De lege palissade

Tegen de tijd dat de paarden Crowhead bereikten, was de plaats één vuurzee. Een paar cowboys liepen met een brandslang naar het ranchhuis, maar de waterstraal hield plotseling op, toen de waterpomp onklaar raakte door de brand. Joe holde naar zijn tante die door de enorme hitte van het vuur op enige afstand van de gebouwen moest blijven staan. Ze had haar handen voor haar gezicht geslagen en snikte van verdriet over de genadeslag die haar boerderij had getroffen.

’Joe!’ riep ze uit.

’Wat vind ik dat vreselijk voor u,’ zei Joe. ’Ik...'

'Niets is zo belangrijk als jullie veiligheid,’ viel ze hem in de rede. ’Je bent er gelukkig weer! Toen je niet terugkwam dacht ik dat er iets met jullie gebeurd was!’

De vrouw, die geheel uit haar doen was, scheen niet te merken dat Frank er niet was. Joe besloot haar nu niets te vertellen, maar liever de mannen te gaan helpen bij het blussen. De cowboys werkten koortsachtig. Toen de pomp was uitgevallen, hadden ze zich in een rij opgesteld en ze reikten elkaar emmers aan van de waterput naar de brand.

De man die het dichtst bij het vuur stond, was Hank. Hij zag er nu heel anders uit. Zijn wenkbrauwen waren afgeschroeid, zijn gezicht was zwart van de rook en zijn hemd was gescheurd. Maar de voorman werkte als een bezetene.

Joe voegde zich bij Pye en Pete, die ook al met het blussingswerk begonnen waren. Eindelijk was het vuur uitgebrand. Alleen een kleine zijvleugel was maar gered. Met pijnlijke ruggen en armen en over hun hele lichaam verschroeid van de hitte, lieten de cowboys zich op de grond vallen.

Hank kwam op Joe af en ze keken elkaar even recht in de ogen.

’Mooi werk,’ zei de voorman, terwijl hij zijn hand uitstak.

Joe schudde hem de hand.

’Hank,’ zei hij, ’iemand die zo werkt in het belang van tante Ruth als jij net gedaan hebt, is een eerlijke vent. Het spijt me dat ik je ooit gewantrouwd heb.’

’Dat zit wel goed.’

'Prima. Maar toch zou ik graag iets willen weten. Wat was dat voor een geheimzinnig telefoongesprek dat Chet in het slaapverblijf afluisterde?’

’O, dat,’ grinnikte Hank. ’Mijn broer in Albuquerque wilde dat ik naar wat vee kwam kijken, maar ik wilde niet graag weg zolang jullie er nog waren. Ik had zo’n idee dat jullie in moeilijkheden zouden raken.’

’En dat is gebeurd ook,’ vertelde Joe.

Hoewel hij het niet prettig vond Ruth Hardy nog meer narigheid te bezorgen, toch besefte Joe dat ze er niet langer mee mochten wachten te proberen hun vader, Frank, Chet en Terry in veiligheid te brengen.

’Ik moet opbellen om te proberen hulp te krijgen!’ zei Joe, nadat hij zijn verhaal aan zijn tante en aan Hank verteld had.

De telefoon bevond zich in de onbeschadigde vleugel van het ranchhuis, maar de lijn was dood. Joe ontdekte algauw de oorzaak. De paal waaraan de telefoondraden bevestigd waren, was verbrand en omgevallen. Er stond hem nu nog maar één ding te doen: hij zou naar de dichtstbijzijnde stad moeten rijden om de sheriff te halen.

’Ik ga wel met je mee,’ bood Hank aan.

Maar hij en Joe zaten nog niet in het zadel, toen in de verte het gedreun van hoeven klonk. Het geluid kwam snel dichterbij. Even later kwam een groepje van ongeveer dertig cowboys aangereden.

Voorop reed Terry, de zingende cowboy. En naast hem reed de sheriff!

’Terry!’ riep Joe. ’We dachten dat je verdwaald was.’

’Zeg, wat is hier aan de hand?’ riep de cowboy uit, toen hij de smeulende ruïne van het huis zag. Toen voegde hij eraan toe: ’Dat heeft Charlie Morgan natuurlijk bedoeld, toen hij zei dat er niets van Crowhead zou overblijven. Nou, zoiets kan hij niet ongestraft doen!

Toen ik in het bos liep, ben ik hem bijna in de armen gelopen. Hij stond te praten met een magere vent. Ze overlegden wat ze moesten doen met Frank en Chet, dus ben ik er gauw vandoor gegaan om hulp te halen. En nou wacht ik niet langer meer ook. Kom mee, mannen!’

’Maar niet zonder mij!’ riep Hank uit. ’Als die schurken hier die brand hebben aangestoken om te proberen Crowhead te vernietigen, dan grijp ik ze één voor één bij de keel en...’

De rest van zijn dreigement was niet te verstaan doordat de mannen een enorm lawaai maakten in hun enthousiasme de klopjacht te beginnen. Joe, Pye en Pete drongen er op aan met de mannen mee te mogen gaan. Toen ze hun verse paarden hadden bestegen, reed Hank naar Ruth Hardy.

’Ik weet wel dat u zich zorgen maakt over uw familie,’ zei hij vriendelijk. ’Maar ik zal Frank en Chet bevrijden, al moet ik het helemaal alleen doen. Ik heb nog nooit zulke geschikte stadsjonkers meegemaakt.'

Toen de mannen op het punt stonden weg te rijden, klonk plotseling het geluid van een vliegtuigmotor in de verte. Joe’s ogen richtten zich op het kleine stipje in de lucht. Het kwam uit de richting van Morgan’s Indianenkamp.

Joe kreeg een akelig gevoel in zijn maag van angst. Zou dat het toestel van Pijlen-Charlie zijn? Misschien had het wel wapens aan boord. De ruiters zouden een prachtig doelwit vormen voor een beschieting vanuit de lucht!

Het vliegtuig daalde snel. Toen maakte het een scherpe bocht en landde op een brede strook vlakke grond naast de rokende ruïne. Toen de deur van het vliegtuig openzwaaide, stapten Fenton Hardy en Sam Radley uit.

’Vader!’ riep Joe.

’Joe!’ riep de detective uit, toen de jongen van zijn paard sprong en naar zijn vader holde. ’Wat fijn dat je in veiligheid bent! Ruth belde me op dat je vermist was.’

Toen liet de detective zijn blikken snel langs de gereedstaande mannen glijden en zijn gezicht betrok.

’Waar is Frank?’

Terwijl Sam Radley gespannen toeluisterde, vertelde Joe waarom de mannen door de sheriff bijeengeroepen waren.

’Sam en ik gaan met jullie mee,’ zei meneer Hardy. ’Maar eerst moet ik een radioboodschap uitzenden.’

Hij vouwde een landkaart open en Joe wees hem de plaats aan waar de schuilplaats van Morgan zich bevond. Meneer Hardy gaf de positie door aan de mannen van de federale recherche.

'Kom zo snel mogelijk,’ drong hij aan. 'Er zijn moeilijkheden op til.’

Toen ging de groep mannen onderweg. Terwijl ze over de vlakte galoppeerden, vertelde meneer Hardy Joe over de laatste ontwikkelingen in het mysterie. De piloot van Morgan had geprobeerd hem gevangen te nemen, maar dat was hem niet gelukt.

De boogschutter, die meneer Hardy had neergeschoten, was dezelfde man, die geprobeerd had de auto bij Langzame Mo te stelen, nadat Frank en Joe Pijlen-Charlie verhinderd hadden de wagen mee te nemen.

’En hoe zit het met die nummerplaten en het weggevijlde motornummer?’ vroeg Joe.

Zijn vader vertelde hem dat Bearcat, de man die de Pijlsigaret aan Frank verkocht had in het restaurant van Mike, hiervan de dader was. Bearcat had een auto gestolen. Toen hij van Al hoorde dat de bandieten een wagen in de garage van Langzame Mo hadden achtergelaten, was hij daarheen gegaan. Hij had de nummerplaten eraf gehaald om ze voor de gestolen auto te gebruiken en hij had meteen het nummer van de motor weggevijld om te zorgen dat de herkomst van de auto niet nagegaan kon worden.

Terwijl meneer Hardy zijn verhaal vertelde, hadden de mannen al vele kilometers afgelegd. Pete, die voorop reed, bracht de mannen via een kortere weg, die hem bekend was, naar het Indianenkamp. Enige tijd later werd het bos minder dicht en toen kwamen ze bij de open plek waar het Indianendorp zich bevond. De ruiters galoppeerden tussen de hutten en de werkbanken door.

Maar er viel geen geluid en geen beweging in het kamp te bespeuren. Ze doorzochten iedere hut. Verlaten!

In het hele kamp was niemand meer te vinden!