op het veld van je dood staat, moetje vechten tot het einde. Maar bij dit alles moet je nooit vergeten dat er wegen zijn die je niet moet volgen, vijanden die je niet moet aanvallen, steden die je niet moet belegeren, en gebieden die je niet moet proberen te veroveren.'

Jaren later had Jake zich gerealiseerd dat Fo Saan Sun Tzu's De Kunst van het Oorlog voeren in eigen woorden had weergegeven. En hij vroeg zich nu af of hij een van de verboden wegen trachtte in te slaan. Als dat zo was wist hij waar hij onherroepelijk zou uitkomen: op het veld van zijn dood, waar je slechts kon vechten tot het einde.

Jake voelde een beweging in het brandende water, keek naar links. Hij zag een jonge Japanner met een wezelgezicht. Tatoeages bedekten zijn borst, schouders, bovenarmen en rug als een fantasiehemd.

'Ik zou hier helemaal niet moeten zijn,' zei Wezelgezicht. 'Niet na die puinhoop in O-henro Huis. Dat was kostbare informatie.' Hij loerde om zich heen, al was er geen mens in hun onmiddellijke nabijheid. 'Je had me moeten vertellen waarom je Nichiren wilde vinden. Ik wist niet datje hem halverwege naar Hiroshima wou laten vliegen.'

'De explosieven waren van hem.'

Wezelgezicht lachte bulderend. 'Boeddha, ik zou ook explosieven gebruiken als jij achter me aanzat.'

'Je moet me nog een keer helpen,' zei Jake.

Wezelgezicht keek de andere kant op. 'JVe/j. Vergeet het maar.'

'Het is belangrijk, anders zou ik niet zo snel weer hier gekomen zijn. Ik weet dat je me helpen kunt.'

'Jij weet niks. Helemaal niks. Waar haal je het vandaan?'

Jake voelde hoe nerveus de Japanner was en besloot wat gas terug te nemen. 'Zie je,' zei hij voorzichtig, 'het is persoonlijk geworden.'

'Verbaast me niks,' zei Wezelgezicht. 'Wat wou je dan nadat je Nichirens beste vriend hebt gedood? Die zal jou voorlopig heus niet vriendschappelijk gezind zijn.'

Daar wist Jake niets tegenin te brengen. 'Tienduizend dollar.'

'Flikker op.'

'Als het om geld gaat -'

'Gaat het niet,' viel Wezelgezicht hem in de rede. 'Het gaat om mijn nek, snap je?' Hij snoof. 'Ik kan niks meer voor je doen. Je hebt geluk dat ik je nog eens wilde ontmoeten. Dat is alles.'

'Zelf kan ik het niet.'

'Lullig voor je. Daar had je aan moeten denken voordat je hem door je vingers liet glippen.'

Jake dacht even na. Als de bron van de Japanner Nichiren éénmaal had kunnen opsporen, kon dat nog eens gebeuren. 'Nou, dan garandeer ik dat jij erbuiten blijft. Jij krijgt vandaag tien mille in je mandje. Je loopt naar buiten en klaar ben je.'

Wezelgezicht draaide zijn hoofd naar hem toe.

'Je bent al hier,' zei Jake, die voelde dat hij er bijna was. 'Zover ben je al gekomen. Verder vraag ik niks.'

'O nee? En wat vraagje dan wel?'

'De naam van je informatiebron.'

'Over Nichiren ?'

'Over Nichiren.'

'Jij denkt zeker dat ik leip ben.'

'Nee. Maar jij kunt over tien minuten een heel stuk rijker wezen.' Jake haalde zijn schouders op. 'Wat heb je te verliezen? Ik kan toch niet naar jouw bron gaan. Ik kan jou er op geen enkele manier bijsiepen.'

'Vijftienduizend.'

Hebbes! 'Tien. Hoger ga ik niet.'

'Oké.' Wezelgezicht wist dat hij nooit meer zo gemakkelijk zoveel geld zou verdienen. 'Mijn info kwam uit de Komoto-clan.'

'Wie uit die clan?'

'Nou vraagje te veel. Die naam heeft geen prijs.'

Jake knikte. Hij wist waar de grens lag, en ook waar hij de volgende man kon vinden.

Bijna twee uur nadat hij de sentö was binnengegaan kwam hij er weer uit, met op zijn minst een vastberadener gevoel. Dit gebied, hij wist het in zijn hart, moest veroverd worden. Als dat betekende dat hij voor de eerste keer in zijn leven Fo Saans lessen in de wind zou slaan, wel, het zij zo. Wat de prijs ook was, hij moest hem nu accepteren, nu hij nog terug kon. Zijnjoss was zijn joss, net zoals zijn besluit zijn besluit was. Hij maakte het zelf. Het plensde nog steeds. De sombere middag had plaatsgemaakt voor een doffe, nevelige schemering. De neonverlichting viel in banen over stoepen en straten, maar de gestage regen wiste alle kleuren uit. Met een pijnlijke schok herinnerde Jake zich het moment dat de dantai de straat naar O-henro Huis waren overgestoken.

Hij passeerde de Biggu Makku van de plaatselijke McDonald, maar hij keek met enige nostalgie naar de Amerikaanse teenagers die zich ondanks het slechte weer voor de bekende geel-rode gevel hadden verzameld. Ze leken zo zorgeloos; ze lachten rauw, en de jongens flirtten onhandig met de meisjes.

Hij nuttigde sushi met Kirin-bier, en daarna de dampend hete, naar vis smakende thee die altijd in stw/ii-bars wordt geserveerd. Toen was het donker geworden, laat genoeg voor hem om te beginnen. Het kostte niet veel tijd om het te vinden. Het wemelde van zulke gokhuizen, maar ze waren alleen toegankelijk voor wie ze wist te vinden. Omdat hij geen bekende was, en misschien ook omdat hij een gaijin was, moest hij een forse toegangsprijs betalen.

Binnen baande Jake zich een weg door de deinende sluier van sigaretterook vermengd met de zure stank van zweet en, in het geval van de verliezers, angst.

Rondom een lage cipressehouten tafel zaten de gokkers geknield als boetelingen voor het altaar. Het was heet en benauwd in het vertrek, maar niemand scheen er last van te hebben.

De croupiers hadden de borst ontbloot; hun spectaculaire irezumi golfden als ze met snelle bewegingen geld naar zich toeharkten of uitbetaalden. Jake vocht tegen een gevoel van déjd vu; hij vond een plaatsje aan de tafel en begon te spelen. Hij begon voorzichtig en stond na een uur op lichte winst.

Maar toen meenden de Japanners om hem heen dat hij door de gokduivel werd aangestoken, want in een poging om zijn winst te vermeerderen begon hij zwaar en zonder overleg te gokken. Binnen drie uur was hij uitgeschud, maar nog wist hij van geen ophouden.

Trillend stond hij op en sprak zacht in het oor van een serveerster. Ze verschoof haar dienblad met hete sake en wees naar een gordijn achter in het vertrek.

De sarakin zat maar drie blokken verder; de lichten van zijn kantoortje werden weerkaatst door de natte straat.

Het was een os van een man. Vet hing aan zijn kaken en zijn ogen leken verdwaald in de zware plooien van zijn brede, ronde gezicht. Hij had korte worstvingers die ineengestrengeld over het bolle uitspansel van zijn buik lagen.

'Kan ik u van dienst zijn?' vroeg hij in het Engels.

'Ik wil geld lenen,' zei Jake in het Japans.

De sarakin, die Fujikima heette, bromde diep. Zijn bruine oogjes gingen half dicht toen hij fronste. 'Wat hebt u als onderpand?'

'Ik heb geld zat op de bank,' loog Jake. Hij trok een verontschuldigende grijns. 'Maar op dit uur kan ik daar niet bijkomen. Vannacht krijg ik geluk. Ik weet het zeker.'

'Aha,' zei Fujikima, 'een gokker.' Hij glimlachte. 'Ik heb grote genegenheid voor gokkers.' De glimlach verdween als bij toverslag. 'Hebt u uw bankpapieren bij u?'

'Ik ben bang van niet.'

'Hm. Woont u hier? Hebt u een permanent adres? Een baan?'

'Ik kom hier vier-of vijfmaal per jaar,' zei Jake. 'Daarom heb ik hier een rekening.'

'Bij welke bank?'

Jake noemde een bank.

De sarakin schudde zijn hoofd. 'Te link. U kunt me niets geven. Het zou niet verstandig van me -'

'Mijn paspoort,' zei Jake, en hij graaide in zijn jaszak. Hij legde het document op Fujikima's gehavende bureau. Hij pakte een stuk papier en een potlood. 'Dit is mijn hotel. Ik garandeer dat ik morgenochtend om tien uur hier ben met het geld.'

De dikke Japanner staarde naar het paspoort en het adres.

'Hoor nou eens.' Jake legde een smekende klank in zijn stem. 'Ik kan nergens heen zonder dat paspoort. En u zei zelf dat u een zwakke plek voor gokkers had.'

'Het gaat heel wat kosten.'

'Dat snap ik.'

Fujikima's hand bedekte het paspoort, veegde het van de tafel. 'Morgenvroeg tien uur precies.' Hij keek Jake aan. 'Nou, hoeveel hebt u nodig?'

Tien minuten later zat Jake weer aan de tafel. Een tijdje lang, zagen zijn medegokkers, wist hij zich te beheersen en deed hij een aantal verstandige inzetten. Toen werd hij iets te enthousiast, volgde een winnaar, en verloor alles wat hij van de sarakin had geleend. De doorgewinterde spelers om hem heen zagen dat hij bleek en trillend wegging en ze begonnen over hem te kletsen, totdat ze er door de croupiers aan herinnerd werden waarom ze er zelf waren.

Het gokken werd hervat, in nog razender tempo dan tevoren, en Jake werd door bijna iedereen vergeten.

Maar hij werd niet vergeten door Fujikima, en toen hij om kwart over elf nog niet was verschenen pakte de sarakin de telefoon. Hij draaide een bekend nummer en toen hij het' 'Moshi-moshF aan de andere kant hoorde vroeg hij naar Mikio Komoto. Komoto was de man voor wie Fujikima werkte. Hij was ook de eigenaar van het gokhuis waarin Jake de afgelopen nacht zoveel geld verloren had.

Mikio Komoto was een yakuza oyabun. Hij had een reputatie op te houden, net als de sarakin. Op grond van de door Fujikima geleverde informatie stuurde hij meteen twee van zijn mannen naar Jakes hotel. En zo ontwaakte Jake uit een diepe en droomloze slaap met de loop van een automatisch pistool, voorzien van geluiddemper, tegen zijn slaap.

'Opstaan,' zei een van de mannen in grof, hees Japans. 'En snel.'

De weg die hij niet moest volgen. Nu stond hij erop, en hij kon niet meer terug.

De Quarry had een aantal uitgestrekte bezittingen in Virginia. Ze dienden verschillende doeleinden, van gevechtstraining tot wat de dienst bij voorkeur 'recuperatieve reoriëntatie' noemde, waar agenten werden behandeld voor alles van shock tot verrekte ruggen.

Het Movie House, waar lastige knapen werden opgeborgen als ze recalcitrant waren, leek nog het meest op een vakantie-ranch. Om het grote terrein stond een houten hek in wildwest-stijl. Er waren stallen, twee pistes met hindernissen en een overvloed aan bochtige, lommerrijke rijpaden door de omliggende heuvels.

Door al deze ruiterparafernalia zou men het lage, raamloze betonnen bouwwerk dat als een bunker in een helling was aangelegd, en waaraan het oord zijn naam te danken had, haast over het hoofd zien. Gerard Stallings verzuimde echter nooit naar de betonnen monstruositeit te kijken als hij zijn kastanjebruine hengst uit de stal dreef. Het Movie House herinnerde hem voortdurend aan de meer duistere kant van zijn professie. Het joeg hem schrik aan en stelde hem tegelijkertijd gerust. Het was een symbool van de oppermacht van de Quarry, en het bewijs dat het goede altijd zegeviert over het kwade. En dat gaf Stallings een heel goed gevoel.

Tot enkele maanden geleden was paardrijden zijn enige ontspanning geweest. Het was een passie die hij als kind in Texas had opgedaan. Hij reed beter paard dan auto, en hij was een ongeëvenaarde bestuurder van elke auto, hand-of machinegemaakt, niet alleen in zijn eigen ogen, maar ook in die van de Quarry-staf.

Onlangs was Wunderman begonnen Stallings te leren met een computer te werken. Aanvankelijk was Stallings op zijn achterste benen gaan staan. Hij had een principiële afkeer van activiteiten die zich niet buiten, in de frisse lucht, afspeelden. Maar Wunderman had doorgedrukt; hij had erop gewezen dat Stallings zijn capaciteit tot het oplossen van problemen kon verviervoudigen door bepaalde gecompliceerde verrichtingen aan de computer te delegeren. Hij had Stallings een demonstratie gegeven, en Stallings ging voor de bijl. Nu gebruikte hij de computer als intellectueel speelgoed en sloeg nieuwe wegen in naar schijnbaar onoplosbare problemen. Niettemin had Stallings plechtig bezworen geen minuut minder bij zijn paarden door te brengen; dus toen Rodger Donovan hem wilde spreken moest hij naar het Movie House rijden, een paard huren, en achter de agent aanrijden.

Donovan zat niet graag op een paard. Hij had er als kind nooit mee te maken gehad. Toch wilde hij het op deze manier afhandelen en niet een pieper gebruiken om Stallings op te roepen. Donovan wist heel goed dat dat een laffe houding zou zijn; bovendien zou in Stallings ogen, zijn toch al geringe waarde daardoor nog verder dalen. Volgens Stallings was je pas een kerel als je reed, en dan nog goed ook.

Ten slotte vond hij Stallings languit liggend in de schaduw van een forse eik, met zijn cowboyhoed over zijn gezicht. Hij scheen te slapen, zonder op zijn paard te letten, dat tevreden liep te grazen.

Donovan maakte van het onbespiede moment gebruik om af te stijgen, wat in zijn geval meer weg had van een onhandige glijtoer. Hij nam zijn paard bij de teugel en liep ermee naar Stallings hengst, waar hij bukte en ook die teugels pakte. Hij begon met de paarden naar de boom te lopen.

'Dat moetje niet doen.' Donovan bleef stokstijf staan. 'Hij houdt er niet van vastgebonden te worden.' Stallings schoof zijn hoed omhoog, staarde Donovan aan. 'Waarom blijf je niet gewoon van hem af?'

Donovan liet de teugels van Stallings paard vallen. Omdat hij niet wist wat hij doen moest, klopte hij zijn eigen rijdier op de nek. Het dier brieste van schrik en zwaaide zijn kop zo hard tegen Donovan aan dat hij achteruit wankelde.

'Je moetje paard altijd laten weten waar je bent,' zei Stallings, terwijl hij langzaam overeind kwam. 'Ze zien niet op dezelfde manier als mensen. Daar moetje aan denken, anders krijg je op een goeie dag een schop voor je kont. En dat vergeet je nooit meer - zes weken in het ziekenhuis met een gebroken dijbeen.'

Donovan stond nu op enige afstand van zijn paard. De gedachte dat hij er straks weer op moest, vervulde hem met ontzetting. 'Je gaat op reis,' zei hij, blij om van onderwerp te kunnen veranderen.

'Waarheen?'

'Tokio.'

'Japan, huh?' Stallings spoog. 'Nou, daar ben ik in geen zes jaar geweest. Kan ik mijn Japans weer eens ophalen.' Hij liep het zonlicht in en gaf zijn hengst een suikerklontje. Het paard tilde zijn kop op en hinnikte. 'Wat is er aan de knikker?'

'De vrouw van Jake Maroc, Mariana.'

Stallings stond zo stil als een standbeeld. Het paard duwde de neus tegen zijn arm. Misschien -w\\de \\et nog een VAontje, maar Sta\\vngs metste V\eX

niet. 'Wees eens wat duidelijker. Het gaat over iemand van de Quarry.'

'Het is niet zo aangenaam, dat weet ik,' zei Donovan, die het zo makkelijk mogelijk wilde maken. 'Het is een beslissing van de Uil. Dat telefoontje dat ze die avond kreeg kwam uit O-nenro Huis.'

'Nichiren?'

Donovan haalde zijn schouders op. 'Maroc zelf heeft aan David Oh verteld dat zijn vrouw geen vrienden in Tokio had. Trekje eigen conclusies maar.'

'Het zijn alleen maar aanwijzingen.'

Donovan zag wel dat Stallings niet overtuigd was. 'De situatie is te gevaarlijk om risico's te nemen. Je weet nog wel wat de Uil over een ijsberg zei. Hij heeft vastgesteld dat die bestaat. Daar hebben de computers ons mee geholpen. Mariana Maroc moet geëlimineerd worden.'

'Als we worden aangevallen, schiet ik terug.' Met een sprong zat Stallings op zijn hengst. Hij gaf een ruk aan de teugels, zodat de kop omhoog kwam. De neusgaten waren wijd geopend. Zelfs Donovan, die geen verstand van paarden had, kon zien dat het een prachtig exemplaar was.

'Het reisagentschap heeft je instructies plus alle gewone spullen: paspoort, visa, deviezen, documenten.'

'Wie ben ik deze keer?'

'Gooi die cowboyhoed maar weg,' zei Donovan. 'Die zal niet passen.'

Generaal Vorkuta had vooral een hekel aan Moskou omdat het aan alle zijden door land werd ingesloten. Zij was geboren in de bedrijvige havenstad Odessa, aan de uiterste noordwestrand van de Zwarte Zee. Haar vader was kapitein geweest van een vissersvloot van zestien vaartuigen die werden gebruikt om te vissen, en vier die alleen door de KGB werden gebruikt voor wat ze bij voorkeur 'externe veiligheid' noemden, maar wat gewoon spionage was. Hun invloedssfeer strekte zich uit tot Roemenië, Bulgarije en Turkije.

De Commissie voor Staatsveiligheid had Nikita Makarovich Vorkut benaderd kort nadat zijn vloot door zijn scherpe zakeninstinct van acht tot zestien boten was uitgegroeid. In het begin had hij de KGE-apparatchiks leren varen en vissen als echte vissers. Daarna hadden ze hem alleen nog van tijd tot tijd om advies gevraagd. Strikt gesproken was hij geen KGB, maar hij werd wel als zodanig behandeld. Ze vertrouwden hem, zeiden ze. Maar al die tijd was zijn dochter in hun macht.

Dus het was niet zo vreemd dat ze graag naar deze dacha kwam. Hij stond aan het water, zij het niet in Odessa zelf. De dacha met zijn zeeblauwe dakpannen stond vlak buiten Yalta, op de Krim, het schiereiland in de Zwarte Zee. Het lag ongeveer even ver van Boekarest, Istanbul en Rostov, hetgeen generaal Vorkuta het gevoel gaf dat ze zich op een soort knooppunt bevond. Maar misschien was dat alleen een gevolg van haar jeugd. Vergeleken met Moskou was het klein en geïsoleerd. Telkens als ze er kwam, leek het wel, genoot ze meer van de rust en de zilte lucht. Maar op deze ochtend, toen ze uit de zwarte Zil limousine stapte die haar van het militaire vliegveld in Odessa had gehaald, verwenste de generaal het veranderlijke weer op de Krim.

Het regende, een gestage stortbui. De hemel zat potdicht en was zo grauw als leisteen; huizen en bomen waren onduidelijk in de natte mist. Alles in de dacha was klam; er hing een onprettige, levenloze sfeer. De generaal liet de ramen wijd openzetten, ondanks de regen. Ze gaf opdracht de verwarming aan te zetten om de alles doordringende vochtigheid enigszins te verdrijven. Toen stapte ze naar buiten, de brede beschutte veranda op die uitzag over de zee.

Wind en regen hadden het water opgezweept; wit schuim bekroonde de golven. De zee was ook al grauw, niet te onderscheiden van de lucht. Toen ze naar het zuiden staarde, in de richting van Turkije dat op vierhonderdvijftig kilometer afstand lag, zag ze hoog in de lucht een meeuw. Hij kwam naar beneden door de regen. Hij krijste, dook tot vlak boven de woelige zee. Een hoge golf spatte tegen hem aan. Meteen steeg de vogel op en verdween in de grauwe wasem die de lucht moest voorstellen. Generaal Vorkuta staarde hem na; ze was er zeker van dat ze hem had zien huiveren op het moment dat het kille water hem raakte.

'Kameraad generaal.'

'Ja.' Daniëlla Vorkuta draaide zich om.

Generaal Karpov stond in het midden van de donkere woonkamer. Hij droeg het bruin-rode legeruniform waarin hij zich kleedde buiten het Dzjerzjinskiplein 2. In deze ruimte zag hij er machtig, magnetisch uit. Hij vulde de kamer zoals Yuri Lantin haar kantoor had gevuld.

'Fijn je hier te zien.' Hij glimlachte. 'Danushka.'

Hij stak zijn armen uit en zij stapte erin. Zijn lippen sloten zich over de hare. Haar lichaam smolt weg in het zijne.

In 1971 had Daniëlla op Departement S gewerkt, een grote afdeling binnen het Eerste Hoofddirectoraat, waar KGB-agenten werden gerekruteerd en getraind voor stationering in het buitenland. Ze stond aan het hoofd vande Weerwolven, de sectie die geloofwaardige dekmantels voor de agenten creëerde.

In dat jaar liep Oleg Lyalin over. Hij was een hoge functionaris van Departement V, waar sluipmoord en sabotage werden beraamd, een afdeling die kort daarvoor in Departement S was opgegaan. Hij vluchtte naar Londen met een aantal van de meest duistere KGB-geheimen. Dat kwam al hard genoeg aan op het Plein, maar toen Daniëlla een maand of twee later op een reeks onbeduidende maar opmerkelijke feiten in Lyalins dossier stuitte, begon ze dieper te graven.

Misschien had alleen zij, een Weerwolf die geleerd had een bepaald soort leugens te spinnen en dus ook in staat was ze te ontdekken, de discrepanties kunnen opmerken. Na drie weken koortsachtige activiteit kwam ze tot een onontkoombare conclusie. Ze verzamelde haar vernietigende bewijsmateriaal en ging met het hele dossier naar generaal Karpov, het toenmalige hoofd van Departement S.

Binnen twaalf uur trad hij resoluut en meedogenloos op. Daniëlla had ontdekt dat Lyalin al ruim twee jaar voordat hij overliep, voor de Engelsen aan het wroeten was geweest.

Er ging een storm van echt Russische xenofobische paranoia door Departement S, die zich concentreerde op de hooggeplaatste officieren van Departement V. Voor een deel werden ze kortweg geëxecuteerd en voor een deel gedegradeerd.

Kameraad Karpov zorgde ervoor dat er niets van Departement V overbleef, en voor zijn heroïsche diensten aan de Staat kreeg de generaal er een ster op zijn schouders bij, plus de zetel van het Eerste Hoofddirectoraat. Natuurlijk nam Karpov alle eer en roem voor de ontdekking van Lyalins verraad in ontvangst. Maar hij vergat niet waar zijn informatie vandaan kwam. En zodra hij een mogelijkheid zag plaatste hij kolonel Vorkuta in het nieuwgevormde Departement 8, dat de taken van het nu opgeheven Departement V overnam. Maar Karpov werd niet alleen door dankbaarheid bewogen. En ook niet alleen door onderkenning van haar talenten. Hij had haar begeerd vanaf het moment dat een lid van zijn staf zijn aandacht op haar had gevestigd. Toen was ze negentien geweest.

Ze had zijn hoofd op hol gebracht met haar dikke blonde haar, koele grijze ogen en zachte, uitnodigende lippen. Tot die tijd was Karpov zijn vrouw nog nooit ontrouw geweest. Hij was al zo'n dertig jaar getrouwd en in al die tijd was het nog nooit bij hem opgekomen een affaire aan te gaan. Toen hij Daniëlla Vorkuta had gezien veranderde dat allemaal. Maar de generaal was een veel te slimme carrièremaker om zich door lustgevoelens te laten leiden. Zijn ambitie zwaaide de scepter. Alleen in dienst daarvan zou hij Daniëlla Vorkuta de zijne maken.

Van tijd tot tijd liet hij zich door zijn adjudanten over haar vorderingen op de hoogte stellen. Hij wist het toen ze naar Europa werd gestuurd om recruten voor het Eerste Hoofddirectoraat te werven. Ze had het talent en de energie om op eigen kracht de ladder te bestijgen, maar zo nu en dan achtte de generaal het dienstig hier en daar een woordje te laten vallen, zodat hij het was die haar naar believen van de ene dienst naar de andere schoof. Binnen zes maanden had hij ervoor gezorgd dat ze werd teruggeroepen. Hij zag haar niet graag zo ver van zich vandaan. Bovendien genoot hij van de manier waarop ze de rotte appels en stromannen in haar werkomgeving opspoorde. Ze was een pistool, en dat bewonderde hij. In zekere zin vormde hij haar naar zijn eigen beeld, hoewel noch zij, en hoe vreemd ook, noch hijzelf, dat besefte.

Daniëlla's coup maakte de weg naar boven vrij. Hij zette haar in een ondergeschikte maar - en in zijn gedachtengang was dit het cruciale element - concurrerende positie naast de man die hij als het nieuwe hoofd van Departement 8 had gekozen, hoewel hij er helemaal niet zo zeker van was dat deze de baan aankon.

Binnen achttien maanden bevond kolonel Vorkuta zich in de positie om het nieuwe hoofd van Departement 8 te worden, precies zoals Karpov wilde. Ze had haar grote waarde voor hem al bewezen en, beter nog, ze zat op de juiste plaats om hem nog hogerop te helpen. Het Politburo was niet gek op zijsprongen in de carrière van een apparatchik, en Karpov had er geen behoefte aan in dit stadium hun aandacht te trekken. En zo riep Karpov haar op een ochtend in zijn kamer en zette zijn plan voor haar uiteen. Hoofd van Departement 8. En dat was natuurlijk nog maar het begin.

Als...

De generaal had zijn kans afgewacht om haar te krijgen. Nu was het moment aangebroken, geheel en al in dienst van zijn carrière. Hij wilde er zoveel mogelijk van profiteren.

Daniëlla weigerde.

Hoe meer ze tegenstribbelde, des te meer ontstak de generaal in vuur en vlam. Zijn blik flitste heen en weer tussen die pruillippen en die koele grijze ogen. Ze leek wel een wilde merrie, verbijsterend sterk en lenig. Hij moest haar temmen. Hij merkte tot zijn verrassing dat hij nog nooit in zijn leven iets zo hevig begeerd had. Hij merkte feitelijk dat hij aan niets anders meer dacht dan aan haar, toen ze zijn kantoor verlaten had. Voor een man in zijn positie kon dat desastreus zijn.

Ik moet haar hebben, dacht hij. Ik móet.

Hij had haar natuurlijk kunnen dwingen. Maar hij moest toegeven dat hij al gauw genoeg zou hebben van zo'n volkomen onderworpen vrouw. Hij wist dat Daniëlla veel te belangrijk voor hem was om zo'n situatie te riskeren.

In zijn hart wilde hij dat ze uit vrije wil ja zou zeggen. Die dag zei hij al zijn afspraken af, haalde haar dossier uit de Bibliotheek en nam het mee naar zijn flat. Zijn vrouw was twee weken bij haar zuster in Riga. Karpov had het rijk alleen.

Hij schonk zich een borrel in, ging in zijn kleine, gezellige werkkamer in de leren stoel zitten en werkte het hele dossier door. Drie uur en twee borrels later meende hij het antwoord gevonden te hebben.

Daniëlla was geboren en getogen in Odessa. Toevallig lag haar dacha daar vlakbij, aan de Zwarte Zee. Een reisje naar huis. Dat is precies wat ze nodig heeft, dacht hij.

Daniëlla van haar kant was zeer beslist van plan met generaal Karpov te slapen zodra zich een gelegenheid voordeed. Ze vond zijn kracht, zijn omvang en zijn manieren zeer aantrekkelijk. Maar haar vader had haar geleerd datje nooit moet weggeven watje kunt verkopen. Karpov was een hoge bieder. Ze had wel doof en blind moeten zijn om de hartstocht in zijn blik niet op te merken.

Dat streelde haar, meer dan ze wilde toegeven. Want ook Daniëlla werd gedreven door ambitie, en ze wist maar al te goed dat persoonlijke passies de discipline makkelijk konden verstoren. Als Karpovs inktzwarte ogen over haar heen gleden sidderde ze van binnen. Het was bepaald een prikkelende gedachte dat deze man, die zowel binnen als buiten Rusland zoveel absolute macht belichaamde, smolt wanneer hij haar zag.

'Odessa,' had hij op een vrijdagmiddag gezegd, met een wijds gebaar. 'Ik ben al heel lang niet bij het water geweest.'

Daniëlla, die schik had in deze wending in het gesprek, zei: 'Mijn dacha kijkt uit op de Zwarte Zee.' Ze haalde haar schouders op. 'Maar ik heb zelden tijd genoeg om erheen te gaan.'

'Wat zou je zeggen van dit weekend?' vroeg Karpov, alsof het nu pas bij hem opkwam.

Daniëlla zuchtte. 'Jammer genoeg heb ik het veel te druk.'

'Nou,' zei hij, 'dan neem je je werk toch mee?'

Daniëlla schoot in de lach. 'Bedoel je dat je me uitnodigt voor een weekend met jou in mijn dachaT

Karpov, die nog steeds niet zeker was van haar persoonlijke voorkeuren, was voorzichtig, en dus oprecht, met zijn antwoord: 'Is datje te revisionistisch?'

Ook daarom had ze smakelijk gelachen.

Op zondagochtend had hij haar Departement 8 aangeboden. Daniëlla wilde de KVR én promotie tot generaal. Ze maakte hem duidelijk dat ze met minder geen genoegen zou nemen.

Maar dat hoefde ook niet. In zijn jeugd, toen hij de ladder besteeg, hadden heel wat vrouwen hun benen voor Karpov gespreid. Maar geen van hen had hetzelfde effect gehad op hem als Daniëlla. Hij had zichzelf nooit beschouwd als een lomperik in bed. Zijn vrouw had in elk geval nog nooit geklaagd; en de meisjes uit zijn jeugd ook niet.

Daniëlla liet hem echter zien dat hij nog heel wat te leren had van de kunst der liefde. Ze zette hem niet voor gek; integendeel, ze vervulde hem met ontzag. Het was alsof ze hem bij de hand had genomen en met hem naar een bekende deur was gegaan, waarachter ze hem een geheel nieuw universum had laten zien. Het genot dat hij met haar ervoer scheen grenzeloos. Ze liet hem ook zien hoe hij hetzelfde met haar kon doen.

Daarna gaf hij haar alles wat ze wilde en beschouwde dat nog als een voorrecht ook. Ze was briljant in haar nieuwe werk en briljant in bed. Karpov was in de wolken.

Toen werd Maansteen, Karpovs plan voor de insluiting van China, goedgekeurd, en hij kreeg beperkte jurisdictie over bepaalde selecte elementen van de GRU om het directief uit te voeren. Yuri Lantins welsprekendheid in het Presidium had Karpov geholpen de overwinning te behalen. Nu werkten de twee nauw samen, want Lantin was verbonden aan de GRU en had persoonlijk de weg vrijgemaakt voor de 'generaal en zijn Maansteen-plan.

'Kameraad generaal,' zei Karpov nog eens. Hij fluisterde het grinnikend in Daniëlla's mond. Hij vond het leuk geheimpjes voor Lantin te hebben. Dat was een van de voornaamste redenen geweest om hem mee te nemen naar Daniëlla's kantoor. Hij wilde dat de ander door die onderstroom werd omspoeld. Hij wilde Daniëlla 'kameraad generaal' noemen terwijl hij Danushka dacht. Hij wist het; Daniëlla wist het. Yuri Lantin met al zijn ontzagwekkende macht wist het niet. Dat gaf Karpov een mate van controle tegenover een macht die hij, het zij gezegd, anders overweldigend had kunnen vinden.

Hij draaide Daniëlla naar zich toe en keek naar haar gezicht. Het grauwe licht viel in haar koele grijze ogen. Haar strogele haar was strak weggetrokken uit haar bleke gezicht, zodat haar vlakke wangen en haar smalle, krachtige kin goed uitkwamen. Ze droeg geen oorbellen, hoewel ze wel gaatjes in haar oren had.

'Nu heb je de andere kant van Maansteen ontmoet,' zei hij tegen haar. 'Ik deed het haast in mijn broek toen hij bij je binnenkwam, kameraad generaal.'

Daniëlla vond het niet zo leuk als hij. 'Maansteen is één ding,' zei ze.

'Nichiren is iets heel anders. Wat heeft Yuri Lantin met de KVR te maken ?'

Karpov gniffelde en zwaaide haar heen en weer in zijn verstrengelde vingers op haar rug. 'Yuri Lantin heeft met alles in de sluzhba te maken.'

'Jij bent het hoofd van het Eerste Hoofddirectoraat,' zei ze, hem scherp opnemend.

'Mijn lieve Danushka, je snapt toch zeker wel dat er nog een autoriteit boven het Eerste Hoofddirectoraat uitgaat ? Vergeet niet wat ik gezegd heb. De sluzhba is een wereld op zichzelf, maar tot een bepaald punt. Het is belangrijk dat je onze grenzen kent.'

Ze wendde zich af, trok zijn vingers los, staarde naar de zee. Ze voelde zich daas bij de gedachte dat er iemand over haar schouders meekeek. Ze rilde even.

Karpov kwam vlak achter haar staan en drukte zijn warmte in haar rug.

'Wat is er? Waarom zou je hier zulke zwarte gedachten hebben, zo ver van Moskou?'

'Maar niet ver van het Politburo,' zei ze.

'Is dat het?' Hij trok aan haar schouders zodat ze weer met haar gezicht naar hem toe kwam staan. Ze zag de bezorgdheid op zijn gezicht. 'Gaat het om Lantin? Danushka, die is er altijd al geweest. Is het niet beter dat je je nu van hem bewust bent?'

'Ik wil niet dat hij zich met mijn agenten bemoeit.'

'Maar Nichiren is van heel Rusland, liefje. Zijn moed en bekwaamheid zijn zo algemeen bekend geworden dat jij hem niet meer voor jezelf kunt houden. Snap je niet dat hij zowel buiten als binnen de sluzhba een soort beroemdheid is geworden?'

'Agenten mogen geen beroemdheden worden,' hield Daniëlla vol. 'En zeker mijn agenten niet.'

'Je zult ermee moeten leren leven,' zei Karpov. 'Net als met je kennismaking met Yuri Lantin.' Zijn handen kwamen omhoog, legden zich om haar borsten. Hij begon te knijpen tot hij haar tepels hard voelde worden. Ze werd graag aan haar borsten gestreeld.

'Ik wil niet meer over hem praten,' zei Karpov met een dikke stem.

'Over wie?' fluisterde Daniëlla.

Hij maakte haar blouse open en schepte haar borsten eruit. Hij rolde haar tepels tussen zijn vingers tot hij haar door haar geopende lippen hoorde hijgen.

Hij liet zich op zijn knieën zakken en Daniëlla trok haar rok op. Hij streelde haar nylonkousen. Hij likte en zoog aan het naakte vlees van haar bovendijen. Zijn brede duim streelde haar heuvel, op en neer. Ze begon te kreunen. Toen ze haar bekken naar hem toestak pakte hij haar broekje bij de band en trok het op haar dijen.

Zijn hoofd kwam omhoog en zijn mond bedekte haar kern. Daniëlla hield haar adem in. Eerst voelde ze alleen zijn hete adem, een gekietel in haar haartjes. Toen werd ze zich langzaam maar zeker bewust van zijn actieve tong die haar ontsloot, blaadje na blaadje. Toen hij de binnenste laag bereikte, was ze al drijfnat.

Haar vingers woelden door zijn dikke haar terwijl ze zijn hoofd tegen zich aantrok. Ze deinde heen en weer, ze voelde het genot stijgen in aderen en spieren, de extatische zwelling van haar weefsels. Haar dijen begonnen te trillen en de harde spieren van haar onderbuik schokten toen haar orgasme kwam opzetten. Ze hijgde, haar neusgaten waren wijd geopend. Ze rolde met haar heupen.

Op het laatste moment, ze was er bijna, de samentrekkingen begonnen al, trok hij zijn tong en lippen weg. Daniëlla slaakte een zucht van frustratie. Hij ging nog dieper; zijn tong flitste naar haar andere gaatje. Daniëlla gromde diep en trok haar billen uiteen. Ze voelde haar genot verdubbelen, verviervoudigen.

'O ja,' stootte ze uit. 'O ja!'

Ze had het gevoel alsof een vuur haar lendenen verteerde, een erotische kieteling in haar ingewanden. Ze moest zichzelf aanraken; ze stak haar vingertoppen in haar plooien, zocht naar het juiste plekje... Ze gilde, een korte, hoge kreet, toen Karpovs wild makende tong haar vingertoppen verdrong. Toen werd ze door zijn hele tong bedekt en ze voelde hoe ze in hem werd opgezogen.

Ze schreeuwde op het ritme van haar lichaamskrampen terwijl golf na golf van extase haar overspoelde. Haar heupen drukten in brandend contact tegen hem aan.

Ze zakte ineen, halfbewust, en stak haar hand in zijn broek. Zijn lid was zo hard als ijzer. Hij sidderde toen haar hand zich eromheen sloot. Ze zocht naar zijn scrotum, streelde zijn lid. Toen ze de eikel aanraakte hoorde ze hem zwaar kreunen, voelde een waarschuwende schok van zijn penis. Vlug trok ze alleen de eikel uit zijn broek, nam het zijdeachtige vlees tussen haar lippen. Net op tijd. Op die aanraking schokte hij omhoog en vulde haar mond en keel terwijl haar tong hem zacht bleef geselen. Naderhand sloeg ze zonder erbij na te denken haar armen om hem heen.

'Laat dat!' zei hij, terwijl zijn ogen openvlogen. 'Je weet dat ik daar niet tegen kan!'

Daniëlla vroeg zich af waarom hij haar liefdevolle omhelzing niet verdroeg. Ze keek naar hem terwijl hij in een diepe sluimering viel. Ze dacht aan liefde - triest dat ze die zuivere emotie niet meer had gevoeld sinds de laatste keer dat haar moeder haar op de wang had gekust. Karpov begon te snurken en ze ging overeind zitten. Ze staarde over zijn harige schouder naar de Zwarte Zee. Maar het was alsof ze naar as keek. Misschien krijg ik genoeg van hem, dacht ze. Of was het het gewicht van Medea, de scherpe snede van het vreselijke, dodelijke spel dat ze voor zichzelf had opgezet?

Ze draaide zich om en liep naar haar werkkamer. Ze ging naast een ingelegde stenen tafel zitten die ze clandestien uit Peking had meegenomen, een paar jaar geleden, toen Medea was begonnen. Het blad was een ingelegd wei qn-bord. Ze pakte een zwarte steen en zette hem weloverwogen op het bord. Daarna zocht ze naar een tegenzet voor wit. Maar het spel van oorlogvoering was al gecompliceerd genoeg wanneer je je alleen op je eigen strategie concentreerde. Ze had nog nooit een spel afgemaakt waarbij ze met zwart en wit tegelijk speelde; het spel dat ze nu voor zich had was hetzelfde dat ze ruim drie jaar geleden had opgezet.

Er liep een rilling over Daniëlla's rug. Lantin. Ze zag hem voor zich, in haar kantoor, met die nonchalante, haast achteloze houding van hem. Wat school er achter die zwarte ogen? Als hij al zo ver in de sluzhba was doorgedrongen, zou het dan nog lang duren voordat hij lucht van Medea kreeg? Daniëlla wist dat ze dan wel kon inpakken.

Ze nam een handjevol stenen, schudde ze in haar hand. Ze waren koel. Ze leunde achterover en sloot haar ogen. Seks had vaak een interessante uitwerking op haar: het bevorderde haar concentratievermogen. Wat moest ze met Lantin aanvangen? Er moest een manier zijn om hem te neutraliseren. Het was een probleem, gezien zijn absolute macht. Maar op alle problemen bestond een antwoord. Je hoefde het alleen maar te vinden. Met Lantin moest ze doen, wist ze, wat haar vader haar had geleerd. De kracht van een vijand is sneller te vinden dan zijn zwakte, had hij eens gezegd. Als de tijd dringt kun je niet naar zijn zwakte op zoek gaan. Dus je moet vaststellen waar zijn kracht ligt en dan een manier zoeken om die tegen hem te gebruiken. De grauwe lucht trok op. Door de ramen werden stukken blauwe hemel zichtbaar toen het wolkendek begon te breken. Even later deed Daniëlla haar ogen open. Ze staarde naar het bord, zich afvragend of ze het antwoord had gevonden. Ze stak haar hand uit en deed de laatste zet van wit. Bij de volgende beurt, de honderdtweeënzestigste zet, zou zwart met vijf punten voorsprong winnen. Het spel was eindelijk voorbij.

En een nieuw spel was begonnen.

De minuten tikten langzaam weg. Jake maakte er gebruik van om zijn ademhaling te verdiepen en vertragen. Hij concentreerde zich en verzonk in een diepere bewustzijnslaag waar, zoals Fo Saan hem had geleerd, alle zes de zintuigen actief waren. Als men in die toestand zijn ogen gebruikte, bijvoorbeeld, kon men de hele kamer in zich opnemen. Men kon ook sneller bewegen en reageren. Het was een toestand die hij in alle potentieel gevaarlijke situaties trachtte te bereiken.

Dit was zo'n situatie. Er had een auto op de twee yakuza staan wachten. Ze brachten hem naar het noordwesten, verder Toshima-feu in. Ze gingen door het drukke Ikebukuro, lieten de grote Rikkyo Universiteit links liggen. Een eindje over de Yamate-don'. En toen linksaf Kaname-c/io in. Meteen werden de blokken groter, de huizen ruimer. Er verschenen grasvelden, stenen poorten, hoge bamboe schuttingen. Vlak bij het honkbal veld van de universiteit waren ze door een ijzeren poort in een drie meter hoge bamboe schutting gereden. Buksen en ceders kwamen boven de schutting uit. Ze waren oud en goed verzorgd.

Jake had een glimp van een huis opgevangen voordat het achter dik gebladerte schuilging. Ze stapten uit en hij liep over ronde tegels van verschillende grootte in een veld keurig aangeharkte okergele kiezelstenen. Hij passeerde een compositie van drie rotsblokken, eveneens van verschillende afmetingen. Hij was het huis ingedreven alsof hij te laat was voor een afspraak. Een smalle gang met grijs en wit behang. Hij passeerde verscheidene/wsuma aan weerskanten, maar ze zaten allemaal dicht. Voor de drempel van een vertrek moest hij zijn schoenen uittrekken. Hij ging door een open shöji en betrad een zes- tatami- vertrek. De wanden waren beschilderd in de traditionele kleikleur. Het plafond werd gevormd door cederplanken. In de rechterwand was een tokonoma, een alkoof. Op het verhoogde platform stond een smalle aardewerken vaas met mauve glazuur; er zat een wit-rode lelie in. Aan de wand erachter hing een perkamentrol. Erop was gekalligrafeerd: Waar de banier van de generaal wappert, daar is zijn leger; waarheen de generaal wijst, daarheen rukt zijn leger op; wanneer de generaal een misdadiger straft, ligt het hart van het leger in een strenge hand. Aldus worden veldslagen gewonnen.

Jake vroeg zich af of hij de generaal zou ontmoeten.

In de linkerwand ging een shöjiopen en een van de yakuza verscheen. Hij hield hem open en iemand anders kwam de kamer in. Deze man stapte met korte, uiterst atletische passen over de drempel. Hij ging voor Jake staan met zijn benen iets uiteen en wist zo een gewone kamer in een rechtszaal te transformeren. Hij bezat een onmiskenbare uitstraling van macht. Jake nam hem op. Hij had dikke schouders en een smal middel. Zijn massieve borst ging met tegenzin over in een dikke stierenek en een nors vollemaansgezicht met een waas van stoppeltjes op zijn geschoren schedel. Hij had kleine oren die plat tegen zijn hoofd lagen, donkere driehoekige ogen onder onthutsend dikke wenkbrauwen. Zijn mond was breed en vrijwel liploos.

Hij was keurig gekleed in een donker kostuum van fijne Europese snit, een rode streepdas en zachtroze overhemd. Een kleine gouden dasspeld was de enige opsmuk die Jake kon ontdekken tot de man een hand optilde. Een gouden spiraal in de vorm van een draak omcirkelde de ringvinger van zijn linkerhand.

'Mijn naam is Mikio Komoto,' zei de man zonder inleiding. 'De sarakin van wie u geld hebt geleend werkt voor mij. U komt mij op een zeer ongelegen tijdstip lastigvallen. Ik heb erg weinig op met lieden als u, meneer Richardson.' Hij wapperde Jakes paspoort heen en weer alsof het een waaier was. 'Wat moet ik met u doen ? U vraagt een gunst en hebt vervolgens de ongemanierdheid die gunst te vergeten. Al die gokkers zijn hetzelfde. Net veelvraten; jullie ogen zijn altijd groter dan je maag.' Hier had hij het woord hara gebruikt, dat zowel maag betekende als een soort levensinstelling die bij de Japanners in hoog aanzien stond. Jakes hart klopte snel. Hij had gelijk gehad. Voor deze man was hij gekomen. 'Oyabun,' zei hij, met een traditionele yakuza-buigmg. 'Staat u mij toe u en uw sarakin mijn verontschuldigingen aan te bieden?'

Mikio Komoto zei niets, en daarom begon Jake naar de andere man toe te lopen. De yakuza bij de shöji kwam in beweging. Komoto maakte een scherp gebaar met zijn vlakke hand. Zijn zwarte ogen keken naar Jake alsof hij een hagedis op een steen was.

Jake haalde zijn portefeuille uit zijn borstzak. Zorgvuldig telde hij genoeg yen uit om de sarakin terug te betalen, plus de woekerrente. Toen deed hij er nog eens honderdduizend yen bij. Deze stapel bankbiljetten legde hij voor Komoto neer.

'Ik bied mijn excuses aan voor het ongemak dat ik u bezorgd heb, oyabun,' zei hij, terwijl hij opnieuw boog als een yakuza. 'Maar naast het geld dat ik vannacht in uw gokhuis heb verloren en de afbetaling van de lening, ligt hier misschien genoeg voor een minuut van uw tijd.'

Komoto gaf zijn man een teken en deze pakte het geld. Toen zei de oyabun: 'Toshi-san, laat deze iteki uit.' Hij liet Jakes paspoort op de tatami vallen waar Jake het geld had neergelegd. Hij draaide zich om.

'Ik weet wie u bent, oyabun,' zei Jake. 'Het is belangrijk dat ik met u spreek.'

Komoto draaide zich half om. 'Denkt u dat ik onder de indruk ben omdat u onze taal beheerst? Of omdat u een paar van onze gebruiken kent?

U bent iteki. Een barbaar. Ik praat niet met barbaren. Ik neem hun geld, als ze net zulke zwakkelingen zijn als u.'

'Ik ben hier in verband met Nichiren, oyabun.''

'Ik weet niets van Nichiren.'

'Keu Kisan was yakuza oyabun. U bent yakuza oyabun. Uw clan en Kisans clan zijn bittere rivalen in Toshima-fcw. Zou u niet beter naar me kunnen luisteren?'

Mikio Komoto's ogen schoten vuur, en Jake voelde dat zijn energie zich gevaarlijk ophoopte. Toen de oyabun weer sprak, was zijn stem koud genoeg om de kamer te bevriezen. ' Yafcwza-zaken zijn j>afcuza-zaken. Misschien vindt u uzelf heel slim omdat u hier gebracht bent. Laat mij u van die illusie verlossen. Het was heel dom van u. In uitzonderlijke gevallen heb ik wel eens meer van een domme barbaar genomen dan alleen zijn geld. Als een iteki me voor de voeten loopt, dood ik hem.' De laatste zin spoog hij bijna uit.

Hoon stond op zijn gezicht geschreven.' Iteki,' herhaalde hij. 'Toshi-san, zet deze barbaar met zijn paspoort buiten de deur. Er hangt hier een lucht die me niet bevalt.'

Zijn verwarrend hoge stem leek precies te zijn afgesteld op de afstand die nodig was om haar te bereiken. De modulatie was perfect. Ze was een paar maal naar een andere plaats gebracht, steeds geblinddoekt. Als gevolg daarvan was haar desoriëntatie nog erger dan de duisternis.

'Waar ben ik?' zei Mariana. In tegenstelling tot Jake sprak ze geen Japans en maar een heel klein beetje Kantonees.

'Heb je vandaag al gegeten? Ben je goed verzorgd?'

'Ja op beide vragen,' zei ze. 'Maar ik heb niet veel eetlust.'

Het was enige tijd stil.

'Ik voel me als een rat in een kelder,' zei ze.

'Ik begrijp je niet.'

'Ik heb al een hele tijd geen licht meer gezien.'

'Neem me niet kwalijk.'

Een lichtschijnsel als een zon, en Mariana sloeg haar arm voor haar ogen. Ze hoorde hem van de deur weglopen. Door de spleetjes van haar ogen zag ze niets dan haar eigen arm. Zoveel vragen maalden door haar hoofd. Ze wilde er niet één van stellen voordat ze goed kon zien. Het was angstwekkend hoe kwetsbaar ze zich voelde zonder haar gezichtsvermogen.

'Uiterste geheimhouding is vereist,' zei Nichiren. 'Dat is de reden voor alle verplaatsingen, de raamloze kamers. Het gevaar was erg groot.'

'En nu?'

'Nu nog.'

Wat deed hij? Er klonk geen geluid meer. 'Waar ben ik?' vroeg ze weer.

'Dat doet er niet toe.' Zijn stem was vlak. 'Ergens in Tokio.'

Nu hoorde ze hem dichter bij zich. 'Ik begin er spijt van te krijgen dat ik naar je geluisterd heb.'

'Dat begrijp ik niet,' zei hij in zijn zwaar geaccentueerde Engels. 'Je leeft. De/ü is veilig.'

'Ik heb dagenlang opgesloten gezeten in pikzwarte duisternis, zonder gezelschap of verklaring,' zei ze fel. 'Hoe zou ik er anders over kunnen denken?'

'Daar heb ik eerlijk gezegd nooit over nagedacht,' zei hij op bijna verbaasde toon. 'Ik heb gedaan wat ik moest doen om je tegen je vijanden te beschermen.'

'En als je nu eens tegen me liegt?'

'Die avond heb ik niet gelogen. Je hebt gezien watje gezien hebt. Dat is de waarheid.'

'Ik weet niet meer wat de waarheid is,' zei ze hard.

'Ga je nu huilen?'

Haar hoofd kwam omhoog. De gloed was nu bijna helemaal verdwenen.

'Dacht je dat ik je die lol zou gunnen?'

'Dat doen vrouwen toch als ze onder druk staan ?' Hij was gekleed in een dofgrijs linnen pak van voortreffelijke snit. Het stijve boord van zijn sneeuwwitte overhemd leek ingesneden in de spieren van zijn hals. Zijn zwarte haar was dik, recht naar achteren geborsteld, van zijn brede voorhoofd af. Hij had een katachtig, bijna driehoekig gezicht. Afgezien van die van Jake had hij de meest opvallende ogen die Mariana ooit had gezien. Wat zij in hun diepte traag zag zwemmen joeg haar angst aan, hoewel ze dat nooit zou toegeven. Hij zag er netjes en verzorgd uit. Ze kon zien dat hij kerngezond was.

Ondanks haar angst, of misschien juist daardoor, voelde ze woede in zich opwellen. 'Je bent een idioot,' snauwde ze.

Toen zag ze zijn handen. Op de zijkanten ervan zat zo'n dikke eeltlaag dat ze geel waren als oud ivoor. Dit was in scherp contrast met zijn vingers die zo lang en fijn waren dat ze jaloers werd toen ze ernaar keek. Nichiren staarde haar met verontrustende kalmte aan. 'We moeten gaan,' zei hij na een poosje.

'Gaan?' zei ze. 'Waarheen?'

'Uit Tokio weg,' zei hij, alsof hij daarmee alles had verklaard. Jake kon niets anders doen dan afwachten. Hij had een paar blokken gelopen tot hij bij een winkel in schrijfbenodigdheden kwam. Daar had hij een blocnote en een balpen gekocht. Vlak daarbij vond hij een nawanoren. Hij tilde het kralengordijn op, ging naar binnen en koos een tafeltje in de hoek. Naast hem zaten een paar oude mannetjes bier te drinken en vol vuur go te spelen. Het was de tijd tussen lunch en avondeten; verder was er niemand.

Jake bestelde een shioyaki. Hij pakte blocnote en pen en begon een schets van Mikio Komoto's huis te maken. Voordat hij op zoek was gegaan naar de winkel was hij er helemaal omheen gelopen, dus hij kende ruwweg de omvang en vooral vorm van het huis. Hij tekende de gangen en kamers waar hij doorheen was gekomen. Toshi had hem door de voordeur uitgelaten. Hij kende elk vertrek een functie toe. Daarna begon hij te gissen naar de rest van het huis.

Dat was niet zo'n onmogelijke taak als het leek. Traditioneel Japanse huizen werden volgens een strak systeem gebouwd. Ruimte was peperduur; zelfs de rijkste zakenman werd in zijn mogelijkheden beperkt door het beschikbare land. Verder was de grootte van elke kamer een veelvoud van de afmetingen van een tatami, dus was het niet zo moeilijk om een interieur op te splitsen; vreemd gevormde kamers of verrassingen zouden er niet zijn. Bovendien waren vloeiende lijnen de norm in Japan. Op grond van deze absolute gegevens waren de mogelijkheden vrij beperkt. Een ander punt in Jakes voordeel was dat Komoto's vertrekken zich in een afgescheiden vleugel van het huis zouden bevinden. Daar zou geen vrouw in toegelaten worden, of het moest de werkster zijn. Dat was het gedeelte dat Jake het meest interesseerde.

Toen hij zijn schets af had, zat hij er een poosje naar te staren. Hij vroeg zich af of het allemaal de moeite wel waard was. Stel dat Komoto niet wist waar Nichiren te vinden was? Maar kennelijk had hij het de vorige keer wel geweten; dus waarom nu niet?

Het was zinloos daarover te dubben, besloot Jake. Hij zou er gauw genoeg achter komen. Hij stond op en rekende af. Toen hij naar buiten liep keek hij naar het spel van de twee mannetjes. Hij zag de weg naar de overwinning die zij niet zagen. Hij wenste dat het in het echte leven ook zo simpel lag.

Het was nog licht buiten. Hij liep tot hij de winkels vond die hij zocht. Daar deed hij verschillende aankopen. Toen hij de laatste winkel verliet, zag hij dat hij vlak bij een bioscoop was. Hij ging naar binnen en zag een film over de laatste grote Japanse tatoeage-sensei, die de huid van zijn vrouwelijke cliënte kennelijk ontvankelijker voor zijn naald achtte als ze gemeenschap had terwijl hij zijn magie op haar beproefde. Het deed Jake denken aan het verschil tussen schijn en werkelijkheid.

'Fraai klinkende woorden,' had Fo Saan eens gezegd, 'zijn niet waar. Hoed je voor de man die praat als een redenaar; hij is een leugenaar. Kunst daarentegen, is waarheid. Kunst begint met niets - een blanco vel, een wit doek - en maakt daar iets ontroerends van. Kunst kan alleen gedefinieerd worden door de emotie die bij de toeschouwer wordt opgewekt. Ze kent geen vooronderstellingen; ze tracht niet te overtuigen. Kunst is een der Vorsten van de Ravijnen, net als de grote zeeën en rivieren van de wereld. Ze verheft zich niet en daaruit vloeit haar macht voort.'

Jake had verwacht dat Fo Saan op een dag wel met inkt en penseel op de proppen zou komen, maar dat was niet het geval. Maar toen Jake vroeg of kunst, als die zo belangrijk was, dan geen deel van zijn training moest zijn, zei Fo Saan: 'Je training is kunst.'

Het had een hele tijd geduurd voordat Jake dat kon begrijpen. Dat gaf niets. Je leerde immers bij stukjes en beetjes. Dat was de bedoeling van chahm hai, inzinken. Het absorberen van lessen, beweerde Fo Saan, was de enige manier om te leren. 'Men denkt,' had hij op een ochtend gezegd,' "Ik leer met mijn ogen; ik leer met mijn oren; ik leer met mijn neus; ik leer met mijn handen." Men denkt zelfs, zeer eigenwijs: "Ik leer met mijn verstand." ' Hij wees. 'Ga naar de helling. Daal af.'

Dat deed Jake. De mist was zo dicht dat hij al gauw alle gevoel voor richting verloor. Hij voelde de bodem onder zijn blote voeten in droge, losse stenen veranderen, toen in dun, stroachtig gras en ten slotte in zand. En ook dat zand veranderde naarmate hij afdaalde van grof naar fijn. Met een schok merkte hij dat hij in het water stond. Hij snoof diep; hoe kwam het dat hij de zee niet had geroken voordat hij erin liep? Toen keek hij op en zag zich omringd door een opaalwitte werveling. Hij zag geen hemel, geen wolk, geen zon. Hij draaide zich om en kon het land niet meer zien. De mist.

Hij riep Fo Saan, eerst aarzelend en toen luider, met zijn handen komvormig om zijn mond. Zijn stem klonk vreemd en gedempt, een onwezenlijk geluid dat hij zich herinnerde uit nachtmerries, wanneer hij probeerde te schreeuwen en alleen een rauw gefluister kon voortbrengen. Met zijn voeten en onderbenen onder water kon hij niets voelen. Gezicht, reuk en gehoor waren onbetrouwbaar en daarom concentreerde hij zich op zijn tastzintuig. Maar al gauw merkte hij dat hij zelfs niet kon zeggen hoe hoog het water rondom hem was gestegen, totdat het boven de band van zijn korte broek uitkwam. Hij hijgde van schrik. Hoe had hij zover in het water kunnen komen? Hij had er geen idee van. Tot dat moment was hij er zeker van geweest dat hij er maar een eindje was in gelopen. Dan moest de stroming hem hebben meegetrokken. Maar waarom had hij dat dan niet gevoeld?

Paniek welde in hem op. Beroofd van zijn zintuigen voelde hij zich verloren en geïsoleerd, in de meest absolute zin. Hij probeerde zichzelf te kalmeren door nuchter na te denken, maar zijn verstand, dat afging op de normale aanvoer van zintuiglijke gegevens, scheen zich afgesloten te hebben. Hij kon niet denken. Hij wist niet wat hij moest doen. Hij riep om Fo Saan.

Het rare geluid van zijn stem maakte hem bang. De daaropvolgende stilte maakte hem nog banger. Hij begon met armen en benen te trappelen in een poging de kust te bereiken. Maar de stroming had hem al te ver meegesleurd en liet hem nu niet meer zo gemakkelijk gaan. Hij voelde zich in drijfzand gevangen.

De oceaan klotste om zijn borst, om zijn hals. Toen hij het water boven zijn kin voelde stijgen, schreeuwde hij zo hard hij kon.

'Je kunt niet leren met je ogen,' zei een stem in zijn oor, 'omdat je niet kunt vertrouwen watje ziet.'

'Fo Saan?' riep hij. 'Waar ben je?'

'Je kunt niet leren met je oren,' ging de stem voort, 'omdat je niet kunt vertrouwen wat je hoort.'

'Fo Saan, ik verdrink!'

'Je kunt niet leren met je neus of met je handen, omdat je niet kunt vertrouwen wat je ruikt of aanraakt. Daarom moet je niet denken.'

'A mi tuofo, Fo Saan!'

'Ba-mahk!' Voel de pols!

Welke pols ? dacht Jake terwijl hij zout water uit zijn neus blies. Zijn ogen staken en hij voelde zich zwaar onder het water, in de greep van de stroming. Ik ga eraan, dacht hij.

'Ba-mahkr

Toen ging hij kopje-onder, alsof een tentakel van een zeemonster aan zijn benen had getrokken. Wanhopig schopte hij om zich heen, terwijl hij zijn adem inhield. Hij wentelde in de stroming. Het was donker. Een aanzwellend gebulder in zijn oren klonk als absolute stilte. Hij wilde ademhalen en kon het niet. Hij was in een vreemde wereld, vijandig aan het leven. Zijn leven.

Op dat moment voelde hij de balans van leven en dood. Het was alsof hij tussen twee enorme entiteiten hing. Ze hadden geen fysieke vorm, alleen een psychische gedaante. De duisternis en het licht. Hij wist van welke kant dat redeloze gebulder kwam. Met de duisternis wilde hij niets te maken hebben, en daarom wendde hij zich er vanaf.

Ba-mahk. Voel de pols.

Niet met een van zijn zintuigen, niet met zijn verstand. Met zijn hart. Hangend in de zwoegende oerduisternis had hij al zijn zintuigen losgelaten. Hij was opgehouden te denken en was begonnen te voelen. En had de pols gevonden.

Die was als een rivier van zilver in de duisternis, als een brug over een kolkende bergstroom. Zonder te denken volgde hij hem en deze bracht hem thuis.

Hijgend op het strand had hij Fo Saans aanwezigheid vlak naast zich gevoeld. Hij had de deken gevoeld die over zijn schouders werd gelegd en had zijn huiverende zelf er dankbaar ingewikkeld.

'Je hebt de pols gevonden.'

Jake wilde wel antwoorden, maar zijn tanden klapperden te erg.

'Nu weetje waar je moet zoeken om de waarheid te vinden,' zei Fo Saan. En nu, omgeven door de nacht, sloop Jake om het domein van Mikio Komoto. 'Als je andermans huis binnendringt,' had Fo Saan gezegd, 'moet je op geen enkel zintuig vertrouwen. Ba-mahk.'

De pols die Fo Saan hem had gedwongen te vinden was, natuurlijk, qi. Als men het wilde aanduiden, zou men kunnen zeggen dat het de niet in woorden uit te drukken combinatie van i, de wil, en qi, intrinsieke energie was.

Fo Saan had Jake willen laten kennismaken met hao ran zhi qi, de immens grote kracht.

Nu zocht Jake de pols en vond hem, toen betrad hij Mikio Komoto's domein.

De elementen waren met hem. De maan was een bleke schim die beurtelings werd vervaagd en verduisterd door laag overvliegende wolken die nog meer regen beloofden. De oude bomen leken hun takken uit te breiden om hem welkom te heten in de diepe duisternis. Ineengedoken in de schaduwen bond Jake een stukje dun zwart katoen om zijn neus en mond om zijn ademhaling onhoorbaar te maken. Hij smeerde lampzwart onder zijn ogen, op zijn voorhoofd, op zijn neusrug. Hij deed zijn schoenen en sokken uit.

Hij luisterde naar de wind in de wilgen en ceders. Hij kwam uit zijn schuilplaats met seuhn-fiing of 'stappen met de wind', zoals Fo Saan hem had geleerd. Hij probeerde niet zich geluidloos te bewegen, iets wat toch niet zou lukken, maar hij klonk als het zuchten van de wind door de bomen. Zo kwam hij aan de westkant van het huis. Daar hadden ze hem eerder die dag heen gebracht. Mikio Komoto's vleugel. Hij passeerde de zijingang na er even naar gekeken te hebben. Die baadde in het licht. Dat was zelfmoord.

Hij sloop verder, langs de gesnoeide hagen. Daarachter zag hij wat hij

's middags niet had gezien: een prachtige verscholen tuin, klein maar veel langer dan de vleugel. Aan het eind ruisten hoge, volwassen cederbomen. Jake liep door de tuin, over de tegels om het grind te vermijden. Dit pad eindigde bij een platte, hellende steen, die de overgang vormde naar de engawa, een cederhouten veranda. Jake kroop erop. In de muur recht tegenover hem was een fusuma. Ernaast zat een raam. In dit vertrek waren alle lichten uit, maar elders in het huis brandden ze. Met een mimikaki, een Japans oorlepeltje, streek Jake wat siliconenkit uit een potje op de boven-en benedenrichel van de schuifdeur. Hij stak een mes tussen de deur en de wand, vond de klink en drukte hem omhoog. Voorzichtig schoof hij defitsuma een eindje open. De maan kwam achter een wolk vandaan en hij bleef onbeweeglijk staan tot het fletse, waterige licht weer was verdwenen.

Toen hij de deur ver genoeg had geopend glipte hij naar binnen en deed hem achter zich dicht. Hij ging met zijn voeten omhoog zitten en veegde met een lap het vocht van zijn zolen. Toen trok hij een paar nieuwe tabi aan, Japanse huissokken. Zo zou hij geen voetafdrukken achterlaten. Hij knipte een penlantaarn aan. In de winkel waar hij hem had gekocht had de verkoper hem gemaand hem niet te vaak te gebruiken. Deze cultuur, de schepper van miniaturen, van de portable, van het kleine elektronische wonder, maakte zich steeds meer zorgen over de geaccumuleerde fall out: de vervuiling van weggeworpen batterijen.

Jake liet het smalle straaltje door de kamer flitsen. Hier was niets voor hem te halen. Dat zou ook te mooi zijn geweest. Hij zou de gang op moeten. Hij liep geluidloos over de tatami. Met zijn hand op de shöji haalde hij diep adem. Concentreerde zich. Zocht nogmaals de pols. Hij vond hem en trok het scherm open.

En stond oog in oog met een Japanner: een klein mannetje met een rimpelig gezicht. Zijn ogen vlogen open. Toen parodieerden zijn lippen zijn ogen. Voordat hij een geluid kon uitbrengen greep Jake hem bij zijn overhemd en sleurde hem over de drempel de kamer in. Hij schoofde shöji achter hem dicht.

Zijn duim, die veel effectiever was dan het mes dat hij bij zich had, schoof onder de kin van het mannetje. Hij vond de slagader en drukte. De ogen van het mannetje puilden uit.

'Naam?' vroeg Jake in het Japans. Iets minder druk met zijn duim.

'Ka - Kachikachi.'

'Dossiers.'

'Weet ik nie - urgh!'

De muis van de duim was in zijn vlees verdwenen. Jake drukte een redelijk poosje door.

'Dossiers,' herhaalde hij.

Kachikachi's bovenmaatse hoofd knikte hevig. Hij kromp ineen van de pijn.

'Breng me erheen.'

Samen gingen ze de gang op. Die was donker en verlaten. Jake betwijfelde of Komoto op dit uur zelf nog hier was. Hij was er maar twee kamers vandaan geweest. Hij haalde een eind nylon draad te voorschijn en bond Kachikachi aan handen en voeten. Hij knevelde de Japanner met de katoenen lap. Toen ging hij op zoek naar alles wat hij over Nichiren aan de weet kon komen.

Het was niet veel. Dat risico bestond altijd. Hij had geweten dat de informatie over Nichiren zeer schaars was. De kans was aanwezig dat die alleen mondeling door de clan-leden werd doorgegeven.

Met stijgende teleurstelling las hij de spaarzame notities door: Nichiren liep achter de vrouwen aan; hij verliet Japan vaak, met onregelmatige tussenpozen; hij vertoefde veel in Kisan-territorium en met name in Keu Kisans huis. Uit dat laatste bleek in elk geval dat Nichiren er niet woonde of er de nachten doorbracht. Dat kon hij dus schrappen als potentiële schuilplaats.

Toen kwam hij bij een met de hand geschreven aantekening. De andere waren getypt. Met moeite ontcijferde hij de kriebelige kanji. Nichiren was tweemaal waargenomen toen hij uit de Japanse Alpen, ten noorden van Tokio, kwam. Het scheen dat hij de eerste keer volkomen toevallig was ontdekt. Een van Komoto's yakuza had hem vanuit een wegrestaurant waargenomen toen Nichiren stopte om te tanken.

Toen had de gewiekste Komoto iemand op wacht gezet en zowaar, elf dagen later was Nichiren op dezelfde weg gezien. Ditmaal hadden ze vastgesteld dat hij uit Tateyama kwam. Maar verder was Komoto kennelijk niet gekomen. Nichiren was gedurende drie weken verdwenen en toen hij weer in Japan was teruggekeerd, bleef hij in de omgeving van Tokio. Ten slotte had Komoto het schaduwen opgegeven omdat het hem te veel tijd en mankracht kostte.

Toch was dit precies de spleet in Nichirens pantser waar Jake naar gezocht had. Hij zette het dossier terug, en verliet het huis zoals hij erin was gekomen. Kachikachi bleef gebonden op de tatami achter. Hij had zijn schoenen en sokken juist op tijd weer aan. Het begon te regenen.

Overal stonden soldaten in uniform. Daar was de premier gek op. Volgens Zilin was het een fixatie. Het was de premier geweest die had bevolen de Bende van Vier ten val te brengen. Zilin wist het nog goed. De premier had toegekeken terwijl de soldaten hun werk deden. Sinds hij naar de top was gestegen had hij ervoor gezorgd dat iedereen wist dat hij het voorgevallene niet vergeten was.

Macht is vergankelijk. De premier had zijn pretoriaanse lijfwacht, als een Romeinse keizer. Ongetwijfeld, dacht Zilin, beschermde de premier zich tegen het lot dat zijn voorgangers had getroffen. Wat eens was gebeurd in China kon nogmaals gebeuren.

Zo was het immers? Als het aan Wu Aiping lag zou er nog meer ideologisch bloed vloeien op het Tian An Menplein. Het mijne, dacht Zilin. Tai He Dian, de Hal van Hoogste Harmonie, de hal van de premier, was zo groot dat het er zelfs nu kil was, in het midden van de zomer, nu het overal elders in China heet en benauwd was. Het plafond was zo hoog dat het niet te zien was. De mist der eeuwen scheen in de lucht te hangen en bedekte het hardhouten meubilair als het ware met een nieuw laagje citroenolie. Er hing een vreemde, kenmerkende geur die iets wakker riep in Zilins geheugen iets uit het verleden, zijn verleden. Maar op dit moment wilde het hem niet te binnen schieten.

Toen hij door de zaal liep, zag hij dat Wu Aiping er al was. De minister zat opgevouwen op een bewerkte ebbehouten stoel, als een bidsprinkhaan, een en al hoeken en scherpe lijnen.

De premier daarentegen, dik en rond, zat achter een hoog houten bureau dat eruitzag als een westerse rechtersbank. Deze verhevenheid was de persoonlijke manifestatie van zijn macht. Het was in de puurste zin, overwoog Zilin, een anti-communistisch gebaar. We mummelen elkaar het woord 'kameraad' toe terwijl we dat zeer beslist niet zijn. De hiërarchieën van de macht zijn alomtegenwoordig; ze zullen ons ten slotte te gronde richten als we niet heel goed oppassen.

Arme Karl Marx. Wat zal zijn geest het moeilijk hebben met alle vrijheden die zijn volgelingen zich met zijn stelregels hebben veroorloofd. Terwijl Zilin op een kale ebbehouten stoel ging zitten, bedacht hij dat de communisten en de rooms-katholieken nog nooit zo dicht bij elkaar hadden gestaan, niet in de geest maar in de interpretatie van hun stelregels. In historisch opzicht waren beide ideologieën gecorrumpeerd in naam van de zuiverheid door degenen die naar de macht haakten. Beide brachten dood en vernietiging. Beide waren bastions van schijnheilige macht. En voor mij, dacht Zilin, voor mij geldt hetzelfde. Een vlaag van wanhoop overviel hem met de intensiteit van pijn. Al heb ik geen hand opgetild, toch ben ik net zo schuldig. Ik heb zwijgend toegekeken toen het bloed wreed werd vergoten op de straten waarover ik nu loop. Ik hield mijn mond toen stemmen van gerechtigheid opgingen; ik noemde het bloedvergieten juist en noodzakelijk om het moderne China van ideologische ziektekiemen te vrijwaren. Dood in naam van de heilige zuiverheid! Dat is onze kruistocht, al zoveel jaren lang. Wij zijn een arm volk dat zichzelf misleidt.

Op dat moment overwoog hij de ren op te geven, het plan dat hij als zijn oogst beschouwde. Wanhoop was een machtige emotie; ze kon het werk van tientallen jaren ongedaan maken. En Zilin wist dat de mogelijkheid daartoe hier en nu aanwezig was, tenzij hij zich erdoorheen kon slaan. O, hij had eerder wanhoop gekend. Zhang Hua wist dat hij ten prooi was aan hevige aanvallen van melancholie en zou dat wel toeschrijven aan Zilins gemis van een gezin. Want hij wist dat Zilin niemand had. Toen herinnerde Zilin zich, als altijd, dat hij het aan zijn stilzwijgen te danken had dat hij zover gekomen was. Als enige van al de oude leiders was hij nog in leven; als enige van al de oude mannen uit zijn jeugd had hij nog vat op de gladde teugels van de macht.

Niet handelen is handelen. Dat had hij lang geleden beseft, toen hij wei

«fileerde spelen. Stilzwijgen is een stem die ergens gehoord wordt, die door iemand geïnterpreteerd wordt. Zonder stilzwijgen zou zijn ren nooit vrucht kunnen opleveren. Het zou hem persoonlijke beloningen en zijn land blijvend voordeel schenken. Hij kon zich door geen mens laten tegenhouden. Zelfs niet door Wu Aiping.

'Ministers,' neuzelde de premier, 'ik begroet u in naam van China en de Revolutie. We zijn hier vandaag bijeen om een zaak te bespreken die zowel van vitaal belang als gecompliceerd is.' Hij schraapte zijn keel en rommelde tussen zijn papieren.

'Shi tong zhi,' vervolgde hij, 'Wu tong zhi heeft om een formele hoorzitting verzocht betreffende uw Hongkong-politiek. Liever dan te herhalen wat hij mij heeft voorgelegd, verzoek ik hem zelf het woord te nemen.'

Langzaam verhief Wu Aiping zich van zijn stoel. Hij was lang voor een Chinees, bijna een meter tachtig. Hij had een merkwaardig uitstekende borstkas die, althans in dit deel van de wereld, als een misvorming kon worden beschouwd. Zijn grote ogen waren als flitsende bakens in de nacht. Hij was minstens dertig jaar jonger dan de twee andere aanwezigen, maar dat deed geen afbreuk aan de kracht van zijn persoonlijkheid. Het tegendeel was echter eerder waar, want slechts weinigen in China zouden zo'n intelligentie verwachten van iemand van zijn leeftijd.

'De openbare aankondiging van onze compromispolitiek - de term is afkomstig van Shi Zilin - ten opzichte van de faan-gwai-loh Engelsen betreffende de toekomst van Hongkong is een bron van grote zorg voor mij en de gezaghebbende leden van mijn academie.

Zoals u weet, waren wij gekant tegen elke vorm van capitulatie voor de buitenlandse duivel. Dit zogenaamde compromis getuigt van dezelfde kortzichtigheid die de Manchu-dynastieën kenmerkte en die de invasie van het Rijk van het Midden mogelijk maakte. Ik, en mijn collega's met mij, zijn van mening dat hoe langer we de overneming van Hongkong uitstellen, des te meer we ons gezicht zullen verliezen en des te onwaarschijnlijker het wordt dat we nog zullen slagen in de overneming. Het verliezen van het gezicht tegenover een beschaafd mens is al erg genoeg, maar tegenover faan-gwai-loh is het onverdraaglijk.

Kameraad premier, sinds u de formulering van de Hongkong-politiek aan Shi Zilin hebt toevertrouwd, hebben wij het Westen niets dan verwarde signalen gegeven. Het ophanden zijnde vertrek van Mattias, King and Company is het laatste van vele voorbeelden. Ik meen dat wij ons een dergelijke besluiteloosheid niet kunnen veroorloven. Als wij Hongkong weer tot ons eigendom willen maken, moeten we er zo snel mogelijk toegelaten worden, om te zorgen dat de zaken soepel verlopen wanneer onze troepen er binnentrekken en er een speciaal administratief controledistrict van maken.

De partijvoorzitter en de minister van defensie zijn dezelfde mening toegedaan.' Hij haalde verzegelde documenten te voorschijn. 'Dit zijn hun ondertekende verklaringen.'

De premier nam de tijd om beide documenten door te lezen. Ten slotte tilde hij zijn hoofd op. 'Shi tong zhiT

Met moeite stond Zilin op. Hij had zijn wandelstok niet mee naar binnen willen nemen, dus hij moest zich met beide handen aan de leuningen van de ebbehouten stoel vasthouden.

'Kameraad premier, met alle verschuldigd respect voor de minister, Wu tong zhi weet niets van de politiek in Hongkong. Hij weet niets van de miljoenen Chinezen die daar onder het kapitalistische systeem geboren en getogen zijn. Hij heeft geen idee van de moeilijkheden die ons te wachten staan met die miljoenen, als we zouden besluiten hen een volkomen andere sociale en economische structuur op te leggen. We zouden -'

'Bedoelt u dat we van Hongkong geen deel van China kunnen maken?'

Wu Aiping had zich naar Zilin toegekeerd. 'Wij allen zijn een bepaalde levenswijze toegewijd, Shi tong zhi. Wij allen. Er is geen ruimte voor een compromis als het om Hongkong gaat. Dat deel van China is ons ontstolen door de barbaren. Ze hebben het nog steeds in hun macht tot op de huidige dag.'

'Met alle respect,' zei Zilin, 'Hongkong is reeds van ons.'

'Nonsens!' barstte Wu Aiping uit. 'Het is een broeinest van kapitalistische ondeugd en corruptie!'

'Dat ons jaarlijks miljoenen oplevert. Kapitaal dat we maar al te hard nodig hebben voor onze zware industrie. Kapitaal, mag ik eraan toevoegen, dat voor een niet onaanzienlijk deel naar Kam Sang gaat.'

'Ideologie, Shi tong zhi,' siste Wu Aiping. 'Zuiverheid van doel. Al dit gepraat over geld riekt naar ketterij en ideologisch recidivisme. U hebt mij in deze zaak tegengewerkt zoals u ook hardnekkig hebt geweigerd het Kam Sang-project te steunen. Ik - en velen met mij - vind uw standpunten uiterst verwerpelijk.' Zijn ogen schoten vuur. 'Om die reden heb ik de premier verzocht u van uw post als hoofd van de beleidspolitici voor Hongkong te ontheffen. Huang Xiao is meer dan voldoende gekwalificeerd om uw plaats over te nemen.'

Huang Xiao, dacht Zilin bij zichzelf, is een van de qun.

'Kameraden ministers,' zei de premier, 'deze kwesties hebben de laatste tijd veel opschudding binnen de regering teweeggebracht. Zo is er een gevaarlijke verdeeldheid ontstaan.

Wu ïongzftiheeft gelijk. Ik zie een terugkeer naar de dagen van 1900, toen de Manchu's aan de macht waren. De feodale heren zaten elkaar in de haren en de militante Boxer- 1 owgsteeg op sterke vleugels naar een voordien onvoorstelbare macht.

Intussen stalen defaan-gwai-loh ons land.

Dit mag niet nog eens gebeuren. Dat staat vast. Hoewel het werk van Shi tong zhivoor de staat in de loop van vele decennia bewonderenswaardig is, kenmerkt Wu tongzhi's verzoek zich door bijzondere verdiensten. Daarom is het volgende besluit genomen: Shi tong zhi krijgt een periode van dertig dagen om de problemen op te lossen die inherent zijn aan de huidige Hongkong-politiek. Na die periode wordt een nieuwe hoorzitting belegd. Als het huidige werk van Shi tong zhi niet bevredigend of ontoereikend wordt geacht, zal Huang Xiao de plaats van Shi tong zhi overnemen. Zo luiden de besluiten.'

Toen hij de Tai He Dian verliet, zag Zilin het tevreden lachje op Wu Aipings gezicht. Zilin voelde hoe de strop werd aangehaald. Hij wist dat hij belaagd werd, even zeker als wanneer Wu Aiping een granaat onder zijn bureau had gegooid.

Op dat moment voelde Zilin het gewicht van zijn jaren. Hij vroeg zich af of zijn twee vijanden, de tijd en de nabijheid van macht, op het laatst hadden samengespannen om hem ten val te brengen. Hij had zo lang met die twee geleefd. Wu Aiping kon hun handlanger wel zijn. Misschien is mijn tijd gekomen, dacht hij. Als dat zo is, was mijn ren, mijn oogst, enkel de droom van een stervende.

De Japanse Alpen lopen vrijwel over het midden van het eiland Honshu. In tegenstelling tot de Europese Alpen, waarvan de huidige flora grotendeels door de ijsbedekking in de Ijstijd is bepaald, zijn de smalle V-vormige ravijnen van de Japanse Alpen gevormd door zware regenval en smeltsneeuw. Vandaar de uiterst gevarieerde flora, rijk aan breed gebladerde loofbomen als eik en beuk.

Aan de noordkant van de Japanse Alpen ligt de Hida-keten. In het zuiden, waar de bergen uitlopen in de Japanse Zee, ligt een van de verraderlijkste gebieden in heel Azië. De keten bestaat uit twintig pieken, waarvan er zes hoger zijn dan drieduizend meter.

Eén daarvan is de heilige Tateyama, die in het noorden wordt begrensd door Shiroumayama en in het zuiden door het reusachtige vijfpiekige massief van Hotaka, of Hoogkam, een Matterhorn-achtige geweldenaar. Ook de Tateyama heeft veel toppen. Op één daarvan, Oyama, bevindt zich een eeuwenoud boeddhistisch heiligdom. Een andere staat bekend als Tsurugi, het Zwaard, zo genoemd wegens de acht scherpe pieken. Japanse bergbeklimmers kennen de uitdrukking 'het Zwaard beklimmen', hetgeen hetzelfde is als de Rubicon oversteken. Van Tsurugi, zegt men, is geen terugkeer mogelijk als je eenmaal bent begonnen.

Tegenwoordig is het Zwaard gedeeltelijk toegankelijk per auto, bus en kabelbaan. Maar toch is het nog altijd een afgelegen en volgens velen onvriendelijk oord. Geen der toeristen die dagelijks tegen de enige smalle kronkel weg worden opgereden om de reeks panorama's te bewonderen zou erover piekeren daar de nacht door te brengen, laat staan er een huis te bouwen.

Om deze en andere redenen had Nichiren van Tsurugi zijn wooneiland in de wereld gemaakt. Wat betekende dat het zijn enige thuis was. Het was naar zijn stenen hut aan de noordkant van het Zwaard dat hij Mariana nu bracht. Hij had die plaats gekozen omdat er geen toeristenroutes langs liepen. Het was ook de meest onherbergzame plaats. De winters brachten wervelwinden, zware sneeuwval en gierende stormen. In januari en februari kon er al snel twee meter sneeuw liggen. Maar de heldere dagen waren van een parelend blauw dat nergens ter wereld werd geëvenaard. En als de zon de ruige hellingen van het Zwaard bestraalde, zwol zijn hart op bij het zien van de regenbogen boven de sneeuw en het ijs. Wanneer hij gewond was door de wereld moest Nichiren hier van tijd tot tijd terugkeren om te genezen, om zichzelf terug te vinden.

's Zomers was het een droom. Het drukkende weer dat Japan kwelde, lag ver beneden hem in dalen die schuilgingen onder vochtige hitte. De felle zon was op deze hoogte bijzonder heet, maar het was een klare, doordringende hitte, als de eerste stap in eenfiiro men voelde zich erdoor gereinigd. En in de gespikkelde schaduw van de eike-en beukebosjes op de hellingen heerste zelfs in het midden van augustus een frisse koelte. Nichiren had thee gezet. Die dronk hij uit een ruwe aardewerken mok terwijl hij op de rand van zijn engawa zat. Zo'n loggia-achtige veranda was een traditioneel onderdeel van elk Japans huis. Op precies zo'n plek had hij als kind gespeeld. De engawa, die maar één trede hoger lag dan de tuin, diende vele doeleinden, 's Zomers werd hij opengelaten voor de warme briesjes die, in lager gelegen streken althans, het inwendige van het huis verkoelden, 's Winters werd hij afgesloten en vergrootte aldus de vloeroppervlakte. Maar hij had ook nog een verdergaande, meer sociale functie. Het getuigde van slechte manieren iemand - de postbode bij voorbeeld - te laten passeren zonder hem een kop thee of een stuk koek aan te bieden. Wanneer men een oppervlakkige kennis zou vragen binnen te komen, zou men zich een hele reeks formaliteiten op de hals halen. Dat betekende een grove en ongepaste schending op de privacy van het huis. De engawa deed dus dienst als een soort tussengebied of neutraal terrein waar men met terloopse beleefdheden kon volstaan.

Aan deze dingen dacht Nichiren terwijl hij naar de vorstelijke bergen in het noorden zat te staren. Af en toe doopte hij een paar eetstokjes in een pot zelfgemaakte umeboshi, zachte ingemaakte pruimen, rood van de fermentatie door de muntachtige sftiso-bladeren. Hij legde ze op een bedje van witte rijst en verkreeg aldus hinomaru bento, de 'maaltijd bij opgaande zon', die hij met snelle, flitsende bewegingen van zijn eetstokjes verorberde. Een tweede schaduw viel over de glanzende houten vloer van de engawa en vermengde zich met de zijne. Hij draaide zich niet om, maar zei: 'Heb je honger? Ik heb hier eten voor je.'

'Ik ben moe,' zei Mariana Maroc. Ze droeg een kimono die Nichiren in een kast voor haar had gevonden. Omdat ze klein van stuk was, paste hij haar goed. Aan haar voeten droeg ze sneeuwwitte tabi en donkere houten geta.

Ze bewoog en Nichiren draaide zich om. Hij nam haar op.

'Lang ben je niet,' zei hij. 'Je loopt niet als een Kaukasische.'

'Is dat een compliment?'

'De vaststelling van een feit, meer niet.'

Ze ging naast hem zitten, waarbij ze zorgvuldig haar kimono tussen haar knieën plooide. Tussen hen in stonden de kommen met rijst en umeboshien de theemokken.

'Drink toch wat,' zei Nichiren zacht. 'Je zult wel dorst hebben.'

'Ik wil naar Jake.'

Mariana's doorschijnende schoonheid werd ontsierd door de donkere kringen onder haar ogen, loodkleurig als kneuzingen. De combinatie van zorgen en slaapgebrek had haar natuurlijke aantrekkelijkheid aangetast. Nichiren wees. 'Zie je die grote piek in het noorden? Die heet Shiroumayama. Witpaardpiek. 's Winters heeft hij een paardevorm, maar daar heeft hij zijn naam niet aan te danken. In het begin van mei smelt de sneeuw op zijn flank en als de boeren dan naar boven kijken zien ze een stuk rots dat op een paard lijkt. Elk jaar zien ze die natuurlijke voorjaarswijzer en dan weten ze dat het tijd is om hun rijst te planten.

Lang geleden gaven ze er de naam Berg van het Rijstpaard aan. Je zult het wel niet weten, maar er worden twee fcan/i-tekens met shiro geassocieerd. Het ene betekent "rijstveld", het andere "wit". Lang geleden heeft een schrijver zich vergist en daarom noemen we de berg bij een naam die hij nooit had moeten hebben.'

Schouderophalend nam Mariana een slokje thee. 'Ze kunnen het toch gemakkelijk weer veranderen?'

'Niets in het leven is gemakkelijk.' Nichiren zette zijn kom weg. 'Vooral pogingen om fouten recht te zetten niet.'

Mariana keek hem aan. Ze had het gevoel dat hij het over iets heel anders had. Ze voelde in hem een vreemdsoortige melancholie die haar een lichte huivering, een ondefinieerbare pijn bezorgde, zoals wanneer men een uil hoort krassen op een zilveren herfstavond.

'Wanneer kan ik naar Jake?' vroeg ze, terwijl ze haar armen om haar knieën sloeg.

'Overal loert het gevaar,' zei Nichiren ontwijkend.

In de tijd die ze met hem had doorgebracht, was Mariana aan zijn vreemde manier van spreken gewend geraakt. Ze had al snel geleerd datje niet door zijn mystificaties kon heendringen; je moest leren ze te interpreteren.

'Dat zei je ook toen je voor het eerst contact met me zocht in Hongkong.'

' Het was de waarheid,' zei hij, terwijl hij thee bijschonk. 'Vijanden komen uit de onwaarschijnlijkste hoeken. Zowel in wei qi als in het leven is dat een moeilijke les om te leren. Je hebt er verstandig aan gedaan mijn aanwijzingen op te volgen.'

'Ik had niets te verliezen.' Mariana klemde haar armen om haar benen.

'Maar Jake zal wel krankzinnig van ongerustheid zijn.'

'Misschien is dat niet zo erg.'

Mariana's hoofd zwiepte naar hem toe. Ze staarde hem aan, met in haar ogen alle woede, verdwazing en angst die ze had doorstaan sinds zijn telefoontje haar in deze nachtmerrie had vastgeklonken. Nichiren had zeker iets gevoeld, want hij schoof heen en weer alsof hij zich niet erg op zijn gemak voelde. 'Als je je verstand zou gebruiken in plaats van je emoties, zou je de wijsheid van mijn woorden inzien.' Hij wachtte opzettelijk even, om haar tot haar eigen conclusies te laten komen. 'Als je man niet weet waar jij bent, weten zijn vijanden het ook niet.'

Mariana zweeg een poos. Zijn logica was onmogelijk te weerleggen. Nichiren legde zijn hoofd tegen de vierkante houten paal, een van de zes die de engawa stutten. Gefilterd zonlicht speelde over zijn gladde gezicht. Hij was heel knap, dacht Mariana. Zijn gezicht was trots; geen mens had recht op zulke zuivere trekken.

'Ik wil iets weten,' zei ze. 'Was jij bij de Sumchun toen Jake er was?'

Hij nam een slokje thee. 'Is dat belangrijk?'

'Misschien,' zei ze. 'Het zou een heleboel verklaren.'

Hij zette de mok tussen hen in. 'Als ik ja zei, zou je een gemakkelijk antwoord op al je vragen hebben.'

'Niets in het leven is gemakkelijk,' zei ze. Ze probeerde hem te bespotten maar het lukte haar niet. Ze was boos omdat hij zo onverzoenlijk was, maar hij hield haar scherpe tong in toom op een manier die ze niet kon bevatten. Ze wilde hem begrijpen, alsof ze daardoor Jake beter zou kunnen begrijpen.

'Je hebt een goed geheugen,' zei hij, 'en een goed verstand.'

'Waarom wil je me niets vertellen?' zei ze, opeens geïrriteerd.

'Volwassenen vertellen hun kinderen ook niet alles wat ze willen weten.'

'Dus ik ben een kind,' viel ze uit. 'Bedoel je dat?'

'Als je zo doorgaat met conclusies trekken,' zei hij geduldig, 'zal ik helemaal niet meer met je kunnen praten.' In de stilte bewoog dejürin aan de rand van de engawa in de bries. Het zwakke getinkel golfde langs hen heen.

'Woorden zijn maar woorden,' zei hij na een poosje. 'Je kunt ze geloven of niet.'

'Wat wil je daarmee zeggen?'

'Dat je mijn antwoorden op je vragen toch niet zou geloven.'

'Waarom probeer je het niet?'

'Ik heb er geen behoefte aan,' zei hij, 'een leugenaar genoemd te worden.'

Jake, dacht ze, waar ben je in terechtgekomen?

Rechts van hen bewoog defürin weer in de plotseling opgestoken wind. De drie metalen staafjes raakten elkaar onder het ovaalvormige klokje in een tinkelende cascade die zacht over de engawa en door de tuin weerkaatste. In de verstikkende hitte was dit etherische geklingel een klank waarop men zich kon concentreren. Het was een geluid uit een andere wereld, een steeds herhaalde mantra, een ontsnapping aan de lethargie. Rondom hen zong dejürin zijn zomerlied.

De airconditioning in de Nissan was niet sterk genoeg. Jakes colbert lag al lang als een uitgeputte soldaat op de achterbank. Op zijn overhemd met open boord zaten donkere zweetplekken onder de armen, op borst en rug. Rond het middaguur, al ver ten noorden van Tokio, stopte hij bij een eettent en kocht paling- teriyaki, de traditionele zomerkost; het stond in de maag. Al etend strekte hij zijn benen. Hij bevond zich op een smalle weg met houten huizen aan weerskanten. De meeste deuren stonden open in een poging de hitte te verdrijven. Oude mannen zaten in hun ondergoed op de engawa en waaierden zich met trage, automatische bewegingen koelte toe terwijl ze in gedachten go speelden. Onder een grote buks, waar hij stopte om even uit de brandende zon te zijn, hoorde hij/ün'n-klanken. Ze vervulden de lucht met melodie, verlichtten de drukkende vochtigheid. Naar algemeen gebruik urineerde hij in de bosjes aan de kant van de weg voordat hij weer in de Nissan stapte. Het was er niet koeler op geworden in de auto. Hij had hem zorgvuldig in de schaduw geparkeerd, maar het was verstikkend heet toen hij wegreed. Nog altijd naar het noorden. De Japanse Alpen domineerden de horizon voor hem. Jake zag het laagland in verschillende tinten groen langs zich heen flitsen. Op hetzelfde moment dat de felle kleuren dof werden voelde hij de hitte abrupt minder worden. Achter hem waren wolken komen opzetten en verduisterden nu de hemel.

Jake wist dat hij een vreselijk risico nam. Als Komoto's informatie onjuist of achterhaald was, zou hij Mariana hier niet vinden. Als Nichiren zich ergens anders schuilhield, zou hij haar hier niet vinden. Maar hoe meer hij erover nadacht, des te logischer leek deze schuilplaats in de bergen hem in de huidige situatie. Hij was afgelegen en dus beter te verdedigen dan een plek in Tokio. Bovendien, na de inval in O-henro Huis was het logisch dat Nichiren op zijn hoede was voor een herhaling.

Hij hoopte dat hij gelijk had. Maar hij was zich er ook van bewust dat zijn wanhoop hem dwong onmiddellijke keuzen te maken die in normale situaties enige bezinning zouden hebben gevergd. Hij was, wist hij maar al te goed, op het verkeerde terrein voor dit soort spontane acties. Dus het gevaar was acuut.

Nu verhieven de bergen zich rondom hem. Hij moest een paar maal woest toeterend de vluchtstrook op om de tragere toeristenbussen te passeren die steeds vaker verschenen naarmate hij hoger in de Hida-keten kwam.

We krijgen regen, dacht hij, en hij zette de gierende airconditioning af. Hij zat al boven de duizend meter en er was een voelbare verandering in vochtigheid en hitte. Dankbaar opende hij het raampje, ondanks de dreiging van een stortbui. Koele lucht streek langs zijn gezicht en hij voelde zich meteen verkwikt.

De eerste druppels vielen. Potsu-potsu, dacht Jake. Men zei dat de Japanners gevoelsmensen waren, en dat hun taal meer beschreef hoe de dingen voelden dan hoe ze geurden of smaakten. Potsu-potsu was één van die uitdrukkingen; het betekende 'hier en daar een paar druppels'. Als het erger werd zou hij moeten stoppen. Bij glibberig weer kon je niet rijden op deze weg. Veel vluchtstroken liepen pal langs de afgrond. Hij bromde en keek naar het voortjagende wolkendek. De lucht was verduisterd, laag en woelig. Even later begon het hevig te rommelen.

'Shit,' zei hij.

Opeens leek hij tegen een muur van water te botsen. De wereld werd grijsgroen en vaag. Hij zette de ruitewissers in de hoogste snelheid. Zaa-zaa, zei hij bij zichzelf. Het plenst van de regen. Zoek maar een schuilplaats.

Na een paar kilometer bereikte hij een dorpje. Kennelijk hadden anderen hetzelfde idee gehad, want de straat stond propvol zilveren toerbussen en auto's, netjes geparkeerd of zomaar verloren in de neerstromende regen. Jake vond een plaatsje tussen een Toyota en een dure Mercedes. Hij zette de motor uit en draaide zijn raampje net genoeg dicht om niet doorweekt te worden.

De zomer, dacht hij, naar de lucht kijkend. Wat was ik daar als kind gek op. Nu is het wel anders. Hij haalde berustend zijn schouders op. Tja, het is geen seizoen voor volwassenen.

Hij keek zonder belangstelling toe terwijl de deur van de Mercedes openzwaaide. Een jonge blonde vrouw in een witte mouwloze blouse en blauwe linnen rok onder een elegante blauw-groen gestreepte paraplu liep met haar evenbeeld, een meisje van eenjaar of zes, over de natte straat naar een theehuis met beslagen ramen.

Het bliksemde weer, van links naar rechts als letters op een papier. Twee wagens voorbij de geparkeerde Mercedes stapten vier mannen uit hun gehuurde Subaru. Ze waren lang, en kennelijk moesten ze even hun benen strekken. Ze gaven elkaar een goedkope paraplu van zwart nylon door terwijl ze wat oefeningen deden. Het konden wel bergbeklimmers zijn, of...

Jake voelde de spanning in zich opwellen. Hij veegde zijn voorruit droog. Hij zette de motor aan. Meteen gingen de wissers heen en weer en maakten de voorruit verder schoon. Nu wist hij het zeker, en zijn hart sloeg snel.

Hij had een van de mannen uit de blauwe Subaru herkend. Ze waren allemaal weer ingestapt. Het regende minder hard en de auto begon achteruit te rijden.

KGB. Eerste Hoofddirectoraat. KVR.

Uren achtereen hadden ze nu al het diepe gerommel horen opstijgen uit de donkerblauwe wolken onder hun arendsnest. Het onweer vulde de spleten en dalen als een vloedgolf en alleen de hoogste pieken van de Alpen waren niet aan het gezicht onttrokken.

Nichiren was naar binnen gegaan en had zich over de drie wei gi-spelen gebogen die hij had opgezet. Ze bevonden zich alle in het ingewikkelde middenstadium en na een vluchtige blik had Mariana eventuele pogingen om er iets van te begrijpen opgegeven. Trouwens, de borden en stukken herinnerden haar aan Jake.

Ze ging weer naar de engawa, hoewel de lucht nu koeler en, in de lange schuine schaduwbanen, zelfs kil was.

De vuurrode zon leek vastgespietst op een van Tsurugi's bloedbevlekte toppen. Ze leunde tegen een der houten zuilen en staarde in de donkerte van het onweer. Na een tijdje besefte ze dat het omhoogkwam uit het dal, langs de gekartelde flanken van de piek. Weldra zouden ze door regen omspoeld worden.

De Nissan draaide door een haarspeldbocht en begon te slippen in de richting van de leegte voorbij de rotswand, die zich tweeduizend meter boven het dal verhief.

Meesturend met de slip wist Jake de auto weer op het asfalt te krijgen. Hij zat doodstil omdat hij het wankele krachtenspel niet met zijn gewicht wilde verstoren.

Terug op de weg trapte hij het gaspedaal in en joeg de Nissan omhoog. In zwaar weer als dit, wist hij, was er grote kans op modderlawines en vallend gesteente.

Hij had wat tijd verloren en zag de Subaru niet meer. Het onweer leek hem te volgen, werd weer heviger naarmate het langs Tsurugi omhoogtrok. De avond was vroeg gevallen en omhelsde hem zwaar en benauwend. De neergutsende regen was te veel voor de wild zwiepende ruitewissers. Maar hij wist ten minste dat ze niet konden afslaan. Er was maar één weg naar de reeks uitkijkpunten. Hij kon hen niet kwijtraken. Met gierende banden rondde hij nog een haarspeldbocht; zijn maag kromp samen van de middelpuntvliedende kracht. In dit weer zouden ze hem nooit zien, zelfs niet als ze zouden vermoeden dat ze gevolgd werden. Hij vloekte toen hij bijna weer uit de bocht vloog. Het weer wordt steeds slechter. Hij zat bijna hardop te praten.

Hij zette zowel de binnen-als de ruitverwarming aan om de voorruit schoon te houden.

'De regen komt omhoog.'

Mariana stond in de deuropening en keek naar Nichiren die over het middelste bord gebogen zat. Hij pakte een zwarte steen, nam een besluit. Hij zette hem neer, haalde een witte steen van het bord. Toen keek hij haar aan.

'Onweersbuien zijn op deze hoogte altijd nogal hevig,' zei hij. 'Maar je hoeft niet bang te zijn. Hier zitten we veilig.'

Mariana lachte zacht. De ironie ontging haar niet: hij stelde haar gerust over een onweer, na wat ze had doorgemaakt. Onweer kon haar niet doden.

'Als kind hield ik al van de bliksem,' zei ze. 'Mijn vader moest me vaak uit het veld halen, midden in een onweer. Als ik dan de flits nog niet had gezien waarop ik wachtte, begon ik te huilen. Mijn broer zei altijd dat ik een moedig kind was.'

'Dan was je meer op de natuur afgestemd dan hij,' zei Nichiren op zo'n neutrale toon dat Mariana niet wist of hij het als een compliment of een verwijt bedoelde.

'Nichiren,' zei ze. Hij keek haar aan alsof ze een hinde op een open plek in het bos was. De stilte duurde voort en nog steeds zei ze niets. Hij drong niet aan. Ze bedacht zich een paar maal voordat ze zei:' Misschien is het tijd om weg te gaan.'

Hij schudde zijn hoofd en de moed begaf haar.

'Ik kan dit gedwongen isolement niet meer verdragen. Ik moet er niet aan denken wat Jake nu doormaakt.' Haar ogen smeekten hem. 'Ik wil bij hem zijn. Begrijp je dat niet?'

Zijn hoofd draaide weg in de schaduwen van de kamer, maar niet voordat ze een glimp van zijn ogen had opgevangen. Er was een gordijn gevallen, zo zwaar en ondoordringbaar als lood. Wat denkt hij? vroeg ze zich af.

'Als je hier nu weggaat, zul je je leven verliezen.' Ze kon zijn mond niet zien bewegen, zo donker was het in het huis.

'Ik begrijp het niet. Waarom is mijn leven belangrijk voor jou? Ik ben de vrouw van je vijand.'

'Ik heb mijn instructies.' Hij zat geknield op de tatami. Schaduwen stroomden om hem heen. Hij keek naar de deuropening, zag het silhouet van haar kleine gestalte in kimono en geta. Met enige verbazing besefte hij dat zijn afkeer was verdwenen. Daarbuiten was ze misschien de vrouw van Jake Maroc. Maar dit was Tsurugi en hier was ze iets anders. Hij wist niet wat.

'Instructies?' herhaalde ze. 'Misschien ben jij wel geen man. Misschien ben je gewoon een marionet. Als iemand aan jouw touwtjes trekt, spring je.'

Ze nam hem koel op. 'Op school, bij biologie, kreeg ik eens een kikker. Hij was dood, maar als ik er met een scherp voorwerp in prikte kon ik zijn spieren laten bewegen. Dat ben jij. Een dode kikker.'

'Woorden,' zei hij, en keek weer naar het bord. 'Woorden betekenen niets. Daden zijn alles.' Hij deed een zet.

'Jij speelt dit spel. Jake speelt het ook. Ik begrijp niet waarom. Het leven is er om geleefd te worden, niet om er spelletjes mee te spelen. Je kunt mensen niet heen en weer schuiven zoals je met die zwarte en witte stenen op het bord doet. Zo werkt het niet in het leven.'

Nichiren keek op. 'Maar toch is dat precies wat iemand aan het doen is. Jouw dood, de roof van de ju. Zo was het beraamd.'

'Maar het is niet gelukt.'

'Dank zij een verstandige tegenzet.'

Mariana kreeg last van claustrofobie. 'Jakes^ü, wat is dat precies?'

'In het oude China,' zei Nichiren, 'liet de keizer eenfii vervaardigen. Hij werd gesneden uit jade of ivoor, met een patroon naar zijn keuze. Dikwijls werd er meer dan een gemaakt. De Ju was een vorstelijk zegel dat in hoge mate keizerlijke almacht verleende. Hij gaf ze aan zijn meest vertrouwde ministers zodat zij de uitvoerder van zijn wil werden. Op die manier werd zijn macht tienduizendvoudig verbreid.'

'En Jakes./w?'

'Alle/M worden in macht vervaardigd. Degenen die ze hanteren krijgen de macht. Ik neem aan dat het met deze ./M net zo is.'

'Neem je dat aan? Dus je weet het niet zeker!'

'Hoe kan ik dat weten?' zei hij, zijn blik afwendend. 'Ik ben een dode kikker.'

Stallings had Jake in Tokio opgepikt. Toshima-fcu. Het logische beginpunt. Daar stond O-henro Huis, waar de botsing van de _yafcwza-clans van Kisan en Komoto tot hevige uitbarstingen leidde, waar Nichiren het meest beschermd en het machtigst was wanneer hij in Japan verbleef. Stallings was wel een beetje verbaasd geweest over Jakes aanwezigheid. Hij had niet beter geweten of Jake lag nog in een ziekenhuis in Kowloon. Maar hij had het niet vreemd gevonden hem juist hier aan te treffen. Hoewel het de grootste meevaller was waar Stallings op had kunnen hopen, had het hem ook voor een probleem gesteld. Stallings was niet zo dom om Jake te onderschatten en hij had zich afgevraagd hoe lang het zou duren voordat Jake hem in de gaten zou krijgen.

Dat was een bron van zorg geweest, totdat hij zich realiseerde onder wat voor verpletterende druk de ander moest werken. Zijn vrouw was verdwenen, met zijn vijand misschien nog wel, en dat was een last die Stallings niet graag op zijn schouders had willen dragen.

Het was een vreemd gevoel nu eens niet aan dezelfde kant als Jake Maroc te staan. Het verontrustte hem. Meer nog, het maakte hem bang. Maar die angst, vond hij, was een gezonde emotie. Zijn angst zou hem tegen vergissingen beschermen als het om Jake ging, en daar was hij blij om. Hij had het eventjes te kwaad gehad toen Jake stopte in dat stadje. Het was er zo druk dat hij had moeten parkeren op een plek vanwaar hij alleen een stukje van de achterkant van de Nissan kon zien. Maar dat was genoeg geweest om Jake weer te zien wegrijden.

Nu volgde hij Jakes Nissan de Alpen in en hij grijnsde van louter plezier. Hij scheurde door een scherpe bocht. Hij reed met gedoofde koplampen. Het zou veiliger zijn geweest ze aan te doen, maar die weelde kon hij zich niet veroorloven. Jake reed als een gek. Soms was Stallings hem een hele tijd kwijt met al die zigzagbochten. Als Jake opeens langzamer ging rijden, zouden zijn eigen koplampen in Jakes achteruitkijkspiegel schijnen. Dan kon hij net zo goed een waarschuwingssignaal afschieten. De smalle weg, het gladde asfalt, de berghellingen, de toenemende kans op een modderlawine, het slechte zicht - het jutte Stallings allemaal op. Zijn grijns verbreedde zich. Hij dacht alleen maar aan het schot. Buiten was het heel stil tussen de donderslagen. De wind was gaan liggen uit respect voor het snel naderende lagedrukgebied.

'Ik vroeg -'

'St!' Het scherpe sisgeluid snoerde haar de mond. Ze zag hoe hij zich geluidloos ontrolde, als een dodelijk dier. In een oogwenk stond hij naast haar. Ze keek naar zijn ogen, die in de verte schenen te staren. Na een poosje besefte ze dat hij ingespannen stond te luisteren.

'Soms,' fluisterde hij, 'worden de zachtste geluiden door de rotsen omhooggedragen. Ik kan dieren horen rondsluipen of vogels horen roepen, driehonderd meter onder me.'

Ze was er zeker van dat hij daar nu niet naar luisterde. 'Wat hoor je?'

'Een auto,' zei hij, terwijl hij de schemering instapte. 'Ik hoor een auto waar geen auto moet zijn.'

Zodra de Nissan stilstond sprong Jake eruit. Hij raakte meteen doorweekt. Hij beklom de rotsige helling naar de Subaru, die op de uiterste rand van het laatste en hoogste uitkijkpunt stond. Er zat niemand in. Ze zijn de berg op, dacht Jake. Dat is de enige mogelijkheid. Op deze hoogte lag hier en daar nog sneeuw, die nu door de regen begon te smelten. Stormvlagen gierden om hem heen. Natte sneeuw striemde in zijn gezicht. De temperatuur was sterk gedaald en zijn doorweekte overhemd plakte aan zijn ijskoude huid. Jake was nu wanhopig. Als Mariana bij Nichiren was, zou het KGBteam haar vinden. Hij kon zich voorlopig niet druk maken over de vraag waarom de KGB Nichiren zou willen doden. Hij dacht alleen aan Mariana. Hij kroop naar boven, zijn kleren scheurend, struikelend en vallend. Leisteenschilfers brokkelden af onder zijn trappende zolen, rolden van de berghelling met een gekletter dat werd overstemd door het hevige onweer. Ten slotte kwam hij op een soort plateau en stopte zo abrupt dat hij bijna voorover in de leegte was gestort.

De grote inspanning, gecombineerd met zijn angst om Mariana's veiligheid, begon hem te verzwakken. Hij had nog in het ziekenhuis moeten liggen. Hij haalde een paar maal diep adem en begon weer te klimmen, langs de rand van een ondiepe spleet aan zijn linkerhand. Hier was de bergwand niet zo steil en leek uit vaster gesteente te bestaan, zodat het hem weinig moeite kostte de helling te bestijgen.

Het was nu veel donkerder, maar het was weer gaan bliksemen. Het weerlicht verlichtte het landschap seconden achtereen met de felle gloed van woeste drakeadem.

Het bonkte in Jakes hoofd en zijn schouder begon hem te kwellen met korte, scherpe scheuten als elektrische schokken. Hij dwong zichzelf diep te blijven ademen, al voelde hij een verontrustende aandrang met korte, ondiepe stoten te hijgen. Dat beangstigde hem meer dan iets anders in zijn snel verslechterende toestand, omdat het betekende dat hij niet voor de volle honderd procent op zijn lichaam kon vertrouwen. Als hij dat niet in zijn macht had, was hij verloren. En Mariana ook.

Zo moetje niet denken! vermaande hij zichzelf. Maar toen hij het vuur in zijn borst voelde, toen hij moest blijven vechten tegen de neiging hortend te ademen om meer zuurstof binnen te krijgen, begon hij het vertrouwen in zichzelf te verliezen. Ik ben te oud, dacht hij. Tien jaar geleden, of zelfs vijf, zou dat gedoe in het ziekenhuis weinig betekend hebben. Maar nu ... Niet denken, zei hij nijdig tegen zichzelf. Zorg dat je boven komt. Doorgaan! Niet omhoog kijken! Concentreer je alleen op de volgende stap! En de volgende! Zo, ja! Volhouden, ouwe lul! Ouwe lul! Ouwe lul!

Ouwe lul!

En met die aansporing als een litanie in zijn hoofd, waarmee hij alle woede en trots in zichzelf losmaakte, verzamelde hij zijn energiereserves en sleepte zich de laatste meters omhoog.

Jake wierp zich over het laatste uitsteeksel en rolde in de natte sneeuw en ijzel op een vlakte die een eindeloze wei leek. Hij drukte zich tegen de grond en tuurde in de duisternis, zoekend naar schaduwen. Daar waren de Russen, pikzwarte geestverschijningen tussen een paar struiken vlak bij de rand van de wei, die op dat punt bijna loodrecht afbrak. Reeds verkild tot op het bot kroop hij op buik en knieën in hun richting. Hij trok zich voort op zijn ellebogen zonder zijn lichaam te verheffen. Het gras was hier wel dik, maar beslist niet hoog genoeg om hem helemaal te verbergen.

Hij was op dertig meter van de Russen toen hij een reeks schoten hoorde. Met een ruk keek hij naar rechts en zag vaag, op de steile wand aan de overkant van de kloof, de omtrekken van een huis. Iemand rende door het gras. Wie was dat? De sneeuwval maakte herkenning onmogelijk. Toen klonk een geweerschot; de knal rommelde als de donder die hoog in de lucht hing.

Nichiren had haar naar binnen geduwd met het uitdrukkelijke gebod daar onder alle omstandigheden te blijven. Mariana had gezien hoe hij door de tuin en de wei naar de rand van de diepe kloof was geslopen, een afstand van driehonderd meter.

Ze probeerde zijn route te volgen toen hij in de sneeuw en duisternis verdween, en ze liep behoedzaam naar de rand van de engawa om hem tot het allerlaatste moment in het oog te houden.

Toen ze helemaal alleen was, draaide ze zich om en ging, zijn instructies opvolgend, weer naar binnen, waarna ze de grendel voor de deur schoof. Huiverend stond ze in het midden van de kamer, alleen met de drie niet afgemaakte wei gi-spelen.

Om de een of andere reden wenste ze nu dat ze iets van het spel begreep. Jake had haar verteld dat de strategie van een speler in het spel gelijk was aan zijn strategie in het leven. Ze liep langzaam om de borden heen, terwijl ze zich concentreerde.

Dus toen de fusillade door het hout van de achterdeur dreunde, maakte ze een sprong van schrik. Ze gilde het uit. Haar nuchtere verstand, verdoofd van angst, liet het afweten, zodat het dierlijk organisme de teugels kon overnemen. Om zichzelf te beschermen sloeg het op de vlucht. Met een rauwe kreet van angst rukte Mariana de grendel van de voordeur, zo heftig dat hij ratelde. Ze struikelde in haar geta en schopte ze jammerend van haar voeten. Op haar tabi rende ze het onweer in, geleid door haar blinde instincten in dezelfde koers die ze Nichiren een paar minuten tevoren had zien nemen.

De KGB-jagers, die haar in het oog kregen, volgden kalm en ongehaast, de pistolen in hun rechterhand losjes langs hun zij.

Aan de overkant van de kloof maakte het onweer nog steeds veel lawaai, maar zelfs als het een stille avond was geweest zouden ze Jakes nadering niet hebben gehoord.

Door de angst en de adrenaline die door hem heen stroomden waren zijn lippen weggetrokken als in een vreselijke doodsgrijns. Hij bereikte hen op de rand, waar ze op hun knieën zaten.

De zwaargebouwde man het dichtst bij hem draaide zich om op het moment dat Jake irimi nageinzette, de aanvalspositie. Ze botsten op elkaar. De Rus torende boven hem uit; zijn illusoire kracht verleende hem vals zelfvertrouwen.

Jake gaf mee in plaats van zich te verzetten. Deze beweging ging onmerkbaar over in een beweging van samentrekking waarin de irimi nage de energie van de tegenstander begon te beheersen, zodat deze op Jake werd overgebracht.

De Rus wierp zijn volle gewicht van tweehonderd pond in de strijd. Jake, die zich volgens eeuwenoude leidraden liet gaan, maakte gebruik van de energie die hem zo als een golf toevloeide. Hij boog zijn bovenlichaam en kwam in de golf van energie omhoog, terwijl hij zijn rechterarm om de romp van de Rus klemde. Daarmee bracht hij de Rus uit zijn evenwicht en diens bovenlichaam begon achterover te buigen, machteloos tegen de combinatie van Jakes kracht en zijn eigen tegen hem gekeerde energie. Op het toppunt van zijn opwaartse beweging hield Jake zijn romp recht, maar zakte razendsnel door zijn knieën, waarna hij opveerde als een pijl die van de boog schiet.

De Rus was volkomen uit balans. Zijn benen schoten nog vooruit terwijl Jake zijn bovenlichaam pijnlijk naar achteren drukte. Toen hij languit naar de grond zeilde gaf Jake hem een venijnige mep op de onbeschermde lever, en nadat de Rus met een doffe smak op de grond beland was, stond hij niet meer op.

Jake wervelde rond, kreunend van de pijn. Zijn linkerhand vloog omhoog en sloeg het schietklare wapen van de tweede Rus door de lucht. Met beide handen greep hij de uitgestoken rechterhand van de ander. Op hetzelfde moment stapte hij met zijn linkerbeen achteruit, zodat de Rus met hem meedraaide. De Rus, die langzamerhand van de schrik herstelde, haalde zijn linkervuist naar achteren om Jake een klap op zijn hoofd te geven. Maar Jake had zijn linkerhand vrijgemaakt en die tilde hij op het laatste moment op om de klap te blokkeren.

De Rus wist niet wat hem overkwam. Jake rukte zijn rechterarm naar beneden, gebruikte zijn rechterbeen als draaipunt en stapte met zijn linkerbeen naar voren, een terugcirkeling waardoor de Rus voorover tuimelde.

Jake draaide zich snel om en hakte in de blote nek. De Rus viel alsof hij over een steen was gestruikeld. Hij kwakte met zijn gezicht in het met stenen bezaaide gras. Jake rende al in de richting van een grijzige gedaante die ineengedoken bij de rand van de kloof zat.

Nichiren voelde iemand achter zich. Hij was zo geconcentreerd op de gestalten aan de overkant van de duistere kloof dat hij enige tijd nodig had om te geloven wat zijn zintuigen hem vertelden.

Hij was vlak bij de rand, na langdurig oponthoud in de struiken die als haren op de helling groeiden. Hij had de Russen niet gevonden, en hij had juist besloten zich terug te trekken naar een groepje cederbomen toen hij de schoten hoorde. Het liefst was hij naar het huis teruggegaan, maar hij zat in de val. Eén openlijke beweging en ze zouden hem zien. Hij was bezig zich langzaam van de rand terug te trekken.

Mariana bracht daar verandering in. Toen zij in paniek naar buiten vluchtte kwam hij onwillekeurig overeind. Als gevolg van zijn intense concentratie had hij haar pas opgemerkt toen ze vlak bij hem was. Nu vreesde hij dat ze alle besef van waar op de helling ze was, had verloren en dat ze zich in haar uitzinnige angst in de afgrond zou storten voordat ze zichzelf tot stilstand kon brengen.

Toen zag hij hen, twee beren in haar spoor, in de bekende halfgebukte houding. Ze waren gewapend. Eén van hen droeg iets dat eruitzag als een geweer.

Er was geen tijd te verliezen. Nichiren wierp twee shuriken, kleine stalen messen, en de Russen gingen onderuit, één, twee, als kartonnen soldaatjes in een schiettent.

Hij keerde zich om en rende achter Mariana aan. Ze was een heel eind voor hem uit; ze werkte zich door de struiken. Nu en dan werd ze door lugubere bliksemstralen verlicht. Nichiren was sneller dan zij, en hij kende het terrein. Hij haalde haar met verbijsterende snelheid in. Nu was hij vlak bij haar en hij wist dat hij haar nog zou kunnen redden. Op dat moment hoorde hij de knal van het geweer en - scheen hem later toe - op exact hetzelfde moment zag hij hoe Mariana naar opzij werd gesmeten en krakend in het struikgewas viel. Boeddha, dacht hij, dat schot kwam van de overkant van de kloof!

De sneeuw kleurde zich roze. De koude regen op de boezem van Mariana's kimono droop in rode stroompjes. Nichiren zag waar ze getroffen was en even sloot hij zijn ogen. Haar hals trilde snel. Ze deed haar ogen open, staarde hem intens aan.

'Mariana-san.' Het was de eerste keer dat hij haar naam had uitgesproken. Ze opende haar mond om iets te zeggen, maar op dat moment begaf de door de regen in modder veranderde aarde het onder haar gewicht. Instinctief tilde Nichiren een arm op en sloeg zijn vingers om de stam van een dofwitte beuk. Mariana was op een stenen richel gevallen, anderhalve meter onder hem. Met zijn vrije hand probeerde hij haar te bereiken. Ze duwde iets in zijn vingers. Hij staarde naar haar. Die ogen. In de diepte van haar ogen werd hem haar geest geopenbaard, een dansende kleur in de duisternis. Haar hevige emotie rukte aan zijn hart als de wind aan een blad. Hij stak zijn hand naar haar uit, wetend dat hij haar dood niet wilde.

'Nee!'bulderde Jake.

Als een razende sprong hij op Stallings af en wrikte het wapen uit zijn natte handen. Hij probeerde de stalen loop in de keel te stoten om het strottehoofd en kraakbeen te verbrijzelen. Maar hij had het gevoel alsof hij een week lang met een knuppel was afgetuigd. Zijn bewustzijn was beneveld, zijn reflexen dood. Stallings gaf hem een stomp in zijn maag en daarna een gemene klap in zijn nek zodat Jake door zijn knieën zakte. Zijn ogen liepen vol modder. Hij graaide blindelings naar zijn tegenstander.

Stallings, die geen tijd had voor zulke dingen, zwaaide het geweer op zijn schouder en draafde de brokkelige helling af. Christus, dacht hij, wat een troep. En wat doen die vuile Russen hier eigenlijk?

Maar er was niemand om zijn vraag te beantwoorden en trouwens, hij had zijn werk gedaan. Dit was niet het moment om problemen op te lossen. Zo dadelijk was Jake weer op de been en hij had geen enkele behoefte aan nog een vechtpartij.

Hij haalde diep adem en rende de helling af. Even later was hij in sneeuw en regen verdwenen.

Jake hoestte en gaf bloed op. Hij hijgde en was duizelig. Het gonsde in zijn oren. Als een gewond dier viel hij tegen een boomstam aan. Toen hij weer enigszins op krachten was gekomen ttond hij op en strompelde naar de rand van de kloof. Hij hoorde een gedreun, zag een deel van de tegenoverliggende bergwand losscheuren.

Het onweer werd minder en langzamerhand werd het zicht beter. Hij zag de vrouw in de besmeurde kimono naar beneden tuimelen, trappelend met armen en benen. Na anderhalve meter kwam ze terecht op een uitsteeksel en bleef liggen in de ijskoude regen, met het gezicht omhoog, de armen wijd uiteen alsof ze het onweer omhelsde.

Jakes hart brak in zijn borst, en zijn darmen veranderden in water. Mariana!

Hoe wenste hij nu dat Komoto's informatie niet had geklopt. Hij zag haar, bebloed, langzaam het bewustzijn verliezend, vastgepind op de rots, stervend voor zijn zonden, zijn nalatigheden, zijn zelfzucht. Al de dagen sinds zijn terugkeer van de Sumchun drukten op hem. Al die tijd die ze samen hadden kunnen doorbrengen, al de liefde die ze hadden kunnen delen, al het leven dat ze hem had willen schenken en dat hij niet had aangenomen.

Zijn liefde voor haar was vergaan op hetzelfde moment dat zijn liefde voor zichzelf was vergaan. Bij de Sumchun was het begonnen, en hier eindigde het. Mariana ging dood en hij kon haar niet helpen, gescheiden als hij van haar was door een afgrond, zoals hij de laatste drie jaar door een afgrond van haar gescheiden was geweest. Hij was niet bij haar, maar iemand anders wel. Wie?

Hij zag een hand die naar haar uitgestoken werd. Om haar over de laatste rand te duwen? Hij zag haar een eindje verder naar de leegte toeglijden. Als ze maar eenmaal opkeek en hem zag. Toen hoorde hij een geluid als van een geweldige stormvlaag.

'Mariana!'

Zijn schreeuw weerkaatste in het wegtrekkende onweer, verstierf in de afgrond. En werd gevolgd door Mariana's lichaam in de diepe duisternis, niet meer dan een stipje in de lucht, zwevend op de ijlende wind. Jake hief zijn betraande gezicht op van de afschuwelijke lege ruimte die onder hem gaapte. Zijn vingers klauwden in de modderige aarde. Hij gleed uit terwijl hij zijn ogen richtte op de tweede gestalte, die als een aap wegklom van een overhangende beuk.

De gestalte onderbrak zijn vlucht naar de veiligheid en hun ogen ontmoetten elkaar over de eeuwigheid van de kloof tussen hen in. Jake en Nichiren.

Suzhou/Shanghai

ZOMER-HERFST 19107

ZOMER 1921-LENTE 1927

In 1895, precies vijfjaar voor Shi Zilins geboorte, smeekten de Chinezen om vrede met de fanatieke, voortreffelijk gedisciplineerde Japanse strijdkrachten. Krachtens het Verdrag van Shimonoseki bedong Japan het bezit van het eiland Formosa en onafhankelijkheid voor Korea. Door het Chinese keizerrijk te breken was Japan uit de oorlog te voorschijn gekomen als een machtige natie, waarmee de hele wereld nu rekening moest houden. Door de interventie van Rusland, Duitsland en Frankrijk moest Japan zijn zo hard bevochten steunpunt op het Liaodong-schiereiland, niet ver van Peking zelf, weer prijsgeven, maar misschien verwierven ze iets dat veel belangrijker was. Op grond van een bepaling in het verdrag mochten de Japanners in een aantal vastgestelde havensteden langs de Chinese kust industrieën vestigen.

Zelfs de doorgaans geslepen Engelse tai pan die in Shanghai zeer winstgevende maatschappijen hadden opgezet, waren daar niet opgekomen. De tai pan hielden zich bezig met de handel: ze kochten goederen van het reusachtige Aziatische continent en verscheepten die naar de rest van de wachtende wereld terwijl zij zelf geweldige winsten in de wacht sleepten. Fabrieken in Shanghai! Het was een fantastische gedachte, want afgezien van een paar zijdespinnerijen die in buitenlandse handen waren, was industrie volkomen onbekend in de Internationale Nederzetting. Gesanctioneerd door de 'meest begunstigde natie'-clausule van het Engels-Chinese verdrag van 1842 volgden de tai pan van Shanghai het voorbeeld van de slimme Japanners snel na en sloegen met grote ijver aan het industrialiseren. Dus de Japanners waren zeer belangrijk in China's geschiedenis, en dat zouden ze ook in Zilins leven worden. Hij en zijn twee broers waren in Suzhou geboren (of Soe-tsjou, zoals westerlingen toen schreven), maar hij was naar Shanghai verhuisd toen hij een jaar of twaalf was. Maar Suzhou was altijd in zijn gedachten. Het was een stad met zeer spectaculaire tuinen. Hij was vlak bij een der beroemdste geboren, en was ernaar vernoemd: het Woud van Leeuwen.

Tegenwoordig behoorden die tuinen natuurlijk allemaal aan het volk. Maar in Shi Zilins jonge jaren waren ze door particulieren aangelegd, onderhouden en betreden. In die tijd waren ze eigendom van mandarijnen die zich hadden teruggetrokken uit de zenuwslopende conflicten die het leven aan het hof in het noorden kenmerkten, of gewoon van rijke functionarissen uit de streek. Hoe dan ook, ze hadden in Suzhou grond gekocht en hadden hun tuinen aangelegd. Deze yuan lin waren natuurlijk veel meer dan tuinen. Het waren villa's. Maar dergelijke villa's stonden in het hele land. Wat de villa's van Suzhou hiervan onderscheidde waren de yuan, de tuinen. De tuinen waren meer bestemd voor contemplatie dan om ermee te pralen. De boeddhistische leerstellingen die de Zuidchinese Zee overstaken naar Japan en bijdroegen tot de vorming van de Zen-tuinen waren hier al aan het werk.

De tuin die Shi Zilin zich het best herinnerde lag aan het eind van een overschaduwd laantje, zo smal dat twee mensen elkaar ternauwernood konden passeren. Men betrad hem door een houten deur in de stenen muur die de yuan lin omringde.

Grote yuan waren zeldzaam. De Jian van zo'n tuin moest architect, dichter, schilder en beeldhouwer zijn, allemaal tegelijk. Zulke mannen waren schaars, zelfs in China. In de loop der eeuwen had de termjian veel betekenissen gehad. In andere tijden betekende het 'generaal van het leger',

'grote kampioen van wei qf, 'hemelse bewaker'. In deze periode van China's geschiedenis betekende het 'schepper'.

In de yuan moesten binnen de beperkte ruimte zoveel mogelijk verschillende perspectieven worden aangebracht. De yuan uit Zilins herinnering werd op het eerste gezicht overheerst door een ting, een zomerpaviljoen van delicate schoonheid aan de westkant. Het leek, had Zilin wel eens gedacht, op een contemplerend jong meisje. En als een natuurlijk en daarom onvolmaakt weerkaatsend oppervlak, zoals een meer, onthulde het méér van de onderliggende geest van de beschouwer dan een door mensen gemaakte spiegel ooit kon doen.

Maar naarmate men meer tijd in deze yuan doorbracht, begon men de t ing niet als een geïsoleerd element te zien maar als een van vele manieren om de diepe vrede van deze plek te ondergaan.

Zilin had vaak het refrein gehoord: Shang you tian tang, xia you Su Hang. In de hemel is het paradijs; op aarde zijn Suzhou en Hangzhou. Niet ver van het zomerpaviljoen lag een heuveltje vanwaar af men een ander - en volkomen verschillend - perspectief van de yuan kreeg. De Jian, had Zilin gemeend, had wel bijzonder veel geluk gehad dat hij een stuk grond met zo'n heuveltje had gevonden, want Suzhou lag op een vlakte en was verder volkomen plat. Pas later had hij begrepen dat het een kunstmatig heuveltje was. Er waren stenen aangevoerd, en die waren met aarde en begroeiing overdekt zodat het er volkomen natuurlijk uitzag. Deze verrassingen vormden een deel van de bekoring van de yuan en tevens een deel van zijn ontwikkeling. Dat gold ook voor hu shi. Deze

'stenen van de vijver', zo fraai door de inwerking van natuurlijke erosie, waren ook al niet wat ze leken. De Man had ze eigenhandig op de bodem van de Tai Hu-vijver gelegd toen hij jong was.

Uren achtereen placht Zilin bij dat vijvertje tussen dwergbamboe en citroenboompjes te zitten. In het water zwommen gevlekte karpers lui heen en weer, en in die rust begon hij door de gekunsteldheid heen te kijken en naderde tot het heilig, inwendig hart van de wereld.

Hier werden zowel zijn levensfilosofie als zijn toekomstige zakelijke inzicht gevormd, al zou hij dat pas jaren later beseffen. Als de Jian van de yuan had geweten dat zijn schepping zo'n proces in gang had gebracht, zou zijn vreugde schier eindeloos zijn geweest.

Maar het zou niet geheel en al onbillijk zijn te zeggen dat hij toch wel enig besef had van de veranderingen die zich in de jonge Zilin begonnen te voltrekken.

Op een hete middag in de lome zomer stapte hij uit de schaduw van zijn ting en liep door zonlichtvlekken naar de rand van de karpervijver, waar Zilin zat. De cicaden zongen hun schrille lied. De vogels zaten op de takken, suf van de verstikkende hitte. Zelfs de hoge schapewolkjes hingen onbeweeglijk in de hemel. De Jian betrad het roodgelakte bruggetje dat hij met veel zorg en moeite met de hand had gemaakt en liep over het eilandje waarop hij de vijver had aangelegd.

In de verte, heiig in de hitte, zag hij de rij hua chuang. Deze veelhoekige ramen waren zijn trots. Ze waren van aardewerk, dat gedroogd was en gebakken en zorgvuldig witgelakt. Aan elk raam had hij negen maanden gewerkt. Elk was hem dierbaar als een kind. Misschien kwam dat omdat hij geen nakomelingen had. Jaren geleden was zijn vrouw bij een miskraam gestorven. Hij was nooit hertrouwd.

'Iedereen die hier nu komt,' zei hij, 'gelooft dat de yuan volkomen natuurlijk is. In vroeger jaren probeerde ik mijn kunst wel eens te verklaren, maar de reacties bevielen me niet erg.' Hij glimlachte naar het opgeheven, open gezicht van de jongen. 'Ze geloofden liever in de volmaaktheid van de natuur.' Hij nam Zilins kleine hand in de zijne. 'Alleen jij niet, natuurlijk.'

Er verschenen rimpels in zijn gezicht. 'Hoe zou dat komen, hm?'

Zilin dacht na. Hij keek naar de kronkelende karpers in het donkere water en wenste dat hij zich zo door het leven kon bewegen. 'Misschien, Oudere Oom,' zei hij, de eretitel gebruikend, 'komt dat omdat ik liever in de volmaaktheid van de menselijke geest geloof.'

Toen staarde de Jian hem een hele poos aan. De jongen sprak méér als een geleerde dan veel geleerden die de Jian kende.

'Ik denk,' zei hij ten slotte, 'datje zult merken dat volmaaktheid in deze wereld nimmer te vinden is, Jongere Broer.'

Zilin tilde een hand op. 'Maar is deze yuan dan niet volmaakt, Oudere Oom?'

De Jian glimlachte. 'Voor jou misschien wel, Jongere Broer.' Hij kneep in Zilins hand. 'En dat doet me veel genoegen.' Hij schudde zijn hoofd.

'Maar wat mij betreft, ik heb hier langer gewandeld dan jouw tien jaar. Daarom is het mogelijk dat wij verschillende opvattingen hebben over wat volmaaktheid is.'

'Bent u dan niet tevreden?'

De Jian glimlachte weer. 'Wel tevreden, Jongere Broer. Maar niet voldaan. Daar bestaat een groot verschil tussen.'

Hij liet Zilins hand los en pakte een gladde kiezel, die hij in de vijver liet vallen. De karpers schoten hongerig toe, maar kronkelden traag weer weg toen ze niets te eten vonden. 'Misschien zul je na een poosje merken dat het leven een onafgebroken zoeken is.'

'Een zoeken naar volmaaktheid?'

'Voor sommigen wel, ja. Anderen begrijpen dat volmaaktheid op deze wereld niet bestaat en dus onmogelijk te bereiken is.'

'Moetje daarom het zoeken opgeven, Oudere Oom?'