Meredith zat op de bank in mijn woonkamer thee te drinken.
Ik heb nooit begrepen waarom mensen toch zulke problemen met hun schoonmoeder hebben. Carole, bijvoorbeeld, vermeed die van haar met de kundigheid van een generaal die een militaire operatie plant. Ze zette haar kinderen in als spionnen, liet hen de plannen van haar schoonmoeder uitzoeken, zorgde ervoor dat ze weg was als ze langskwam en organiseerde bezoekjes aan haar Schotse familie tijdens Kerstmis, Pasen en verjaardagen. Dyan wilde telkens als haar schoonmoeder was geweest in therapie, omdat er na zo’n bezoek weinig meer over was van haar eigenwaarde. Mijn schoonmoeder was een heilige, in diverse opzichten. Ze was het grootste deel van haar leven Mals enige ouder geweest. Ze had hem verantwoordelijkheidsgevoel bijgebracht en hem laten zien hoe het leven in elkaar stak. Volgens mij had ik het aan haar te danken dat Mal nog bij me was en de keuzen had gemaakt die hij had gemaakt.
Maar onze relatie is doorvlochten met veel ingewikkelde strengen. Het voelt vaak of Meredith mijn persoonlijk waarschuwings-signaal is, een van 1,80 meter lang, met wit haar. Als ze met iets bezig is, kijk ik naar haar, ik volg de zachte lijnen in haar gezicht en op haar lichaam, in de wetenschap dat als ik niet uitkijk, me niet aan Mal vastklamp, ik word zoals zij. Helemaal alleen, steunend op de vriendelijkheid van dierbaren én vreemden. Elke keer als Meredith weer vertrekt, ben ik vastbesloten het anders aan te pakken. Om maar nooit alleen te hoeven eindigen, hopend dat er iemand op je pad komt die je toestaat te leven.
Na het etentje met onze vrienden, toen ik had bedacht dat zij waarschijnlijk Mals hotline naar Nova en… al het andere is, wist ik dat ik met haar moest praten. Ik had haar thuis willen bezoeken, zodat deze ontmoeting veel informeler en onschuldiger zou lijken dan ze eigenlijk is, maar als ik naar Oost-Londen zou gaan, naar die straat, liep ik het risico Nova’s ouders tegen te komen. Ik had de familie Kumalisi diverse keren ontmoet en natuurlijk waren ze ook op mijn bruiloft geweest. Het waren superlieve mensen die me meteen in hun midden hadden verwelkomd, dus het idee om nu zomaar een praatje met ze te maken… Nou ja, er zullen heel wat dapperder vrouwen zijn dan ik, maar ik ben gewoon niet zo. De afgelopen acht jaar heb ik Nova’s ouders helemaal niet meer gezien; na wat er is gebeurd, leek het me beter om weg te blijven. Meredith ontmoet ik altijd hier of bij Victoria in Birmingham, om zo te vermijden dat ik de familie Kumalisi tegen het lijf loop.
Terwijl ik thee voor mezelf inschenk, kijk ik stiekem naar Meredith, die zich veilig en behaaglijk op mijn bank heeft genesteld. Haar lange witte haar heeft ze strak in een knotje vastgezet, haar bruine ogen zijn zacht, haar lippen vormen een dunne, roze lijn en komen steeds van elkaar om thee en stukjes biscuit te ontvangen. Ze heeft iets vaags, bijna alsof ze opgaat in haar omgeving, waar die ook uit bestaat. Nooit heeft ze de behoefte om op te vallen. Er gaat een lichte rilling door me heen. Daar zit ik dan, in het gezelschap van mijn toekomstige ik. De meeste vrouwen vallen op het evenbeeld van hun vader; Mal is met zijn moeder getrouwd.
Omdat ik net zo ben als zij en we hier met z’n tweeën zijn, kan ik haar alles vragen, en ik weet dat zij zo eerlijk mogelijk zal antwoorden.
‘Heb je ook foto’s van Leo bij je?’ Ik ben altijd nieuwsgierig naar hem geweest, ondanks wat ik Mal wijsmaakte – misleiding, afleiding, dat soort dingen – maar aangezien ik op het internet niets over hen had kunnen vinden, is het bijna een obsessie geworden.
Merediths gezicht verandert een beetje, ik zie dat ze licht fronst.
O god. Ik had het haar niet moeten vragen. Ze heeft me al die jaren getolereerd, heeft me nooit geconfronteerd met wat ik had gedaan, maar ze heeft het me ook nooit vergeven. Met haar wenkbrauwen nog altijd gefronst zet ze haar kopje – van het theeservies dat ze ons gaf als huwelijkscadeau – voorzichtig neer en pakt haar tas van de grond. Ik heb haar die tas vorig jaar met kerst gegeven. Hij is van bruin-zwart suède, met goudkleurige knopen en een rits. Toen ze hem uitpakte, had ze geforceerd geglimlacht, dat was me niet ontgaan. Ze had me beleefd op beide wangen gekust, maar ik voelde dat ze teleurgesteld was en dat ze hem vreselijk vond. Dit was waarschijnlijk de eerste keer dat ze hem gebruikte. Zoals dit de eerste keer was dat ik het theeservies uit de kast had gehaald. Wat zijn we toch een stelletje hypocrieten zoals we voortdurend proberen om bij elkaar in het gevlij te komen.
Uit haar tas pakt ze een lange portefeuille en slaat hem open. Ik vang een glimp op van een foto van Mal en mij op onze trouwdag. We lachen allebei terwijl we wegduiken voor de confetti die om ons heen dwarrelt. In een ander fotohoesje zit een vrijwel identieke foto van Victoria, Mals zusje, op haar trouwdag. Merediths vingers glijden achter drie briefjes van tien, twee briefjes van twintig en vier briefjes van vijf pond, en ze haalt drie foto’s tevoorschijn.
Ze kijkt er kort naar en legt ze dan voorzichtig, alsof hij het zelf is en niet zijn afbeeldingen, op tafel.
Mijn adem stokt in mijn keel.
Hij is mooi.
Mijn hart krimpt samen door het plotselinge, heerlijke gevoel dat ik hem voor het eerst zie. Tranen vullen mijn ogen, en zijn beeld zwemt voor me. Maar ik zou mijn ogen kunnen sluiten en hem nog steeds zien, me nog steeds elke lijn en ronding van zijn gezicht herinneren.
Hij is zo mooi.
Mijn hart zwelt op in mijn borst en vult zich met… met alles wat ik als liefde kan beschrijven. Plotselinge, ongevraagde liefde voor dit jongetje dat ik nog nooit heb gezien.
Hij is zo, zo mooi.
Ik laat me van de bank op mijn knieën voor de koffietafel vallen en staar naar de foto’s die voor me liggen alsof het tarotkaarten zijn die me tonen wat mijn verleden, heden en toekomst had kunnen zijn. Ik laat mijn vinger voorzichtig over de eerste foto glijden van het jongetje in zijn schooluniform, terwijl ik nog steeds verblind ben door tranen.
Weer zwelt mijn hart op en tegelijkertijd krimpt het samen.
Mijn kleine jongen.
Hij heeft Mals grote, ontzagwekkende ogen. Zijn donkere, mokkakleurige huid is een mengeling van Mal en Nova’s genen. Zijn mond – ongelooflijk vol voor zo’n jong ventje – heeft hij waarschijnlijk van haar. De vorm van zijn gezicht, prachtig bol en ovaal, is duidelijk die van Mal. Zijn donkere haar ligt in dikke krullende C’tjes op zijn hoofd, zoals Mals honingblonde krullen.
Mijn kleine jongen.
Hij zou van mij moeten zijn. Hij zou mijn kleine jongen moeten zijn.
Hij grijnst ondeugend, zijn das met blauw-groen-witte strepen zit een beetje scheef, een krul naast zijn oor staat recht omhoog, en hij kijkt ergens naar, in elk geval niet recht in de lens. Ik ben meteen nieuwsgierig naar wat er interessanter was dan de camera. Ik bedenk ineens dat ik ooit een soortgelijke foto van Mal heb gezien. Hij was toen ook zeven. Zijn das zat scheef, een krul boven zijn rechteroor stond omhoog en zijn ogen zagen net iets anders toen de foto werd genomen.
Mijn vingers bewegen zich naar de volgende foto. Leo draagt een of ander felgroen superheldpak. Het is veel te groot voor hem, hangt over zijn handen en voeten, maar voorziet hem van een brede borst en een indrukwekkend sixpack. Hij probeert de rode riem om zijn middel vast te maken en kijkt hulpeloos en verward in de camera. Waarom help je me nou niet? lijkt hij te denken. Ik kan toch geen superheld zijn als ik mijn riem niet om krijg?
Op de derde foto is hij ongeveer vier jaar oud en schatert het uit. Hij heeft zojuist de beste grap ooit gehoord en lijkt niet meer bij te komen van het lachen. Dezelfde lach als die van mijn man op de trouwfoto in Merediths portefeuille.
Een paar tranen die zich onder aan mijn ogen hadden verzameld, breken los en landen met een klets op de hoek van de derde foto. De traan verpest meteen dat deel van de foto, de kleur verbleekt en loopt uit. Ik pak een servetje uit het houdertje en veeg de traan weg, waardoor er een bleek halvemaantje in de linkeronderhoek achterblijft. ‘O god. Sorry,’ zeg ik tegen Meredith terwijl ik naar haar opkijk. ‘Sorry. Ik heb hem verpest. Ik heb hem verpest.’ Ik bedek mijn mond met mijn hand. Kijk nou wat ik heb gedaan. Ik heb hem verpest. Ik heb hem verpest. ‘Het spijt me zo.’
Ze legt vriendelijk haar hand op mijn schouder. ‘Het geeft niet,’ antwoordt ze rustig. ‘Het is maar een foto. Hij is te vervangen. Ik kan zo weer een nieuwe krijgen.’
Waarom doet ze zo aardig tegen me? Ik heb haar foto verpest en ervoor gezorgd dat haar zoon haar kleinzoon niet mag zien. Waarom is ze zo aardig voor me? Weer voel ik tranen opkomen en ik leun achterover om te voorkomen dat ik de rest van de foto’s verpest. Ik druk mijn handpalmen tegen mijn ogen en probeer de tranen te stoppen.
Hou op, zeg ik tegen mezelf. Hou op. Hou op. Hou op. Ik moet echt ophouden nu, want anders barst ik nog echt in tranen uit. Ik heb al tijden niet meer gehuild, en dit is nu niet bepaald het beste moment om er weer mee te beginnen. En om wie zou ik huilen? Om Meredith? Om Mal? Om mij? Om het ontbrekende stukje van mezelf dat ik op een gegeven moment misschien in die foto’s zou hebben gevonden?
We blijven een tijdje zwijgend zitten terwijl ik mezelf tot kalmte maan, de ongecontroleerde emoties weer op hun plek duw. Een paar keer diep ademhalen en ik voel dat de gevoelens zich terugtrekken en wegspoelen alsof het eb wordt.
Ik haal nog een keer diep adem en word wat rustiger, genoeg om mijn handen weg te nemen en mijn ogen droog te knipperen. Wat gênant. Dat ik dit ten overstaan van Meredith doe.
‘Haat ze me nog steeds?’ vraag ik kalm. Het is misschien niet eerlijk om te vragen, om haar tussen ons in te plaatsen, maar ik moet weten of Nova me nog steeds vervloekt.
‘Wie haat jou?’ vraagt Meredith.
Ik draai mijn hoofd naar haar toe en zie dat ze me perplex aankijkt.
‘Nova. Haat ze me nog steeds?’
Merediths gezicht straalt nu een en al verbazing uit. ‘Waarom zou Nova jou in vredesnaam haten?’ vraagt ze.
‘Omdat…’ Ik wijs naar de foto’s.
Haar grijzende wenkbrauwen schieten verbaasd omhoog. ‘Mijn hemel, vanwege Leo? Ik zou eerder denken dat het andersom was.’
‘Pardon?’ antwoord ik.
‘Ik ben nooit een rekenwonder geweest, lieverd, maar ik weet wel dat jullie tien jaar getrouwd zijn en dat Leo nog geen acht is.’
‘Ze heeft het je nooit verteld, hè?’ zeg ik. Het dringt ineens tot me door. ‘Heeft Nova je nooit verteld wat er is gebeurd?’
Ik zie de haren op Merediths lichaam ineens rechtop staan, de zachtheid die ik van haar ken, is ineens verdwenen. ‘Malvolio en ik zijn misschien hecht,’ zegt ze scherp, ‘maar zijn liefdesleven is zijn zaak. Ik zou er nooit met hem over beginnen. Ook niet met Nova.’
Ik hoor maar deels waar ze het over heeft, de rest van me is bezig te verwerken wat ik zojuist heb ontdekt. Het is zo typerend voor Nova. Jaren geleden, toen Mal en ik aankondigden dat we gingen trouwen, was ze meteen naar me toegekomen om te zeggen dat ze geen bruidsmeisje wilde zijn. Ze wilde maar één keer in haar leven bruidsmeisje zijn, als haar zusje ging trouwen, dus niet voor mij. Ik had het een beetje vrijpostig van haar gevonden omdat ik niet eens van plan was geweest haar te vragen. Toen ze weer weg was, vroeg ik me af of ze misschien geen bruidsmeisje wilde zijn omdat het te pijnlijk voor haar zou zijn om zo dicht bij Mal te zijn terwijl hij de ultieme verbintenis met iemand anders aanging. Ik had er verder niet meer bij stilgestaan totdat ik de echte reden ontdekte: Mal was ervan uitgegaan dat zij bruidsmeisje zou zijn. Het hoofdbruidsmeisje natuurlijk. Hij was er gewoon van uitgegaan. En dat wist ze. Maar ze wist ook dat ik niet zou willen dat ze een rol zou hebben tijdens onze bruiloft, en dus had ze me een gemakkelijke uitweg geboden. Ik kon hem gewoon vertellen dat ze geen bruidsmeisje wilde zijn. Hierdoor zou er geen verhitte discussie losbarsten tussen Mal en mij, waarin ik mijn ware, gemengde gevoelens tegenover haar zou hebben moeten uitspreken. Ik wist niet zeker voor wie ze het had gedaan, maar het had mijn leven uiteindelijk wel gemakkelijker gemaakt. En ze had het dus nog een keer gedaan. Bij iets wat vele malen groter was. Ze had me zo gemakkelijk kunnen afschilderen als het monster dat ik al die jaren geleden was geworden. Het beest dat haar leven had verwoest en haar liefste vriend had weggenomen. Zelfs met een mildere versie van het gebeurde zou iedereen haar kant hebben gekozen en zich tegen mij hebben gekeerd. Maar ze had het niet gedaan. Ze had niemand iets verteld, dat wist ik nu.
Als Meredith het niet weet, dan heeft Nova het ook niet aan haar ouders verteld – zij en Meredith zijn te hecht om zoiets geheim te kunnen houden. Ze weten waarschijnlijk allemaal dat Mal Leo’s vader is – je hoefde maar naar hem te kijken om het te zien – en kijken vast allemaal op haar neer omdat hij een getrouwde man was toen hij werd verwekt. Zij had die schaamte op zich genomen terwijl dat helemaal niet nodig was. Daarom had Meredith me op die manier aangekeken toen ik om een foto van Leo vroeg. Dat is dus de reden waarom ze bij me in het gevlij probeert te komen, waarom ze in mijn buurt op eieren loopt: ze denkt dat mij onrecht is aangedaan, dat ik ben verraden. Ze voelt zich waarschijnlijk schuldig dat ze contact met haar kleinzoon heeft, dat ze stiekem met Mal over hem praat.
‘Nova en Mal hebben geen affaire gehad,’ zeg ik tegen Meredith. Ik wil haar naam in ere herstellen. Ze is waarschijnlijk gebrandmerkt als een leugenachtige, sluwe maîtresse, zelfs door de mensen die van haar houden. Waarschijnlijk hebben ze ook medelijden met haar en vragen ze zich af waarom ze zo weinig eigenwaarde heeft dat ze iets is begonnen met iemand die niet beschikbaar was en die niet genoeg van haar kon houden om zijn vrouw voor haar te verlaten. En toen raakte ze zwanger. Ze dachten waarschijnlijk dat ze het express had gedaan om hem voor het blok te zetten, of dat het een ongelukje was geweest waarvoor ze nu de prijs betaalde. Ze hielden allemaal van Leo, waren allemaal door hem vertederd, maar er was waarschijnlijk een vaag, blijvend gevoel van schaamte over hoe zij dachten dat hij er gekomen was.
Als ik haar van alle blaam zuiver, haat ze me misschien niet meer zo erg. Misschien zou ik me iets minder schuldig gaan voelen. Misschien… Ik kijk weer naar de foto’s. Misschien…
‘Ze hebben zelfs geen…’ Ik trek mijn wenkbrauwen op, draai mijn gezicht een beetje. Ik krijg het woord ‘seks’ niet over mijn lippen tegenover mijn schoonmoeder – ze zal de zin voor zichzelf moeten afmaken. ‘Ik… ik kan geen… kinderen, weet je wel? Ik kan het niet. Nova wilde ons helpen.’ Mijn blik is vastgepind aan dat kleine ventje dat naar me grijnst. Mijn mooie kleine jongen. ‘Ze zou een kind voor ons krijgen.’
Ik kan Meredith niet aankijken, maar ik weet dat ze geschokt is. Ik voel dat haar ontzetting zich als een nucleaire wolk boven ons verspreidt, en met elk woord dat ik zeg, elke waarheid die ik onthul, groeit haar ontzetting en verspreidt zich, totdat ze de hele kamer vult.
‘Nova was onze draagmoeder. Leo zou mijn zoon worden.’