47
Ik schrik van geklop aan de deur.
Ik had zitten dutten, niet slapen – niet dromen, wat een zegen is.
Automatisch kijk ik naar Leo: geen verandering, en daarna strompel ik naar de deur.
Mijn hart vergeet een paar seconden te slaan en mijn ademhaling stokt: Mal.
O ja, ik had hem hier uitgenodigd. Hij valt helemaal buiten de context – de afgelopen jaren heb ik hem niet gezien als iemand met wie ik van dichtbij omga; het is altijd op afstand.
‘Hoi,’ zegt hij. Het is duidelijk dat hij de schrik op mijn gezicht heeft gezien.
‘Hoi,’ zeg ik. Hij heeft gedoucht en zijn haren gekamd, die nu in beteugelde krullen uit zijn gezicht zijn getrokken. Ik was vergeten hoe hoekig maar vreemd genoeg zacht zijn trekken zijn. Jarenlang heb ik die volle lippen willen kussen en gewild dat zijn ogen, een fractie donkerder dan het bruin in de vacht van een vos, me zouden aanstaren zoals ze nu doen: ze onderzoeken me vriendelijk en behoedzaam, alsof hij probeert mijn buitenste lagen af te pellen om binnen in me te kijken.
Telkens wanneer we gedurende langere tijd van elkaar gescheiden waren – zoals toen ik vanuit Oxford terugging naar Londen, toen hij terugkeerde uit Australië, toen ik met Keith op vakantie ging – deed hij dat. Dan wilde hij zich fysiek, mentaal en emotioneel weer met me vertrouwd maken. Dan staarde hij me aan en betastte me om zich ervan te vergewissen dat ik echt was. Nu, na al die jaren, is die behoefte van hem nog sterker.
Ik heb de neiging om hem te slaan. Zomaar. Ik wil hem slaan om hem uit die dromerige staat te doen ontwaken, hem eraan te herinneren waarom hij hier is. Maar ik zie dat iemand anders me al voor is geweest: er prijkt een dieprode striem op zijn linkerwang, waar iemand hem duidelijk een paar keer heeft geslagen. Ik wijs naar zijn wang. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Huh?’ vraagt hij terwijl hij zijn wang aanraakt. ‘O, mama.’
Heeft tante Mer dat gedaan?
‘De eerste keer sloeg ze me om wat ik had gedaan. Daarna sloeg ze me omdat ik haar al die jaren niet de waarheid heb verteld en haar heb laten denken wat ze dacht. Vervolgens sloeg ze me omdat iedereen me zou willen slaan, maar dat nooit zou doen. Daarna sloeg ze me omdat ik mezelf een klap zou hebben verkocht als ik de blik op het gezicht van mijn familie had gezien toen ze hun de waarheid vertelde. Vervolgens ben ik gestopt met tellen.’
Tante Mer?
‘Daarna begon ze te huilen en zei dat ze nooit had gedacht dat de eerste keer dat ze een van haar kinderen sloeg zou zijn als hij in de dertig was. En toen zei ze dat ze zich haar hele leven nog nooit voor iemand had geschaamd en dat dit de eerste keer was en dat ik er geen weet van had hoe pijnlijk schaamte is. Eerlijk gezegd werd ik nog liever door haar geslagen.’
‘Ik heb het niet verteld, weet je,’ zeg ik. ‘Ik heb hun niets verteld.’ Kennelijk had het hem diep geraakt dat tante Mer zich voor hem schaamde.
‘Steph heeft het aan mama verteld. Ik weet niet waarom, maar ze heeft het gedaan,’ zegt hij. ‘Met Amy gaat het goed. Trudy is teruggekomen en heeft haar in bed gelegd. Ze zegt nog steeds niets. Ik heb ook een hotel gevonden. Het ligt vlak bij het hotel waar mama en je ouders verblijven.’
Ik knik naar hem.
‘Zou ik Leo mogen zien?’
‘Ja, tuurlijk.’
‘Echt?’ Hij is verbaasd.
‘Dacht je soms dat ik je hier helemaal naartoe had gehaald om je vervolgens te verbieden hem te zien?’
‘Ik zou het je niet kwalijk nemen.’
‘Mal, dit gaat niet om jou, maar om Leo.’
Hij stapt over de drempel en verstijft. Dat doet iedereen de eerste keer dat ze hier komen. De machines rond het bed zijn intimiderend, ze piepen en maken drupgeluiden, terwijl er lampjes knipperen en lijnen over de monitoren bewegen. Een witte slang leidt van een van de machines naar het bed, naar Leo’s mond. Soms halen ze de slang eruit omdat hij meestal zelfstandig kan ademen. Aan zijn arm zit een infuus. Als je de kamer voor de eerste keer binnen komt, lijkt Leo door de machines heel klein, fragiel en breekbaar. Het tafereel doet me beseffen hoe verbluffend het menselijk lichaam is omdat het al die dingen en meer in zijn eentje kan doen. En het doet je beseffen hoe kwetsbaar je eigenlijk bent, want iets heel kleins kan ervoor zorgen dat je hier komt te liggen.
Mal is doodsbang, zijn ogen zijn groot, zijn lichaam gespannen terwijl hij naar me kijkt. Ik pak hem voorzichtig bij zijn bovenarm vast en leid hem naar mijn stoel.
‘Het is goed, ga maar even zitten,’ zeg ik tegen hem. ‘Zeg tegen hem wie je bent en praat met hem.’ Rustig duw ik hem in mijn stoel.
‘Kijk eens wie hier is,’ zeg ik tegen Leo. ‘Het is mijn oude vriend Mal. Hij is de zoon van oma Mer. Net zoals jij mijn zoon bent, is hij de zoon van oma Mer. En hij is je andere papa. Weet je nog? Je schreef eens dat je twee papa’s had. Hij is de andere.’
Ik wrijf met mijn hand geruststellend over Mals arm en daarna ga ik aan de andere kant van de kamer, bij de deur, zitten.
‘Eh… hoi, Leo. Ik ben Mal. Ik heb je gezien toen je een paar dagen oud was. Ik vond je zo klein. Ik wilde je oppakken omdat ik zeker wist dat je in het kommetje van mijn hand zou passen. Ik heb je ook gezien op de bruiloft van tante Cordy. Je oma Mer laat me altijd foto’s van je zien.
Weet je wel wie ik ben? Ik ben de jongen op de foto die je aan oma Mer had laten zien, toen je vroeg waarom ik op je leek. Dat was ik.
Je mama heeft me verteld dat je dol bent op je PlayStation en voetbal. Ik vind die twee dingen ook leuk. We gaan een keertje samen spelen, oké? Dan zullen we eens zien wie van ons tweeën de beste is. Ik ben er behoorlijk goed in, hoor. Er zijn maar weinig mensen die mij kunnen verslaan, maar jij zult vast een poging wagen.’
Ik hou van Mals stem. De manier waarop hij praat; zijn intonatie. En nog meer hou ik van zijn stem omdat hij praat tegen Leo, een gesprek met hem heeft dat hij lang geleden al had moeten voeren.