Tom was te laat. Expres. Een entree was heel belangrijk en hij wilde Yolanda laten wachten, zodat ze onzeker werd. Hij duwde de deur van de Dog & Bone open en liep naar binnen. Hij was hier jaren geleden voor het eerst geweest, toen het nog een andere naam had, toen het uitgewoond was en grotendeels bevolkt werd door stinkende oude kerels die een hele avond met een halve liter bier deden. Het was nu omgetoverd tot zo'n nieuwe, hippe Londense pub, geen spoortje koper of gegraveerd glas meer te bekennen, de donkerpaarse muren vol gruwelijke moderne olieverfschilderijen, die allemaal te koop waren, met overal bankjes en stoelen in plaats van de ouderwetse aan de vloer geklonken zithoekjes. Grote kaarsen lieten hun vet over elk beschikbaar oppervlak druipen. Het leek wel een bordeel. Het was er tjokvol en de herrie was oorverdovend, de muziek uit de speakers aan het plafond dreunde en het zag er blauw van de rook. Hij had de plaats zorgvuldig uitgekozen. Het café lag in een armoedig gedeelte van de stad aan Regent's Canal en had geen vaste klanten,- de meerderheid van de klandizie bestond uit toeristen uit de nabijgelegen goedkope hotels en mensen die een paar maanden in Londen woonden voordat ze weer verder gingen. Hij wist zeker dat Yolanda en hij niet zouden opvallen.
Hij baande zich een weg door het slecht verlichte interieur en bekeek de gezichten, tot hij haar uiteindelijk zag. Hij nam aan dat dat Yolanda was, het enige meisje alleen, op een grote bruine bank achter in de bar. Ze zat rechtop, handen naast zich, benen zorgvuldig over elkaar, alsof ze voor een sollicitatiegesprek kwam. Toen hij op haar afliep keek ze hem schichtig aan, en ze glimlachte onzeker. Hij zag dat ze zat te roken, wat hij een vreselijk smerige gewoonte vond. Als alles volgens plan verliep, zou hij haar godzijdank niet hoeven kussen. Hij dwong een brede glimlach op zijn gezicht.
'Yolanda?'
Ze knikte, deed iets onhandigs met haar sigaret en legde hem in de volle asbak op het tafeltje voor haar. Hij zag dat haar nagels tot bloedens toe waren afgebeten. Nog iets wat hij walgelijk vond.
'Hoi. Ik ben Matt,' zei hij. Ze glimlachte nogmaals verlegen en schoof opzij zodat hij naast haar kon gaan zitten.
Ze was weg van de twee Jason Bourne-films en hij had bedacht dat 'Matt' goed genoeg was voor haar, hoewel hij wist dat hij totaal niet op Matt Damon leek. Maar hij kon aan haar gezicht wel zien dat ze blij verrast was. En terecht. Ze zou normaal gesproken geen enkele kans maken op een drankje, laat staan op iets anders, iemand als hij. Ze was klein, had een fletse huid en was zo plat als een dubbeltje, zo gewoontjes als een vel karton, hoewel haar donkere haar wel mooi glansde - het was gelukkig schoon - en ze had grote bruine ogen die zo te zien de duivel zelf nog zouden vertrouwen. Ze ging braaf gekleed in een blauw T-shirt met lange mouwen dat te vaak was gewassen, en een knielange katoenen rok, met een dikke zwarte maillot en laarzen eronder. Ze had niets aan wat ongepast strak zat of te veel onthulde, zoals alle andere sletten in de pub, die als hoeren met hun vlees zaten te pronken. Yolanda was bij hen vergeleken een grijze muis; ze droeg nauwelijks make-up en had puistjes op haar kin, die ze niet had geprobeerd te verhullen. Ze zag er veel jonger uit dan eenentwintig en hij vroeg zich af of ze had gelogen over haar leeftijd, niet dat dat wat uitmaakte.
'Wil je nog iets drinken?' vroeg hij terwijl hij naar haar halflege glas cola keek. 'Misschien iets sterkers?'
'Graag, dank je.' Ze sprak zo zacht dat hij haar nauwelijks kon verstaan.
'Een glas wijn?'
Ze knikte, pakte haar smeulende sigaret en begon eraan te hijsen alsof haar leven ervan afhing. Hij stond vol afkeer op en baande zich een weg naar de bar, waar hij twee glazen van het goedkoopste bocht bestelde. Het was zonde om goed geld aan haar te verspillen en hij was niet van plan zelf veel te gaan drinken. Tom keek over zijn schouder terwijl de barman een nieuwe fles stond open te maken en zag dat ze geconcentreerd naar hem zat te staren, haar mond een beetje open. Toen ze zag dat hij keek, keek ze snel weg. Ze was een perfect blozend bruidje, hoewel hij vanavond niet aan al die onzin zou beginnen. Ze voldeed prima, bedacht hij terwijl hij behoedzaam terugliep met de wijn, voorzichtig om niet te knoeien.
Het gesprek verliep moeizaam en ging vrijwel geheel van hem uit. Hij vroeg haar naar haar werk als au pair, naar haar familie in Spanje, haar studie en allerlei andere vermoeiende onderwerpen. Hij moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken en zichzelf steeds herhalen voor die stomme trut hem begreep. Ze greep haar glas vast alsof ze bang was dat iemand het van haar zou afpakken en zat te knikken als zo'n hond die sommige mensen op de hoedenplank van hun auto hadden staan. Hij herinnerde zich niet dat haar Engels slecht was, maar ze leek nu alleen in staat antwoorden van één lettergreep te formuleren. Het hele proces was een uitputtingsslag en hij vroeg zich af hoe lang hij het nog zou moeten verduren. Die wijn leek tenminste wel zijn werk te doen. Ze sloeg hem in een rap tempo achterover voor zo'n spriet van een meid, begon al te giechelen en zelfs een beetje flirterig te doen, als een idioot schoolmeisje, haar ronde Bambi-ogen constant op hem gericht, alsof ze haar geluk niet op kon. Als ze zo doorging, zou het allemaal doodeenvoudig worden. De enige uitdaging was hoe hij haar van A naar B moest krijgen.
'Zullen we ergens naartoe gaan waar het wat rustiger is?' riep hij even later. 'Ik ben met de auto en weet een leuk plekje waar we kunnen praten.'
'Nee, bedankt. Ik vind het hier leuk,' zei ze fronsend nadat hij de vraag drie keer had herhaald.
Ze wilde blijkbaar per se niet bij hem in de auto stappen. Hij schoot bijna in de lach. Wat dacht ze dat hij daar met haar zou gaan doen? Hij zou nog liever zonder parachute uit een vliegtuig springen dan dat hij zou neuken met dat magere mormel. Alleen al de gedachte was te belachelijk voor woorden.
Hij strekte zijn hand uit. 'Kom op, Yolanda. Het is hier te lawaaierig.'
Ze schudde koppig haar hoofd. 'Nee. Hier is prima.'
Misschien drong hij te veel aan. Misschien had ze nog een glas alcohol nodig om een beetje los te komen. Als ze zo vervelend bleef doen, zou hij haar misschien zelfs een paar druppeltjes GHB moeten geven. Hoewel dat zijn hele planning kon verzieken.
'Nog iets drinken dan? Ja?' zei hij terwijl hij een glimlach op zijn gezicht dwong.
Ze knikte langzaam en zat tot zijn ergernis een beetje te pruilen. Ze moest dankbaar zijn dat hij haar hoe dan ook aandacht gaf, dat allejezus lelijke wicht. Hij gooide zijn laatste beetje wijn in haar glas en stond op voor een nieuw rondje.
Yolanda keek toe hoe hij zich een weg naar de bar baande. Het was zo'n herrie dat ze haar handen over haar oren wilde slaan. Ze was moe en voelde zich plotseling vreselijk eenzaam. Londen was een wrede stad. Alles leek op haar af te komen en ze had het gevoel dat ze bijna stikte. Londen zuigt je levenslust weg, had haar vriendin Dolores gezegd voordat ze was teruggegaan naar Spanje. Niemand geeft er om je. Niemand wil iets van je weten, iedereen is gestrest, iedereen heeft haast en niemand heeft tijd voor een ander. Ze kijken je niet eens aan als ze je op straat passeren, laat staan dat ze 'hallo' tegen je zeggen, zoals ze dat deden waar zij vandaan kwam. Yolanda werd overvallen door een golf van heimwee en voelde tranen in haar ogen prikken. Wat deed ze hier met die man?
Toen ze elkaar aan de telefoon hadden gesproken en al die e-mails hadden uitgewisseld, had ze het gevoel gehad dat hij haar echt begreep, dat hij hetzelfde voelde als zij. Ze was elke dag naar de bibliotheek gegaan om te controleren of hij haar een berichtje had gestuurd en had zich extatisch gevoeld als dat zo was, wanhopig als het niet zo was. Ze had niet verwacht dat hij zo aantrekkelijk of goed verzorgd zou zijn. Ze had zich hem jonger voorgesteld, gevoelig, onzeker, vol twijfels en eenzaam, op zoek naar zingeving in een moeilijk leven. Maar deze man was helemaal niet zo. Hij was zelfverzekerd. Vol vertrouwen. Beheerst. Dat zag ze aan zijn houding, aan zijn bewegingen en gebaren. Hij kon het niet verhullen. Alles aan hem maakte dat zij de behoefte voelde in zichzelf te keren, afstand van hem te nemen. Ze voelde zich altijd zo bij mannen, onhandig, onaantrekkelijk, bezoedeld door het beetje aandacht en, wat ze ook zeiden, niet de moeite waard. Ze stonden altijd te liegen. Ze wilden maar één ding. Dat was wat haar moeder altijd had gezegd en dit was geen uitzondering. Hij had het over zijn auto gehad en ze wist wat dat betekende. Al die onzin dat hij haar begreep was bedrog geweest en als hij even niet glimlachte had hij een angstaanjagende blik in zijn ogen.
Ze kon hem niet zien van waar ze zat. Ze hoopte maar dat hij haar ook niet zag en het zou wel even duren voor hij terug was met de drankjes. Maar hij zou terugkomen. En wat zou ze dan doen? Hoe moest ze in 's hemelsnaam weg zien te ko- men? Hij zou haar niet zomaar laten gaan. Hij zou haar naar buiten volgen en dan zou ze niet veilig zijn. Ze vroeg zich af of ze contact met iemand kon zoeken en keek om zich heen, maar iedereen die ze zag, was diep in gesprek. Niemand zag eruit alsof hij op het punt stond te vertrekken. En wat zou ze trouwens moeten zeggen? Mag ik met jou mee? Wil jij me veilig naar huis brengen? Ze zouden vast denken dat ze gek was. Het was heet in de ruimte. Ze was niet gewend aan alcohol - ze had het alleen gedaan om hem een plezier te doen en zichzelf moed in te drinken - en haar hoofd begon al te tollen. Hij zou zo terugkomen met de drankjes en er ging een golf van paniek door haar heen. Ze moest nu weg zien te komen. Voordat hij terugkwam. Ze zag achter in de bar een uitgang, pakte haar tas, trok haar jas van de kapstok naast de bank waar ze zat en rende naar buiten.
Het was ijskoud, maar het was heerlijk de koude lucht in te ademen na die zweterige rooklucht in de pub. Toen ze voor het raam langsliep, bukte ze tot ze er voorbij was, glippend en glijdend, bijna vallend over de vochtige treden de trap naar de trekvaart af. Ze wist nog hoe ze was komen lopen. Dit was de snelste weg terug naar de metro en ze had geen tijd om in haar stratenboek te kijken. Als hij zag dat ze weg was, zou hij zeker achter haar aan komen. Ze moest snel zijn. Zorgen dat ze een voorsprong had. Ze hoopte maar dat hij niet zou weten welke kant ze op was gegaan.
Het jaagpad was zo donker; de paar straatlantaarns stonden ver uit elkaar en wierpen hier en daar poelen van vreemd oranje licht op de grond. Haar ogen traanden van de kou, haar lippen voelden droog van angst en ze rende verder, het geluid van haar voeten echoënd op het beton. De ranzige stank van het water was overweldigend, ze moest bijna overgeven, maar ze kon nu niet stoppen. Het pad liep in een bocht naar links langs het kanaal, aan weerszijden stonden hoge gebouwen, met slechts een paar verlichte ramen en niemand op straat. Toen ze de hoek om kwam, zag ze een donker silhouet voor zich staan op het jaagpad. Het zag eruit als een man, maar ze wist het niet zeker. Was hij het? Heilige moeder Maria, had hij haar gevonden? Haar hart bonkte en ze bleef stilstaan, naar adem snakkend. De gil kwam van heel diep vanbinnen; ze sloeg haar handen over haar mond voor er geluid uit kwam. Het kon hem niet zijn. Ze stelde zich aan. Zelfs als hij had bedacht welke kant ze op was gegaan, kon hij haar niet voor zijn. Daar was helemaal geen tijd voor geweest. Misschien dat deze persoon haar wilde helpen. Met haar meelopen naar de metro en zorgen dat ze veilig was.
'Alstublieft. Ik heb hulp nodig,' riep ze. Haar ogen pasten zich aan aan het halfdonker en ze zag nu dat het een man was, lang van postuur en brede schouders, een oneffen rand van kort haar ving het licht. Maar hij bewoog niet, daar midden op het pad met zijn voeten een stukje uit elkaar, armen langs zijn zij, gezicht in de schaduw. Hij stond zo stil dat hij wel een standbeeld leek. Zoals die bronzen beelden van wandelaars aan het kanaal in de buurt van station Paddington. Daar was ze van geschrokken toen ze ze voor het eerst had gezien, zo levensecht waren ze. Maar ze herinnerde zich niet dat hier een standbeeld stond, en al helemaal niet midden op het pad. Zou hij haar helpen? Moest ze hem vertellen wat er was gebeurd? Toen ze aarzelend op hem afliep, hoorde ze iemand achter haar zijn pas versnellen, en ze voelde hoe ze op de grond werd geduwd.