HOOFDSTUK 3
Stacey bleef een ogenblik stokstijf staan. Misschien dacht ze erover haar verontschuldigingen aan te bieden. ‘Ik denk er ook niet over om terug te komen. Vermaken jullie je maar, hoor. Ik wens je veel plezier, ik heb wel iets anders te doen.’
Ze draaide zich om, rende naar haar auto, en haalde er een paar tassen uit, die ze op de grond gooide. Op dat moment verschenen de drie kinderen, ze waren kennelijk nieuwsgierig.
Stacey haalde een oude teddybeer uit de auto en gooide die ook nog op de berg bagage.
Het kleinste kind, een meisje met glanzend blond haar, was net te laat. De beer gleed van een koffer af en kwam in een modderige plas terecht. De kleine Elizabeth raapte hem op en schreeuwde: ‘Kijk nu eens. Nu ziet hij er nog viezer uit dan eerst. Ik ben blij dat u weggaat.’ Kwam er dan geen eind aan al die ruzie, dacht Elissa. Ze sloeg in een troostend gebaar haar arm om het meisje en zei: ‘Het is niet zo erg, we kunnen hem wassen. Dat zul je zien.’
Stacey reed met een vaart weg, de modder spatte om de auto op. Niemand sprak tot de auto uit het zicht was. Toen ging het donkere meisje van een jaar of tien, elf plotseling op haar hoofd staan. Elissa moest er om lachen. Snel zei ze: ‘Wat gaat er nu gebeuren?’
Logan antwoordde: ‘De kinderen kunnen beginnen hun koffers naar binnen te brengen.’
Het kind met de beer, Isabel, keek hem ondeugend lachend aan en zei: ‘Je wilt ons zeker kwijt?’
Tot Elissa’s verbazing zei hij: ‘Precies. Tot straks, liefje.’ En toen: ‘Elissa, hier, doe mijn jasje aan over die dunne peignoir, anders loop je longontsteking op. En tante, vertelt u me eens, waarom zijn de kinderen hier?’
‘Omdat Roland en Sue naar Cambridge zijn vertrokken. Roland kan daar twee jaar lang die cursus volgen, maar op het laatste moment heeft hij zijn arm gebroken. Hij kan zich zelfs niet alleen aankleden, dus toen is Sue met hem meegegaan. En het was mijn idee om de kinderen hier te brengen.’
Logan slikte en zei: ‘Was dat idee van u? U wist dat vader en moeder er niet zijn, waarom hebt u niet gebeld om te vragen of het goed was?’
‘Omdat je je er met een smoesje vanaf gemaakt zou hebben. Stacey had natuurlijk gezegd dat het niet kon, want dan zouden jullie hier vastzitten.’
‘Maar u hebt haar hier gebracht.’
Het gezicht van tante Claudia verried geen enkele emotie. ‘Dat weet ik. Maar we willen geen herhaling van die geschiedenis met Euan en Anne. Ik dacht dat het goed voor haar zou zijn te merken hoe het is om hier te wonen, met de verantwoordelijkheid van een gezin, met een weg, die vaak onbegaanbaar is en met een boot, die het begeeft als het stormt. Er gebeurt hier altijd wel iets. En ik vond het een soort voorbeschikking dat je ouders in Australië zijn.’
Logans gezicht was de moeite waard. ‘Tante Claudia, ik krijg gewoon zin om ... om ...’
‘Om mij een draai om mijn oren te geven,’ zei ze. ‘Dat is tenminste een voordeel, als je een bejaarde oud-tante bent, de mensen doen zoiets niet. Je een draai om je oren geven, bedoel ik.’
‘Ik dacht er eigenlijk over om u in de kokende olie te gooien,’ grapte hij.
Tante Claudia barstte in lachen uit. ‘Mooi zo, je hebt weer gevoel voor humor.’
Elissa vond het helemaal niet leuk, Logans gezicht stond bepaald getergd. Haastig zei ze: ‘Laten we mijn bagage uit de auto halen, dan kan ik me netjes aankleden en daarna kunnen we ontbijten. Ik zal de garage opbellen en vragen of ze iemand hierheen kunnen sturen. Die kan de auto dan terugrijden.’
Logans stem klonk al wat vriendelijker: ‘Ik zal die lui betalen als voorschot op je salaris als huishoudster. En de portieren van de auto zijn niet zo moeilijk open te krijgen.’
‘Nee,’ zei Elissa, ‘een was er trouwens al open.’
Tante Claudia barstte in lachen uit. ‘O, o, dat was me wat! Ik zal jullie gezichten nooit vergeten.’
Elissa zei: ‘Het was helemaal niet grappig.’ Ze nam in elke hand een tas en liep naar het huis. Je kon zien dat ze woedend was.
Snel trok ze iets warmers aan en daarna begon ze het ontbijt klaar te maken. Logan keek naar haar en zei: ‘Dat portier is defekt. Het gaat nu helemaal niet meer dicht, er is iets mis met het mechaniek aan de binnenkant. Dat dacht ik al, toen het toch openging.’
‘Dus je geloofde me? Dat ik alle portieren heb geprobeerd?’ ‘Natuurlijk. Het komt wel vaker voor dat er iets misgaat met zo’n slot. Dat zal Stacey ook wel begrijpen.’ Hij zweeg even en zei toen scherp: ‘Rennie, wat zei je daar?’
Rennie aarzelde even. ‘Ik zei dat dat jammer zou zijn. Die kunnen we missen als kiespijn.’
Tante Claudia stond op. ‘Laat het daar maar bij. Als je zo oud bent als ik, Logie, dan vraag je niet meer aan kinderen wat ze hebben gefluisterd. Kom, kinderen, we gaan de kamers boven verdelen.’
Ze liepen heen en weer met de bagage, Logan en Elissa hielpen ook. Er was een doos bij, waar iets uit viel, dat rond en rood was. Logan vroeg: ‘ Wat moeten jullie met een hondebak hier?’
‘Die is van Benjamin,’ zei Rennie. ‘Maar we hebben hem bij de familie Samson achtergelaten. Hij heeft onderweg twee keer overgegeven en tante Claudia zegt dat Gordon Samson hem hier zal brengen in de bak van de vrachtwagen.’
Logan sloot zijn ogen en zei: ‘Benjamin? Dat kan niet. Waarom heeft Sue hem niet in een kennel gedaan?’
‘Veel te duur,’ zei tante Claudia. ‘Trouwens, je kunt een hond niet twee jaar lang in een kennel stoppen. Hij is voor de helft een collie, misschien heb je iets aan hem op de farm.’
‘Die hond is een ramp op een boerderij met schapen en koeien. Wat heb ik gedaan om zo gestraft te worden?’
Elizabeth stak haar handje in de zijne en zei vol vertrouwen: ‘Maar u vindt het altijd fijn als wij hier komen, hè, oom Logie?’
Logans gezicht kreeg een zachtere uitdrukking, hij bukte zich en tilde haar op. ‘Natuurlijk, liefje. We zullen er een gezellige tijd van maken. En ik heb een zwak plekje voor die malle Benjamin. Als je beloofd het niet erg te vinden dat we hem ’s nachts vast moeten leggen, zodat hij niet achter de schapen aan kan gaan, mag hij ook komen. En nu gaan we eerst voor je beer zorgen. Je kunt Elissa helpen om hem te wassen, Bess.’
Elissa waste de beer, maakte bedden op en verzorgde de lunch. Daarna ging ze op zoek naar Claudia, die in de grote slaapkamer bezig was. Ze zei: ‘Mrs. Robertson, ik zal het kamertje hiernaast nemen. Dat heeft nog een deur, die in de hal uitkomt, dus u zult geen last van me hebben.’
Claudia was verbaasd. ‘Het is erg klein. In de zijvleugel zijn nog genoeg grotere kamers. Er is er een met openslaande deuren, die op de veranda uitkomen. Die is erg zonnig.’
‘Nee, dank u. Die is van Mrs. MacCorquodale. Als Stacey terugkomt, wil ik graag een kamer naast de uwe. Aan de andere kant slapen de meisjes. Dan hoeft ze niet te denken dat er achter haar rug om van alles gebeurt.’
Claudia knikte. ‘Heel verstandig.’
Er was hier veel dat Elissa aan vroeger deed denken. De vensterbank, waar ze vaak had zitten dromen. Een dierbaar uitzicht op de tuin. En daar stonden haar boeken! Wat had ze hier een heerlijke tijd gehad!
Later verschenen vader en zoon Samson met de hond Benjamin. Ze bekeken de auto die Elissa gehuurd had, en moesten er nogal om lachen. Stacey was op de terugweg natuurlijk bij de Samsons geweest, dacht Elissa, en ze had hun verteld over het slot en dat er een meisje bij Logan was.
Elissa was blij dat Claudia bij hen was. De Samsons kenden haar goed en ze zouden begrijpen dat er met tante Claudia in huis, geen gekke dingen konden gebeuren.
Het leek wel of tante Claudia gedachten kon lezen, want ze zei: ‘Ik ben blij dat Rupert Miss Montgomery hierheen heeft gestuurd. Doordat zijn brief niet aankwam, hebben we haar niet af kunnen halen. Ze wist niet hoe slecht de weg was, anders zou ze een nachtje in Ludwigtown zijn gebleven. Ze dacht dat Mr. en Mrs. MacCorquodale haar zouden afhalen en ze had er geen idee van dat Logans vader de bedrijfsleider niet was. Ze wist niet eens dat hij een zoon had.’ Elissa knikte. ‘Hij had het wel over een Logan, maar ik dacht dat dat de man van de huishoudster was, hij was er nogal vaag over. Ik heb hem in Blair ontmoet, bij Victoria Doig. Kent u haar?’
Gordon Samson grinnikte. ‘Ik ben vroeger nog eens verliefd geweest op Victoria. Hoe is het met haar?’
‘Goed. Victoria neemt mijn baan waar, terwijl ik weg ben. Ik ben binnenhuisarchitekte, zie je.’
Bob Samson lachte. ‘Rupert vond zeker dat het hier net zo mooi moest worden als in die oude huizen in Engeland. Er mankeert niet veel aan dit gebouw, dacht ik, maar laat ik oppassen, jij bent een expert en je ziet misschien heel wat dingen die verbeterd kunnen worden.’
Ze lachte. ‘Ik heb nog geen tijd gehad om erop te letten.’ En ze vertelde hem wat haar allemaal overkomen was. ‘Het gekste was dat Logan niet begreep wie ik was. Toen Rupert me vroeg of ik zijn huis wilde opknappen, dacht ik dat hij van plan was te hertrouwen, dat hij in Engeland een vrouw ontmoet had, bij wie hij goed voor den dag wilde komen. Maar dat ontkende hij.’
‘Rupert?’ zei Bob Samson. ‘Nee, een hele tijd geleden leek het erop dat hij verliefd was, maar dat ging niet door. Hij was erg gedesillusioneerd en daarna hoorden we er niets meer van.’
Op dat moment klonk er een geweldig lawaai buiten. De kinderen waren met de hond aan het spelen, maar nu barstten ze los in geschreeuw en gegil. Iedereen rende naar buiten. Daar zagen ze hoe de hond als een gek met zijn kop heen en weer zwaaide, zo nu en dan stilstond en dan weer wegrende. Zijn kop zat vast in een blik. Gelukkig kreeg Logan hem direkt te pakken.
Met zijn drieën moesten ze de hond vasthouden, terwijl Claudia goede raad gaf. ‘Houdt hem goed vast. Iemand moet zijn nek naar beneden drukken, dan kan Logan de deksel van het blik openbuigen. Je zult je misschien snijden, maar daar is niets aan te doen. Een ander kan zijn hoofd er heel voorzichtig uittrekken, als je zijn oren tegen zijn hoofd drukt.’
Elissa’s handen waren de kleinste, dus stak zij ze naar binnen, tegen de oren van de tegenstribbelende hond. Maar plotseling riep ze: ‘Er zit nog iets in. Een vogel of een muis. Ik ben er niet bang voor, eigenlijk verwachtte ik dat al. Vooruit maar, Logan.’ Ze zette haar tanden op elkaar, want er liep iets over haar vingers. Logan praatte op geruststellende toon tegen het dier en zei toen: ‘Ja nu, Elissa, trek zijn kop eruit.’
Plotseling lukte het, ze hadden Benjamins hoofd bevrijd. Er liep bloed uit zijn ene oor en ook langs Logans vinger. Elissa keek in het blik, toen ze het omdraaide, viel er een hagedis uit. Daarom had Ben er dus zijn kop in gestoken. Ben schudde nog eens met zijn kop, keek niet-begrijpend in alle richtingen en ging toen liggen.
‘Ik moet zeggen dat ik medelijden met mezelf krijg,’ zei Logan, ‘dat we hier opgescheept zitten met zo’n hond. Isabel, Elizabeth, waarom huilen jullie nu nog?’
Isabel hief haar behuilde gezichtje op. ‘Omdat Ben gewond is. Kijk maar naar zijn oor. Misschien gaat hij wel dood.’
‘Nou, goed, hij mag de hele nacht in de warme keuken blijven. Laten we naar binnen gaan. Ik moet nog vlees voor het diner uit de diepvries halen.’
‘Dat heb ik al gedaan,’ zei Elissa.
Terwijl ze naar het huis liepen, praatten ze over honden. Elissa vertelde dat de hond Bluey haar nog kende, na al die jaren. De Samsons keken verbaasd: ‘Jou nog kennen, hoe kan dat?’
Elissa lachte. ‘Ik heb hier gewoond, tien jaar geleden. Ik kan me jullie niet herinneren, maar toen kwam de weg nog niet tot hier. Mijn moeder is hier drie jaar lang gouvernante geweest.’
Bob Samson merkte op: ‘Ben jij dan de dochter van Meg Montgomery?’
Lachend antwoordde ze: ‘Ja. Kende je haar dan?’
‘Ik heb haar eens ontmoet. Ik had over haar gehoord. Wij woonden toen in Arrowtown, niet hier. Zo, zo.’ Maar de toon van zijn stem beviel Elissa niet erg.