Tartaglia beende de verhoorruimte in het bureau van Ealing binnen. Een jong uitziende man en Donovan zaten tegenover elkaar aan een tafel te praten.

'Ik ben laat, sorry,' zei Tartaglia, die de deur met zijn voet dicht trapte.

Donovan keek Tartaglia vragend aan, maar de man haalde zijn schouders op en glimlachte vriendelijk, alsof hij alle tijd van de wereld had.

'Geen probleem,' zei de man. 'Rechercheur Donovan heeft goed voor me gezorgd. Ik zat net te vertellen wat er is gebeurd.'

'Dit is Adam Zaleski,' zei Donovan. 'Hij beschreef net de man die hij weg heeft zien rennen uit de kerk waar Gemma Kramer is gestorven.'

Zaleski glimlachte nogmaals naar Donovan en leunde achterover in zijn stoel terwijl hij zijn brilletje met stalen montuur op zijn neusbrug schoof. Hij was jong, slank, had heel kort donker haar, dat nat was van de regen, en was gekleed in een eenvoudig grijs pak met een effen donkerblauwe stropdas,- hij was duidelijk op weg naar zijn werk.

Tartaglia legde zijn helm en handschoenen op de vloer in de hoek van de kamer en ritste moeizaam zijn jack open. Het was een opluchting het even uit te kunnen doen en hij schudde energiek het water eraf voordat hij het aan de haak aan de deur hing. Hoewel zijn jack waterdicht was, had hij toch het gevoel dat de ijskoude lucht er dwars doorheen was gegaan. Zijn wangen deden pijn in de benauwde warmte in de kleine ruimte en zijn handen voelden als blokken ijs.

De dag was slecht begonnen. Hij had zich om de een of andere reden verslapen en was wakker geworden met maag- en hoofdpijn. Die vette maaltijd die hij gisteravond met Donovan had gedeeld, had er ongetwijfeld iets mee te maken, net als die halve fles Barolo die hij in een poging Fiona Blake uit zijn gedachten te bannen in zijn eentje nog achterover had geslagen toen Donovan al weg was. En om het allemaal nog erger te maken had het vanochtend geregend toen hij zijn flat verliet. Het was buiten nog donker en de wegen waren spekglad, het verkeer veel drukker dan normaal.

Hij had een hekel aan te laat komen; hij haatte het als anderen te laat kwamen. Het was onvergeeflijk. Maar toen hij naar de tafel liep, zag hij op de klok aan de muur dat het nog erger was dan hij had gedacht. Hij had er bijna drie kwartier geleden moeten zijn. Hij zuchtte hoofdschuddend, kwaad op zichzelf, terwijl hij naast Donovan en tegenover Zaleski ging zitten. Hij voelde zich verward en ongecontroleerd en verlangde wanhopig naar een grote kop sterke zwarte koffie, drie sigaretten en iets te eten. Maar dat moest allemaal wachten tot ze klaar waren met Zaleski. Hij hoopte dat het een kort gesprek zou worden.

Hij pakte een notitieblokje en een pen uit zijn zak, eigenlijk meer voor de vorm, aangezien hij zag dat Donovan uitgebreid aantekeningen zag maken. Zaleski stond op.

'Als u geen bezwaar heeft, trek ik mijn jasje even uit. Het is hier bloedheet.' Zijn stem klonk vlak en accentloos, een beetje hees, alsof hij herstellende was van een verkoudheid.

Zaleski hing zijn jasje zorgvuldig over zijn stoel, ging weer zitten en vouwde zijn handen voor zich op tafel, klaar om zaken te doen. Hij zag er zonder jasje een stuk gespierder uit, zijn spierwitte overhemd strak over zijn bovenarmen en borstkas gespannen.

Zaleski stierf misschien van de hitte, maar Tartaglia had het nog steeds ijskoud. Hij wreef zijn handen tegen elkaar om zijn bloedcirculatie een beetje op gang te krijgen en leunde over de tafel heen. 'Kunt u me nog eens kort vertellen wat u net tegen rechercheur Donovan heeft gezegd?'

'Natuurlijk, het is een eenvoudig verhaal,' zei Zaleski, die nogmaals zijn schouders ophaalde en vriendelijk naar Tartaglia glimlachte. 'Ik liep over Kenilworth Avenue. Net toen ik langs de Sint-Sebastiaan liep, zag ik een kerel de trap af rennen, het hek uit. Hij keek niet om zich heen en knalde bijna tegen me op.'

'U zei "bijna". Heeft hij u aangeraakt?'

Zaleski keek verward. 'Aangeraakt?'

'Als die man degene blijkt te zijn die we zoeken en hij heeft u aangeraakt, hebben we uw kleding nodig voor forensisch onderzoek.'

Zaleski knikte. 'O, oké. Nee, hij heeft me niet aangeraakt. Hij keek alleen maar naar me, bijna kwaad, alsof het mijn schuld was. Toen draaide hij zich om en liep weg. Ik hoorde even later een auto starten en wegrijden. Ik heb verder niemand gezien, dus ik neem aan dat het zijn auto was.'

Zaleski sprak zacht en weloverwogen, alsof hij zich bewust was van het belang van elk detail. Hij zou het goed doen in een rechtszaal, als het ooit zover zou komen.

'Heeft u de auto gezien?'

'Alleen de achterlichten. Het was donker.'

'U zei dat het een auto was, geen busje,' zei Donovan.

'Inderdaad. Het klonk tenminste niet als een busje, als u begrijpt wat ik bedoel.'

'Maar u heeft die man goed gezien?' spoorde Donovan hem aan.

Zaleski knikte. 'Inderdaad. Hij stond vlak bij me en er staat een lantaarnpaal bij die kerk. Hij was blank, gladgeschoren, ongeveer van mijn leeftijd.'

'En dat is?' 'Zesendertig.'

Donovan bestudeerde Zaleski. Normaal gesproken was ze heel goed in het inschatten van iemands leeftijd, maar ze had Zaleski niet meer dan dertig gegeven.

'Hoe lang was hij?'

Zaleski was even stil en wreef bedachtzaam over zijn kin. 'Geen idee. Ik ben een meter vijfenzeventig. Volgens mij was hij iets langer dan ik, maar dat weet ik niet zeker. Het ging allemaal zo snel.'

'En zijn haarkleur?'

'Bruin. Dik, volgens mij, en vrij lang.'

'Bruin?'

'Nou, in ieder geval lichter dan dat van mij, hoewel die lantaarn oranje was, dus ik weet het niet zeker.'

Tartaglia knikte. Hoewel Zaleski zich goed leek te herinneren wat er was gebeurd, was het met oranje licht bijna onmogelijk goed te zien wat voor kleur iets was. Mevrouw Brooke had gezegd dat de man donker haar had, maar zij had hem op afstand in afnemend daglicht gezien. Midden- tot donkerbruin was waarschijnlijk het beste wat ze er op dit moment van konden maken.

'U zei dat u zijn gezicht goed kon zien. Enig idee wat voor kleur ogen hij had?'

Zaleski dacht er even over na en begon aan een draadje aan de manchet van zijn overhemd te peuteren.

'Licht.'

'Licht?' vroeg Donovan, die in haar aantekeningen keek en iets opschreef.

'Nou, als hij donkere ogen had gehad, zou dat me zijn opgevallen, zelfs in het licht van die lantaarnpaal. Maar nu u het vraagt, weet ik het niet zeker.'

'U heeft hem natuurlijk maar heel even gezien,' zei Tartaglia, die zich ervan bewust was dat hij te veel druk uitoefende op Zaleski. Getuigen herinnerden zich in een misplaatste poging behulpzaam te zijn weleens iets wat ze niet hadden gezien. Zaleski zag eruit als iemand die graag behaagde en Tartaglia besefte dat hij voorzichtiger moest zijn.

'Weet u nog wat hij aanhad?'

Zaleski trok een grimas. 'Gek genoeg weet ik alleen nog hoe hij naar me keek. Dat blijft maar door mijn hoofd gaan. De rest is een beetje vaag, hoewel ik denk dat hij een jas aanhad, zoals in die reconstructie, en dat hij zijn handen in zijn zakken had. Ik heb geen idee wat voor schoenen of broek hij droeg. Het ging allemaal zo snel. Het ene moment stond hij voor mijn neus en het volgende was hij weg.'

Hoewel Zaleski het gevoel leek te hebben dat hij zich meer moest herinneren, boekten ze vooruitgang. Mevrouw Brooke had het gelaat van de man op die afstand niet kunnen zien, terwijl Zaleski hem recht in zijn gezicht had gekeken, al was het maar een paar seconden.

'Zo gaat dat. Denkt u dat u hem goed genoeg heeft gezien voor een compositietekening?'

'Ik kan het proberen.'

'Aangenomen dat het inderdaad zijn auto was: welke kant ging hij op?'

'Naar het zuiden.'

Donovan keek in haar aantekeningen. 'Richting Popes Lane.'

'Inderdaad.'

'En hoe laat was dat?' vroeg Tartaglia.

'Na vijven. Misschien kwart over. Ik was op weg naar de garage om mijn auto op te halen. Van de APK. Ze gaan om halfzes dicht en ik had haast om er op tijd te komen omdat ik mijn auto die avond nodig had. Ik heb rechercheur Donovan alles verteld, als u het wilt natrekken. Misschien dat ze bij de garage nog weten hoe laat ik er precies was.'

Ze zouden het uiteraard even nagaan, maar op dit moment klopte het allemaal perfect. Zaleski had ongetwijfeld Tom gezien. Hopelijk kon hij hem uit een confrontatie halen als het ooit zover kwam.

'Waarom heeft u zich niet eerder gemeld?' vroeg Donovan. 'Heeft u de affiches niet gezien waarmee we getuigen oproepen? Ze hingen in de buurt van de kerk aan elke lantaarnpaal.'

Zaleski schudde zijn hoofd. 'Normaal gesproken kom ik daar nooit. Ik woon aan de andere kant van Ealing en werk in South Kensington. Ik hoorde gisteren op Crimewatch pas wat er was gebeurd.'

Tartaglia deed zijn aantekeningenblokje dicht en stak het in zijn zak. 'Wat doet u voor werk, meneer Zaleski?'

'Ik ben hypnotiseur.'

'Voor publiek, bedoelt u?' Tartaglia kon zijn verbijstering nauwelijks verhullen. Zaleski had niets opschepperigs of theatraals, eigenschappen waarvan hij zich voorstelde dat een hypnotiseur ze moest hebben, aangezien het een beroep was dat hij gelijkstelde met dat van goochelaar op de kermis. Zaleski zag er meer uit als een saaie boekhouder of advocaat bij een grote firma in de City.

Zaleski begon te grijnzen; die reactie was hij duidelijk gewend. 'Nee, ik geef geen shows. Ik heb een eigen praktijk. Misschien zou ik ambitieuzer moeten zijn, maar ik geniet van mijn werk en kan ervan rondkomen, dus mijn boekhouder is tevreden.'

Tartaglia had moeite zich voor te stellen hoe iemand op die manier zijn geld kon verdienen. 'Wat doet u dan precies?'

'Ik behandel voornamelijk mensen met een fobie of verslaving. Claustrofobie, vliegangst, dat soort dingen. De meeste mensen die naar me toe komen, willen gewoon graag afvallen of stoppen met roken.' Hij keek terloops naar Donovan en glimlachte naar haar alsof ze een geheim deelden. 'Ik verdien er mijn boterham mee. Gelukkig is er veel vraag naar hypnotiseurs, en over het algemeen behaal ik goede resultaten. Meestal zijn er maar een paar sessies nodig.'

'Is het zo eenvoudig?' vroeg Tartaglia sceptisch, zich overmatig bewust van het halflege pakje sigaretten in zijn zak.

Hij smachtte ineens weer vreselijk naar een sigaret.

'Voor sommige mensen werkt het,' zei Donovan, een beetje defensief vond hij, terwijl ze haar notitieblokje en pen in haar tas deed. 'Het bedrijf waar een vriendin van me werkt, heeft voor alle rokers op kantoor een hypnotherapeut betaald om ze te laten stoppen. Ze rookte twintig sigaretten per dag en heeft er sindsdien nooit meer een opgestoken.'

Tartaglia keek nogmaals naar Zaleski, nog steeds niet overtuigd. 'Zou u me echt kunnen laten stoppen met roken of drinken?'

Zaleski zat weer te glimlachen. 'U zou moeten willen stoppen. Echte hypnose is heel anders dan wat je op televisie ziet. Ik kan u niets laten doen wat u niet wilt. Ik heb geen controle over uw geest.'

'Hoe werkt het dan?'

'Via suggestie. Ik help u gewoon een stapje verder op het pad dat u zelf al bent ingeslagen.' Zaleski reikte achter zich naar de zak van zijn jasje, pakte zijn portemonnee, haalde er een visitekaartje uit en gaf het aan Tartaglia. 'Waarom probeert u het niet een keer?'

'Misschien. Als ik ooit tegen iets aanloop wat ik zelf niet aankan. En ondertussen denk ik dat we hier klaar zijn.' Hij stond op, gevolgd door Zaleski en Donovan. 'Iemand uit mijn team neemt later vandaag contact met u op voor die compositietekening. En u zult een formele verklaring moeten afleggen. We moeten alles tegenwoordig op video en audio vastleggen.'

Hij liep met Zaleski naar de deuren en wees hem naar de uitgang. Toen hij eenmaal uit zicht was, verfrommelde Tartaglia meteen zijn visitekaartje, dat hij naar de prullenbak in de hoek van de ruimte mikte. Het landde er tot zijn ergernis precies naast.

'Je lijkt mijn vader wel,' zei Donovan terwijl ze ernaartoe liep, vooroverboog en het propje in de bak gooide. 'Die raapt ook nooit iets op.'

Voor zover hij zich herinnerde was Donovans vader een voormalig leraar Engels; te zwaar van postuur, grijze baard en ergens in de zestig. Tartaglia was maar een paar jaar ouder dan Donovan en voelde zich gekwetst. 'Ik kan me niet voorstellen dat ik op welke manier dan ook op je vader lijk.' Hij pakte zijn jack van de haak, waar een poeltje water vanaf was gelekt, en schudde er wild aan om de laatste druppels water eraf te krijgen. 'En jij bent zelf nou ook niet bepaald netjes. De laatste keer dat ik bij je thuis was, zag het eruit als een zigeunerkamp.'

'Ik doe mijn best, maar Claire haalt alles elke keer weer overhoop. Maar maak je geen zorgen, je lijkt niet echt op mijn vader,' zei ze terwijl ze hem glimlachend een klopje op zijn arm gaf, alsof ze wist wat hij dacht.

Hij liep naar de deur en hield hem ongeduldig voor haar open. 'Vlak bij de makelaar aan High Street waar Marion Spear heeft gewerkt, zit een Starbucks. Als we opschieten, hebben we tijd voor een snel ontbijt voordat het makelaarskantoor opengaat.'