Het laatste bedrijf
Het was duidelijk te zien dat het Indiaanse dorp overhaast verlaten was. De as van het uitgebrande kampvuur was nog warm en er lagen nog wat werktuigen her en der op de werkbanken verspreid.
’Ze hebben zeker een waarschuwing gekregen dat we onderweg waren,’ zei de sheriff.
’Ik geloof dat ik wel weet hoe,’ zei Joe. ’Die kerel in dat vliegtuig had een verrekijker en hij heeft Pete natuurlijk gezien.’
'Misschien heeft hij zelfs wel een radioboodschap naar Pijlen-Charlie gestuurd,’ zei meneer Hardy. ’De vraag is nu maar: waar zijn Frank en Chet?’
’Ik denk dat ze naar de grotten gegaan zijn,’ merkte Pete op.
’Kun je ons daarheen brengen?’ vroeg de sheriff.
’Nou en of.'
De mannen reden achter Pete’s paard de met dennenbomen begroeide helling op. Het bos werd steeds dunner omdat ze nu de boomgrens naderden. Joe zag verse sporen van hoeven op de rotsachtige grond, die erop wezen dat hier niet lang geleden paarden gelopen hadden.
’De grotten zijn daar boven,’ zei Pete en hij wees naar een kronkelend pad dat om een bocht aan de andere kant van de berg verdween.
’Dan gaan we de rest van de weg wel te voet,’ zei de sheriff.
Toen ze eenmaal de bocht om waren, zagen de mannen de enorme, vestingachtige schuilplaats van de bende van Charlie Morgan. Een steile klip verrees loodrecht in de lucht.
Aan de voet hiervan bevonden zich een aantal grotten, die eruit zagen als de oogholten in een doodshoofd.
’Ik heb hier wat gas,’ zei meneer Hardy. Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een paar gasbommen uit. ’Daar zit een flinke dosis traangas in,’ zei hij. ’Ik geloof dat het tijd wordt dat Morgan en zijn bende eens een traantje laten.’
’In de meeste grotten zullen die dingen hun uitwerking wel hebben,’ zei Pete. ’Maar één van de grotten heeft twee openingen.’
De cowboy vertelde dat de mannen van Morgan vele dagen hadden besteed aan het maken van een vluchtgang voor het geval dat Morgan deze ooit nodig zou hebben. Ze hadden met springstof een tunnel gemaakt die begon in een van de grotten en uitkwam bij de platte top van de steile rots. Vanaf deze plek kon Morgan met een geweer het hele pad beheersen, tot zijn vliegtuig, dat speciaal was uitgerust om zonder te landen goederen of personen van de grond op te kunnen pikken, hem kwam halen.
’Eerst moet ik Frank en Chet bevrijden,’ zei meneer Hardy. ’Ik ga er eerst in en jullie dekken me.’
’Ik ga mee!’ verklaarde Joe.
Meneer Hardy probeerde zijn zoon dat idee uit zijn hoofd te praten, maar Joe liet zich niet overreden.
’Frank zit in moeilijkheden,’ hield Joe vol, ’en we laten elkaar nooit in de steek.’
De detective stemde er tenslotte in toe dat hij en Joe het eerst de grotten zouden binnengaan. Als ze dat nodig achtten, zouden ze gebruik maken van het traangas om de bandieten op te drijven. De Hardy’s gingen voorzichtig voorwaarts. Toen ze bij de hoge rots kwamen, drukten ze zich er plat tegen aan. Toen ze niets hoorden, gingen ze de eerste grot in. Het was er vochtig en koud. Een groot rotsblok stond midden in de grot.
Plotseling kwam het geluid van fluisterende stemmen achter het rotsblok vandaan. Joe en meneer Hardy luisterden even en slopen er toen zonder geluid te maken op af. Joe ging plat op de grond liggen en keek voorzichtig om het rotsblok heen.
’Frank!’ riep hij ineens uit. ’Chet!’
Meneer Hardy kwam snel naar Joe toe. Op de grond voor hen lagen de ontvoerde jongens, stevig gebonden. Ze werden vlug bevrijd en Frank en Chet kwamen overeind en rekten zich uit. Ze vertelden hoe ze de vorige avond haastig uit hun gevangenis gehaald waren en min of meer naar de grotten gesleept waren, omdat er niet genoeg paarden waren voor iedereen in het Indiaanse dorp.
Hoewel ze dit alles fluisterend vertelden, werden ze toch ontdekt door een cowboy, die zich dieper in de grot bevond. Hij kwam aangerend met een boog in zijn hand. Over zijn schouder hing een pijlkoker. Er staken zes pijlen uit met witte veren aan het eind. De man bleef een ogenblik als aan de grond genageld staan. Toen riep hij uit:
'Fenton Hardy!’
’Jij bent de vent die mijn vader heeft neergeschoten!’ riep Joe hem toe.
’Daar heb je geen bewijzen voor!’
'Natuurlijk wel,’ zei Frank. ’En jij bent ook de boogschutter, die de prijs in de toto heeft gewonnen.’
’Reken maar!’ schepte de kerel op. Toen besefte hij dat hij zich verraden had. Woedend schreeuwde hij: ’Nu reken ik voorgoed met je af!’
De boogschutter greep naar een pijl, maar voor hij er een uit de koker kon trekken, greep Fenton Hardy de pols van de man beet en draaide die met zoveel kracht om dat de kerel op zijn rug op de grond viel. Met het touw waarmee zijn broer vastgebonden was geweest, bond Joe de handen van de man.
Inmiddels waren Morgan’s mannen van alle kanten toegesneld. Meneer Hardy rende naar de ingang van de grot en gaf een teken aan de mannen van de sheriff. Ze stormden naar voren en wierpen zich op de cowboys en de Indianen, die als mieren uit de grotten zwermden. De cowboys die van Crowhead waren weggelopen om zich bij Morgan te voegen, gaven zich zonder slag of stoot over. Maar de Indianen verzetten zich hevig. Toen het stof opgetrokken was, bleek Morgan nergens te vinden.
’Ik weet waar hij is,’ zei Pete en hij bracht de Hardy’s en de sheriff naar een grot, die een heel eind verder lag. Het was de grot waarin de tunnel naar de top van de rots begon.
’Kom eruit, Morgan!’ brulde de sheriff.
’Kom me maar halen!’ antwoordde een stem, die hol door het sombere gewelf klonk.
Meneer Hardy glipte de grot in. Toen hij dit deed, kraakte een geweerschot en een kogel ketste tegen de rotswand.
De detective dook weg en gooide tegelijkertijd een traangasbom de grot in. Morgan kuchte. Hol klonken zijn voetstappen door de grot toen hij door de tunnel stormde.
Meneer Hardy kon hem door het gas niet direct volgen.
Even daarna verscheen Pijlen-Charlie op het plateau op de rots. Toen de mannen het geweer in zijn hand zagen, doken zij weg in de dekking van de rotsblokken. Hij schoot een paar maal op goed geluk in hun richting en zei toen spottend:
'Jullie dachten dat je me al had, niet? Nou, je krijgt me nooit. Ik heb een radioboodschap naar mijn piloot gestuurd. Hij kan ieder ogenblik hier zijn om me op te halen. En kijk dan maar uit, Fenton Hardy en die jongens van je!’
Plotseling klonk het geluid van een vliegtuig. Frank en Joe luisterden gespannen. Zou dat het particuliere vliegtuig van Morgan zijn, dat hem kwam helpen ontsnappen juist nu ze dachten dat ze hem in een hoek gedreven hadden?
’Een helikopter van de regering!’ juichte Frank opeens.
Het toestel kwam dichterbij en daalde. Morgan legde zijn geweer aan, maar voor hij een schot kon lossen, klonk het geratel van een machinegeweer uit de helikopter en de kogels ketsten op een goede meter afstand van zijn voeten tegen de rotsen.
Charlie Morgan begreep nu dat hij verslagen was. Hij liet zijn geweer vallen en stak zijn handen omhoog toen de helikopter vlak bij hem landde en mannen van de federale recherche uit het toestel sprongen. Meneer Hardy en Sam Radley holden door de tunnel om de mannen te begroeten.
’Mooi werk, Hardy,’ zei een van de mannen. ’We hebben al een hele tijd naar die kerel gezocht.’
’Dat hebben mijn jongens klaargespeeld,’ glimlachte de beroemde detective. ’Kom maar mee, dan kunt u kennis met ze maken.’
Op dat moment klonk het geluid van een andere motor hoog boven de rots. Het was het vliegtuig van Morgan. De piloot daalde voldoende om te kunnen zien wat er gebeurd was en maakte toen dat hij weg kwam. Maar zijn vrijheid duurde niet lang meer. Hij werd een paar kilometer verder gevangen genomen, nadat men hem gedwongen had te landen. Joe en Frank herkenden hem direct. Het was de man die hen voor de vlucht naar Crowhead achtduizend gulden had willen laten betalen.
Toen alle gevangenen bijeen gedreven waren, onderwierpen de mannen van de federale recherche en meneer Hardy Pijlen-Charlie aan een spervuur van vragen. De forse man, die eerst nors bleef kijken, begreep ten slotte dat het geen zin had nog langer te zwijgen.
Hij bracht de mannen naar een geheim vertrek in een van de grotten, waar de Pijlsigaretten werden gemaakt.
’En hoe zit het met die fluitende spleet?’ vroeg Frank.
Morgan bracht hen naar een schacht op een goede honderd meter afstand van de grote rots. Aan een kant van de schacht ontsnapte met een fluitend geluid een witte rookpluim uit een spleet. Pijlen-Charlie had van een paar uit het reservaat weggelopen Indianen van het bestaan van het gas gehoord en hij had een scheikundige in de arm genomen die hem moest helpen bij het toepassen van de geheimzinnige dampen voor zijn misdadige praktijken.
Hij had de Indianen gehuurd om de toegang tot zijn sigarettenfabriek te bewaken. Toen hij nog meer werkkrachten nodig had, had hij de cowboys van Crowhead, de dichtstbijzijnde ranch, weggelokt.
’Hoe kwam je aan die verbogen pijl als herkenningsteken voor je mannen?’ vroeg meneer Hardy aan Morgan.
’Dat was eigenlijk geen pijl,’ antwoordde Morgan. ’Het was in vroeger dagen een kronkelende slang met gebogen giftanden en een gevorkte staart. Ik zag de afbeelding op een rots en hij wees in de richting van de fluitende spleet. Het was zeker vroeger als een waarschuwing door de Indianen aangebracht. Eerst dacht ik dat het een verbogen pijl was en ik vond dat het een prachtig herkenningsteken zou zijn voor mijn mannen, die de sigaretten verspreiden.’
Tijdens de lange rit terug naar Crowhead, bespraken meneer Hardy, zijn twee zoons en Chet de gebeurtenissen, die geleid hadden tot de gevangenneming van de bende van Morgan. Frank en Chet vertelden hoe ze zelf gevangen genomen waren.
’Die kerel die op u heeft geschoten, vader,’ zei Frank, ’is door Indianen opgevoed. Morgan heeft hem naar Bayport gestuurd om u neer te schieten. Dezelfde kerel schoot mij bijna in mijn arm, toen ik het teken van de verbogen pijl ontdekte in het rotsblok waarbij de mannen elkaar ontmoetten.'
Toen de weggelopen cowboys hoorden dat de ranch op aanwijzing van Pijlen-Charlie in brand gestoken was, waren ze woedend.
'Ik vind,’ zei Pete, 'dat we moeten laten zien dat we het hart op de goede plaats dragen, door te helpen bij de opbouw van Crowhead.’
Zijn voorstel werd met kreten van bijval ontvangen.
’En we willen er geen cent voor hebben,’ riep een van de andere weglopers.
De eerstvolgende veertien dagen klonk overal het geluid van hamers en zagen bij de wederopbouw van de gebouwen. De dankbaarheid van Ruth Hardy kende geen grenzen.
En toen stapten op zekere dag de Hardy’s, Chet Morton en Sam Radley in een groot verkeersvliegtuig dat hen weer naar huis zou brengen. Toen het vliegtuig zich hoog in de lucht bevond en iedereen op zijn gemak in de comfortabele stoelen zat, zei Frank:
’Ik ben benieuwd wat Langzame Mo zal zeggen, als we hem vertellen dat we met het oplossen van het mysterie van de verbogen pijl in zijn garage zijn begonnen.’
Joe grinnikte.
'Dan zegt hij:
’Aan die mogelijkheid heb ik geen moment gedacht!’’