De geheimzinnige sigaret
’Frank, Frank! Wat is er met je?’ Joe boog zich met een bezorgd gezicht over zijn broer heen.
’Ik... ik... w-waar ben ik?’ vroeg Frank, toen hij weer bijkwam.
’Je ligt op het trottoir,’ antwoordde Joe. ’Toen je niet kwam opdagen, zijn we naar je op zoek gegaan en we vonden je hier.’
Met Joe’s hulp krabbelde Frank overeind. Toen zijn hoofd wat helderder werd, vertelde hij wat er gebeurd was in Mike’s restaurant.
’Ik was op weg terug naar jullie,’ zei hij, ’toen ik de sigaret wat nader bekeek en toen... Hé, waar is dat ding?’
’Is dit hem?’ vroeg Joe, terwijl hij een sigaret opraapte, die in de goot gerold was.
’Ja,’ zei Frank. ’Laten we hem voorzichtig bekijken, maar niet hier.’
’Waar dan?’ vroeg Chet.
’Op het politiebureau,’ antwoordde Frank.
Het drietal reed snel naar het hoofdbureau.
’Ik ben er bijna zeker van dat die sigaret me verdoofd heeft,’ zei Frank. ’En als dat zo is, dan hebben we misschien de sleutel tot die berovingen in Bayport.’
Joe was zo opgewonden dat hij bijna niet kon wachten om het verhaal aan commissaris Collig te vertellen.
’Hebben jullie de man, die op jullie vader geschoten heeft, gevonden?’ vroeg commissaris Collig belangstellend, toen het drietal zijn kamer binnenstapte.
’Nee,’ zei Frank, die het woord voerde. ’Maar we hebben een aanwijzing ontdekt, die wel eens de oplossing kon zijn van de geheimzinnige overvallen in Bayport.’
Met die woorden haalde hij de sigaret uit zijn zak en legde hem op het bureau van de commissaris.
’Wat is dat, een grapje?’ vroeg Collig.
’Het is geen grap,’ beweerde Frank. ’Dit is een sigaret die je kan bedwelmen!’
Frank vertelde snel wat er gebeurd was in de sigarenzaak van Al en besloot met zijn eigen avontuur in het restaurant.
’Ik zal die Pijl direct laten analyseren,’ verklaarde commissaris Collig. Hij drukte op een knop van het oproepsysteem. ’Stuur Creech eens hierheen,’ beval hij.
Een paar ogenblikken later kwam een man met een kaal hoofd en met een zware hoornen bril op het kantoor in.
’Ik wil dat u die sigaret direct voor me onderzoekt,’ zei de commissaris.
’Prima, commissaris,’ antwoordde de man. ’Over een paar minuten heeft u de uitslag.’
Tien minuten later kwam hij terug met een stuk wit karton in zijn handen. Daarop uitgespreid lagen de onderdelen van de Pijlsigaret.
’Dat is het dan,’ zei hij. ’Het is maar een raar soort sigaret. Waar hebben jullie hem gekocht, in een winkel van feestartikelen?’
’Nee, bepaald niet.’
De chemicus legde uit wat hij in de vreemde sigaret had aangetroffen. ’Aan beide uiteinden zat echte tabak,’ zei hij, terwijl hij naar de draden tabak op het witte karton wees. ’Maar in het midden zat een vreemd instrumentje.’ Creech hield een kleine capsule tussen zijn vingers. Het was ongeveer drie centimeter lang. Aan één kant zat een klein steeltje. ’Het is een soort kleine bom,’ legde de chemicus uit. ’Er zou een vloeistof of een gas in kunnen zitten.’
’Waar is dat steeltje voor?’ vroeg Frank.
’Dat,’ legde Creech uit, ’is een zuigertje. Het eind van het steeltje kwam helemaal tot het eind van de sigaret. Wanneer je op het zuigertje drukt, springt er een veertje in de capsule los en de inhoud wordt weggespoten.’
’Wat zat er in de capsule?’ vroeg Collig.
’Dat kan ik niet zeggen,’ antwoordde Creech, ’maar ik denk dat het een of ander gas is geweest.
Commissaris Collig keek de Hardy’s aan.
’Jullie hebben Bayport een grote dienst bewezen,’ zei hij. Toen wendde hij zich tot Creech. ’Deze sigaret,’ zei hij, ’wordt door misdadigers gebruikt om hun slachtoffers te bedwelmen.’
De chemicus begreep het direct.
’Ik snap het!’ riep hij uit. ’De dief houdt de sigaret vlak onder de neus van zijn slachtoffer en drukt op het zuigertje. Met het gas bedwelmt hij het slachtoffer lang genoeg om hem te kunnen beroven!’
'Precies,’ zei Frank. ’Toen ik per ongeluk op het zuigertje drukte, kreeg ik allemaal zwarte vlekken voor mijn ogen en ik verloor het bewustzijn!’
’Dit moet geheim blijven,’ zei Collig. ’Jullie kunnen het wel aan je vader en Sam Radley vertellen, maar verder mondje dicht.’ Hij drukte weer op een knop op zijn bureau. ’We zullen direct een inval doen in de winkel van Al,’ zei hij tegen de jongens, toen de deur openging en een brigadier binnenkwam. ’Willen jullie misschien mee?’
’Nou, en of! En we zullen moeten voortmaken ook. Bearcat heeft Al waarschijnlijk al een tip gegeven,’ zei Frank.
De agenten, voorafgegaan door de commissaris en de drie jongens, stapten in een auto en reden met grote snelheid naar de winkel. Ze kwamen met piepende banden en remmen tot stilstand voor de winkel van Al. Een ogenblik later voegden zich nog twee auto’s met politiemannen bij hen.
’Er is hier niemand!’ riep Collig uit, die voorop liep.
’Hé, ik ruik een brandlucht,’ riep Frank.
Hij rende naar de achteruitgang en keek de steeg in. Hij was nog net op tijd om te zien dat Al wegholde. Bij de deur lag een smeulend pakje.
’Halt!’ riep Frank.
Terwijl hij dit riep, verschenen twee politiemannen aan het eind van de steeg en sneden de man de weg af. Ze grepen Al onmiddellijk beet en brachten hem naar commissaris Collig. Frank trapte het vuur in het pakje uit, dat echter voor het grootste deel al verkoold was.
’Kijk eens, commissaris!’ riep Frank uit, terwijl hij de overblijfselen uit elkaar schopte. ’Het zijn Pijlen!’
’Wat heeft dat te betekenen?’ gromde de commissaris tegen de gemelijke Al.
’Ik heb niks gedaan,’ was het antwoord, ’Ik heb alleen wat oude sigaretten verbrand.’
Joe raapte er een op. Hij was half verbrand.
’De capsule brandt!’ riep hij uit. ’Hij is van een of ander soort plastic gemaakt!’
’Daarom hebben we tot dusver nooit iets gevonden,’ zei Collig. ’De dieven verbranden de sigaretten en laten geen aanwijzingen achter.’ Hij gaf bevel om Al de handboeien aan te doen.
’Kom maar mee!’ zei hij. ’Je hebt zeker wel het een en ander uit te leggen op het hoofdbureau.’
’Ik leg niks uit,’ verklaarde de man koppig.
Terwijl dit gesprek in de steeg plaats had, hadden een paar andere politiemannen de winkel doorzocht. Ze hadden niets anders gevonden dan een schamele voorraad van de meest bekende merken rookartikelen. Al had alle bewijzen verbrand!
’We nemen deze man mee in mijn wagen,’ zei Collig.
Toen de jongens bij het politiebureau kwamen, namen ze afscheid van de commissaris, brachten Chet naar een bus, die bij zijn huis stopte en gingen daarna snel naar het ziekenhuis.
Meneer Hardy, wiens toestand langzaam vooruit ging, luisterde goedkeurend naar het verhaal van zijn zoons over de Pijlsigaretten.
’Er is iets dat we heel snel moeten doen,’ zei hij.
’Ik geloof dat ik weet wat u bedoelt,’ zei Frank, om te vermijden dat zijn vader zich te veel zou moeten inspannen. ’We moeten proberen alle Pijlsigaretten in de omgeving te pakken te krijgen en zien of we kunnen ontdekken waarvan ze vervaardigd zijn, of waar de sigaretten vandaan komen.’
'Precies,’ glimlachte meneer Hardy. ’Zonder die sigaretten zullen de boeven niet in staat zijn zulke brutale overvallen te plegen.’ Toen voegde hij er aan toe: 'Inmiddels moesten jullie je maar klaar maken om naar tante Ruth te vertrekken. Jullie moeten voor het eind van de week plaatsen boeken in de trein.’
De volgende ochtend zochten Frank en Joe contact met Sam Radley. Terwijl de politie Bayport afzocht, reden Sam en de jongens naar de omliggende plaatsen, waar zich ook een aantal overvallen had voorgedaan.
Ze gingen allerlei winkels binnen waar mogelijkerwijze sigaretten verkocht werden en stelden steeds dezelfde vraag:
’Heeft u Pijlsigaretten? Al heeft ons gestuurd.’
En keer op keer kregen de jongen, die andere zaken bezochten dan Sam, het verwonderde antwoord:
’Ik begrijp niet waar jullie het over hebben!’
Maar in Green Point, een dorpje bij Pleasantville, antwoordde een sigarenhandelaar:
’Heeft Al jullie gestuurd?’
’Ja,’ antwoordde Frank, met bonzend hart.
’Kun je dat bewijzen?’ vroeg de man.
'Verbogen pijl!’ zei Joe, in de hoop dat dit het goede wachtwoord zou zijn.
’Dat is bewijs genoeg,’ was het antwoord.
Met die woorden gaf de man hun twee sigaretten, waarvoor ze vijftig gulden betaalden. De winkelier boog zich naar de jongens toe.
’Zeg tegen Al dat dit mijn laatste zijn,' fluisterde hij. ’Zorg dat hij Pijlen-Charlie hierheen stuurt met een nieuwe voorraad, zodra hij uit Mexico terug is.’
Frank en Joe keken of het de gewoonste zaak van de wereld was, maar hun hart klopte hun in de keel.
’O, natuurlijk,’ zei Frank. 'Pijlen-Charlie. Zeg, heeft hij die naam gekregen omdat hij Pijlsigaretten verkoopt, of kan hij goed met pijl en boog omgaan? Dat hebben we eigenlijk nooit gehoord.’
De man glimlachte sluw.
’Dat hoorden jullie toch te weten,’ zei hij. 'Onlangs is in Bayport een vent neergeschoten met een pijl!’
Nu wisten de Hardy’s genoeg. Ze liepen snel naar hun auto en reden met een enorme vaart terug naar de stad om het adres van de sigarenhandelaar in Green Point aan de politie door te geven en de sigaretten te laten onderzoeken.
Toen ze langs de boerderij van de Morton’s reden, zagen ze Chet op de veranda zitten. Toen ze op de claxon drukten, wuifde hij opgewonden met zijn hand. Frank trapte op de rem en Chet kwam hijgend naar hen toe.
'Jullie moeder heeft een paar minuten geleden opgebeld, ze wilde jullie spreken,’ zei hij.
’Wat is er aan de hand?’ vroeg Joe. ’Toch niets met vader?’