HOOFDSTUK TIEN

Een noodzakelijk einde

1

Het zonlicht viel door de groene bladeren. Dauw glinsterde op elk grassprietje. De frisse geuren van de zomer beloofden een lange, hete, zorgeloze dag.
Ylo draaide zijn hoofd onder het geritsel van dorre bladeren en tuurde met één oog naar Eshiala. Haar gitzwarte vlechten waren in de war geraakt, haar lange wimpers rustten als kammen op haar wangen. De slaap scheen haar goed te hebben gedaan, terwijl de zijne was gekweld door nachtmerries. Hij kon haar niet aanraken, want Uomaya lag tussen hen in, beschermd tegen de nachtelijke kou.
Nu was het ochtend, maar de nachtmerries gingen niet weg. Naast hem lag de vrouw die hij liefhad, de enige van wie hij ooit langer dan een week gehouden had. Ze was in verwachting van zijn kind. Hij zou alles doen voor een glimlach van haar. Alles wat hij op de wereld bezat kon ze krijgen, plus de resterende dagen van zijn leven, als ze die wilde accepteren. En dit was waartoe alles geleid had, wat hij haar had aangedaan.
Honger.
Slapen onder heggen en bomen.
Opgejaagd.
Je hebt gefaald, Ylo! Gefaald!
En vandaag leek dat falen te eindigen in een ramp. Nooit meer zou hij wakker worden met zijn lieftallige Eshiala naast zich. Zij zou worden teruggestuurd naar het paleis en hij zou in de gevangenis komen. Dat was het beste dat haar kon overkomen en het minste dat met hem zou gebeuren. Uomaya zou de wereld regeren als marionet van Zinixo.
In een krankzinnige achtervolging door heel Qoble hadden ze het legioen bijna drie weken weten te ontwijken. Dat was een triomf voor hen, vooral voor Ylo zelf, maar een vernedering voor de legionairs. Hij was een held geweest en hij had hun vertrouwen beschaamd, tenminste, zo zou het hun verteld zijn. Hij koesterde geen enkele hoop dat ze de waarheid zouden geloven. Ze wisten misschien niet wat hij misdaan had, maar ze zouden hem er niet gemakkelijk af laten komen als ze hem te pakken kregen, en dat zouden ze, dat kon niet anders. Alleen al zijn succes in het vermijden van een arrestatie werkte tegen hem.
Hij voelde dat Maya, imperatrice Uomaya, zich bewoog. Ter wille van dit kind moest er een eind komen aan de achtervolging.
En ook ter wille van dat andere kind — zijn kind, de ongeboren baby.
Er moest een eind aan komen. Gisteren waren ze naar het noorden gereden. Ze durfden niet langer naar de weg te vragen, maar hoopten een doorgang te vinden door de bergen. De weg was doodgelopen bij de hut van een geitenherder.
Een league of zo terug lag een gehucht waarvan hij de naam niet gevraagd had. Daar zouden de legionairs nu zijn. Ze zouden kaarten hebben en de medewerking van de gezagsgetrouwe burgers. Ze moesten weten dat hun prooi heel dichtbij was, in de val aan het eind van de doodlopende weg. Met zonsopgang zouden ze gereed zijn om erop uit te trekken.
Het werd al licht. De dag was begonnen.
Hij was hongerig, vuil en ongeschoren. Zijn kleren waren smerig en in flarden. Hij kon niet langer de boeren overrompelen door de gentleman te spelen. Nu leek hij wat hij was: een opgejaagde bandiet.
`Mammie?' jammerde een zacht stemmetje.
Eshiala deed haar ogen open. Ze had kennelijk minder vast geslapen dan hij dacht.
Ja, lieverd?'
`Ik heb honger.'
Eshiala keek naar Ylo — zonder verwijt, maar ook zonder illusies. Droefheid en berusting. Een vraag.
`Ik dacht aan geroosterde leeuwerik,' zei hij.
Ze glimlachte flauwtjes. 'We zouden goud kunnen eten.'
Dat zou kunnen,' zei hij, zich uitrekkend. 'We zullen een maaltijd kopen in de eerste de beste boerderij en daar heel lang over doen.' Hij dacht aan het eten in de imperatoriale gevangenissen. Dat was de op één na beste manier om van de honger af te komen.
Toilet maken was gemakkelijk en bestond voornamelijk uit het afborstelen van bladeren. De twee paarden keken verwijtend op toen hun eigenaars uit het struikgewas te voorschijn kwamen. Aardige mensen, zeiden hun bedroefde ogen, binden onze benen niet vast.
Ylo keek om zich heen naar het landschap. Hij zag een somber vergezicht van kale akkers en weiden, zonder huizen. Het Qoblegebergte was een hard, wit bolwerk in het noorden: hij had geleerd het te haten. Hij had niet zo ver de bergen in moeten trekken. Dichter bij de kust was meer dekking. Hij had niet naar het platteland moeten gaan, want in steden kon je je gemakkelijker verbergen. Hij had nooit, nooit, nooit naar Qoble moeten gaan; dat was een grote vergissing geweest.
Twee armen werden van achteren om hem heen geslagen en knuffelden hem.
`Geef je het op?' zei ze zacht, met haar hoofd op zijn schouder. `We moeten het opgeven. Ter wille van de kinderen.'
`Ik wil het niet opgeven. Eén dag langer zal onze dood niet zijn.' Deze dag misschien wèl.
Hij draaide zich naar haar om, zodat hij haar ook kon omarmen. 'Moet je ons eens zien! Haveloze werklui! Wie zal ons vertrouwen? Wie zal geloven wat we zeggen? Mijn voorraad geloofwaardige verhalen om hulp te krijgen is uitgeput.'
`Met goud kun je alles kopen.'
`En het risico lopen te worden doodgestoken?' Hij zuchtte. 'Liefste, ik ben een teleurstelling voor je. De problemen worden steeds groter.'
Wat is daar?' vroeg Eshiala, wijzend in de richting van de opgaande zon. Hij had geen idee. Zonder kaart was hij hopeloos verdwaald, maar als hij dat zei, zou hij haar nog ongeruster maken. Het land liep glooiend omhoog naar een top, nog geen league verder.
`Een ander dal, denk ik.'
`Laten we erheen gaan en zien wat het is,' zei Eshiala vastberaden. 'Veel erger dan dit kan het niet zijn. Als ze ons daar opwachten, kunnen we het altijd nog opgeven. Zo niet, dan hebben we weer een dag gewonnen.'
Ja, maar...
`Mammie, ik heb honger!'
`Ze heeft honger,' zei Ylo, zijn nederlaag erkennend.
`Die koeien hebben kalveren.'
Nou en?'
`Zie je me nog steeds als imperatrice? Ik ben de dochter van een eenvoudige kruidenier en de kleindochter van boeren. Ik kan een koe melken, ook al kun jij dat niet, signaleur Ylo.'
Hij lachte. 'Ik vang ze en jij melkt ze?' Zijn opgewektheid verdween. 'We hebben geen emmer.'
Eshiala's ogen fonkelden. 'We hebben twee leren zakken! Het goud kunnen we er later weer in opbergen. Voor mijn part laten we het hier in het gras liggen! Zadel de paarden, signaleur!'
De koeien werkten niet mee en een paar keer dacht Ylo dat hij op de horens genomen zou worden. Hij had geen ervaring met vee, maar wanhoop was de moeder van de improvisatie, en hij was bereid tot een totale oorlog. Het maken van gijzelaars was altijd een van de geliefde strategieën van het leger geweest, en dat hoorde ook succes te hebben met kalveren. Ten slotte betaalden de koeien losgeld met voldoende melk voor het ontbijt — en voor een douche, want de zak lekte. Als het warmer begon te worden, zouden ze naar zure melk ruiken. Toch zag de wereld er weer wat vrolijker uit toen hun honger gestild was, althans voor een tijdje.
Maya had genoeg van het rijden. Ze wilde naar huis, zei ze, al kon ze zich waarschijnlijk geen thuis herinneren. Ze werd lastig toen Ylo probeerde haar op te tillen.
`Geef haar maar aan mij,' zei Eshiala. 'Vandaag mag je een eindje met mammie rijden, lieverd.'
Ylo maakte zich zorgen over zijn paard. De vorige avond had hij het vermoeden gehad dat het dier zijn rechter voorheen ontzag, en al merkte hij er nu niets van, hij wilde het dier goed in de gaten houden. Hij hielp Eshiala opstijgen en zette Maya vóór haar. Toen steeg hij zelf op, met de gedachte dat hij later misschien zou kunnen afstappen en een eindje lopen. Eshiala keek hem triomfantelijk aan. 'Op naar het oosten!' riep ze.
`Naar het oosten,' viel hij haar bij.
In een rustig tempo reden ze over de weide. Eshiala was een uitstekend ruiter, goed opgeleid door de deskundigen van het paleis. Ze reed moeiteloos en lachend, terwijl ze haar dochtertje in een goed humeur probeerde te brengen. Ylo wierp een trieste blik op haar gezicht. Het besef dat ze hem spoedig ontnomen zou worden, maakte hem verlangend naar nog meer herinneringen, terwijl hij toch elk lijntje ervan beter kende dan wat ook ter wereld.
Het gevaar was nu groter dan ooit. Hij zei het niet, en hij had ook niet tegengesputterd toen ze deze nieuwe richting wilde nemen. De situatie was nu zo hopeloos, dat elk risico de moeite waard was. Het was waar, de volgende dag zou hun nog een paar uren of dagen van vrijheid kunnen geven. Ja, maar...
Zijn bezorgdheid was terecht. Ze hadden nog niet ver over de wei gereden toen hun weg geblokkeerd werd door een andere heg, waarvan de doornige takken hoger waren dan een ruiter en dikker dan een kar. Ze reden erlangs om te zien of ze er omheen konden en Ylo had het geluk dat hij al spoedig een plaats vond waar ze volgens hem wel doorheen konden. Hij stapte af en overtuigde zijn paard ervan dat als een man erdoor kon, een paard dat ook kon. Man en paard liepen krabben op, maar niet fataal. Aan de andere kant lag een weide. Hij wikkelde de teugels om een tak en ging terug om Eshiala's paard te halen.
In de verte zag hij een lichtflits, en hij wist onmiddellijk dat het de zon was die op wapenrustingen scheen. Ze waren ver weg, twee velden, maar hij kon het stof zien dat ze opwierpen. Hij telde acht of negen ruiters. `Daar zijn ze,' zei hij dof. 'Zie je, schat?'
Eshiala moest het hebben gezien. Met een wilde sprong worstelde haar paard zich door de heg, luid hinnikend van schrik. Maya, die stevig werd vastgehouden door haar moeder, gaf een gil en hief haar kleine handjes op om zich tegen de takken te verweren. Het paard ging er in galop vandoor.
Gezond verstand zei dat het spel uit was. De jachthonden hadden de prooi ontdekt en konden die nu inhalen.
Gezond verstand, het mocht wat! — Eshiala's moederinstinct nam het over. Haar kind was in gevaar.
`Rijden, Ylo!' schreeuwde ze. Haar stem stierf weg in de verte. 'Rij als de wind!'

2

Archon Raim maakte zijn eigen meubels met bijl en beitel. De verbannen koning van Krasnegar gebruikte liever toverkracht. Rap had twee bewonderenswaardig lichtzinnige ligstoelen geconstrueerd voor het gazon bij zijn bungalow, en ze voorzien van comfortabele matrassen in een opvallend paarse kleur. Hij kon zich in zijn volle lengte erop uitstrekken. Ze waren aan de grote kant voor Inos, en ze had een paar geringschattende opmerkingen gemaakt over zijn gevoel voor kleur. Als de goden werkelijk wilden dat hij zijn tijd in deze vergulde gevangenis zou slijten tot hij seniel was, dan had hij tijd genoeg om daar iets aan te doen.
Maar nu niet. Nu was het nog een tijd voor praten en lachen en een vreemd gevoel van dankbaarheid. Het was pas twee dagen geleden dat hij Inos in de vroege ochtend naar de Plaats van Rap had gebracht, meer als een boer die zijn boerenbruid naar zijn hut bracht dan als een romantische ridder die zijn dame had gered. Jaren geleden had ze hem een paleis gegeven; nu had hij haar in een bungalow met twee kamers gebracht. Inos zou Inos niet zijn als ze zijn stemming niet had aangevoeld. Ze prees het verblijf de hemel in, en maakte dat de hut meer op een thuis leek dan enig kasteel.
Twee dagen waren niet voldoende om acht maanden van scheiding uit te wissen, acht maanden van niet-verwachten-elkaar-ooit-nog-terug-te-zien. Twee dagen waren niet voldoende om de verhalen van al hun vreemde avonturen uit te wisselen. Twee dagen waren niet voldoende om het gevoel weg te nemen van het wonder om wakker te worden met de geliefde naast zich. Twee dagen waren niets en toch oneindig kostbaar.
Nu lagen ze in de schaduw onder de olm en lachten naar elkaar met een intense tevredenheid.
`Wat was het ergste?' vroeg ze plotseling.
Hij haalde zijn schouders op. 'Toen de tovenares me te pakken kreeg in Casfrel, geloof ik. Of toen we Olybino lieten doodgaan. Maar hij moet geweten hebben dat dat zou gebeuren. Ik voel me schuldig omdat ik hem altijd onderschat heb.'
`Hij onderschatte zichzelf waarschijnlijk ook, tot hij boven zichzelf moest uitgroeien. En het beste?'
`Domme vraag.'
Ze grinnikte.
Later zuchtte ze. Wat gaat er nu gebeuren, Rap?'
`Hier? Niets. Daar zal de Hoeder wel voor zorgen.'
`Kan ze dat? Kan ze het Convenant werkelijk eeuwig van zich afhouden?' `Ze denkt van wel. Dat zegt ze tenminste. Het ligt in de handen van de Goden. Als Zinixo's aandacht door iets op Thume gevestigd wordt, zal hij beseffen dat het niet is wat het lijkt. Anders...'
Anders zouden zij beiden hier eeuwig in ballingschap leven, verschrompelend met het ouder worden.
`Geen ontsnapping?' vroeg Inos, wetend wat hij niet had uitgesproken. `Niet zonder haar toestemming. Ik denk dat ze ons een bezwering heeft opgelegd, zodat we niet kunnen ontsnappen. Waarschijnlijk heeft ze voorzien wat er in het kamp van de djinns zou gebeuren, of anders had ze een profetie om haar te leiden. Ze wist dat ik terug zou komen. Ze wist het —daar kun je donder op zeggen. Ik geloof niet dat de Hoeder ook maar enig risico neemt.' Hij keek om zich heen. 'We hebben gezelschap.'
Kadie en archon Thaïle kwamen over het gras naar hen toe geslenterd. De een had kort lichtbruin haar, de andere lang zwart haar, maar ze droegen identieke blauw-met-groene rokken, identieke witte blouses, identieke sandalen. Gouden ogen en groene ogen, maar hun beider glimlach was geforceerd.
Kadie had verkozen in de Plaats van Thaïle te blijven wonen. Ze kwam twee keer per dag op bezoek, maar bleef nooit lang. Ze ging vooruit, ja, maar zelfs haar moeder had geen genezing weten te bewerkstelligen. Dat zou tijd kosten, en Rap had het onbehaaglijke vermoeden dat Kadie alleen maar op bezoek kwam omdat Thaïle haar stuurde. Vandaag had ze haar meegebracht.
Rap stond op van zijn stoel en liet nog twee stoelen uit de bungalow komen. Hij begroette de kabouter officieel en omhelsde Kadie. Hij maakte zichzelf wijs dat ze wat minder stram aanvoelde in zijn armen. Hij meende zelfs een zweem van de oude Kadie te ontdekken, een spoortje van de oude brutaliteit toen ze liefjes informeerde of haar moeder goed geslapen had. `Natuurlijk niet,' zei Inos minzaam. 'Ga toch zitten.'
Helaas! Kadie keek verbaasd op bij het antwoord, dus het was niet haar bedoeling geweest om te plagen. Haar groene ogen keken van Inos naar Rap en weer terug. Ze had de leeftijd om haar ouders te gaan bezien als mensen en niet als natuurlijke fenomenen, maar ze leek geschokt door de gedachte dat ze het nog zouden doen op hun leeftijd.
Ze zaten in een kring; de meisjes hadden erop aangedrongen dat Kadies ouders de gemakkelijke stoelen namen. Het was allemaal erg beleefd en beladen met ondertonen. Was het gewoon maar een rehabilitatiebezoekje van Kadie, of zat er meer achter?
`Papa?' zei Kadie, bijna op het keurige toontje van vroeger als ze op ondeugd zon. 'Vertel eens hoe het met de oorlog gaat.'
`Ik denk niet dat Thaïle graag over zulke sombere dingen wil praten.'
`O, dat wil ze wèl. Ik bedoel...' Kadie ving de blik van haar vriendin op en giechelde. 'Ik bedoel, ik weet zeker dat ze het niet erg vindt.'
Er zat meer achter!
`Waarschijnlijk weet ze net zoveel als ik, of meer,' zei Rap behoedzaam. Hij wist zeker dat de Hoeder de hand had gehad in zijn ontmoeting met Toom en Raim, die aanleiding was geweest tot zijn bezoek aan de kalif, maar hij dacht niet dat Thaïle zo bereidwillig zou zijn, niet voor de vrouw die haar kind en minnaar had gedood. Maar niets was natuurlijk zeker als er toverkracht in het spel was.
`Het leger van de djinns trekt nog steeds terug, majesteit,' zei Thaïle kalm. `De kalif reist nog steeds op een draagbaar.'
`Het doet me genoegen dat te horen. Noem me alsjeblieft Rap, tenzij je me daadwerkelijk mijn kroon ziet dragen. Ik heb hem vandaag aan de bedstijl laten hangen.'
Ze knikte plechtig. Dus Thume is buiten gevaar, dankzij u.'
`Maar zal dat zo blijven?'
Ze haalde haar schouders op. 'Waarschijnlijk wèl, want alleen toverkracht kan ons blootgeven en we zijn beschermd tegen toverkracht. Hoe gaat het met jouw oorlog? Hebben jij en, eh, Inos tijd gehad jullie ervaringen uit te wisselen?'
Dat hebben we,' zei Rap, zich afvragend wie er nog meer naar dit gesprek luisterde. 'Ik betwijfel of we evenveel weten als de Hoeder, maar dit is wat ik weet. Van de vier wachters, is oost dood, en west, heks Grunth, ingelijfd bij het Convenant. Lith'rian zit te pruilen in zijn luchtboom, vastbesloten zijn leven te vergooien in een zinloze tegenstand, en we geloven dat Raspnex in een gevangenis in Zark zit.'
Kadie zei op geschokte toon: 'In een gevangenis, papa?'
`Een gevangenis met een occult schild. Waarschijnlijk de veiligste plaats voor hem. Alle tovenaars schijnen het met elkaar eens te zijn dat er open vijandelijkheden zullen uitbreken op Langdag, overmorgen. Dat is de dag waarop de vrijheren van Nordland bijeenkomen om het Impenrijk de oorlog te verklaren.'
Kadie beet op haar lip. 'En daar is Gath naar toe?'
`Hij is naar Nordland gegaan,' zei Inos sussend. 'Het is heel onwaarschijnlijk dat hij het toernooi zal kunnen bijwonen.'
`En alle vikingschepen die naar het zuiden gaan, zullen volgeladen zijn met krijgers,' ging Rap verder. `Ze zullen beslist geen toeristen meenemen. Dus zal Gath in Nordland blijven. Misschien heeft hij zelfs wel een heel veilig plekje gevonden.'
Kadie keek van de een naar de ander, zich blijkbaar afvragend of ze dit moest geloven. Maar haar bezorgdheid voor haar tweelingbroer was een goed teken. Ja, ze was vooruitgegaan sinds die onbedaarlijke huilbui met haar moeder.
`Alle tovenaars ter wereld zijn op de hoogte van de komende strijd,' zei Rap. 'Hoeveel zullen besluiten eraan mee te doen, blijft te bezien. Als het eerste gevecht slecht afloopt, zullen de meesten zich schuil blijven houden, denk ik — niemand vecht voor een verloren zaak. Als we in het begin goed van ons weten af te bijten, krijgen we misschien meer steun.'
Wie was we? Wie was er nog over? Hij vermoedde dat Zinixo de tegenstanders verpletterde als vliegen op een raam. Olybino was weg. Grunth was weg. Er was geen vloedgolf van steun voor ze geweest. Nu was ook hij buiten spel gezet, tenzij de Hoeder zich liet vermurwen.
Thaïle had naar haar handen zitten staren, weggezakt in haar stoel als een vrouw die vier keer zo oud was. Nu keek ze fronsend op.
`Heb je geen idee van aantallen?'
`Geen enkel. Ik weet niet hoe sterk het Convenant is. Honderden, denk ik, en minstens twee met de rang van wachter. Zinixo heeft de Nogids overvallen en meer dan de helft van de antropofagen ingelijfd. Hij moet een meerderheid van de dwergen hebben verzameld in de twintig jaar waarin hij zijn komplot heeft gesmeed. Waarschijnlijk waren alle kobold-tovenaars slaven van Helder Water, dus zal hij die hebben geërfd, afgezien van de twee die Raspnex in Kribur heeft gevonden. Maar Azaks kleine privé-convenant van djinns is nog op vrije voeten, voor zover ik weet. Shandie heeft een aanzienlijk contingent gnomen opgegraven — ik gebruik dat woord met opzet — die te kennen gaven dat ze hem onder de juiste omstandigheden misschien zouden steunen.'
Het leek nog erger als hij het onder woorden bracht dan wanneer hij er in stilte over dacht.
Hij zuchtte. 'Ik geef toe dat het er niet best uitziet, archon. Thaïle, bedoel ik. De antropofagen en trollen die naar het Drakengebied gingen moeten verraden zijn door Grunth, althans de meesten van hen. De rest van de trollen zou veel liever in hun jungle blijven. Impen... geen idee, hoewel impen de andere rassen waarschijnlijk overtreffen wat het aantal tovenaars betreft, dus moeten er nog een hoop vrij rondlopen.'
`Maar minder dan de helft?' merkte Thaïle koeltjes op.
`Waarschijnlijk, ja. De elfen willen niet vechten, behalve om hun luchtbomen te verdedigen. De kabouters willen ook niet vechten.'
Ze trok haar wenkbrauwen op. 'Wil je nog steeds beweren dat we dat horen te doen?'
Zo op de man af gezegd, lag het antwoord op die vraag afgrijselijk voor de hand.
`Blijven over jotanaren en merovolk,' zei Rap, de vraag ontwijkend. 'Van het merovolk weet ik niets. Jotanaren? Ik betwijfel of Nordland veel tovenaars heeft. Jotanaren hebben een hekel aan tovenarij.'
Stilte.
Rap dacht aan de kabouters. De Hoeder had gelijk. Je moest niet proberen vlinders in horzels te veranderen.
Je hebt één factor weggelaten uit je opsomming, Rap,' zei Thaïle kalm. Hij keek haar verbaasd aan. Ze leek zo jong en onschuldig, dat je gemakkelijk de wijsheid kon vergeten die haar grote kracht haar moest hebben gegeven.
`Wat dan?'
Dat jij uit de strijd bent verwijderd.'
`Ik? Ik denk niet dat ik enig verschil zou hebben gemaakt. Ik moet wel de zwakste tovenaar ter wereld zijn.'
`Maar je bent de officiële leider van de contrarevolutie. Nu heeft die dus geen leider meer. En hoe staat het met de imperator?'
`Voor zover we weten zit hij samen met Raspnex in de gevangenis.'
Inos kwam tussenbeide. Shandie kan de leider niet zijn. Om te beginnen is hij een aardling. Verder — zegt Raspnex — zullen de andere rassen zich nooit achter een imp scharen, vooral deze niet.'
`En ik ben een halfbloed?' zei Rap. 'Een misbaksel? Bedoelde hij dat?' `Helemaal niet.'
`Ik heb nooit de leider willen zijn.'
`Precies. Hij zei dat dankzij jouw herhaalde weigering de troon van wachter te accepteren, iedereen bereid zou zijn jou te volgen.'
Dat was nog eens een perverse logica! Het leek meer op de redenering van een elf dan van een dwerg. Wat was het doel van deze discussie? Wilde Thaïle laten doorschemeren dat ze Rap misschien zou kunnen helpen uit Thume te ontsnappen als hij dat nog wilde, om de leiding van de oorlog op zich te nemen? En wilde hij dat ook? Zijn overzicht van de situatie had benadrukt hoe hopeloos de toestand was. Elk ras in Pandemia leek meer dan de helft van zijn tovenaars aan het Convenant te hebben verloren, wat betekende dat ze, mathematisch gezien, kansloos waren. De paar uitzonderingen waren nauwelijks bemoedigend: djinns en merovolk waren volkomen onbekende grootheden, en de jotanaren stelden waarschijnlijk niet veel voor. Bleven over de gnomen. Welke hoop hadden ze dat die zich ooit zouden melden?
Zijn gezonde verstand zei hem dat hij de veilige haven moest accepteren die hij in Thume had gevonden en de wereld aan zichzelf overlaten. `Thaïle...' Hij zweeg. 'Is er iets?'
De kabouter staarde strak voor zich uit. Ze mompelde een verontschuldiging en stond op.
Kadie sprong van haar stoel. 'Wat is er?'
`Niets,' mompelde Thaïle. 'Ik heb nog iets te doen...'
Ze vervaagde als rook. Kadie gaf een gil van schrik.

3

Ylo's paard was groot en sterk, al was hij soms wat lui uitgevallen. Ylo was verrukt geweest toen hij hem kon kopen en had een belachelijke prijs ervoor betaald. Eshiala's paard was een zachtmoedige, kalme, kleine merrie. Nu zag hij dat hij zich niet zo druk had hoeven maken — die vrouw kon rijden als een wervelwind!
Hoe hij ook zijn best deed, hij kon haar niet inhalen. De twee paarden draafden over het land, terwijl Eshiala's voorsprong steeds groter werd. De volgende heg doemde voor hen op, en Eshiala had kennelijk de opening erin gezien. Maar het was geen hek, alleen maar een opening die geblokkeerd werd door een rieten hindernis. Ze reed er recht op af en zweefde er als een vogel overheen. Toen was ze verdwenen.
Ylo's hart stond even stil. Goden, vrouw! Denk aan ons kind!
Toen was hij bij de hindernis en bereidde de merrie voor op de sprong. Te oordelen naar de manier waarop ze haar oren plat in de nek legde, vermoedde hij dat ze geen ervaring had met springen, maar ze volgde zijn aanwijzingen en sprong er overheen als een veteraan. Ze kwamen in onrijp graan terecht. Eshiala was hem nog verder vooruit.
Krankzinnig! Ze wist toch dat ze zwanger was?
Hij keek achterom, maar zag alleen maar de heg, die al snel op de achtergrond raakte. Hij bevond zich nu op het hoogste gedeelte. Hij kon nergens iets anders zien dan graanland onder zich en blauwe lucht boven zich, plus meer heggen. Deze keer was er geen opening in de heg. Eshiala scheen het zich niet gerealiseerd te hebben. Ze zette haar paard tot nog meer spoed aan, bukte zich om haar kind beter te kunnen omvatten, terwijl ze de teugels met één hand vasthield.
Toen hij haar pas had ontmoet, had ze een tere wilde bloem geleken die wegkwijnde in de zwoele broeikas van het hof. Hij had al gauw ontdekt dat ze een wild dier was dat in een wrede, gecompliceerde val zat, en had zijn plannen dienovereenkomstig gewijzigd. Voordat hij iets kon ondernemen, had de instorting van de oude orde haar in verschrikkelijk gevaar gebracht, maar het had haar ook bevrijd uit haar gevangenschap. Sindsdien had ze, voor zover hij had kunnen zien, geen enkele keer blijk gegeven van angst. Zelfs toen hij haar gered had uit Yewdark, had de bloem zich niet laten plukken. Ze had hem laten wachten op zijn beloning tot zij daartoe bereid was. Toen had ze zich zonder enige terughoudendheid aan hem gegeven.
Als Shandie uit de dood zou terugkeren, zou hij deze nieuwe Eshiala, deze zelfverzekerde, dappere vrouw, niet herkennen. De verschrikkingen in het paleis waren haar opgedrongen omdat haar huwelijk haar verplicht had iets te zijn wat ze niet was. Ze had genegenheid moeten veinzen voor een man van wie ze niet hield, een man die niet in staat was haar lief te hebben als iets anders dan een mythisch ideaal. Niemand kon dapper zijn tegenover het onbekende of onverklaarbare, en Eshiala trad liever gewapende legioenen tegemoet dan een troep douairières in korset. Oog in oog met gevaar dat ze kon begrijpen was ze zo moedig als een door de strijd geharde krijger.
En ze reed zó hard dat ze hem ver achter zich liet. Maar in haar conditie was dat je reinste waanzin. Hij zou haar inhalen bij de heg en het haar zeggen.
Ze reed recht op de heg af.
Bij alle Krachten, vrouw! Stop! Die is te hoog! Je weet niet wat er aan de andere kant is, of hoe breed die heg is. Het paard zal steigeren en jullie allebei afwerpen in de doornen. Maak daar alledrie van! De wind woei koud op zijn bezwete lichaam. Hij wilde tegen haar schreeuwen, maar de afstand was te groot, en hij zou haar misschien afleiden. De heg stond vol bomen, en Eshiala had een opening tussen die bomen gekozen, maar de doornen en struiken waren daar nog hoger, hoger dan een man. Het paard zou weigeren...
Het weigerde niet. Even was het paard tegen de lucht afgetekend, en toen reed Ylo alleen door het koren. En hij wist niet of zijn geliefde dood of levend was aan de andere kant.
Goed, als zij het kon, kon hij het ook. Hij klopte op de hals van de merrie. `Heb ik je verteld dat ik een volleerd ruiter ben?' Hij kreeg geen antwoord. Met brute kracht kreeg hij het paard erover en voelde zich ongeveer tien jaar ouder. Ze gingen er overheen in een woud van doornige takken. De merrie struikelde toen ze neerkwam en herstelde zich, toen voelde hij de misselijkmakende schok van een kreupel rechter voorbeen. Bij alle vervloekingen!
Een goed gemaaid grasland liep omlaag naar een andere vallei. Eshiala was al halverwege; ze reed naar een hek aan de noordelijke grens.
Achter dat veld lagen nog meer velden, nergens was enige dekking, er stonden maar heel weinig huizen. Er glinsterde water op de bodem van het dal, maar achter de rivier — bos! Plotseling was er hoop. Het zilveren lint van de rivier verdeelde het dal in twee volkomen verschillende helften. Aan deze kant waren weiden en akkers. De glooiing in de verte leek een onbewoonde wildernis die zich oneindig ver uitstrekte. Als de vluchtelingen de rivier konden oversteken, konden ze zich voor alles verbergen behalve voor honden.
Eshiala was bijna bij de opening van weer een hindernis. Denk eraan dat je nu omlaag springt, liefste! Er lag geen veld achter, slechts een smal pad en weer een hindernis. Ze kon springen, maar had ze genoeg ruimte om neer te komen? Waarom wachtte ze niet tot hij bij haar was om de hindernis weg te halen? Hij deed zijn ogen dicht. Toen hij ze weer opendeed, was het paard verdwenen en moest hij aannemen dat ze veilig aan de andere kant was neergekomen. O, dapper, dapper! Dat paard was een geboren steeplechaser. Ze hadden nu vrij baan over het pad tot aan de rivier. Zorg ervoor dat je Maya nu niet laat vallen, lieveling!
Zijn eigen paard ging steeds langzamer en kreupeler lopen. Alles in Ylo riep dat hij haar moest laten stoppen voor hij haar doodde. Hij schopte en schopte, en dwong de merrie door te gaan.
Weer keek hij snel achterom. Drie ruiters kwamen hem achterop. Een vierde sprong over de heg terwijl hij keek. Hij viel en kwam wanhopig rollend neer op het gras. Eén minder — maar dat deed er niet toe. Drie zou genoeg zijn. Hij had een zwaard, maar tegen drie was hij niet opgewassen. De heg doemde voor hem op. Zijn paard was te kreupel om te kunnen springen. Hij zou de rivier niet halen op een kreupel paard.

4

`In godsnaam, Kadie!' zei Inos, haar wanhopige dochter tegen zich aan drukkend. Thaïle is maar voor een paar minuten weggegaan. Maak niet zo'n misbaar!'
Ze keek met een doordringende blik in haar groene ogen naar haar man. Rap zei: 'Hè?' en 'O, ja. Ik dacht erover om te gaan zwemmen. Iemand van jullie zin om te zwemmen? Nee? Tot straks dan.'
Hij liep weg over de open plek.
Vrouwen!
Kadies probleem moest nog erger zijn dan hij gedacht had, als ze al hysterisch werd zodra haar heldin haar even alleen liet. Ze was nog maar een kind en hij was haar vader, dus luisterde hij hen af, wetend dat Inos het van hem verwachtte, of er in ieder geval geen bezwaar tegen zou hebben. Toen hij zich een weg baande door het struikgewas en de jonge populieren, waren zijn ogen en oren terug in de bungalow — bij wijze van spreken.
`Vooruit, kom naast me zitten,' zei Inos streng. Je vader kent het verschil niet tussen een stoel en een tweepersoonsbed. Ik heb me altijd al afgevraagd of hij kleurenblind was, en nu weet ik het zeker. Zo. We kunnen er net zo goed even bij gaan liggen.'
Ze strekten zich naast elkaar uit op de kussens. Kadie hield niet op met jammeren, en huilde uit op de schouder van haar moeder.
`Hm!' zei Inos kwaad. 'Misschien moest ik je een draai om je oren geven. Dit is geen gedrag voor een prinses!'
Rap stond aan de rand van het water en gleed naar beneden over de kiezelsteentjes. Het was eb, en een breed wit zandstrand was zichtbaar. Hij liep naar de zee, en keerde in de geest terug naar het gesprek.
`Familie is familie,' zei Inos, 'en vrienden zijn vrienden. Goede vrienden zijn kostbaarder dan mooie juwelen, en je moet er heel zuinig op zijn. Maar vrienden zijn nooit je bezit. Het zijn geen huisdieren. Ze hebben ook een eigen leven.'
Op het vochtigere strand bleef hij staan om zich uit te kleden. Hij legde zijn kleren op een stapeltje. De hele baai was leeg, zo ver hij kon zien. Misschien waren er in het echte Thume mensen op het strand, maar niet in het Thume van het College. Hij liep naar voren, genietend van het vochtige zand onder zijn voeten.
Inos was er kennelijk nog niet in geslaagd Kadie aan het praten te krijgen. Je hebt erg veel geluk gehad dat ze je heeft gevonden, en ze is heel erg aardig voor je geweest. Ik begrijp wel waarom je je zo voelt. Maar vertel eens: wat voor profijt heeft Thaïle van jullie vriendschap? Wat geef je haar in ruil voor alle hulp en zorg die ze jou heeft gegeven?'
Kadie snufte alleen maar.
`Ik heb je gezegd dat je een vriendin niet als een huisdier kunt behandelen, Kadie. Je kunt je ook niet als een huisdier gedragen. Als je het Thaïle te moeilijk maakt, zal ze je misschien wat minder vriendschappelijk gezind worden. Je moet haar ontzien, in ruil voor haar vriendelijkheid.'
Rap waadde de zee in, starend naar de grote golven vóór hem.
Nu Kadie weer: `... vindt het niet erg. Dat heeft ze me vaak genoeg verteld.' Snuf! 'Zegt dat ik goed gezelschap voor haar ben omdat zij' — Snuf! — 'hier ook geen vrienden heeft. Ze hebben haar baby vermoord!' Huilbui.
De onderstroming trok aan zijn knieën en een glanzende groene muur rees dreigend voor hem op.
`Weet je waarom een tovenaar nooit met een andere tovenaar trouwt?' vroeg Inos.
De golf hing in de lucht, het licht scheen er doorheen. Hij dook erin. Inos: 'Ik denk niet dat ze dat kunnen. Je kunt niet praten over krachtwoorden. Maar ik kan het je vertellen. Ik ben waarschijnlijk de enige ter wereld die het je kan vertellen!'
Raps hoofd kwam boven en hij zwom verder de zee in. Hij hoorde het breken van de golven op het strand achter hem.
`... ken nu geen enkel woord. lk ben de enige ex-tovenaar ter wereld, en dus ben ik de enige die die dingen weet en er ook over kan praten. Luister dus. Vier woorden maken een tovenaar van je. In de meeste gevallen zal een vijfde woord je vernietigen. Bijna niemand heeft voldoende beheersing van de magie om de kracht van vijf woorden te kunnen verdragen. Het is een overbelasting. Maar iedereen die het kan overleven is een halfgod. Zoals de Hoeder. Zoals je vader vroeger was. Halfgoden zijn enorm sterk, veel en veel sterker dan gewone tovenaars, maar ze leven in voortdurende pijn, vechtend tegen de kracht die hen probeert te vernietigen.' `Hoe vernietigen?' kermde Kadie.
`Nou, ik heb eens een tovenares gezien die een vijfde woord leerde en in brand vloog.'
De volgende golf tilde Rap omhoog in een koele rust.
'ja, het was afschuwelijk,' zei Inos. `Ze verbrandde volledig. En daarom mogen tovenaars niet verliefd worden op andere tovenaars. Dat durven ze niet! Mannen en vrouwen die met elkaar vrijen zijn niet altijd, eh, hebben niet altijd onder controle wat ze doen of zeggen. Het zou te gemakkelijk zijn om op zo'n moment een krachtwoord te delen.'
`Ik dacht dat die zo moeilijk te zeggen waren!' protesteerde Kadie.
Rap gleed omlaag in het golfdal, genietend van de inspanning en de ongewone lichaamsoefening.
`In dit geval is het iets anders,' zei Inos. 'Omdat er liefde in het spel is. Dat is een speciaal geval. Misschien worden tovenaars soms verliefd en delen ze opzettelijk vijf woorden, maar dan gebeurt er iets heel anders.'
Inos deed het opvallend goed! Rap haalde adem en kwam boven.
Je vader en ik hadden dat probleem, zie je. Twee mensen plus vijf woorden plus liefde...'
Wat is er?' vroeg Kadie.
Rap grinnikte bij zichzelf en worstelde omlaag in het diepere, donkerdere groen. Hij had dit verwacht. Te oordelen naar de uitdrukking op Inos' gezicht kreeg ze een plotselinge aanval van misselijkheid.
In de diepte van de zee verscheen Thaïle voor hem.
`Rap? Majesteit?' zei ze. Hij kon haar duidelijk horen en ze leek volledig droog hier beneden.
`Wat.: Verbluft door haar verschijning blies Rap een wolk van belletjes uit en stikte half.
`We hebben je hulp nodig, Rap. Kom alsjeblieft.'
Plotseling stond hij in een bos — spiernaakt, kletsnat, terwijl hij krampachtig zeewater uitspuwde.

5

Ylo controleerde het bezwete paard en liet zich uit het zadel glijden. Hij gaf de merrie een paar dankbare klopjes op haar natte hals, want het arme dier had hem alles gegeven wat het in zich had. Hij bond de teugels aan de hindernis, een soort hek van doornige takken dat aan beide kanten met sterk touw aan de heg was bevestigd. Hij had geen tijd het met zijn dolk te bewerken. Dat was ook niet nodig. Hij wrong zich onder één kant van de hindernis door en liep een paar lelijke schaafwonden op.
Zodra hij door de heg aan het zicht onttrokken was keerde hij terug naar de zijkant van het hek en bleef daar met bonzend hart wachten.
Hij keek achter zich. Eshiala was nergens te zien. Hij zag haar pas weer toen ze uit een laagte omhoog reed. Ze was al een eind op streek op het pad en reed nog steeds door, al begon haar paard duidelijk moe te worden. Ze draaide zich om, zoekend naar hem, en hij verstarde, verzette zich tegen de aandrang om te zwaaien — als ze zag dat hij was afgestegen zou ze misschien dom genoeg zijn om naar hem terug te keren.
Hoeven dreunden op de grond en het paard hinnikte. Hij bukte zich om een zware steen op te rapen, het soort steen dat een ruiter van zijn paard zou kunnen gooien. Hij had de merrie laten staan: ze blokkeerde de doorgang — zou de ruiter afstappen om het obstakel te verwijderen? Het tempo van de hoeven minderde. De hindernis begon te kraken toen de angstige merrie uit de weg probeerde te gaan. De hoeven dreunden nog harder en stopten plotseling. Ylo gooide de steen. Zodra hij hem losliet, wist hij dat hij te laag gemikt had. Man en paard zweefden door de lucht en de steen trof het paard vlak onder het oog.
Het was voldoende om de landing van het dier te doen mislukken. Het kwam terecht op knieën, hals, schouder, met de romp hoog in de lucht. Ruiter en rijdier vormden één massa van over elkaar buitelend vlees. De man in maliënkolder viel kletterend op de weg en het paard rolde boven op hem.
Bleven er nog twee over. In een moment van stilte hoorde Ylo nog meer hoeven naderen.
De man die hij had geveld vormde blijkbaar niet langer een bedreiging. Als de Goden hem goed gezind waren, zou zijn paard misschien goed genoeg zijn om te berijden. Het kwam worstelend overeind, gehinderd door de voet van de ruiter in een van de stijgbeugels, maar zakte toen weer ineen. Hondevoer! De Goden waren hem niet welgezind. Ylo had heel wat meer gewetenswroeging over het paard dan over de man.
Hij zocht Eshiala. Ze had de voet van de heuvel bereikt en reed naar een
andere heg. Nog één veld, en ze was bij het water. Hij juichte in stilte. Niet
stoppen nu, schat van me! Ga! Ga! Ga!
Het naderende hoefgetrappel werd luider. De merrie hinnikte en deinsde achteruit, trok de helft van de hindernis mee en liet een obstakel achter van nauwelijks dertig centimeter hoog.
Ylo trok zijn zwaard.
Rap stond in de schaduw van het bos. Naast hem stonden archon Thaïle en nog een paar mensen. Naaktheid van anderen stoorde tovenaars niet in het minst — ze konden door stenen muren zien. Eigen naaktheid was iets anders. Nog voordat hij was opgehouden met het uitspuwen van zeewater, bedekte hij zich met een broek. Die bleek dezelfde verrassende kleur paars te hebben als de stoelen in zijn Plaats, maar dat deed er niet toe.
Thaïle herkende hij, en Raim, en de andere twee waren archon wier naam hij zich niet kon herinneren. Ze stonden boven op een lage klif, beschermd door struikgewas. Onder de klif groeiden bomen op een zachte glooiing, die omlaag liep naar de rivier. Achter de rivier lagen akkers en bouwland. Dat moest het Impenrijk zijn, waarschijnlijk Qoble.
Hij hield op met het uithoesten van zeewater. 'Riep je?' hijgde hij.
`Zie je niet wat er gebeurt?' vroeg Thaïle. Iedereen keek naar iets dat zich afspeelde op de andere oever. Spanning knetterde in de Sfeer.
`Nee.' Zijn verziendheid was droevig beperkt.
Hij kreeg zo plotseling kracht, dat het hem een schok gaf. Hij kreeg visie, en zag toen alles. Een vrouw reed op een kastanjebruin paard, met een kind voorop, dat ze in haar arm geklemd hield. Ze reed in een halsbrekende vaart over een pad naar de rivier. Verder weg kwamen een stuk of zes ruiters achter haar aan. Ze droegen allemaal de maliënkolder van de legionairs, en minstens drie van hen hadden de witte pluimen van centurio's. Eén man was verongelukt toen hij probeerde over een heg te springen en zat op het gras met zijn hand om zijn enkel. Zijn paard graasde vredig in de buurt, schijnbaar ongedeerd.
Hij zag nog een paard en nog een man, een burger. Hij was afgestapt bij een heg en had zijn paard achtergelaten in het veld. Hij wachtte kennelijk in een hinderlaag voor de eerste achtervolger. Wat voor kans dacht hij te hebben tegen ruiters?
`Vluchtelingen?' zei Rap. Die krijg je hier zeker voortdurend?'
`Een vrouw met een kind!' zei Thaïle. 'Ze heeft een kind bij zich en ze verwacht een kind. Er is een profetie!'
Hij wilde zijn schouders ophalen. Hij wilde zeggen: Maar ik heb je drie avonden geleden geholpen, en wat ben ik daarmee opgeschoten?
In plaats daarvan zei hij: Wat wil je dat ik die? Ik zei net dat je hier voortdurend vluchtelingen moet krijgen. Waarom vier archons voor dit stel? Waarom ik?'
`Zie je het niet?' vroeg Raim. 'Kijk in de Sfeer.'
Krachten, sta ons bij! Vaag, als rook, hingen twee grote ogen in de lucht. Natuurlijk was het een illusie. Het was alleen Raps eigen geest die probeerde het onvoorstelbare te beredeneren, maar het beeld was voldoende om hem tot op het bot te verkillen. Het was dezelfde symboliek die zijn brein had gebruikt toen de Almachtige hem was komen zoeken in Ilrane. Hij voelde het Convenant. Ook het Convenant sloeg het drama gade dat zich in de vallei voltrok.
Waarom?
Het gehoor breidde zich uit toen zich meer archons naast hem materialiseerden.
`Het schijnt dat jullie een probleem hebben,' zei Rap. `Nog geen uur geleden vertelde Thaïle me dat alleen toverkracht Thume kon schaden. Die mensen daar zijn allemaal aardlingen, niet?'
`Schijnbaar,' zei Thaïle. 'Maar waarom heeft de Almachtige belangstelling voor ze?'
`Hoe moet ik dat weten?' riep Rap uit. `Zo ineens?' Hadden de kabouters enig idee hoe groot de buitenwereld was of hoeveel mensen erin woonden? De eerste achtervolger sprong met zijn paard over het hek bij de wachtende en viel in een verschrikkelijke wirwar op de grond. Die man was zeker geen tovenaar.
Het was opnieuw het probleem van Azak. Als de Hoeder toverkracht gebruikte om de indringers van zich af te houden, zou het Convenant dat merken. Als de vluchtelingen werd toegestaan de rivier over te steken, zouden ze verdwijnen en zou het Convenant zich afvragen waarom.
Wie konden die vluchtelingen zijn, dat ze zo'n achtervolging en zo'n waarnemer waard waren? Rap concentreerde zijn bovenmenselijke visie op de vrouw. Zijn geschoktheid waarschuwde de andere tovenaars.
Wie is het?' riep Thaïle.
Hij kon het zelf niet geloven, maar hij zei het. 'Het is de imperatrice Eshiala. Het kind is haar dochter, de prinses imperatoriaal.'
Hoe was Eshiala in vredesnaam bij Thume gekomen? Shandie had haar in een veilig huis bij Hub achtergelaten. Waarom zou ze hierheen zijn gekomen?
`En de man?' vroeg een van de archon.
De man? De burger bij het hek? Hij had zijn zwaard getrokken. Hij deed geen poging de gewonde legionair te redden, wiens paard blijkbaar gewond was en die zelf misschien dood was. Had de burger die val veroorzaakt? In dat geval vocht hij gemeen.
Goden, heb medelijden — het was Ylo. Signaleur Ylo. Zijn gezicht zat onder de bloedige krabben en was besmeurd met vuil en zweet, maar er was geen vergissing mogelijk. Een knap gezicht zoals het zijne was zeldzaam genoeg om onvergetelijk te zijn.
O, natuurlijk!
`Die man is Shandies signaleur.' Thume kende zo'n woord niet en Rap verklaarde: Dat is een assistent... Hij is een geile kerel, een vrouwenjager. Toen ik hem ontmoette, zat hij achter de imperatrice aan. Blijkbaar heeft hij haar gekregen.'
Ylo was bij Shandie toen de kobolden hem te pakken kregen. Rap was vergeten Inos te vragen wat er met hem gebeurd was. Er waren veel belangrijkere dingen te bespreken geweest dan Shandies signaleur.
`Dus het is de vrouw op wie de Almachtige jacht maakt?' vroeg Raim.
`Dat moet wel. Of op het kind. Ylo is een mooie jongen en hij heeft een paar goede eigenschappen, maar verder is hij niet veel waard.' Rap verzamelde zijn gedachten. 'Roep mijn vrouw hier.'
`Waarom hebben we haar nodig?' vroeg een kalme stem op de achtergrond.
Zonder zijn hoofd om te draaien, keek hij achter zich. De Hoeder stond onder de bomen, een donkere gestalte, leunend op een staf, een schaduw in de schaduw.
`Ik probeer alleen maar te helpen, Heiligheid,' zei hij, Ik ben een vriend van Thume, weet u nog?'
`Breng haar,' zei de Hoeder.
Maar de tweede legionair naderde het hek, en blijkbaar stond de burger op het punt een gewapende, geharnaste ruiter aan te vallen. Een waardeloze kerel? Dat kon niet dezelfde Ylo zijn die Rap had ontmoet. Of anders was hij gek geworden.
De imperatrice sprong over het hek in de weide aan het water en haar paard struikelde en viel. Het kind rolde weg.
`Mooi!' zei de Hoeder.
De naderende tegenstander hanteerde het korte zwaard van de legionair. Ylo droeg geen maliënkolder en zijn zwaard was het wapen van een heer. Hij moest zijn voorsprong in reikwijdte onmiddellijk benutten, voor zijn wapen opzij geslagen kon worden of hij zelf gestoken werd. Hij stond rechts van de man, en veel hing af van het feit of die zijn zwaard al getrokken had. De strijd werd een schunnig gevecht, maar het imperatoriale leger had zich altijd weinig van regels aangetrokken, behalve de ene regel die zei: De goeden moeten winnen en wij zijn altijd de goeden.
Het hoefgetrappel vertraagde. De ruiter moest gezien hebben dat zijn voorganger was gevallen en verwachtte misschien een hinderlaag. Of misschien wilde hij alleen een goede positie innemen. Het overgebleven fragment van de hindernis was geen groot obstakel, maar kon voldoende zijn om een vermoeid paard te doen struikelen.
Hij nam de sprong in stijl. Misschien was zijn aandacht afgeleid door de verongelukte legionair die op de grond lag, of misschien verwachtte hij een conventionele aanval van links. Ylo schoot naar voren en sprong omhoog. De punt van zijn zwaard kraste over de maliënkolder en gleed door de opening in zijn oksel. Dat was geen wond die een onmiddellijke dood tot gevolg had, maar wèl een hoop schade kon aanrichten. Het was voldoende voor Ylo's doel. De ruiter viel met een ijselijke schreeuw opzij. Het paard bokte bij de plotselinge aanval. Ylo's zwaard kwam vrij. Het gevallen paard probeerde weer op te staan en viel weer neer op de roerloze ruiter.
Het tweede paard steigerde en gooide de ruiter af. De gewonde man zwaaide met zijn armen en gilde toen hij in de doornige heg viel. Ylo pakte de kinriem. Er volgde een wilde schermutseling met kletterende hoeven en luid gevloek. Toen had Ylo zijn nieuwe paard min of meer in bedwang. Hij hield de teugels stevig vast en raapte het zwaard op dat hij had laten vallen. Het paard deinsde achteruit, hinnikend van angst en rollend met wit-omrande ogen. Gelukkig had het zichzelf in de heg gewerkt, waardoor Ylo er dichtbij kon komen en aan de verkeerde kant opstijgen.
In het zadel was hij heer en meester.
De gewonde man was flauwgevallen of versuft. Waarschijnlijk zou hij in zijn eigen bloed verdrinken.
Ylo voelde zich opgetogen. Twee verslagen! Hij was onoverwinnelijk, onweerstaanbaar!
De derde ruiter galoppeerde over het weiland, diep gebogen over de hals van zijn paard. Twee anderen verschenen aan de horizon. Eshiala... Eshiala strompelde te voet over de weide, met Maya in haar armen, op weg naar de rivier. O, Goden! Was ze gevallen? Ze kon niet ernstig gewond zijn als ze liep. Nee toch? Ze moest nog een heel eind.
Ylo rilde even.
Toen keerde hij zich om naar zijn achtervolger. Hij kon niet nog meer ongelukken uitlokken, maar hij moest het hek verdedigen om Eshiala de tijd te geven het bos te bereiken. De goeden winnen altijd!
Achter de heg hield zijn tegenstander de teugels in en richtte zich op in het zadel. Ylo groette met zijn zwaard.
`Idioot! Windbuil!' brulde Hardgraa, met een bloedstollend gekras zijn zwaard trekkend. 'Dacht je dat je mij kon tegenhouden?'
Er stonden nu tien toeschouwers in het bos, want alle archon waren gearriveerd.
`Dat is hem!' zei de Hoeder. 'Die soldaat is degene die door het Convenant geobserveerd wordt.'
Rap had geen idee hoe ze dat wist en hij kreeg niet de kans het te vragen. Met een schrille klacht van Inos en een gil van Kadie verschenen zijn vrouwen naast hem, dicht op elkaar alsof ze regelrecht uit hun stoelen geplukt waren. Ze wankelden. Hij pakte Inos' schouders vast om haar te ondersteunen.
`Shandie!' zei hij. 'Toen hij gevangen werd — zei hij toen iets over Ylo, zijn signaleur?'
Inos keek naar de omstanders en de geografie en trok haar wenkbrauwen op. 'Hebben we weer een noodtoestand? Nee, toen niet.'
tater?'
`Kadie!"
De uitroepen van haar moeder negerend, holde Kadie naar Thaïle. De kabouter glimlachte verstrooid en sloeg een arm om haar heen.
Inos zei: 'Later zei hij dat hij dacht dat zijn metgezel ontsnapt was.' `Verder niets?' vroeg Rap. 'Niet dat hij Ylo bepaalde instructies had gegeven bijvoorbeeld?'
Inos fronste geërgerd haar voorhoofd omdat ze ondervraagd werd terwijl ze niet wist wat er aan de hand was. 'Hij zinspeelde erop dat hij dacht dat Ylo misschien achter zijn vrouw aan zou gaan. Dat was alles.'
Rap kreunde. Dan was er dus geen andere verklaring. 'Dat hééft Ylo gedaan. Hij is achter haar aan gegaan. Ze zijn hier.'
`Hier?'
`Daar. Aan de andere kant van de rivier. De imperatrice is op weg naar het water — zie je? En Ylo staat daar op die weg tegenover... God van de Genade!'
Centurio Hardgraa.
'Uitschot van de gladiatoren!' brulde Ylo. 'Kom me maar halen! Dacht je dat een Yllipo bang is voor jou, waardeloze schoft?'
De laatste van de Yllipo's! Nazaat van machtige krijgers! Zijn hart sprong op. Hij slaakte een bloeddorstige kreet. Hij vocht voor zijn vrouw en zijn ongeboren kind. Maliënkolder of geen maliënkolder, die stinkende legionair zou niet langs hem heen komen.
Hardgraa draaide zich om en staarde omhoog naar de heuvel. Zijn twee volgelingen kwamen er nog aan, maar één paard was kennelijk kreupel. Ylo verzette zich tegen de neiging om aan te vallen terwijl zijn tegenstander schijnbaar was afgeleid.
`Daar trap ik niet in, gek!'
Zijn paard, krankzinnig van angst en de stank van bloed, bokte en danste, en hij hield het gedachteloos in bedwang. Hij was in het voordeel en dat wilde hij blijven.
Die waardeloze centurio moest langs hem heen, en er was nog steeds een halve hindernis. Hardgraa was goed met een zwaard en kende alle smerige trucjes die ooit waren uitgevonden, maar wat paarden betrof kon hij niet aan Ylo tippen.
Nog steeds achterom kijkend, drukte Hardgraa zijn sporen in de al bloederige flanken. Zijn paard schoot door de opening alsof het Ylo's ros met brute kracht opzij wilde duwen.
Ylo ging rechtop in de stijgbeugels staan, boog naar voren en richtte op de ogen van de centurio, in een poging te profiteren van de grotere lengte van zijn zwaard. Hardgraa pareerde minachtend met zijn zwaardere wapen. De twee paarden kwamen krijsend met elkaar in botsing, zwaarden kletterden. Ylo probeerde naar achteren uit te wijken toen hij zijn fout besefte. Als betere ruiter, met een langer zwaard, zou hij normaal gesproken afstand moeten bewaren. Daarentegen had hij verwacht dat de centurio contact zou zoeken. Maar Hardgraa wilde er alleen maar langs, dus moest Ylo proberen hem tegen te houden. Even volgde er een mélée, waarbij knieën en hielen en hoeven meer deden dan wapens. Stof dwarrelde in verstikkende wolken omhoog.
Toen dook Ylo weg voor een slag die zijn hoofd van zijn romp zou hebben gescheiden, en Hardgraas paard bokte, gooide hem naar voren. De punt van Ylo's zwaard schraapte over zijn helm. Verdomme, dat had niet veel gescheeld! Zo snel als een slang had de centurio zich weer hersteld en hief zijn zwaard op. Ylo voelde de wind langs zijn gezicht toen hij opzij zwaaide. Voor hij zijn elleboog naar achteren kon trekken voor een volgende uitval, schoot Hardgraa naar voren en sloeg opnieuw. Ylo pareerde een harde klap, maar zijn lange, lichte zwaard was daar niet op berekend. Het boog als een aardworm. Hardgraas zwaard schraapte er langs en sneed diep in Ylo's dij. De impact op het bot was verschrikkelijk — pijn en angst en misselijkheid. Toen de paarden van elkaar weg dansten, sloeg hij beide armen om de hals van zijn paard en zijn zwaard viel kletterend op de grond. Pijnscheuten gingen als bliksemstralen door hem heen. Een hete stroom bloed drupte langs zijn been. Hij hield zijn adem in, wachtend op de genadeslag.
`Ik reken later wel met je af!' brulde Hardgraa en draaide zijn paard om. Hij gaf het dier de sporen en galoppeerde de weg af.
`Hij heeft hem geraakt!' riep Rap.
`Wie?' schreeuwde Inos, in zijn arm knijpend. 'Ylo? Die op dat grijze paard, is dat Ylo? Wie is die andere?'
`Hardgraa.'
De archon stonden te mompelen. De Sfeer flikkerde met een licht van emotie. In de lucht bleef de illusie van ogen bestaan, koude, keiharde ogen die het drama beneden observeerden. De imperatrice liep nog steeds wankelend over de weide, gebukt onder haar last en kennelijk op het punt van instorten. En Hardgraa draafde de helling af.
`Ik denk dat de noodtoestand voorbij is,' zei de Hoeder in een zacht, tevreden gefluister.
`Wie is Hardgraa?' vroeg Inos.
Rap hield zijn blik op de achtervolging gericht. 'Een van Shandies mannen. Hij was Eshiala's bewaker. Het ziet ernaar uit dat hij hen tot hier gevolgd is.'
`Bedoel je dat ze er vandoor is gegaan met die Ylo?'
`Waarschijnlijk denkt ze dat Shandie dood is,' zei Rap. 'Natuurlijk denkt ze dat! Dat denken ze allemaal! Ze denken dat het kind de regerende imperatrice is! Daarom is Hardgraa hier!'
`Rap!' schreeuwde Inos. `Wat bedoel je?'
`Hij zit achter het kind aan.' Rap staarde naar die monsterachtige ogen in de lucht. Hardgraa was waarschijnlijk in de macht van het Convenant. Aardlingen konden net als tovenaars tot slaaf worden gemaakt. Dat had de Hoeder natuurlijk ontdekt. Bewust of niet, had Hardgraa het Convenant meegebracht.
Het leek of hij zeker van zijn overwinning was.
Behalve dat Ylo hem achtervolgde.
Hij sloeg het grijze paard met de platte kant van zijn dolk. De wereld verdween en kwam weer terug in een grauwe mist. Elke hoefslag joeg golven van pijn door zijn dij, en hij wist dat hij een spoor van bloed achterliet op de weg. Hij had nog maar heel weinig tijd voor hij bewusteloos raakte. De wereld verdween aan de rand van zijn gezichtsvermogen en trommels dreunden in zijn oren. Het enige wat hij kon zien was de gehate rug van Hardgraa vóór hem. Hij hoefde hem alleen maar in te halen. Hij hoefde alleen maar met een dolk tegen een geharnaste legionair te vechten.
Yllipo! Yllipo! De laatste van de Yllipo's. Vader, Yyan, Yshan, help me! Laat me nog lang genoeg leven.
Hardgraa dacht bij het horen van het hoefgetrappel waarschijnlijk dat het een van zijn soldaten was die hem te hulp kwam. Op het laatste moment draaide hij zijn hoofd om en de komisch geschokte uitdrukking was zelfs onder zijn helm zichtbaar. Maar toen was het te laat — zijn vijand was links van hem en hij kon zijn korte zwaard niet gebruiken.
De centurio gaf zijn paard weer de sporen en wilde wegrijden.
Ylo gebruikte zijn hand om zijn nutteloze been te bewegen en trok zijn rechtervoet uit de stijgbeugel. Met de punt van zijn dolk streek hij langs zijn paard. Het schoot krampachtig naar voren. Met een laatste, dodelijke inspanning, zich vastklampend aan de manen, liet hij zich opzij glijden, en liet zijn gewonde been bungelen. Hij stak naar het enige doel waarvan hij zeker kon zijn, Hardgraas paard. Terwijl zijn greep om de manen verslapte en hij begon te vallen, voelde hij de dolk in kniepees dringen.
Hij dacht Eshiala! en dat was alles.
Hardgraas paard viel. Ylo viel er bovenop. De centurio rolde versuft opzij. Ylo bevond zich ergens in het midden.
De imperatrice strompelde grimmig verder naar de rivier.
Met een gevoel van misselijkheid sloegen Rap en Inos hun armen om elkaar heen.
`Rap van Krasnegar!' riep de Hoeder uit de schaduw. 'Je moet erheen en haar dwingen terug te keren. Ik zal je weer omgeven met de inattentiebezwering.'
`Ik?' riep Rap. 'Ik denk er niet aan! Laat haar binnen, harteloze, ouwe feeks! Als u geen medelijden hebt met haar, toon dan genade voor haar kind!'
De archon deinsden achteruit als een corps de ballet. Inos zei zenuwachtig: 'Sst!'
`Het is de vrouw met het kind van je profetie!' zei hij, weer even luid. Hij had geen idee wat die profetie inhield, maar blijkbaar was het belangrijk. `Ik dank de Goden dat ze de teerling hebben geworpen, Hoeder!'
Ze begon te jammeren. 'Nee! We moeten haar tegenhouden!'
Rap duwde Inos opzij. Hij had zijn woede niet meer in bedwang. Een jotunnse furie. 'Denkt u dat u daarmee gered zult zijn? Twee dagen geleden keerde in het oosten een leger terug. Vandaag wordt een vluchteling teruggestuurd in het westen? Ziet u Zinixo voor een idioot aan? Denkt u heus dat hij zich nu niet zal afvragen wat er gaande is? Thume is blootgelegd, Hoeder! De bazuinen schallen!'
Een triomfantelijke kreet van de Hoeder en de archons maakte dat Rap zich snel omdraaide. De imperatrice was gevallen. Het kind zat rechtop en huilde, maar de vrouw bleef stil liggen, niet ver van de oever. De twee ruiters draafden langs de helling omlaag, en waren al bij de plaats waar twee liggende mannen en twee worstelende paarden de afloop toonden van het tweede gevecht. Raps hoop verdween.
`We zijn gered, faun!' riep de Hoeder.
De eerste ruiter sprong van zijn paard en knielde naast Hardgraa. Rap zag dat de centurio iets zei, al kon hij de woorden niet verstaan. De tweede ruiter naderde op een kreupel paard. De eerste richtte zich op, wenkte hem en sprong weer in het zadel. Hardgraa had hun bevolen eerst de vrouw te pakken alvorens zich om hem te bekommeren.
`Het is voorbij!' zei Inos.
Rap knikte grimmig. Hij kon niets doen. Ylo's dappere strijd was vergeefs geweest. Ylo was zo goed als zeker dood.
Mislukt.
Nee! De Hoeder jankte als een hond — twee nieuwe spelers waren op het toneel verschenen. Twee meisjes waadden door de rivier om hulp te bieden. Witte blouses, lange rokken...
Rap had niets gevoeld in de Sfeer, maar hij had geweten dat Thaïle een machtige tovenares was. Ze had zichzelf en Kadie aan de rand van de beschermende barrière gebracht zonder dat hij ook maar één flikkering had kunnen ontdekken. Ze had zelfs de Hoeder weten te ontwijken.
Een van de archons schreeuwde: 'Houd ze tegen, Heiligheid! Ze zullen gezien worden!'
Ze waren al gezien. De spookachtige ogen in de wolken versmalden bij het zien van deze geheimzinnige nieuwkomers. Hoe lang zou het Convenant zich tevredenstellen met toekijken zonder iets te doen?
Inos sloeg haar armen om Rap heen. Dat is toch Kadie?'
Hij knikte en drukte haar tegen zich aan. 'Ik kan niets doen,' mompelde hij wanhopig. Niemand kon iets doen zonder het nog erger te maken, en niets zou zozeer de aandacht trekken van het Convenant dan wanneer Rap zelf zich zou vertonen. Maar hij voelde zich een laaghartige lafaard. Het koude zweet droop langs zijn gezicht.
Naast elkaar sprongen Thaïle en Kadie op de oever in Qoble en holden naar de vluchtelingen. Kadie tilde de kleine prinses op, Thaïle de imperatrice. De twee ruiters hadden stilgehouden bij het hek en morrelden aan de sluiting. Thaïle, je gebruikt toverkracht voor het oog van het Convenant!
`Heiligheid!' protesteerde dezelfde archon. 'IJ moet haar tegenhouden!' `Ik?' gilde de Hoeder. 'Ik kan nu niets meer doen. Het is niet mijn schuld! Ik heb het jullie gezegd. Waarom denk je dat ze een kind gaat redden? Heb ik jullie niet gewaarschuwd dat de Goden vertoornd konden zijn over jullie daad! Dit is jullie schuld, stommelingen! Kindermoordenaars! Zie wat je met de Uitverkorene hebt gedaan!'
De archons vielen op hun knieën voor haar woede. Kadie en het kind waren alweer halverwege de rivier. Zwaar steunend op Thaïle, kwam de imperatrice vlak achter hen aan. De ruiters reden terug de helling op, naar Hardgraa.
Boven hen richtten de waakzame ogen zich op Thume zelf. De frons van de Almachtige verduisterde de lucht als een enorme onweersbui — verbaasd, zoekend. Raps schedel prikte en hij sloeg zijn arm nog steviger om Inos heen. Hij kende die oen van vroeger. Blijkbaar konden ze hem niet zien, want als Zinixo Rap had ontdekt, zou hij meteen zijn aangevallen, dus de bezwering bleef in stand.
Toen vervaagde het nevelige visioen. eg de dwerg had gemerkt dat hij geobserveerd werd, d hij had zich teruggetrokken om over deze merkwaardige gebeurtenissen na te denken. Hij had beslist genoeg gezien om zijn achterdocht te wekken. Daar was nooit veel voor nodig geweest.
De vluchtelingen kwamen uit het water, veilig aan de kant van Thume. Voorlopig veilig tenminste. De twee ruiters zetten Hardgraa op een paard, alsof hij gewond was, maar bij bewustzijn. Ze hadden de keel van de gewonde paarden doorgesneden. Ylo lag levenloos op het pad en werd genegeerd.
Rap draaide zich om. De archons kropen nog in het stof voor de Hoeder. Zijn woede kwam weer boven. 'Hoeder, u hebt gefaald! Nu weet het Convenant dat er Krachten en mysterie zijn in Thume!'
De gestalte in de zwarte pij leek achteruit te deinzen. 'Nee!'
Ja!' bulderde hij. IJ kunt zich niet langer verstoppen! Sluit u nu aan bij de strijd, voordat het te laat is!'
Ze hief haar hoofd op en liet een huilend gejank horen. 'Het is al te laat! Je zaak is hopeloos! Ik heb gefaald ten opzichte van mijn volk! Keef, vergeef me!' Het gehuil steeg hoger en hoger, een ijle, schrille klank van wanhoop.
Rap sloeg zijn handen voor zijn oren. De archons deden hetzelfde. Kracht vervulde de Sfeer, ondraaglijk fel. De botten van de Hoeder schenen door het vlees heen. Hij draaide haar zijn rug toe en sloot zijn verziendheid af. Hij wilde het niet zien.
`Rap!' gilde Inos. 'De Hoeder! Het is net als Rasha, hè? Ze staat in brand! Wat is er gebeurd?'
`Het is de gerechtigheid van de Goden,' zei Rap. De Hoeder had de strijd opgegeven. Zeven jaren van onophoudelijke pijn, die onvermijdelijk hiertoe hadden geleid — hij moest medelijden met haar hebben, maar kon die niet opbrengen. 'Goeie opruiming!'
Achter hem vervaagde langzaam de doodskreet van de Hoeder. Hij staarde verdrietig naar het bloedbad achter de rivier.
Ineengezakt op het zadel werd Hardgraa weggeleid naar de dichtstbijzijnde boerderij, langs de lichamen van de twee mannen die Ylo had verslagen.
Ylo's lijk lag verlaten in de modder tussen de afgeslachte paarden. Twee raven daalden neer uit de lucht.