Er klonk muziek op straat, onder mijn raam.
Niet uit een auto of uit iemands te hard afgestemde walkman. Ik herkende het deuntje vrijwel meteen. De eerste gitaargeluiden van ‘Somewhere over the rainbow’. De Hawaïaanse versie, zacht maar sneller dan de versie van Judy Garland. Ik liep naar het raam en duwde de vitrage opzij. Op straat, onder mijn raam, stond Mal gitaar te spelen. Zijn ogen waren op mijn raam gericht en hij grijnsde toen hij me zag. Het was die ondeugende glimlach van vroeger, als we biscuitjes uit de kast hadden gestolen of uit bed waren geslopen en op de trap zaten te luisteren naar papa en mama die in de voorkamer met elkaar praatten. Het was de glimlach die wat hij en ik deelden speciaal en onverwoestbaar maakte. Weinig mensen die ons niet vanaf het begin samen hebben gekend, begrepen dat.
Hij begon te zingen en zelfs door het glas en de muren heen raakte het timbre van zijn stem me in het diepst van mijn wezen. Wanneer hij en Cordy vroeger samen zongen, ontlokte dat aan iedereen een glimlach. Ik had hem in geen jaren horen zingen. Nu zong hij met zijn vleiende stem om elf uur ’s avonds een serenade voor mijn flat.
Het zou heel romantisch zijn geweest als hij niet getrouwd was en als ze me niet hadden gevraagd een kind voor hen te krijgen. Ik wist waarom hij het deed – omdat we elkaar al de hele week niet hadden gesproken. Hij was langsgeweest en had me gebeld, maar ik was onbereikbaar geweest. Ik kon niet met hem praten na wat Stephanie me had gevraagd, dus ontliep ik hem. En dus dwong hij me tot een reactie, deed iets wat mijn aandacht zou trekken.
Ik zette het raam open. ‘Oké, duidelijk,’ zei ik. ‘Hou maar op.’
De lichten in de woonkamer van de flat onder mij sprongen aan, en ineens was hij gehuld in een gele gloed. Hij zong door, zich ogenschijnlijk niet bewust van het feit dat hij elk moment door de ex-uitsmijter en Elvis-imitator onder me in elkaar geramd zou worden.
Mal ging door met zingen, nog altijd met die grijns op zijn gezicht. Hij zou zich pas verroeren als ik naar buiten kwam om met hem te praten.
Ik rende door de kamer, pakte mijn sleutels van de bijzettafel en holde door de gang. Op weg naar buiten pakte ik mijn poncho van de kapstok om mijn pyjama te verbergen – en het feit dat ik geen beha droeg. Met twee treden tegelijk vloog ik de gestoffeerde gemeenschappelijke trap af, zwaaide de voordeur open en rende naar buiten. Alle lichten in de vier appartementen van ons gebouw waren nu aan. Als een gecoördineerde wave gingen de lichten van de flats en huizen in onze straat een voor een aan; daarna duwden mensen gordijnen opzij om naar buiten te kijken. Nog even en iemand zou de politie bellen of naar buiten komen om Mals gitaar door zijn strot te duwen.
In een boek of film zouden alle mensen die naar buiten keken, geraakt worden door de romantiek van de situatie: de vrouwen zouden hun handen ineenslaan en vertederd toekijken, de mannen zouden de reactie die zo’n groots gebaar opriep opmerken en ook iets dergelijks overwegen. Mal en ik zouden praten, elkaar gepassioneerd kussen, en mijn buren zouden onze liefde met applaus toejuichen.
In het echte leven zou Mal gearresteerd worden wegens verstoring van de openbare orde, en mijn buren zouden zich verenigen en me ervan proberen te overtuigen dat het tijd werd om te verhuizen. En wel zo snel mogelijk.
‘Ophouden nu. Ophouden,’ zei ik terwijl ik mijn hand tussen zijn vingers en de gitaarsnaren legde. ‘Stop. Ik ben er. Stop.’ Ik vond het prettig wonen in deze straat.
Hij zong nog een regel en liet zijn gitaar toen rusten op het trottoir. ‘Ontloop je me?’ Hij hield zijn hoofd schuin en keek me vastberaden aan. ‘We zouden open kaart spelen.’
‘Wat had je dan verwacht?’ Ik deed mijn best mijn stem niet te verheffen. ‘Hoe kan ik nog met je praten na…?’
‘Je had alleen maar nee hoeven zeggen,’ zei hij. ‘Je had me niet hoeven verdoemen. Ons. Steph denkt nu dat ze onze relatie voorgoed heeft verpest. En weet je, ik vind het niet leuk als we niet praten. Het voelt niet goed.’
‘Hoe kan ik nee zeggen?’ Ik zwaaide op en neer met mijn armen. Alle wanhoop, frustratie en schuldgevoelens die ik de afgelopen dagen had gevoeld, kwamen eruit. ‘Hoe kan ik tegenover jou of Stephanie gaan zitten en zeggen: “Ik moet helaas een einde maken aan jullie droom om ooit ouders te worden”? Hoe kan ik dat nou doen? Hoe zou ik je daarna nog onder ogen kunnen komen?’
‘Dit is niet het einde van onze droom. We zouden wel een andere manier vinden. Iemand anders.’
‘Ja? Wie dan?’
Terwijl ik op zijn antwoord wachtte, gingen de lichten om ons heen weer uit. Nu de opschudding voorbij was, konden mensen terugkeren naar hun eigen bed, hun eigen leven en hun eigen gecompliceerde relaties.
‘Dat weet ik niet,’ gaf hij toe. ‘Maar we vinden wel iemand. We gaan onze vriendschap hiervoor niet op het spel zetten. Dat zou stom zijn. Jij en ik die niet met elkaar praten. Het is ondenkbaar.’
‘Oké. Maar je begrijpt toch wel waarom ik dit niet kan doen? Ik zou mijn kind nooit kunnen weggeven. Niet iets dat een deel van mij is geweest. Je weet toch dat ik al over mijn toeren raak als mijn goudvis doodgaat? Ik zou het niet kunnen… En hoe zou ik nog vrienden met je kunnen zijn als ik een jongetje of meisje zie en weet dat het voor de helft van mij is? Ik zou helemaal gek worden. Ik zou… En wat zouden we tegen hem of haar zeggen? Denk je dat ze zullen begrijpen waarom ik ze heb weggegeven? Ik zou het niet kunnen.’
‘Nee, hè?’ zei hij. ‘We hadden het je niet mogen vragen.’
‘Nee, nee. Ik voel me best vereerd dat jullie het me vroegen. Het geeft aan hoe jullie over me denken. En je weet dat ik veel voor jullie over heb. Maar… Nee. Het spijt me, nee.’
‘Goed. Dat begrijp ik. Maar doe me dit nooit meer aan, oké? Zonder jou kan ik niet functioneren. Sluit me nooit meer buiten, Nova. Ik kan er niet tegen.’ Zijn eerlijkheid, zijn ongezouten oprechtheid, was ontwapenend. Ik moest ineens weer denken aan de tijd dat Stephanie in het ziekenhuis lag, de nachten die hij bij mij had doorgebracht, zo bang en breekbaar. Ik wist dat hij zich voor haar goed zou hebben gehouden, zodat ze de indruk kreeg dat haar ongeluk, wat het ook was, niets ernstigs was, maar zodra hij bij mij was, liet hij het hoofd hangen. Hij stortte in en bleef in die toestand totdat het ochtend was. Dan herpakte hij zich en ging weer terug naar zijn normale leven. Weinig mensen zagen de Mal die ik te zien kreeg. Zelfs Stephanie niet, vermoedde ik.
‘Ben je weer mijn vriendin? Blijf je altijd mijn vriendin?’
‘Oké.’ Ik knikte. ‘Oké.’
Hij legde een hand achter op mijn hoofd, drukte een kus op mijn voorhoofd en daarna op mijn wang. ‘Oké, dank je.’ Hij kuste mijn andere wang. ‘Oké, nu kan ik naar huis en slapen.’
‘Ik kan niet wachten tot ik papa ben,’ zei hij.
‘Zodat je over iedereen de baas kunt spelen, iedereen kunt zeggen wat hij moet doen en heel laat kunt opblijven?’ vroeg ik.
‘Ja. En zodat ik voor mensen kan zorgen. Zoals jouw vader. Mijn vader doet dat niet. Maar als ik vader ben, doe ik dat wel. Hoe word je eigenlijk vader?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Je moet een baby hebben.’
‘Zoals die voor de winkels in kinderwagens liggen?’
Ik haalde weer mijn schouders op. ‘Ik denk het. Ik vroeg het laatst aan mama, maar ze deed alsof ze me niet had gehoord. Toen ik het haar nog een keer vroeg, stuurde ze me naar papa, en papa stuurde me naar bed. Cordy moest om me lachen, en toen heeft papa haar ook naar bed gestuurd.’
We vielen stil terwijl we nadachten over hoe we een baby konden krijgen. ‘Het maakt niet uit. Ik zorg wel dat ik een baby krijg,’ zei Mal. ‘En dan ben ik papa. Jij mag de mama wel zijn, als je wilt?’
Ik glimlachte verheugd naar hem.
‘Oké. Jij wordt de papa en ik de mama.’
Ik moest het doen.
Twaalf dagen na Mals serenade werd ik wakker en besefte ik dat ik het moest doen.
Ik was de hele nacht geplaagd door dezelfde droom, al nachtenlang. Die herinnering had zich verpakt tot droom. En ik wist dat het mijn geweten en hart waren die samenspanden om mij te vertellen dat ik dit moest doen.
Mal had in zijn leven veel tegenslagen gekend en had die altijd zo goed mogelijk het hoofd geboden. Hij verdiende een beetje geluk. Hij en Stephanie waren zielsgelukkig samen, dat wist ik zeker. Hij hield van haar, zij hield van hem. Ik was ervan overtuigd dat ze de vele maskers die ze droeg alleen bij hem afzette. Wanneer ze het hem ook had verteld, hij zou nooit bij haar weg zijn gegaan omdat ze geen kinderen kon krijgen. Zo was hij niet. Als Mal eenmaal van je hield, hield hij voor eeuwig van je. Zelfs als hij je niet meer mocht, hield hij nog van je. Zijn relatie met zijn vader was daar een goed voorbeeld van geweest. Hij haatte oom Victor om alles wat hij had gedaan, maar hij hield nog genoeg van hem om zijn horloge te dragen, om naar zijn graf te gaan op zijn verjaardag, om bij zijn moeder nooit iets slechts te zeggen over hem. Mal verdiende het om vader te worden. Om die kans te krijgen.
Ik kon me al helemaal niet voorstellen hoe het voor Stephanie moest zijn. Om te weten dat er een biologische reden was waarom je geen kinderen kunt krijgen. Dat iets in je lichaam je belette om te doen wat miljoenen mensen over de hele wereld deden zonder erbij na te denken.
Waarom was ik psychologie gaan studeren? Om mensen te kunnen helpen. Dit was een manier om te helpen, om lijden te verlichten. Ik wilde lijden verlichten zoals tante Mers therapeut haar problemen hielp verlichten. Deze twee mensen van wie ik hield, leden, en dit kon hun leven veranderen. Ik hoefde alleen maar zwanger te worden. Niets schokkends. Er werden voortdurend vrouwen zwanger. Negen maanden en dan kon ik hun een baby geven. Zij zouden gelukkig zijn en ik zou me fantastisch voelen omdat ik twee mensen had geholpen die belangrijk voor me waren. In het grote geheel der dingen was het niets schokkends. Als je er van een afstandje naar keek, de emoties en gedachten erover weghaalde, was het lang niet zo schokkend als bijvoorbeeld het beginnen van een oorlog.
Ik pakte de telefoon naast mijn bed en toetste het nummer in terwijl de droom nog steeds om me heen fladderde en ik genoeg afstand had genomen om zeker te weten dat ik het juiste deed.
‘We moeten ons laten testen op soa en aids,’ zei ik toen de telefoon werd opgenomen.
‘Nova?’ zei hij.
‘En we moeten alles doorspreken. Wat en wanneer we het onze families gaan vertellen, hoe we dit gaan aanpakken. We moeten overal over praten.’
Hij was stil.
‘En we moeten erover nadenken wat we hem of haar gaan vertellen als hij of zij ouder is, of dat we het gaan vertellen als ze nog klein zijn zodat ze het altijd hebben geweten en het geen grote verrassing zal zijn.’
‘En we moeten… Ik weet het niet, er is meer. Maar we moeten een contract opstellen of zo.’
‘Betekent dit dat je ja zegt?’ vroeg hij. Er klonken hoop en opwinding door in zijn stem.
‘Eh, volgens mij wel, ja.’
Voor het eerst in mijn leven hoorde ik Mal in tranen uitbarsten. In al die jaren dat ik hem kende was het aantal keren dat hij had gehuild op één hand te tellen, en dat waren toen stille tranen geweest die je had kunnen missen als je niet net op dat moment naar hem keek. ‘O god. Dank je,’ zei hij. ‘Heel erg bedankt… Ik ga het Stephanie vertellen en dan komen we er meteen aan. Is dat goed?’
‘Ja, prima.’
‘Dank je wel,’ zei hij. ‘Je zult nooit weten hoeveel dit voor ons betekent.’
Dat zou ik wel. En het zou voor mij ook alles betekenen. Terwijl ik hem zijn tranen hoorde wegslikken, wist ik, ondanks de onzekerheid die ik voelde naarmate ik meer wakker werd, ondanks de angst die tot het diepst van mijn hart doordrong, dat ik de juiste beslissing had genomen.
Het ging hier tenslotte om Mal. Natuurlijk had ik de juiste beslissing genomen.