HOOFDSTUK 7

 

 

 

Andrew Carmichael nodigde zichzelf uit voor het avondeten voordat ze die donderdagavond uitgingen. Zijn huishoudster was namelijk niét thuis.

Elizabeth nam zichzelf danig onder handen, omdat ze weinig zin had om zo uitgebreid te koken als ze voor Jeremy had gedaan. Ze probeerde zichzelf wijs te maken dat dat kwam omdat Andrew zo vaak in en uit liep. Bovendien, hield ze zichzelf voor, had ze geen tijd om tweemaal in de week een hele middag aan het bereiden van een maaltijd te wijden.

De waarheid was echter dat Elizabeth dingen over zichzelf begon te ontdekken die ze helemaal niet leuk vond. Zij, die zich altijd zo smalend had uitgelaten over vrouwen die zich lieten meeslepen door charmante, wispelturige mannen, was nu bezig verliefd te worden op precies zo’n man. En net nu de laatste twee jaren door de ervaringen met Stephen zo heilzaam hadden gewerkt. Ze moest toch beter weten!

De narigheid was, dacht ze bij zichzelf, terwijl ze op onattente manier de tafel dekte, dat ze bij Jeremy een gevoel van geborgenheid had dat ze nooit bij Stephen had gekend. Bij Jeremy kon ze helemaal zichzelf zijn. Zelfs als ze boos werd, kon dat hem weinig schelen en dat was belangrijk in een verhouding. Toch moest ze zich op de een of andere manier vergissen. Het was belachelijk zo naar hem te verlangen terwijl ze zoveel van hem wist.

Toch had ze in gedachten allerlei verontschuldigngen voor hem bedacht toen hij die dinsdagavond vertelde hoe zijn vrouw was gestorven. Hij had zich wellicht nadien gerealiseerd dat hij het geluk van anderen had geruïneerd en dat hij zijn leven moest beteren. Maar dit klonk allemaal zo goedkoop en onwaarschijnlijk.

‘Hij kon maar niet besluiten welke zuster hij wilde hebben,’ hadden de roddelaars gezegd, ‘zelfs niet nadat hij was getrouwd. Dat moest natuurlijk uitkomen en dat het zo lang duurde, was waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de zusters zoveel op elkaar leken en de mensen niet wisten met wie hij nu eigenlijk uitging.’

Het was verschrikkelijk. Zou ze ooit genoeg moed kunnen opbrengen om het hem te vragen? Zou hij het haar ooit zonder enige terughouding vertellen? Als hij dat deed... als... dan zou ze het misschien kunnen aanvaarden. Maar zou ze dan nog ooit rust kennen?

Elizabeth vroeg zich af wat er met de andere helft van de tweeling was gebeurd. Waar was ze? Was het Sybil of Lenore die bij het ongeluk om het leven was gekomen? Zou de ander Jeremy ooit nog opzoeken? Elizabeth huiverde.

De bel ging; daar was Andrew.

Ze zette al haar sombere gedachten opzij toen hij vrolijk binnenstapte en ze besefte hoe hard hij werkte en hoe fijn het zou zijn om met zo’n man te leven.

‘Ik kon geen plaatsen meer krijgen voor de Regent, Elizabeth. De voorstelling was uitverkocht. Ik heb nu plaatsen voor een andere goeie film.’

Elizabeth knikte en zei: ‘Zou je het erg vinden als ik Drummond meenam? Ik vind het geen prettig idee hem alleen thuis te laten.’

Drummond was gek op auto’s en vond het heerlijk dat hij mee mocht.

Tijdens de pauze merkte Andrew op: ‘Kijk daar eens. Is dat Jeremy Ffoulkes niet, die daar ijsjes koopt?’

Het was hem. Elizabeth keek hem na toen hij naar zijn plaats liep met twee ijsjes in zijn hand. Hij gaf ze aan twee jongens. Een droeg de zwart-witte das van het Christs College en was een jaar of dertien; de ander was een jongen van een jaar of negen. Zijn been lag voor hem op een stoel en zat in het gips. Daarom zaten ze natuurlijk vooraan, dacht Elizabeth.

Nadat hij de jongens hun ijs had gegeven, nam hij plaats naast een elegante vrouw met kastanjebruin haar en grote oorringen. Ze glimlachte naar Jeremy en leek hem te bedanken. Elizabeth was verbaasd te merken dat ze al jaloers werd als ze alleen maar naar elkaar keken. Dit was te gek!

Ze slaagde erin haar gevoelens te beheersen en merkte luchtig op: ‘Dat is de nieuwe redactrice van de ‘Argus’. Meriel Anderson, een hele persoonlijkheid in de krantenwereld.’

‘Ik heb anders nog nooit van haar gehoord,’ merkte Andrew op.

‘Bovendien krijg ik van dat soort vrouwen de kriebels, ze zijn me veel te hard en geraffineerd.’

‘Ze heeft kennelijk twee zoons. Ik dacht dat er maar één was. Ze is hier komen werken omdat haar zoon naar het Christs College ging. De ander gaat er zeker later naar toe.’

Ze kon haar ogen niet van hen afhouden. Het was een vrolijk groepje en Jeremy maakte veel werk van de kleinste jongen.

Elizabeth vond het een goede waarschuwing zich niet te laten vermurwen waar het Jeremy betrof. Ongetwijfeld zouden ze na de voorstelling naar Meriels flat gaan. Nadat de jongens naar bed waren gestuurd, zou Jeremy nog een paar plezierige uurtjes bij haar doorbrengen. Ze mocht hem beslist niet serieus nemen. Plotseling voelde zij zich erg eenzaam en ze liet toe dat Andrew tijdens de hoofdfilm haar hand vasthield.

Na de film reden ze naar huis. Vlak voor de veranda gekomen, zette Andrew de motor af. Hij schoof naar haar toe en boog zijn hoofd. Op dat ogenblik kwam er een harde kop tussen hen in en Drummond, die gekke Drummond, gromde kwaadaardig achter in zijn keel.

Ze waren beiden volkomen verrast en lachten daarna luid. Hun vrolijkheid deed alle romantiek verdwijnen.

‘Lieve help,’ zei Andrew, ‘ik dacht dat dat beest het makste dier in de wereld was. Wat bezielt hem ineens?’

Elizabeth probeerde haar lachen in te houden en duwde Drummond terug. ‘Ik denk dat hij sliep en wakker is geschrokken van...’

‘Hij dacht dat ik je wou aanvallen, bedoel je,’zei Andrew. ‘Drummond, ga liggen, bemoei je er niet mee.’ Maar Drummond bleef waakzaam zitten kijken.

Een beetje geprikkeld zei Andrew: ‘Ik neem je nooit meer mee, Drummond, ouwe jongen. Jij bederft alles. Laten we maar naar binnen gaan, Elizabeth, dan zal ik daar mijn geluk nog eens beproeven.’ Elizabeth pakte nog steeds lachend Drummond bij zijn halsband en liet Andrew de deur openmaken. Toen hij het licht in de hal had aangedaan, zei ze: ‘Je moet maar niet te lang blijven, Andrew. De lichten in het verpleegstershuis branden nog en ze kunnen hier zo binnen kijken. Laten we ze geen stof tot praten geven.’

Zijn mond verstrakte. ‘Discrete ziel die je bent, maar ik ga al hoor, tot ziens, Elizabeth.’ Hij boog zich naar haar toe maar Drummond gromde weer vervaarlijk.

‘Ik dacht dat alle honden van me hielden,’ zei Andrew geërgerd. ‘Dat beest bezorgt me een minderwaardigheidscomplex, laat staan dat hij mijn avond bederft. Elizabeth, doe dat beest in een andere kamer.’

Elizabeth deed de deur achter zich open en tot haar verbazing liet Drummond zich gewillig naar binnen duwen. Maar voor Andrew haar in zijn armen kon nemen, klonk er achter hen een oorverdovend gehuil. Zijn poten krasten langs de deur en Elizabeth had nog nooit zo’n lawaai gehoord.

Wanhopig keek ze naar Andrew. ‘Ga nu maar. Als hij zo’n herrie blijft maken, horen ze hem in het ziekenhuis en dan komen ze vragen of alles in orde is. Ze zullen minstens denken dat ik vermoord word Toe, Andrew, ga weg.’

Drummond was nu in een ware razernij uilgebarsten, maar Andrew hield voet bij stuk. ‘Ik ga niet weg voor ik je goedenacht heb gekust Hij boog zijn hoofd naar haar toe maar het had geen zin. Elizabeth stond te schudden van het lachen.

Andrew was woedend. ‘Nu bederf jij het, Elizabeth! Niemand kan iemand kussen die staat te giechelen. Die hond gaat nooit meer met ons mee. Je krijgt je zin, Drummond, ik ga weg. Welterusten, Elizabeth.’

Elizabeth was nog steeds machteloos door het lachen, toen ze de deur opende om Drummond weer binnen te laten. Hij liep haar bijna omver en stoof naar de voordeur, waar hij woedend begon te blaffen tegen de wegrijdende auto.

De telefoon ging en zuster Innis Murchison, die intussen met Elizabeth had kennisgemaakt en haar erg aardig vond, vroeg: ‘Elizabeth... is alles in orde met je? Heb je hulp nodig?’

‘Nee-nee,’ hijgde Elizabeth. ‘Alles is prima in orde. Het is alleen die domme hond maar. Hij vond het niet leuk dat Andrew het licht voor me aandeed en mee naar binnen kwam, nadat we uit waren geweest.’ Elizabeth wist dat ze er beter niet omheen kon draaien want vanuit het zusterhuis zouden ze Andrews auto hebben kunnen zien.

‘Ik begrijp het,’ antwoordde zuster Murchison. Uit haar toon kon Elizabeth echter niet opmaken wat ze daarmee bedoelde. ‘We waren net van plan je te komen redden. Wat gek, mijn hond is niet half zo lief als Drummond maar als hij de kans krijgt in de auto van de dokter te kruipen, hoef ik dat geen twee keer te zeggen.’

‘Honden zijn rare wezens. Hij heeft nog nooit zo tegen hem gedaan. Neem me niet kwalijk dat ik jullie aan het schrikken heb gemaakt, Innis.’

Innis Murchison legde de hoorn op de haak en wist dat ze eraan zou moeten wennen. Want Andrew wist niet dat de zuster die hem altijd zo efficiënt en gehoorzaam de juiste dingen op het juiste tijdstip aangaf, hopeloos verliefd op hem was.

 

De rest van de week hoorde Elizabeth niets van Jeremy. En ze kwam tot de conclusie dat hij het wel te druk met Meriel zou hebben. Dat hinderde niet, ze was toch vast van plan hem uit haar gedachten te bannen.

De dagen begonnen langer te worden en in de tuin kwam de natuur tot leven. Op een dag was Elizabeth druk bezig met het stempelen van boeken toen Jeremy onverwacht voor haar neus stond. Even had ze moeite de draad van het gesprek weer op te vatten met het meisje dat net boeken had uitgezocht. Jeremy zag er ontspannen uit en kwam naar haar toe voor een praatje. Hij groette iedereen en Elizabeth moest hem aan verscheidene mensen voorstellen. Ze vonden het allemaal geweldig een redacteur van de ‘Argus’ te ontmoeten. De enige aan wie ze hem niet hoefde voor te stellen, was Aaron. Ze begroetten elkaar als oude vrienden.

‘Ik had nooit gedacht dat je nog eens zo’n knappe jongen zou worden toen je hier vroeger als een wilde knaap rondliep,’ merkte Aaron lachend op.

‘Zwijg maar over mijn verleden, Aaron,’ lachte Jeremy vrolijk.

‘We kunnen hier maar moeilijk vergeten wat Gerard en jij allemaal uitspookten. Ik zie jullie nog rondrijden op die stieren, het viel ons steeds weer mee dat er geen ongelukken gebeurden. Jullie moeten een beschermengel hebben gehad. Hoe gaat het eigenlijk met Gerard? Ik heb nooit meer iets van hem gehoord nadat zijn vader hier weg is gegaan.’

Jeremy’s gezicht werd hard. Langzaam zei hij: ‘Gerard heeft een paar jaar geleden een ongeluk gehad, hij is dood.’

De smid knikte meewarig. ‘Dat spijt me. Ik kan het nauwelijks voorstellen dat iemand zo vol levenslust nu dood is.’ Voor hij verdere vragen kon stellen, veranderde Jeremy van onderwerp. De dood van zijn neef had hem aangegrepen, dacht Elizabeth, en hij sprak er blijkbaar niet graag over.

De bibliotheek begon langzaamaan leeg te lopen. ‘Ik ga alvast naar de kamer, Elizabeth, en wacht daar op je. Is er nog koffie?’

‘De haard in de studeerkamer brandt, laten we daar maar koffiedrinken.’ Ze probeerde haar stem zakelijk te laten klinken. Er waren nog maar twee verpleegsters en die zouden er waarschijnlijk niets achter zoeken. Maar toen ging de deur open en kwam Andrew binnen.

Hij knikte naar de zusters en zag Jeremy staan. ‘Hallo, Ffoulkes. Blijf je nog als de bibliotheek gesloten is?’

‘Ja, de hele avond.’

‘Goed, dan blijf ik ook. Ik zal de directrice even waarschuwen dat ik hier te bereiken ben.’

‘Is er genoeg koffie voor drie personen, Elizabeth?’ informeerde Jeremy beleefd.

Ze had ze allebei wel kunnen slaan. ‘Ik denk van niet, zet maar verse.’

‘In welke kast staat de koffie?’ vroeg Jeremy.

‘De kast naast het fornuis.’

‘Heb je nog iets eetbaars in huis?’

‘Niet veel. Ik had vanavond willen typen.’

‘Dat kun je morgen ook wel doen. Zal ik sandwiches maken? Heb je nog bacon en kaas in huis?

‘Ja, maar vermoei je niet.’

‘Voor jou doe ik alles! Je zult wel honger hebben na dat vermoeiende werk in de bibliotheek.’

De smid gniffelde. ‘Vroeger praatte hij ook al zo.’

‘Dan zal hij wel een vervelend en kinderlijk ventje zijn geweest,’ merkte Elizabeth scherp op.

Dit gesprek zou vanavond woord voor woord herhaald worden in het zusterhuis, wist Elizabeth. Hoopvol vroeg Elizabeth: ‘Heb je ook zin in een kopje koffie, Aaron?’ Maar hij had zijn vrouw beloofd vroeg thuis te komen.

Ze liet Andrew zijn eigen boeken afstempelen en ging kijken wat Jeremy aan het doen was. Hij zat in haar stoel en las een manuscript dat ze naast de schrijfmachine had laten liggen. Hoe durfde hij! Drummond lag met zijn kop op Jeremy’s knie.

De koffie was gezet en op de tafel stond een schaal sandwiches, die er heerlijk uitzagen.

‘Ik heb je een tijd niet gezien,’ zei ze koel.

‘Ja, ik heb het druk thuis. Heb je me gemist?’

‘Nee.’

‘Je moest je schamen.’

‘Jeremy Ffoulkes, ik vind het niet leuk als mensen in mijn papieren zitten te snuffelen,’ zei ze verontwaardigd.

Hij keek op. ‘Wat zeg je? Nee, daar houd ik ook niet van. Maar ik ben toch niet iedereen? Zeg maar niets, ik zie al aan je gezicht dat je niet in de stemming bent. Ik ben je redacteur, meisje. Elizabeth, dit is erg goed, mag ik het hebben voor de ‘Argus’?’

‘Nee. Dat is niet eerlijk tegenover Meriel. Hoe gaat het overigens met haar?’

‘Ze is niet zo goed als jij was en ik denk dat de lezers er ook zo over denken?’

‘Bedankt. Is dat als een compliment bedoeld?’

De manier waarop hij tegen haar glimlachte deed haar hart een slag overslaan. Jeremy Ffoulkes was een geweldige charmeur maar ze had geen oogkleppen meer voor.

‘En niet zomaar een compliment, mijn lieve feeks. Jouw artikelen waren met meer gevoel geschreven, ondanks Meriels ervaring. Ze is een beetje te glad voor de ‘Argus’.’

Te glad voor de ‘Argus’? Maar ook voor Jeremy Ffoulkes? vroeg ze zich af.

Ze wou dat hij haar niet zo bleef aankijken. ‘Zij is nou echt het orchideetype, Elizabeth, jij bent meer een wilde bloem,’ voegde hij eraan toe, ‘net als in dat gedicht van je.

Hij schoof Drummond opzij en stond op. Hij wilde naar haar toekomen... maar op dat ogenblik ging de deur open en kwam Andrew binnen.

Gelukkig maar dacht Elizabeth want ze kon Jeremy moeilijk weerstaan als hij in zo’n bui was. En... hij meende er geen woord van. Hij zei precies wat hij dacht dat een vrouw prettig vond om te horen. Hij wist altijd de juiste woorden te kiezen en omdat haar beroep meebracht dat ze van de taal hield, maakten ze zo’n indruk op haar.

Ze strekte haar hand in de richting van Andrew uit. ‘Ga toch zitten, Andrew. Je ziet er doodmoe uit. Was het druk vandaag?’

‘Ja, er is vannacht een tweeling geboren.’ Hij grinnikte, terwijl hij ging zitten. ‘Dit is beter. Bedankt, Elizabeth.’

Ze deed een schepje suiker in zijn koffie en roerde het voor hem om. Drummond zat op het kleed voor de haard. Andrew aaide hem over zijn kop en zei: ‘Zo, lui beest. Ik geloof dat hij de hele dag slaapt.’

‘Is hij nog zo’n allemansvriend,’ wilde Jeremy weten, ‘of blaft hij af en toe de mensen af?’

Elizabeth probeerde Andrews blik te ontwijken en niet te lachen maar het lukte niet. Elizabeth probeerde Andrew met het schudden van haar hoofd tot zwijgen te brengen maar de dokter deed net of hij het niet merkte.

‘We hebben hem laatst meegenomen naar de bioscoop en ik mocht Elizabeth niet welterusten kussen van dit ondier. Ik heb nog nooit een beest zo’n kabaal horen maken.’

Elizabeth voelde haar wangen branden. Dit was gemeen van Andrew. De narigheid was dat deze twee mannen wisten dat ze elkaars rivalen waren. Ze wist niet wat ze moest doen. Maar wat kon het haar ook schelen? Ze had besloten dat Jeremy niet voor haar bestemd was. Hij was iemand die ze niet kon vertrouwen en ging met Meriel uit zodra zij er niet meer was. Ze vergat echter helemaal dat ze zelf die avond met Andrew was uitgegaan.

Haastig boog ze zich naar Drummond en verborg haar gezicht in zijn vacht. ‘Je bent een gek beest, hè? Ik zal met je naar een psychiater moeten als het zo doorgaat,’ probeerde ze zo luchtig mogelijk te zeggen.

‘Ik betwijfel of hij er een nodig heeft,’ zei Jeremy traag, ‘hij leert misschien kiezen wie hij wel en niet mag.’

‘Ik vind dit geen leuk gesprek. Jullie lijken wel schooljongens, laten we over iets anders praten,’ viel Elizabeth hem in de rede.

Plotseling sprong Drummond op en hij stoof blaffend naar de deur.

‘Ik denk dat Innis haar hond Taffy uitlaat. Ik zal even kijken,’ zei Elizabeth en ze liep naar de bibliotheek. ‘Innis, wil je een kopje koffie?’ hoorden beide mannen haar roepen.

Innis droeg een zwart jasje boven haar zwartgeruite jurk. Haar roomkleurige huid zager nu blozend uit en gaf haar iets stralends.

Voor Elizabeth haar aan Jeremy kon voorstellen, hadden de beiden honden elkaar gevonden en blaften elkaar opgewonden toe. Het kostte moeite hen uit elkaar te halen.

Innis trok Taffy naar zich toe en deed een stap achteruit waarbij ze struikelde over de poef. Andrew probeerde haar tegen te houden maar verloor zijn evenwicht en viel terug in zijn stoel met Innis boven op zich.

Jeremy en Elizabeth schaterden het uit en Taffy, weer vrij nu, stoof opnieuw op Drummond af. Jeremy slaagde erin hem te pakken en legde hem vast.

Lachend zei Andrew tegen Innis die onzeker op zijn knie zat: ‘Zulke dingen maken we in het ziekenhuis nooit eens mee, hè zuster.’

Innis klom haastig van zijn schoot en merkte op: ‘Nee, dat niet... maar het zou ook niet zo best zijn als ik al struikelend door het ziekenhuis liep met onder iedere arm een baby. Wat een honden! Waar ben ik over gestruikeld?’

‘De poef. Stel je voor, wie verwacht er nu dat een moderne schrijfster een poef in haar studeerkamer heeft?’ zei Jeremy. ‘Elizabeth is het meest tegenstrijdige wezen dat ik ken.’

Elizabeth lachte. ‘Dat ding is niet van mij maar van Janet. Ik vind hem heerlijk om mijn voeten op te leggen.’

‘Waar ben je geweest, zuster?’ vroeg Andrew.

‘Naar Four Winds Headland en terug. Het is een heerlijke avond, je kunt het voorjaar al voelen.’

‘Dat is een eenzame wandeling voor een meisje alleen,’ zei Andrew langzaam. ‘En nog gevaarlijk ook; als je zou vallen en je bezeren, zou het uren kunnen duren voor iemand je vond.’

Innis haalde haar schouders op. ‘Taffy slaat wel alarm als er iets gebeurt. Elizabeth is de enige die ’s avonds wel eens wandelt maar vanavond had ze het te druk met de bibliotheek. We gaan vaak samen.’

‘Ik begrijp niet wat die jongelui hier bezielt. Een meisje als jij zou toch niet alleen hoeven te wandelen,' merkte Jeremy met een ondeugende twinkeling in zijn ogen op.

Innis trok een van haar mooi gevormde wenkbrauwen op en zei: ‘Ik stel niet zoveel prijs op de mannelijke bevolking uit de buurt. Ik loop liever alleen dan met iemand die me niet aanstaat.’

Jeremy keek haar belangstellend aan. ‘Ik houd van vrouwen die zichzelf kunnen redden En zo een lijk je me wel, zuster Murchison.’ Innis ging verder alsof hij niets had gezegd: ‘Bovendien zijn hier niet zoveel mannen die graag wandelen. Neem de dokter bijvoorbeeld. Ik heb hem nog nooit anders gezien dan in een auto of in het ziekenhuis.’

Andrew vloog overeind alsof hij was gestoken. ‘Wat zeg je me daar. Ik ben gek op wandelen. Je weet best dat ik geen minuut vrije tijd heb. Het is een kwestie van tijd. Niet van hoeveel afstand er tussen de huizen ligt maar hoe lang het me kost om er te komen.’

‘Wat uw beroep betreft is dat waar. Maar u heeft toch ook vrije tijd. Het is hier een paradijs voor mensen die van zwerven houden. Het is jammer dat de mensen van het dorp dat niet willen zien.’

Andrew staarde haar verbaasd aan. ‘Wat mankeert je ineens? Ik dacht altijd dat je zo zachtaardig was en dat je geen uitgesproken mening had.’

Innis’ ogen schitterden ondeugend. ‘Dat geldt misschien voor het ziekenhuis, dokter, daar bent u de baas. Maar u kunt daar buiten niet hetzelfde verwachten. Ik vind trouwens ook dat u de laatste tijd dikker wordt. U moet er eens wat aan doen.’

‘Je raadt me dus aan te gaan wandelen,' slaagde Andrew erin uit te brengen. Hij stond perplex.

Jeremy lachte luidruchtig. ‘Dit is de omgekeerde wereld, Andrew. Om je eer te redden, zou ik willen voorstellen dat we de meisjes op hun volgende tocht vergezellen.’

‘Niet op de volgende tocht,’ zei Innis koel. ‘U zou het misschien redden, Mr. Ffoulkes, u lijkt me fit genoeg maar ik ben er zeker van dat de dokter het niet haalt. U moet eerst trainen, dokter. Uw spieren zijn niet gewend aan lange wandelingen. Elizabeth en ik zijn van plan naar Purau te lopen. We blijven daar dan een nacht over bij vrienden van me en lopen de volgende dag naar Camp Bay, waar de weg ophoudt. En de dag daarop lopen we weer terug.’

‘Als ik de kans krijg er drie dagen tussenuit te trekken,’ zei Andrew knorrig, 'zal ik jullie eens wat laten zien. Maar de vervanger zal nog wel even op zich laten wachten.’

‘Bovendien kan ik mijn vrienden niet zomaar met een vreemde opschepen,’ kaatste Innis terug.

Andrew keek haar van onder zijn gefronste wenkbrauwen aan. ‘Heeft Elizabeth ze dan al ontmoet?’

‘Ze zeggen dat ze de laatste drie jaar haar stukjes regelmatig hebben gelezen en ze dus een oude vriendin voor hen is,’ antwoordde Innis plagend.

Andrew staarde haar aan. ‘Jij hebt je antwoord meteen klaar, hè?’ Innis keek Elizabeth ondeugend aan. ‘Alleen buiten diensturen, dokter. Bij het werk bent u altijd aan het woord.’

Andrew had zijn koele, bedaarde zuster nog nooit zo meegemaakt en hij wierp Jeremy een veelbetekende blik toe. ‘Jij zegt ook niets om me te redden. Ik wil wedden dat jij ook niet zoveel wandelt. Je zult er ook wel geen tijd voor hebben, denk ik.’

‘Het spijt me, kerel, dat ik je niet kan helpen. Maar toevallig heb ik zaterdagmiddag met een klas van het Christs College een wandeling gemaakt. We zijn in Takahe op geweest en vandaar naar de Witch Hill en via St. Martin’s weer terug.’

‘Ik heb ook altijd pech,’ zei Andrew somber.

Het gesprek ging verder over alledaagse dingen en was ontspannender nu Innis en Andrew hun gekibbel hadden gestaakt. Na een poosje gaapte Innis en zei: ‘Ik ga er weer eens vandoor. Ik moet vroeg op.’

‘Ik ook,’ zei Andrew en hij stond ook op. ‘Je hebt vanavond toch geen dienst, hé? Leve de arme dokter, hij heeft altijd dienst.’

Zonder zich te verontschuldigen, zei Elizabeth: ‘Je moest ook maar gaan, Jeremy. Ik ben vanmorgen om vijf uur opgestaan om ongestoord door te kunnen werken.’

Hij trok een grimas en zei tegen Andrew: ‘Is het je wel eens opgevallen dat ze geen gevoel heeft? Er zijn nog wel andere manieren om van je gasten afscheid te nemen, Elizabeth Stirling. Een taktvolle wenk is ook voldoende.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Je hebt me eens gezegd dat je niet van mensen hield die om de zaken heen draaiden.’

Hij schudde zorgelijk zijn hoofd. ‘Wat jullie vrouwen vanavond toch mankeert, weet ik niet. Eerst zuster Murchison en nou jij weer.’

Elizabeth keek naar Innis en merkte dat ze genoot van het kat-en-muis spelletje tussen man en vrouw.

‘Ik zal jullie naar het ziekenhuis brengen,’ zei Jeremy tegen Andrew.

‘Nee, dank je wel,’ zei Andrew. ‘Ik heb beweging nodig, hebben ze gezegd. We gaan lopen.’

Ze lachten alledrie en Elizabeth liet hen in het gezelschap van Drummond uit. Elizabeth was van plan ze na te wuiven, maar toen Drummond probeerde weg te komen om achter Taffy aan te rennen, sloot ze haastig de deur.

Jeremy, Innis en Andrew bleven nog even bij de auto staan praten. Tot Jeremy zei: ‘Ik moet nog een heel eind rijden, ik kan maar beter gaan.’ Hij opende het portier en slaakte een kreet. De anderen draaiden zich om en keken hem vragend aan. ‘Het is niets. Ik ben alleen mijn pijp vergeten. Ik heb hem geloof ik op de schoorsteenmantel laten liggen, ik zal hem even gaan halen. Tot ziens.’

Ze hoorden hoe hij op de deur klopte en riep: ‘Ik ben het, Elizabeth. Ik heb mijn pijp vergeten,’ en de deur ging open.

Ze waren al bijna bij het ziekenhuis toen Andrew merkte dat Innis liep te giechelen.

‘Waarom lach je?’ vroeg hij. ‘Omdat ik loop? Wil je er wél even aan denken dat ik héén ook heb gelopen.’

‘Het is nog geen kilometer... wat een prestatie! Nee, ik dacht niet aan u maar aan Mr. Ffoulkes. Wat een man! ’

‘Wat bedoel je?’

‘Zijn pijp zat in zijn zak. Ik zag dat hij hem erin deed en het verbaasde me dat mannen niet vaker brand stichten in hun jaszak.’

‘Dus Elizabeth is nog niet van haar gast af!’

Op de Lodge was Elizabeth aan het zoeken naar de pijp van Jeremy. Ze zocht op de schoorsteenmantel, in de boekenkast en op haar bureau maar hij was nergens te vinden. ‘Waarom ga je zelf ook niet zoeken? Na het eten ben je nergens anders...’

Ze zweeg toen ze zag dat Jeremy hem uit zijn zak haalde. ‘Wat zeg je me daar van?’ vroeg hij onschuldig.

Elizabeth keek hem beschuldigend aan en hij grinnikte zonder enig berouw te tonen. Hij liep op haar toe en pakte haar bij de arm. ‘Er is een groot diplomaat aan me verloren gegaan. Nu kan ik je tenminste behoorlijk welterusten wensen.’

Snel stapte Elizabeth achter de schommelstoel en riep ondeugend: ‘Drummond... kom hier.’

Jeremy schoof de stoel opzij en pakte haar stevig vast, waarna hij haar kuste. Drummond deed slaperig een oog open maar reageerde niet.

‘Drummond weet tenminste wie hij kan vertrouwen,’ lachte Jeremy. De hond zuchtte diep en kwispelde even met zijn staart.

‘Nou, maak dat je wegkomt, Jeremy Ffoulkes. Je hebt gehoord dat ik de komende drie dagen weg ben. De vrouw van de dominee neemt de bibliotheek voor me waar. Dus je verspilt je tijd als je langskomt. We zijn woensdag, donderdag en vrijdag weg.’

‘Hmm. Dat is jammer. Zaterdagavond moet ik naar dat vervelende journalisten-diner. Een diner waar jij niet heengaat, heb ik gehoord, want je hebt al afgezegd, en maandagavond moet ik een lezing houden. De zondag zit al propvol en dinsdagavond zit ik in een discussiegroep voor de radio. Maar...’

Elizabeth stak haar hand op. ‘Laten we nog maar niets afspreken. Ik kan je er niet van overtuigen dat ik het leven hier heerlijk vind... de rust en de natuur. Ik wil me concentreren op mijn nieuwe boek, nadat we terug zijn uit Parau. Bovendien heb ik genoeg te doen; ik kom zelfs tijd tekort.’

Jeremy keek haar ernstig aan. ‘Dus je mist de drukke krantenwereld helemaal niet?’ Zijn stem klonk een beetje ongelovig.

‘Natuurlijk mis ik mijn oude vrienden,’ antwoordde Elizabeth. ‘Maar die komen me hier opzoeken, vooral op zaterdag en zondag. Daarom heb ik zo weinig tijd over voor een nieuwe vriend. Begrijp je nou waarom ik liever helemaal opnieuw was begonnen?’

‘Dat kan je niet en dat weet je,’ zei hij. Zijn stem klonk nog steeds ernstig. ‘Toekomst en verleden gaan nu eenmaal in elkaar over.’

Haar blik bleef op de hond gericht die diep verzonken lag in zijn dromen, terwijl ze antwoordde: ‘Daarom juist wilde ik ook niet dat je hier kwam.’

Jeremy gaf geen antwoord en ze keek hem aan. Zijn gezicht stond grimmig en verried geen enkele emotie.

‘Ik begrijp wat je bedoelt,’ zei hij na een korte stilte. ‘Mijn verleden kan je niets schelen, zelfs zo weinig dat je er niet zelfs ook maar even naar vraagt.’

Elizabeth werd bleek en slaagde erin te zeggen: ‘Is het niet beter zo? Ik neem je nu eenmaal niet ernstig. Ik ben daarom ook niet geïnteresseerd in je vroegere leven.’

Ze wist niet dat de ogen van Jeremy Ffoulkes zo kil konden worden. Ze waren altijd vol plagerij, warmte en zelfs uitdaging geweest, maar nooit zo koud en leeg. Het leken wel koude bruine stenen in het ijskoude water van een bergstroom.

‘Dat is iets wat ik van jou niet had verwacht, Elizabeth. Ik wist niet dat je zo hard en onverdraagzaam kon zijn. Goeienavond.’

Elizabeth keek hem na en sloot rustig de deur achter hem. Ze wilde niet toegeven aan haar verlangen hem dicht te slaan. Wat eenzaam ineens ging ze naar bed.