HOOFDSTUK 3
Maida was zo nieuwsgierig dat ze de volgende morgen al vroeg op was. Nippend aan haar sinaasappelsap, vroeg ze: ‘Waar heb je hem leren kennen, Elizabeth?’
‘Je bedoelt de eerste keer.-Geen idee.’
Maida keek haar twijfelend aan. ‘Maar je hebt het hem gisteravond toch wel gevraagd?’
Elizabeth grinnikte. ‘Kun je je voorstellen dat Jeremy iets vertelt wat hij niet kwijt wil? Ik heb geprobeerd hem uit te horen maar hij vindt dat ik er zelf moet opkomen.’
‘Waarom?’
Louisa slikte een hapje grapefruit door en zei snel: ‘Kom, kom, Maida, doe niet zo dom. Jeremy kan het niet uitstaan dat Elizabeth het zich niet herinnert. Gewoon zijn mannelijke trots, dat zei hij toch zelf. Heb je helemaal geen idee, Elizabeth?’
‘Ik heb me gisteravond in bed suf gepiekerd. Toen we terugkwamen van de Kiwi heb ik het hem nog eens gevraagd. Maar het enige wat ik uit hem heb gekregen was dat ik eens iets in een artikel heb geschreven en hij zich plotseling herinnerde waar hij me had gezien. Ik kan het niet uitstaan maar hij wil het niet vertellen. Vroeg of laat zal ik het me wel herinneren.’
Louisa knikte. ‘Je kunt er beter niet over nadenken, dan schiet het je ineens te binnen. Maar je hebt wél indruk op hem gemaakt.’
‘Doe niet zo gek, Louisa,’ zei Maida scherp en spottend. ‘Die man heeft je hoofd op hol gebracht. Maar mij kon hij niet beduvelen. Elizabeth zou ook beter moeten weten, hij is alleen maar op een pretje uit. Als hij Elizabeth al eerder had ontmoet en zo gek op haar was geworden, had hij niet zo lang gewacht. Zo zijn mannen niet. Ik denk dat hij haar gewoon heeft herkend en dit aangrijpt om haar te imponeren.’
‘Je zult het niet willen geloven,’ hield Louisa koppig vol, ‘maar je zult zien dat Elizabeth volgend jaar om deze tijd getrouwd is. Hij meende elk woord dat hij zei.’
Elizabeth barstte in lachen uit. ‘O, Louisa wat ben je toch romantisch. Ik ben één keer met hem uit geweest en jij hoort de bruidsklokken al luiden.’
Louisa ging verder alsof Elizabeth haar niet had onderbroken. ‘Elizabeth mag dan niet zoveel ervaring hebben maar gek is ze ook niet.
Door die geschiedenis met Stephen zijn haar ogen opengegaan, maar ze weet heus wel wanneer iemand het meent of niet.’
Elizabeth werd ernstig. Het was jammer dat Maida het wat betreft Jeremy toch bij het rechte eind had en Louisa niet. Want Louisa hield zoveel van haar en kon soms zo kwaad worden op Maida dat ze nu in Jeremy Ffoulkes wilde geloven. Hij had echter zijn eigen huwelijk laten stranden en waarschijnlijk het leven van zijn schoonzuster ook verwoest.
Elizabeth kreeg plotseling een gevoel van bitterheid en van... wat?... was het spijt of verlangen? Ze kon het niet verklaren. Het maakte haar onrustig.
De volgende dag zag ze Jeremy nauwelijks. Ze hadden het beiden druk met hun werk. Elizabeth was er blij om want nu kon ze de hele geschiedenis in het juiste licht zien. Het was een amusant incident geweest, meer niet.
Toen ze het kantoor verliet haalde Jeremy Ffoulkes haar in. Hij grinnikte. ‘Ik zou graag vanavond weer zijn gekomen maar ik moet nog werken.’
Ze keek naar de papierbundel onder zijn arm en wees op haar eigen tas. ‘Ik zit met hetzelfde probleem.’
Hij knikte. ‘Mere Harawira belde me vanmorgen op om te vragen wanneer ik een avond langs kwam - na het eten. Wat mij betreft wordt dat morgenavond of volgende week dinsdag. Wanneer komt het jou het beste uit?’
‘Dinsdag kan ik niet maar morgenavond wel. Hoe laat zullen we afspreken?’
‘Om een uur of acht. Ik kom je wel afhalen. Waar ga je volgende week dinsdag naar toe?’
Alsof hem dat iets aanging!
Ze besloot daar niet op in te gaan, ze zouden alleen maar ruzie krijgen. ‘Met een kennis. We gaan ergens eten en daarna naar de schouwburg. Dat doen we meestal.'
‘Ik vind het leuk je vriendinnen te ontmoeten. Laten we met z’n drieën gaan eten. Hoe heet ze?’
Elizabeth onderdrukte een lach. ‘John Buil.'
Toen ze zijn verbaasde blik zag zei ze: ‘Het is echt zo. En hij ziet er ook zo uit. Zijn vader zat in de Horse Guards en heeft zijn gezin bijna in het leger opgevoed.’
Jeremy Ffoulkes keek haar veelbetekenend aan. ‘En deze John Buil is natuurlijk erg gesteld op ene Elizabeth Stirling, en zij op hem.’
‘Ja, maar...’
‘Maar wat? Ik vind het prettig als mensen hun zinnen afmaken.’
‘Je méént het. Soms kun je beter even wachten met je antwoord. Ik had willen zeggen dat hij liever met mij alleen uitging.’
Zijn mond vertrok. ‘Dan hebben we iets gemeen. Ik begrijp het.’
Ze zeiden elkaar goedendag en vertrokken.
Elizabeth merkte dat ze zich op de volgende avond verheugde en verzette zich niet tegen dit gevoel. Als ze hem maar niet serieus zou nemen kon er niets gebeuren.
Ze stond nog onder de douche toen hij kwam, want hij was veel vroeger dan hij had gezegd. Louisa was er niet en dus deed Maida de deur open. Maar Jeremy Ffoulkes kon best op zichzelf passen. Maida kon hem niet aan.
Elizabeth voelde zich merkwaardig opgelucht nu ze wist dat er iemand was die haar stiefmoeder van repliek diende. Misschien kon Jeremy Ffoulkes Maida ervan overtuigen dat hij zijn houding ten opzichte van Elizabeth niet zou wijzigen en dan zou ze minder moeite hebben zich van Maida los te maken.
Maida deed uiterst charmant tegen Jeremy Ffoulkes. De eerste minuten verliepen erg plezierig. Maida hoorde Elizabeth uit de badkamer komen en wist dat ze nog minstens een minuut of tien had voor Elizabeth klaar was. Wat prettig dat hij zo vroeg was gekomen.
Nadat ze over het weer en het nieuws hadden gepraat pakte Maida een tijdschrift op en zei: ‘Ik moet je dit laten zien. Ik koop mijn tijdschriften altijd in de winkel om de hoek en zag dat er een gedicht van Elizabeth in stond. Heeft ze al een poos geleden geschreven. Ze is nogal verlegen en durft het niet aan anderen te laten zien. Ik denk dat de meeste schrijvers zo zijn.’
'Echt waar?’ Jeremy’s stem klonk verbaasd. ‘Misschien in het begin maar iemand als uw stiefdochter is daar al lang overheen. Ik geloof niet dat ze het niet aan haar redacteur zou durven laten zien.’ Hij stak zijn hand uit en pakte het tijdschrift aan. Zijn blik gleed over de titel en hij keek snel naar Maida. Zich onbespied wanende zag ze eruit als een kat die juist een muis had verorberd. Waarom? En hij begon te lezen. Het gedicht stond in het midden van een bladzij en was smaakvol geïllustreerd.
‘Breng me geen orchideeën... bleke, tere orchideeën,
‘Met wortels in modder en verwekt in slijm...’
Maida was er zich van bewust dat hij diep ademhaalde toen hij verder las. Ze had hem geraakt wist ze. Hij had orchideeën gegeven aan een meisje dat ze verafschuwde en dat vond hij niet leuk.
Met een ruk keek ze op en zei: ‘Ooo!’ Met een dramatisch gebaar sloeg ze haar handen voor haar mond.
Jeremy Ffoulkes keek haar aan. ‘Waarom zegt u ooo?’ vroeg hij met een vlakke stem.
Maida had nu tranen in haar ogen, tranen die ze bij elke gewenste gelegenheden tevoorschijn kon toveren en daar had ze al vaak veel mee bereikt. Snel stopte ze het tijdschrift onder een kussen en antwoordde: ‘Wat spijt me dat, Mr. Ffoulkes. Ik was helemaal vergeten dat u Elizabeth orchideeën hebt gegeven. En natuurlijk heeft ze u niet verteld dat ze er niet van houdt. Dat is erg vreemd, want de meeste vrouwen zijn er verzot op, maar ja, Elizabeth is nu eenmaal...’
Ze zweeg even, alsof ze het juiste woord niet kon vinden. Maar Jeremy Ffoulkes had geen moeite met wat ze wilde zeggen.
‘U probeert me ervan te overtuigen dat Elizabeth niet erg vrouwelijk is, Mrs. Stirling.’ Plotseling veranderde de klank van zijn stem. ‘Dat is een gemene poging om Elizabeth te kleineren in de ogen van een man, vindt u ook niet? Dat heeft u al eerder gedaan met Stephen, als ik het goed heb. Wat een dwaas om zoiets te geloven! U bent zo doorzichtig. Elizabeth is tenslotte de kostwinner van de familie en wie wil die graag kwijtraken? En u bent niet van plan uw gemakkelijke leventje op te geven. Maar u moet mij niet onderschatten. Ik heb veel ervaring met vrouwen zoals u en de twijfelachtige wijze waarop ze proberen hun zin door te drijven.’
Hij hield abrupt op toen de deur openging.
Maida, haar hals vol rode 'vlekken, probeerde het tijdschrift nog verder weg te duwen.
Jeremy Ffoulkes stond op en zei: ‘Eindelijk, Elizabeth!’ Hij liep op haar toe en nam haar van top tot teen op. ‘Blauw staat je goed, kindje,’ en met zijn arm om haar heengeslagen, leidde hij haar naar de bank.
‘Een verrassing voor je, doe je ogen dicht...’
Elizabeth deed wat haar werd gevraagd en strekte haar handen uit. Jeremy leunde voorover, pakte het tijdschrift dat nog open lag op de goede bladzij en legde het zachtjes in haar handen.
Ze opende haar ogen en het duurde even voordat ze besefte dat dit het gedicht was dat ze meer dan een jaar geleden in een vlaag van bitterheid had geschreven.
Ze keek Jeremy vagelijk aan en maakte haar lippen vochtig, maar tot haar verbazing zei hij: ‘Wat een geluk dat ik iemand heb ontmoet die orchideeën er kan laten uitzien als gewone bloemen, eenvoudig en mooi.’
Om haar de tijd te geven zich te herstellen ging hij verder met de woorden: ‘Ze hebben het smaakvol geïllustreerd, vind je niet, met die appelbloesem bovenaan en de orchideeën aan het eind.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Het wordt tijd dat we gaan. Mere heeft nog gebeld om te zeggen dat Maraea niet wilde gaan slapen voor we er waren. Daarom ben ik wat vroeger gekomen.’
Elizabeth keek naar Maida die als versteend op de bank zat met een uitdrukking op haar gezicht als één van Assepoesters stiefzusters toen ze haar op het bal zag verschijnen. Wat was er gebeurd?
Hoe was Jeremy aan dat gedicht gekomen? Voordat ze er verder over kon nadenken zei Jeremy: ‘Tot ziens, Mrs. Stirling. We zullen wel erg laat thuiskomen; u kunt beter niet opblijven.’
Jeremy reed niet rechtstreeks naar het huis van zijn vrienden maar parkeerde de auto onder een paar bomen.
‘Jeremy, wat is er...’ vroeg Elizabeth verward.
'Je wilt weten hoe ik aan dat gedicht kwam?’ viel hij haar in de rede. ‘Omdat je lieve stiefmoeder het me liet zien. Ze verwachtte dat dit me wel zou afschrikken. Maar ik heb ervaring met dergelijke vrouwen en had haar door. Ze deed net alsof ze was vergeten dat ik je orchideeën had gegeven, maar ik heb haar op haar nummer gezet.’ En hij vertelde wat er was gebeurd.
Er liep een rilling over Elizabeths rug; dit was gemeen geweest van Maida. Tenslotte kende ze het verhaal dat achter dit gedicht stak. Ze voelde zich een beetje misselijk.
‘Wat vind je ervan?’ vroeg Jeremy Ffoulkes terwijl hij naar haar keek. Hij zag dat ondanks het slechte licht haar gezicht erg bleek was en de sproeten op haar neus duidelijker te zien waren dan gewoonlijk.
Met onzekere stem antwoordde Elizabeth: ‘Ik vond de orchideeën die je me hebt gestuurd prachtig. Ze stonden zo geweldig bij mijn jurk. Ik...’
Hij lachte zacht en pakte haar beide handen. ‘Elizabeth, je hoeft je niet te verontschuldigen. Dat gedicht was een uiting van wat je toen voelde. Je zou het zelfs over een ander hebben kunnen schrijven. Het...’
‘Toen ik het schreef kon ik geen orchideeën zien. Daarom vind ik het zo gemeen van Maida,’ onderbrak Elizabeth zijn woorden. De druk van zijn handen gaf haar de moed verder te gaan. ‘Een jaar geleden leefde ik met mijn hoofd in de wolken. Ik dacht dat Stephen op het punt stond me te vragen om met hem te trouwen. We gingen al zes maanden met elkaar om. Op een avond ging ik naar de bloemist om wat bloemen te sturen naar iemand die in het ziekenhuis lag en het meisje was bezig met het inpakken van een doos orchideeën. Er was een kaartje bij met het handschrift van Stephen. ‘Voor Marianne met al mijn liefde, Stephen!’ stond erop.’ Haar stem beefde even bij deze herinnering. ‘Ik wist wat het betekende, het kon geen toeval zijn. Ze was een nieuwe vriendin van Stephens zuster en ik had haar al eens ontmoet. Dezelfde avond heb ik het hem gevraagd en we kregen een daverende ruzie. Hij gaf toe dat hij verliefd op die Marianne was geworden. Ik wilde wel geloven dat hij er niets aan kon doen maar hij had het eerst met mij moeten uitmaken. Hij vond haar uiterst vrouwelijk en ze bezat alles wat een man zich maar kon wensen. ’ Ze zuchtte. ‘En dat had ik niet.’
Jeremy Ffoulkes mompelde iets onverstaanbaars. ‘Dat idee had hij natuurlijk van je stiefmoeder overgenomen. Maar zijn slechte kijk op jou is mijn voordeel. Stel je voor dat je al verloofd of getrouwd was geweest toen ik hier kwam.’
Elizabeth keek snel de andere kant uit. Met een zweem van bitterheid in haar stem zei ze: ‘Je kent de vrouwen goed, Jeremy Ffoulkes. Je zit nooit om een antwoord verlegen, eerst bij Maida en nu weer bij mij.’
Hij greep haar bij de schouders en zijn ogen keken haar woedend aan. ‘Elizabeth Stilling! Probeer niet hard te zijn want iemand die zo schrijft als jij is niet hard. Probeer die tong van je in bedwang te houden.’
Plotseling maakte de woedende blik in zijn ogen plaats voor een vrolijke. ‘Dit is de manier om een vrouw tot zwijgen te brengen,’ en zijn mond drukte zich op de hare, hard, koel maar langzaam werden zijn lippen zacht en teder. Deze eerste kus deelden ze samen in emotie en hartstocht.
Elizabeth voelde zich geschokt en verward. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Ze wilde haar hoofd niet op hol laten brengen. Dit was iets dat zij nog nooit op deze manier had ervaren.
Onverwacht bleek hij haar gedachten te delen. ‘Het valt niet mee om weer terug te keren op aarde, hè?’ Hij lachte op een prettige manier en zijn vingers gleden even teder langs haar wang. ‘Maar we leren het nog wel.’
De rest van de avond verliep erg huiselijk. Het leven werd weer normaal toen ze bij het huis van de Harawira’s kwamen. ‘Maraea weet niet wie nu het verhaaltje moet vertellen: Jeremy of Elizabeth,’ vertelde Mere nog voordat ze hun jassen hadden uitgedaan.
‘Dan gaan we allebei,’ zei Jeremy.
‘Dat doen we niet,’ zei Elizabeth, ‘kinderen vinden het heerlijk om een volwassene helemaal voor zichzelf te hebben. We doen het om de beurt.
Elizabeth en Mere glipten nog even de slaapkamer van Hoani binnen die rustig in zijn bedje lag te slapen. Daarna gingen ze beneden een spelletje scrabble spelen.
'We hebben gemerkt dat de baas net als jij niet van kaarten houdt,’ zei Johnny tegen Elizabeth. ‘Dat is nauwelijks meer netjes te noemen in deze tijd.’
'Bedankt, Johnny,’ zei Jeremy. ‘Maar Elizabeth kijkt me tenminste goedkeurend aan en dat betekent wel iets. Er is niets zo goed als een gedeelde afkeer om twee mensen bij elkaar te brengen. Ik kan kaarten niet uitstaan. Het is jammer maar ik maak iedereen gek en ben er niet bij met m’n hoofd.’
Elizabeth lachte. ‘Net als ik. Mijn vader heeft het jarenlang geprobeerd, maar hij heeft het tenslotte ook opgegeven.
‘O, speel je daarom niet,’ zei Johnny, ‘ik dacht dat het om Maida was.’
Jeremy keek naar Elizabeth. ‘Waarom niet om Maida?’
‘Ze speelt voor geld en verliest iedere keer. En ze wedt ook altijd op de verkeerde paarden. Bovendien heeft ze genoeg om plezierig van te kunnen leven.’
Op de terugweg kwam Jeremy op dit onderwerp terug. ‘Als Maida genoeg heeft om van te leven, waarom neem je dan geen flat voor jezelf en richt je je leven in zoals je zelf wilt?’
Elizabeth wilde wel dat ze niet steeds de neiging had elke opmerking van hem te willen onderzoeken. Het was niet haar aard wantrouwend te zijn. Dat ze het nu was, was Stephens schuld. Ze moest hem vertrouwen, maar als een man met zijn reputatie haar aanraadde op zichzelf te gaan wonen kon dat narigheid betekenen.
‘Er zijn nog een paar dingen die ik graag wil weten,’ ging hij verder, ‘en dat kan ik maar beter recht op de man af doen. Die Stephen, is die nog getrouwd met Marianne?’
‘Nee, het is weer uitgeraakt.’
‘Heb je hem nog weleens gezien?’
‘Ja, bij toeval. Hij kwam met een stel vrienden voorbij toen je me uit de auto hielp die avond dat we naar de schouwburg gingen.’
‘Zag hij je?’
‘Hij herkende me, dat was alles.’
‘Vond je het prettig hem weer te zien?’
‘Ik was blij dat jij bij me was... een echt vrouwelijke reactie, die je wel zult verafschuwen.’
‘Helemaal niet. Was je blij omdat je dacht dat het jullie weer bij elkaar zou brengen? Niet boos worden, Elizabeth Stirling, ik wil het echt graag weten.’
‘Nee, mijn enige reden was wat ik zei... pesten,’ zei ze kalm. ‘Hij kwam zes maanden geleden al bij me met het verhaal dat hij een dwaas was geweest die zich had laten beetnemen door een knap gezichtje.’ Ze giechelde. ‘Hij zei dat zijn moeder mij het aardigste vond. Ik had hem kunnen slaan om die opmerking.’
‘Onhandige stommeling,’ bromde hij.
‘Het was niet erg, want ik moest er om lachen en besefte dat Stephen tot de verleden tijd behoorde.’
‘Goed zo. Ik wilde het zeker weten. Ik vind dat al het onbegrip in deze wereld vaak ontstaat doordat mensen elkaar de waarheid niet zeggen of durven vragen.’
Hij bleef bij de voordeur van Elizabeths huis staan en ze vond het tijd worden haar eigen mening te verkondigen.
‘Ik vind het leuk met je uit te gaan, als je partner. Ik weet dat in ons krantenwereldje met diners, dansavonden en zo het nodig is om iemand bij je te hebben. Dat geldt ook voor een vrouw. Maar ik wil niet dat er gevoelens bij betrokken worden.’
‘Hoe wil je dat voorkomen?’
Ze maakte een gebaar met de handpalmen naar boven. ‘Op deze manier. Door precies te zeggen wat je wilt. Misschien heeft die geschiedenis met Stephen me een beetje terughoudend gemaakt, maar mijn hart wordt nu door mij verstand geregeerd.’
Zijn antwoord was koel en spottend. ‘Je bedoelt dat je gezonde verstand je zegt dat ik door mijn mislukte huwelijk geen aantrekkelijke partij ben. We moeten wel bloeden voor onze jeugdzonden.’
Een kort ogenblik voelde Elizabeth twijfel en ze had hem willen zeggen: ‘Het spijt me, zo bedoelde ik het niet... wil je me er niet over vertellen?’ Maar toen dat ogenblik voorbij was, was ze blij dat ze zich had ingehouden. Ze moest ervoor zorgen dat deze man met zijn grote charme haar niet inpalmde. Ze voelde zich gevleid dat hij zoveel aandacht aan haar besteedde... maar dat was alles. Doe niet zo dwaas. Elizabeth Stirling!
Toen ze geen antwoord gaf zei hij met een vlakke stem: ‘Laten we er maar niet meer over praten. Er is de volgende week een film die ik wil zien. Heb je zin om mee te gaan?’
Hij kuste haar niet goedenacht en Elizabeth probeerde zichzelf wijs te maken dat ze daar blij om was.
Elizabeth had een lang weekend. Bij de ‘Argus’ hadden ze iedere week op een verschillende dag vrij en eenmaal in de zes weken bleek dat een zaterdag en een maandag te zijn.
Maida voelde zich erg opgelucht toen Elizabeth niets over het gedicht zei. Waarschijnlijk had Jeremy Ffoulkes zijn mond gehouden.
Zaterdagmorgen bracht Maida haar ontbijt op bed en Elizabeth wist dat ze Jeremy moest bedanken voor wat hij had gedaan. Nadat ze zich had aangekleed, ging ze naar de zitkamer waar Maida aan het afstoffen was. Louisa was bezig met de afwas.
‘Bedankt Maida, het was erg lekker.’
‘Dat dacht ik wel. Je ziet er smalletjes uit de laatste dagen. Waarom ga je het weekend niet naar Frances en Ron? Ze zeggen dat je altijd welkom bent; bel ze even op.’
‘Een leuk idee,’ antwoordde Elizabeth, ‘maar ik heb om half elf een afspraak.’
Maida draaide zich zo haastig om dat het water uit de vaas die ze in haar hand had over de rand spatte. ‘Mr. Ffoulkes?’
‘Nee, hij moest vandaag werken. Een makelaar.’
‘Een makelaar? Elizabeth, je bent toch niet van plan het huis te verkopen?’
‘Nee, dat kan ik toch niet. Het is immers van ons tweeën. Maar ik zoek een flat in de stad. Het is de enige manier om tijd over te houden voor mijn schrijverij. Een flat geeft niet zo veel werk.’ Ze keek Maida recht aan. ‘Bovendien is onze verstandhouding ook niet zo goed meer.
Ik heb je veel te lang je zin gegeven. Die geschiedenis met je hart was al erg maar dat je een man die mij nét orchideeën had gegeven dat gedicht liet lezen heeft me duidelijk gemaakt je nérgens voor terugdeinst. Ik kan je gewoon niet vertrouwen en wil mijn leven rustig leiden zonder bang te hoeven zijn voor je kwaadaardige gestook. En ik wil wat ik verdien voor mezelf hebben. Ik zal de belasting en de brandverzekering betalen, maar ook niets meer. En je mag al blij zijn dat ik nog zoveel doe.’
Vanzelfsprekend gaf Maida niet toe. Ze werd boos, begon te huilen en te smeken maar Elizabeth gaf niet toe. Ze had alles met Louisa besproken en wist dat er geen moeilijkheden zouden komen.
De gehele zaterdag en daaropvolgende maandag besteedde ze aan het zoeken naar een flat, maar ze kon niet slagen.
Toen ze dinsdags weer aan het werk ging voelde ze zich terneergeslagen. Gelukkig dat ze die avond met John Buil zou gaan dineren. Jeremy Ffoulkes had haar niet opgebeld in het weekend en hoewel ze het niet wilde toegeven, was ze toch teleurgesteld.
Hij belde haar later op de dag via de huistelefoon en vroeg of ze meeging lunchen, maar ze weigerde. Ze spraken af dat ze die woensdagavond samen naar de film zouden gaan.
John Buil deed alles volgens de regels van het boekje. Dineren deden ze niet in een restaurant maar in een hotel. Hij zag er niet goed uit, dacht Elizabeth. Sinds hij een jaar geleden zijn vrouw had verloren was hij magerder geworden, een beetje verloren figuur.
‘In plaats van vanavond naar de schouwburg te gaan zou ik je willen voorstellen naar mijn huis te gaan. Ik wil je een voorstel doen en ik vind de lounge van een hotel daar geen geschikte plaats voor. Mrs. Masterson heeft kennissen op bezoek maar we kunnen in de studeerkamer gaan zitten. Ik heb haar gevraagd de open haard aan te maken. Wat vind je ervan?’
‘Ik vind het best. Laten we gaan.’
Het was jammer dat zowel zijn zoon als zijn getrouwde dochter in Engeland woonden. John en zijn vrouw hadden hen geregeld bezocht, want ze hielden beiden van reizen. Het was een fijn huwelijk geweest.
Elizabeth ging in een gemakkelijke stoel zitten terwijl John het vuur oprakelde. ‘Je weet dat Janet Cherrington “Cherrington Lodge” aan mijn vrouw heeft nagelaten. Het ligt in Ngahuru-Marama en tot de dood van Grace hebben we het gebruikt als weekendhuis.’ Elizabeth knikte.
‘Ik ben van plan het te verkopen. In feite is dit huis ook te koop. Ik ga naar Engeland, maar nu voorgoed. Jocelyn heeft me geschreven dat ik dicht bij hen een huis kan huren. Ze wonen in Kent zoals je weet. Een paar dagen geleden kwam ik in de stad Louisa tegen, een aardige vrouw zonder poeha. Ze heeft me verteld hoe Maida je de laatste tijd heeft behandeld en het wordt tijd dat je je eigen leven gaat leiden, Elizabeth. Ik weet dat je graag op het platteland woont en nu wou ik jou de Lodge schenken. Je bent als een tweede dochter voor ons geweest sinds Jocelyn is vertrokken. Je zou me er een groot plezier mee doen, maar ik stel één voorwaarde - je moet er een jaar gaan wonen ' Elizabeths ogen begonnen te stralen.
‘John Buil, wat zal ik je missen maar je weet niet wat dit voor me betekent. Ik heb de laatste dagen naar een flat lopen zoeken en was helemaal uit het veld geslagen omdat ik er steeds meer aan begon te twijfelen of ik wel zonder een stukje tuin zou kunnen leven. O, John, en nu krijg ik een huis op een dienblaadje aangereikt.’
Hij schraapte zijn keel en klopte haar verlegen op haar rug. Elizabeth zag echter dat haar reactie hem veel plezier had gedaan.
‘Mijn vertrek is eerder dan ik had gedacht en ik wil alles geregeld hebben. Ik zou willen voorstellen dat je deze week een keer langs komt, of kun je moeilijk weg? Zondag krijg ik bezoek en daarna is er niet veel tijd meer. Zou je donderdag kunnen?’
‘Ik denk het wel,’ zei Elizabeth. ‘Maar ik moet wel eerst overleg plegen met mijn redacteur. Ik zal hem opbellen.’ Ze zweeg even en voegde er toen aan toe: ‘Maar ik zeg hem nog niet waarom.’
Ze was zich bewust dat ze het prettig vond dat de stem van Jeremy Ffoulkes warmer werd toen hij de hare hoorde. ‘Maar Elizabeth, ik dacht dat je in de schouwburg zat. Waar ben je?’
‘John wilde iets met me bespreken dus zijn we naar zijn huis gegaan. Ik wou je...’ begon ze voorzichtig.
‘Maar zijn huis?’ viel hij haar in de rede. ‘Elizabeth, hoe oud is die man? Echt oud, bedoel ik - op die leeftijd krijgen ze nog weleens ideeën.’
‘Ik bel vanuit zijn studeerkamer,’ zei ze wanhopig. Ze hoopte dat hij de hint zou begrijpen. En dat deed hij.
‘Ik begrijp dat je niets kunt zeggen. Dan zal ik het gesprek houden en hoef je alleen maar ja of nee te zeggen. Is hij al zestig?’
‘Nee.’
De toon van Jeremy’s stém veranderde. ‘Je bedoelt dat hij een vijftiger is? Of nog maar een veertiger? Toen je het laatst over hem had dacht ik dat hij oud was. En nu...’
Elizabeth begon te lachen. ‘Dat is hij ook.’
‘Hij is wat?’
‘Wat je net zei.’
‘O, dus hij is oud. Je bedoelt dat hij al zeventig is. Dan wordt het wat anders.’
Elizabeth vroeg zich af wat John van dit gesprek moest denken. ‘Ik bel je op om te vragen of ik donderdag vrij kan krijgen omdat John heeft gevraagd hem te helpen wat spullen uit te zoeken in zijn buitenhuis in de Ngahuru-Marama Bay. John gaat voorgoed naar Engeland, daar wonen zijn kinderen.’
‘Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen. Zal ik je straks komen afhalen?’
‘Nee, dat is echt niet nodig. John brengt me thuis. Hoe wist je dat mijn auto in de garage was?’
‘Ik zag je vanmorgen met de bus komen. Kan die oude baas nog wel autorijden?’
‘Mr. Bulls foto stond de vorige week in de ‘Argus’,’ zei Elizabeth. ‘Hij is lid van het comité voor de veiligheid op de weg.’
‘Ben je niet bang dat hij kouvat?’ ging Jeremy onverdroten verder.
‘Dat doet me eraan denken dat ik nog niet heb gevraagd hoe het met je lever is,’ zei Elizabeth honingzoet. Ze lachte om zijn antwoord en zei: ‘Tot ziens. Ik ga nog even lekker bij het vuur zitten, bedankt Jeremy.’
‘Ik wist niet dat je op zo’n goede voet stond met je nieuwe redacteur.
Ik heb je de oude Shanks nooit Aubrey horen noemen.’
Elizabeth lachte. ‘Wees maar niet bang, deze is een stuk jonger.’ John keek haar nauwlettend aan. ‘En niet getrouwd, neem ik aan. Ik kreeg het idee dat hij je wilde komen halen.’
‘Hij is weduwnaar,’ gaf Elizabeth toe. ‘Een erg aardige man.’
‘Ik doe er dus eigenlijk helemaal geen goed aan je uit je werkkring te halen,’ zei John Buil langzaam.
Elizabeth keek hem scherp aan. ‘Koppelaar! Je moest je schamen op jouw leeftijd. Ik ben blij dat ik een beetje uit de buurt van deze man kan gaan wonen. Hij houdt van een verzetje, heb ik gehoord. Maar ik ga naar Cherrington Lodge, aan die verrukkelijke baai. Wat een plek om te gaan schrijven! Ik neem morgen meteen mijn ontslag.’