HOOFDSTUK ACHT

De minstreel

1

Plons! Plons! Plons!
Bloedgolf n vloog in een genadeloos tempo over de grauwe zee. Gath had nog nooit meegemaakt dat Drakkor zijn bemanning zo opzweepte. Het leek onmogelijk dat die hijgende zwetende mannen de spanning nog een ogenblik langer konden verdragen. Bijna alle handvatten van de riemen waren met vers bloed besmeurd, maar geen man aan boord zou ermee willen ophouden, want er was een race aan de gang. Stuk voor stuk zouden ze liever doodgaan dan verliezen.
Gath vond het nogal mal. Hij was maar half Jotunn — dus misschien kon hij door zijn gemengde bloed niet begrijpen waarom tien minuten eerder op een strand aankomen al die ellende waard was. Belangrijker nog, zijn voorkennis maakte hem duidelijk dat de Bloedgolf ging winnen. Dat maakte het niet eens spannend meer.
De klif vóór hen rees recht omhoog uit zee. De Bloedgolf zou die rif aan stuurboord passeren, heel dichtbij. De Zeedraak hield hen bij. Hij kon horen hoe hun bemanning schor de adem inhield in de koude wind.
Hij had watercorvee met Vork en liep langs de rijen met een waterzak, om water in de open monden te spuiten als de hoofden achterovergingen aan het eind van de roeislag. Drie of vier mondenvol per man, een snelle afkoelende straal op het hoofd, en dan verder naar de volgende. Het was gemakkelijker dan roeien, maar er was evenveel zorgvuldigheid voor nodig. Als hij struikelde over een roeiriem of zelfs maar een straal in iemands gezicht spoot en hem uit zijn ritme bracht, zouden alle Goden hem niet kunnen beschermen tegen de woede van de vrijheer — of van de bemanning, wat dat betreft. Hij zou in stukken worden gereten.
Zijn voorkennis toonde hem hoe het gebeurde — heel zwakjes, maar duidelijk genoeg om hem attent te laten blijven op het gevaar. De kans dat Vork het zou doen was duidelijker, angstwekkend mogelijk. Toch zou Gath niets zeggen. Spreken over voorkennis of tovenarij aan boord van dit schip had automatisch een afranseling tot gevolg, zoals hij de eerste dag geleerd had.
Aan de andere kant van de kaap lag Gark, de thuishaven van de Bloedgolf, de vrijdom van Drakkor. Het eiland zelf was Narp; deels Narp en deels Spithfrith, maar de scheiding varieerde van tijd tot tijd. Op het ogenblik was bijna het hele eiland Spithfrith. Gark was het dorp dat straks in zicht zou komen. Gath wist al sinds een uur hoe het eruit zou zien, en hij was niet erg onder de indruk.
Hij gaf water aan Grablor en ging toen verder naar Red, de sterkste en langste man aan boord.
Hij gaf Red zijn derde straal, bevochtigde zijn hoofd toen het naar voren bewoog, en liep toen naar de volgende, Gismak, terwijl hij een blik wierp op de tegenstander.
O, Goden!
Hij vergat Gismak, wiens geopende mond onbevochtigd bleef. De Zeedraak lag al een halve lengte voor — de Bloedgolf zou worden afgesneden! Ze voeren al bijna onder de vooruitspringende klif en naderden de branding. Met de roeiriemen van de Zeedraak aan de ene kant en het opspringende schuim aan de andere kant, zou er domweg niet genoeg ruimte zijn. Absoluut niet. Hoe kon dat? Dat had Gath niet voorzien!
Hij had willen gillen. Er kón niets gebeuren dat hij niet had voorzien! Dat mocht niet. Hij was eraan gewend dat het leven zich op voorspelbare wijze afwikkelde. Daar rekende hij op! En nu zou de toekomst zichzelf plotseling veranderen? Zijn visioen van de Bloedgolf die het strand op gleed was verdwenen; hij kon zich nauwelijks herinneren hoe Gark zelf eruitzag. Eruit had gezien. Eruit zou zien... eruit zou hebben gezien. Tenzij Vork een roeier een duw had gegeven, zou de Bloedgolf winnen — zou hebben gewonnen — maar dat was blijkbaar niet langer waar. Wat voor tovenarij was hier aan de gang? Een veranderlijke toekomst?
`Oir gromde Gismak schor na een volgende slag met de roeiriem, terwijl de waterdrager stokstijf bleef staan en zijn taak verwaarloosde. Gath kwam met een schok in actie, maar tussen het water geven door bleef hij stiekem naar de Zeedraak kijken. Als de riemen van de boten elkaar raakten, zou de Zeedraak misschien kunnen ontsnappen, maar de Bloedgolf zou lang genoeg uit de koers worden geslagen om op de rotsen te lopen. Absoluut! Dit was zelfmoord, pure zelfmoord. Toen hij Gismak zijn laatste slok water gaf, keek hij even achterom naar Drakkor, die grimmig het roer vasthield.
De vrijheer wenkte hem. Dat had Gath evenmin voorzien, maar hij liep haastig tussen de twee rijen roeiers door, maar nog steeds behoedzaam. De vrijheer hield niet van wachten. De vrijheer zou het zeker niet op prijs stellen als een stomme waterdrager hem de race zou doen verliezen. Hij leek al verloren voor Gath. Eén ding dat Drakkor beslist niet kon doen, was het tempo verhogen.
Terwijl Gath dat dacht, zei de vrijheer iets, en de stuurman blies twee keer op zijn fluit, ten teken dat het tempo verhoogd zou worden. God van de Genade. Het hart van de roeiers zou het begeven!
Een ogenblik later paste de Zeedraak zich aan het nieuwe tempo aan. Hijgend kwam Gath bij de stuurman en de roerganger.
Drakkor was niet opvallend lang; hij was drieëntwintig en zag eruit als veertien. Maar hij was fors gebouwd, met armen en schouders die zelfs voor een Jotunnse zeeman uitzonderlijk waren. Zijn kindergezicht was gladgeschoren en hij had geen tatoeëringen — volgens zeggen in navolging van zijn vader, Kalkor. Zijn asblonde haar hing op zijn schouders. Zijn ogen waren stralend blauw en ijskoud.
Hij bestudeerde de tegenstander. Toen richtte hij dat jongensachtige gezicht met de verkillende blauwe ogen op Gath en snauwde: let op de rotsen, jongen!'
Gath antwoordde automatisch: 'Jawel, meneer,' en keek naar de rotsen die nu vlak bij de boeg aan stuurboord waren. Hij zag dat de Zeedraak zo dichtbij was dat zich minder dan een riemlengte bevond tussen de riemen van de beide schepen. Hij vroeg niet waarom hij op de rotsen moest letten. Hij had geleerd geen vragen te stellen op dit schip. Hij mompelde een gebed. Goden! Beelden van een catastrofe werden steeds duidelijker.
Ze zouden op de rotsen lopen! Zijn handen begonnen te beven, ondanks al zijn pogingen het te beletten. Hij kon de branding rood omhoog zien spatten, zag het zeewier, zag de lichamen die tegen de met schelpen bedekte rotsen beukten. Goden! Hij wist het! Hij wist dat hij op het punt stond dood te gaan. Zijn voorkennis liet hem geen enkele twijfel. Angst won het van discipline.
`Meneer!' schreeuwde hij, achterom kijkend.
Drakkor lachte grimmig. 'Blijf uitkijken!'
O! Gath keek weer. Het beeld van de verwoesting verdween plotseling. Toen kwam het weer terug. 'Te ver!' gilde hij.
Weer verzwakte het dreigende visioen toen Drakkor aan de stuurstang trok. De schoft! Die smerige schoft! Hij maakte gebruik van Gaths voorkennis! Hij had met opzet dichter naar het andere schip toegestuurd tot Gath hem had verteld...
`Zeg wanneer, jongen!'
`We zijn los, meneer,' zei Gath hees. 'Bakboord... te ver! Een beetje meer...'
Plotseling voer de Bloedgolf tussen de rotsen, bijna aan beide kanten geraakt door de riemen. Het schip schommelde onrustig, maar had zo weinig diepgang dat het nauwelijks werd voortbewogen door de stroming. De dood stak dreigend zijn handen uit en trok ze terug — en stak ze weer uit. `Stuurboord mi!' schreeuwde Gath.
Toen was het gevaar voorbij. De Bloedgolf schoot tussen de klippen door, om de landtong heen. Veilig...! Voorlopig.
Gath had het gevoel of hij gewassen was en opgehangen om te drogen, nat en slap. Het lef van die kerel! De eerste dag had de vrijheer Gath eigenhandig afgeranseld, alleen omdat hij gezegd had dat hij voorkennis had —en nu had hij die voorkennis gebruikt om een race te winnen! Drakkor had vals gespeeld in een wedstrijd met een andere vrijheer! Nou ja, dat was misschien niet zo verbazingwekkend, maar waarom had Gath dat stiekeme bedrog niet voorzien?
Toen zag hij de reden voor die waanzin. De Zeedraak was nog vlakbij, maar de Bloedgolf had terrein gewonnen door op die krankzinnige manier de weg af te snijden. Zij aan zij naderden de schepen een smalle doorgang, en deze keer was het de Bloedgolf die de ander achter zich liet. De mannen haalden de riemen in, de deining in het smalle water tussen de rotsen hief het schip op, dat als een geschrokken paard steigerend naar voren schoot. De hoge rotswanden vlogen aan beide kanten voorbij. De zeelieden lieten een triomfantelijk gebrul horen en juichten hun vrijheer toe voor dat superieure staaltje zeemanskunst — en voor het feit dat hij hen bijna de dood in had gejaagd.
Niets hiervan had Gath voorzien. Hij grijnsde zwakjes naar Vork, die van opwinding stond te dansen.
Een ogenblik later braakte het getij de Bloedgolf uit in de kalmte van een brede baai, omsloten door steile groene heuvels. Op de kust lag het dorp Gark. Gaths voorkennis was weer terug. Blijkbaar had die landtong een occult schild, net als het kasteel thuis in Krasnegar. Hij kon niet voorzien wat er binnen dat schild gebeurde; hij had die smalle doorgang en Drakkors truc niet voorzien. Eenmaal binnen het schild, kon hij de gebeurtenissen erbuiten niet voorzien.
De roeiers staken hun riemen weer in het water en roeiden in een snel, maar niet moordend tempo naar de kust. Gath kon zich enigszins ontspannen en de directe toekomst overzien — het enthousiaste welkom waarmee de vrijheer door zijn onderdanen werd ingehaald, en zijn eigen wandeling door het dorp naar...
Oef!
Gark had ook een occult schild. De toekomst eindigde voor hij aan het eind van zijn wandeling was.

2

Gark stelde niet veel voor, zelfs niet vergeleken met Krasnegar. Maar het was waarschijnlijk beter om in te leven dan in Dwanenland. De omringende heuvels waren boomloos, alleen steen of gras. De huizen hadden lage muren van steen en daken van graszoden. Gath vermoedde dat de Nordlanders binnenshuis op hun knieën rondkropen, of hun huizen half onder de grond gebouwd hadden. Voor de warmte in de winter misschien? Geiten liepen te grazen op het gras van de daken, al waren ze vanuit zee niet zichtbaar. Het enige grote gebouw stond op een verhoging en was half met koper betimmerd, van een lichter groen dan het gras. Dat moest het paleis van de vrijheer zijn.
Bedenkend dat de Nordlanders duizenden jaren lang overal ter wereld hadden geplunderd, vroeg Gath zich af wat ze met hun buit hadden gedaan, behalve dat ze koperen platen op het dak van het paleis hadden aangebracht. Verder werd Gark als een strategisch vrijdom beschouwd, dat de zuidelijke invalswegen controleerde. De Garkiërs beroofden zelfs jotanaren als ze op weg naar huis waren. Wat deden ze met dat alles?
Verbrast in de bars en bordelen van het Impenrijk, stommerd! Waar diende het anders voor?
De kust kwam snel dichterbij en de bevolking verzamelde zich op het strand om de terugkerende vrijheer te verwelkomen. Het gejuich was nu al hoorbaar.
Vork porde met zijn elleboog in Gaths ribben. Gath draaide zich met een ruk om en zag dat hij op het achterdek werd verlangd. Haastig liep hij erheen. Het was tijd voor de bedreiging met de dood.
Er lag een spottende blik in Drakkors onmenselijk blauwe ogen. 'Jongen?' Ja, meneer?' zei Gath. Je houdt je mond hierover.
je houdt je mond hierover.'
Ja, meneer!'
Drakkor knikte, met misschien een zweem van een glimlach op zijn kindergezicht. 'Ook als we aan wal zijn.'
Ja, meneer.' Gath wist nog niet zeker wat de bedoeling was, maar nu kwam het dreigement...
`Als je een verkeerde opmerking maakt, zal ik je moeten doden. Dat geldt ook voor je koperharige vriend.'
Ja, meneer. Ik begrijp het,' zei Gath.
Je bent een goeie jongen en ik doe het liever niet, maar ik doe het als het moet. Je bent een goeie jongen,' zei Drakkor glimlachend, 'en ik doe het liever niet, maar ik doe het als het moet.'
Was Vork dan geen goeie jongen? Maar een compliment van vrijheer Drakkor maakte onverwacht trots. Hij was een bloeddorstige moordenaar, maar Gath had de laatste maand doorgebracht in het gezelschap van vijftig mannen die de tenen van de vrijheer aanbaden en hun oren zouden afsnijden om die woorden uit zijn mond te horen. Goeie jongen, hè?
Ja, meneer.' Nu kwam: Ik zal het iemand laten uitleggen.
`Ik zal het iemand laten uitleggen.' De vrijheer richtte zijn aandacht op het strand.
Twist.
Het op het strand trekken van een Vikingschip was een ceremonie en een evenement en een taak die moest worden overgelaten aan de bemanning. De dorpelingen keken juichend toe. Gath en Vork stonden met de anderen in het water. De Bloedgolf kwam met de volgende golf op het strand terecht, maar werd bijna gedragen door al die gespierde armen.
Vrijheer Drakkor sprong aan land en keek om zich heen. `Gismak? Grablor?'
De twee mannen waadden met een kwaad gezicht naar voren. `Ik zie jullie morgen.'
`Ik ben bereid om het nu te doen!' gromde Grablor. Hij was een hoofd groter dan de vrijheer, maar aan boord hadden ze gewed dat zijn achteloze brutale antwoorden hem duur zouden komen te staan.
`Ik ook,' zei Drakkor, 'maar ik krijg bezoek. Morgen. Tenzij jullie nu in het stof willen kruipen.'
`Nee!' zeiden beide mannen op hetzelfde ogenblik.
`Morgenmiddag om twaalf uur dan.' Drakkor draaide zich om en keek naar de zee. Het was de plicht van een kapitein om zijn bemanning te straffen, en een Jotunnse kapitein moest dat met zijn eigen vuisten doen. De handen van de vrijheer vertoonden de littekens van duizenden van dergelijke gevechten. Alleen op zijn gezicht was niets te zien.
Ver weg in de baai naderde de Zeedraak in een tactvol traag tempo. Vrijheer Trakrog zou een bezoek brengen aan Gark op weg naar het Nintor Toernooi.
Drakkor draaide zich met een ruk om en liep landinwaarts. Dat was het signaal. Onder luid geschreeuw om de terugkerende zeelieden te verwelkomen, renden de dorpsbewoners naar voren — vrouwen naar hun man, kinderen naar hun vader, ouders naar hun zoon.
Vork keek naar hem met wijd opengesperde groene ogen, wachtend op een aanwijzing. Hij dacht dat hij Gaths maatje was, maar in werkelijkheid was hij zijn volgeling.
`We blijven dicht bij hem,' zei Gath. Tot Twist komt.
Dicht bij Drakkor blijven was niet zo eenvoudig als het klonk. De halve bevolking van de vrijdom scheen de heerser te willen spreken. Hij had haast om zijn paleis te bereiken voordat Trakrog aan land kwam. Slechts twee dingen waren belangrijk genoeg om hem op te houden. Een ervan was een presentatieplechtigheid — elke nieuwe baby die sinds zijn vertrek geboren was werd door de moeder omhoog gehouden om Drakkors zegen te ontvangen. Hij gaf hun glimlachend een klopje op het hoofdje. Het andere oponthoud werd veroorzaakt door een slank meisje in een kleurig gewaad. Zij kreeg een langdurige omhelzing en een kus. De luidruchtige omstanders schreeuwden aanmoedigingen en geile voorspellingen.
Met een vreemd gevoel van onwerkelijkheid besefte Gath dat hij zich daadwerkelijk in Nordland bevond, het thuisland van de helft van zijn voorvaderen. Door zijn moeder was hij een heel verre bloedverwant van de vrijheer zelf. Grootvader Grossnuk was een bescheiden piraat, die ongetwijfeld uit een dorp als dit kwam. Sommige mensen hier konden Gaths neven of nichten zijn, en dat was een heel merkwaardig idee. Hij zou eens informeren zolang hij hier was.
Te midden van het rumoer liep Drakkor de zachte helling op naar zijn paleis. Halverwege scheen hij zich zijn twee jonge gasten te herinneren. Hij bleef staan en keek om zich heen. Voor hij iets kon zeggen, baande Gath zich een weg door de menigte, op de hielen gevolgd door Vork.
Drakkors ogen fonkelden even toen hij voorkennis aan het werk zag. Hij tuurde naar de menigte.
`Twist?' schreeuwde hij. 'Waar is dat misbaksel?'
De mensen weken uiteen om een vreemde gestalte door te laten, die, leunend op een stok, onbeholpen naar voren strompelde. Kinderen gilden spottend, en ook sommige volwassenen.
Hij was gebocheld en kreupel; hij sleepte een verschrompeld been achter zich aan. Hij was een Jotunn als alle anderen, maar onder de horde gezonde, goudblonde reuzen was deze magere vogelverschrikker een armzalige figuur. Zijn armen en benen waren zo dun als stokken, zijn haar hing steil omlaag, en elk bot leek misvormd. Zijn leeftijd was moeilijk te bepalen, maar waarschijnlijk was hij niet veel ouder dan Gath, want zijn baard was een warrig zilverkleurig dons. Hij loerde grijnzend naar zijn vrijheer met tanden die naar tien verschillende kanten uit zijn mond leken te steken.
`Zo, ben je daar, onderkruipsel!' zei Drakkor minachtend. 'Ik dacht dat ik je gezegd had dat je op moest groeien tijdens mijn afwezigheid?'
Iedereen lachte.
`Welkom thuis, lord!' zei de gebochelde op jammerende toon.
Als ik naar jou kijk, zou ik wensen dat ik weggebleven was.'
Nog meer wreed gelach. Twist deinsde achteruit, alsof hij een klap verwachtte.
`Zie je deze twee?' snauwde Drakkor.
De gebochelde keek naar Gath en Vork. 'Ik zie ze.'
leg het ze uit. Nu!' Drakkor sloeg hem in zijn gezicht. De ander wankelde op zijn knik en viel bijna. Uit de menigte werd een voet naar voren gestoken, die onder zijn goede knie haakte. Hij viel in de modder, en de omstanders bulderden van het lachen.
Drakkor vertrok en de menigte volgde hem, en liet de drie jongens achter, van wie één languit op de grond lag. Invaliden bespotten was heel normaal. Het gebeurde in Krasnegar ook, al keurden Gaths ouders het af. Gath deed een stap naar voren en hielp Twist overeind.
`Ik ben Gath, zoon van Rap. Dit is Vork, zoon van Kragthong.'
Twist leunde op zijn stok en sloeg met zijn vrije hand het stof van zijn kleren. Hij droeg een zelfgesponnen vaalbruin gewaad, dat voor een vrouw bestemd was. De grijze ogen keken van Gath naar Vork. `Athelingen? Krasnegar en Spithfrith?'
Ja, meneer.'
`We zijn nu niet op zee.'
`Nee. lk bedoel, ja, meneer.' Gath zag dat de kleurloze ogen verrassend helder en scherpzinnig waren. Hij had het gevoel dat ze dwars door hem heen keken.
`En als je mij "meneer" noemt, vraag je om moeilijkheden. Mijn naam is Twist. Kom mee.' Hij liep vrij snel weg. Het duurde niet lang of hij haalde hijgend en piepend adem, maar hij vertraagde zijn tempo niet.
Vork legde zijn hand op Gaths arm om hem tegen te houden. Hij keek bezorgd. 'Wat gebeurt er?' vroeg hij.
Gath grinnikte. 'Wacht maar af!'
Zieners hadden een reputatie op te houden. Hij was niet van plan toe te geven dat hij het niet wist.
De straten waren smal tussen de lage hutten. Geiten graasden op het gras van de daken. Eén keer kreeg een groepje kinderen Twist in de gaten en jouwde hem uit. Hij negeerde ze en liep haastig en pijnlijk hobbelend verder.
Nu kwam het occulte schild.
Een schild kon lang blijven bestaan, dat wist Gath. Wirax had hem verteld dat sommige eeuwenoude gebouwen waren afgebrokkeld en hun occulte verdediging nog slechts de weiden bewaakte. Dat moest hier ook het geval zijn, want het niets dat hij voorzag lag aan de overkant van een straat. Misschien had vroeger het paleis van de vrijheer hier gestaan. Als hij eenmaal binnen het schild was, zou hij de gebeurtenissen daar weer kunnen voorzien.
Het werkte anders dan hij gedacht had. Zijn voorkennis verdween en bleef weg. Hij volgde Twist, en nog steeds zag hij geen toekomst. Even raakte hij bijna in paniek, alsof hij blind geworden was. Toen bedacht hij dat andere mensen altijd zo moesten leven.
Twists huis was een van de kleinste, een hut aan de rand van het dorp. Hij strompelde voort en ging naar binnen door een ingang die slechts gesloten was door een gescheurde oude geitehuid.
Gath volgde hem en kwam struikelend terecht in een benauwde, naar aarde ruikende schemering. En nog steeds zag hij geen toekomst. Vork kwam achter hem aan. De geitehuid viel weer neer en het werd donker binnen. Twist strompelde ergens rond.
Langzamerhand wenden Gaths ogen aan het donker. De hut had maar één kleine kamer met één klein raam. Het was zomer, dus de haard brandde niet. Hij kon een stapel vachten onderscheiden die kennelijk als bed diende, een kleine tafel, een oude zeemanskist en een wankele stoel. Borden, potten en een paar boeken lagen op een plank die angstig schuin hing. Op de grond bij de haard stond een schitterende harp.
`Gaan jullie daar maar zitten,' zei Twist, met een gebaar naar de kist, 'en probeer je niet te zwaar te maken. Ik zal thee zetten voor de bezoekers, en dan mogen jullie me vertellen hoe de vrijheer jullie in handen heeft gekregen.' Vork rolde met zijn ogen en krulde zijn lippen, maar hij ging op de kist zitten. Gath bleef staan. Hij dacht niet dat hij zou kunnen zitten als hij het probeerde. Hij zweette even erg als de roeiers hadden gedaan. Een wereld zonder voorkennis was angstaanjagend!
Twist had een kaars op tafel gezet en morrelde met vuursteen en staal, hachelijk balancerend op één voet. 'Nou?'
Vork liet Gath het woord doen.
`We wilden het Nintor Toernooi bijwonen. We hebben vrijheer Drakkor gevraagd of we bij hem konden aanmonsteren. We zijn familie van hem.' Twists lichte ogen leken bijna wit in het donker. 'Zesde achterneef in jouw geval. Atheling Vork is derde achterneef.'
`Hoe weet je dat?'
De jonge gebochelde glimlachte bitter. 'Ik ben zijn skald. Waar deugt een kreupele anders voor dan voor skald? Een skald hoort de familie van zijn meester te kennen. Dat is zijn voornaamste taak! Zal ik de lijst voor je opnoemen?'
`Nee. Ik geloof je wel.'
De skald stak grinnikend de kaars aan. `Zo, athelingen, zoons van vrijheren, jullie willen naar het toernooi? Zijn jullie daar wel goed genoeg voor? Jullie zullen moeten vechten om dat te bewijzen.'
`Vechten?' vroeg Vork behoedzaam.
`Vechten. Veel vrijheren komen hier op bezoek op weg naar het toernooi en brengen hun zoons mee. Er zal nu worden gefeest in het paleis tot we vertrekken. Als amusement zullen athelingen vechten, en zal er voor veel goud worden gewed.'
Gath had het kunnen weten van het vechten. Hij vroeg zich af of zijn voorkennis in het paleis zou werken. Als dat zo was, had hij niet veel te vrezen. Als het niet zo was — nou ja, dan zou hij eerlijk moeten vechten. Behalve dat hij niet de armen van een echte roeier had.
`Vuisten of zwaarden?'
`Vuisten, hoofden, tanden, laarzen.'
`Moeten we winnen?'
`O, nee,' zei Twist met een valse grijns. je kunt het best eerst tegen iemand vechten die groter is dan jij, en meteen gewond raken. Vroeg of laat gebeurt het toch, dus waarom niet vroeg? Bloed als een dapper man!' Wat weet een kreupele nou van vechten?' vroeg Vork minachtend.
Deze kreupele heeft heel wat gevechten gezien,' zei Twist. 'En kent goede verliezers en slechte winnaars.' Hij pakte een gedeukte ketel van de plank. `Het stinkt hier,' klaagde Vork. 'Vertel ons wat we moeten weten, dan kunnen we weg.'
`Maar ik voel me zeer vereerd dat twee athelingen bij mij op bezoek zijn! Dus jullie vroegen vrijheer Drakkor om een gunst? Zijn jullie allebei gek?' Gath herinnerde zich Drakkors woorden: Je bent een goeie jongen en ik doe het liever niet, maar ik doe het als het moet. 'Eh... waarom vind je dat we gek zijn?' Wat kwam er nu? O, wat miste hij zijn voorkennis!
De kleine gebochelde doopte de ketel in de emmer en zette hem op een driepoot op tafel. De kaars plaatste hij eronder. 'Jullie vaders hebben dit niet afgesproken? Dit was jullie eigen idee?'
Ja.'
`Aha! Wel, laten we het voorbeeld nemen van atheling Vork.' Twists stem klonk heel opgewekt. Misschien was bezoek een zeldzame en welkome afleiding voor zo'n paria, maar er school iets onheilspellends en boosaardigs achter zijn geamuseerdheid.
Wat is er met mij?' vroeg Vork knorrig, met een verontruste blik op Gath. Twist ging wat gemakkelijker op de stoel zitten en legde zijn kruk neer. Je vader is vrijheer van Spithfrith en ambassadeur in Dwanenland. Als eerste is hij eigenaar van het grootste deel van dit eiland, dat volgens vrijheer Drakkor aan de vrijdom Gark behoort. Als tweede is hij immuun voor een uitdaging. Is het juist wat ik zeg?'
`Eh, misschien.'
'Is juist. Maar mijn broer vindt...'
`Bent u zijn broer?'
Twist grinnikte om Vorks verbazing. 'Inderdaad. En een volle broer, geen halfbroer. Onze vader heeft veel halfbroers nagelaten.' Hij straalde van trots. 'We zijn allemaal athelings hier.'
Huiverend vergeleek Gath de beide broers. Drakkor was de mannelijke perfectie, alles wat een man kon hopen te zijn. Twist was een nachtmerrie. Hoe zou het zijn om in zo'n wrak van een lichaam te moeten leven —elke dag die de Goden gaven? 'Maar hij heeft je geslagen!'
`Natuurlijk. Ik ben een zwakkeling. Voor jotanaren is het juist om kreupelen te bespotten en te minachten. Als hij niet zo'n zacht eitje was zou hij me schoppen, misschien zelfs doden. Als mijn vader van zijn laatste reis was teruggekeerd, zou hij me hebben laten verdrinken. Drakkor is heel mild geweest voor zijn armzalige broer. Hij heeft me tot zijn skald benoemd.'
De vreemde jongen keek van de ene bezoeker naar de andere, en scheen te denken dat ze hem niet geloofden. 'Kijk!' zei hij, en tastte in de halsuitsnijding van zijn kostuum. Hij haalde een koord te voorschijn met een glinstering van goud erop. 'Hij is een ring-gever. Hij heeft me deze met Winterfest gegeven voor mijn zang.' Hij glimlachte verlegen. 'Maar hij zou niet graag willen dat ze me die zagen dragen.' Hij stopte hem weer weg.
Gath wist niet wat hij moest zeggen. Hij liep naar de kist en ging zitten, Vork opzij duwend om meer ruimte te hebben. Waarom had hij zich niet gerealiseerd dat Nordland niet gewoon maar een tweede Krasnegar zou zijn? Als zijn eigen land hem beschaafder voorkwam, was dat dan zijn persoonlijke smaak, of zou hij een argument kunnen vinden dat indruk zou maken op een onafhankelijke getuige? Als hij beschaafder was, was dat dan te danken aan de impen daar, of aan de opvoeding die zijn ouders hem hadden gegeven? Hij had veel om over na te denken. Dit waren dingen die een man voor zichzelf moest beslissen.
Dus vrijheer Drakkor heeft een vete met vrijheer Kragthong,' zei Twist. Zijn lichte ogen fonkelden van pret. 'Maar diplomaten zijn immuun. Je kunt geen strijd voeren tegen ambassadeurs of hen uitdagen op een toernooi. En nu heeft hij de zoon van de vrijheer?'
`Ik ben zijn bloedverwant!' riep Vork ongerust uit.
`Derde achterneef. Hij heeft drie broers gedood. Weet niet meer hoeveel neven.'
`Ik ben zijn gast!'
Dat is waar.' Twist keek even naar de ketel en zuchtte, alsof hij naar thee verlangde. 'Maar als vrijheer Drakkor besluit je de ogen uit te steken, of te castreren en je als slaaf aan de djinns te verkopen, wat zal vrijheer Kragthong dan doen?'
Vork bracht een gesmoord geluid voort. Alle kleur trok weg uit zijn gezicht en liet alleen zijn rode haar en verschrikte groene ogen nog over. Twist vond het kennelijk amusant, en Gath schaamde zich toen hij besefte dat hij dat ook vond.
`Zou dat een eervol gedrag zijn tegenover een gast?' vroeg hij omzichtig. `Over eer wordt beslist in de toernooien.'
Je liegt!' schreeuwde Vork.
`O, zeker! Ik ben een stommeling, en waarschijnlijk ook niet goed wijs.' `Zijn vader gaat niet naar het toernooi,' zei Gath.
`Dit jaar!' Twist lachte vals. 'En er zijn broers. Maar vrijheer Kragthong zal volgend jaar moeten komen en Drakkor moeten uitdagen om wraak te nemen, niet? Dan moet hij zijn diplomatieke immuniteit afleggen. Of hij stuurt eerst zijn oudere zoons, en Drakkor doodt ze één voor één.' Hij klapte in zijn handen. 'Niemand is beter met een bijl op een toernooi dan mijn broer, niet sinds vrijheer Kalkor, onze vader, vele jaren geleden.' Hij grijnsde trots.
God van de Verschrikkingen!
Vork jammerde zachtjes. `Zal hij dat doen? Mij de ogen uitsteken, bedoel ik? Of... wat zei je ook weer... afsnijden?'
Twist grinnikte. 'Hangt ervan af hoeveel je vader je waard vindt. Goede zoon of minder-goede zoon? Weet hij dat je hier bent?'
Dan hoop ik voor jou dat vrijheer Kragthong nu een boodschap stuurt en veel land en mensen biedt voor de behouden terugkeer van zijn zoon.' Vork liet een gerekt gejammer horen. Hij boog voorover, begroef zijn gezicht in zijn handen en snikte gesmoord.
Ik heb hem gewaarschuwd dat dit gevaarlijk kon zijn, dacht Gath ongerust. En als vrijheer Kragthong zijn zoon tegen een ongelooflijke prijs zou vrijkopen, wat zou hij dan met die eigenzinnige zoon doen als hij hem terugkreeg?
`En ik?' Dit leven zonder voorkennis was slecht voor de zenuwen.
`Ah.' Twist bewoog zich behoedzaam op zijn stoel alsof zijn misvormde lichaam pijn deed. lij bent vrijheer van Krasnegar!'
Gaths wereld draaide om hem heen. 'Nee, dat ben ik niet! Mijn moeder is vrijheer van Krasnegar!' Vrijheren werden uitgedaagd op toernooien!
Met bijlen. Tegen Drakkor? O, God van de Slachting!
Twist schudde zijn hoofd. `Dat was Holindarn. Vrouwen kunnen geen vrijheren zijn. Of ze titels kunnen doorgeven aan zoons... dat argument wordt meestal beslist in het toernooi.'
Daar had Gath aan moeten denken! Als zijn vader nog leefde — maar hij had al maandenlang geen bericht doorgegeven op de magische lei, dus kon hij niet meer in leven zijn. Bovendien kon Gath zich niet voorstellen dat de vrijheren zouden accepteren dat een faun een vrijheer kon zijn. Veronderstel dat Drakkor eiste dat hij Krasnegar aan hem zou afstaan? Hij vroeg zich af of hij dezelfde lijkbleke kleur had als Vork.
Deze reis was ongetwijfeld de ergste vergissing van Gaths leven geweest, want hij zou waarschijnlijk niet de tijd krijgen er nog veel te maken. `Vork,' zei hij, en zijn stem klonk schor, 'hoe goed kun je zwemmen?' Twist lachte schril en kreeg toen een verschrikkelijke hoestaanval. 'Jij bent ook,' zei hij, toen hij weer op adem was gekomen, 'jij bent ook de zoon van Rap Vrijheerverdelger.'
`Hoe bedoel je?'
`Weet je dat niet? Jouw vader doodde mijn vader op een toernooi in Hub.' Vork hief zijn hoofd op en keek dodelijk verschrikt naar Gath, die zich afvroeg hoe het kwam dat het plotseling zo koud was in de kleine hut. Zijn voeten gaven hem het gevoel dat er een laag ijskoud water op de vloer lag. Dat was een officieel toernooi! Jouw vader beweerde dat hij de rechtmatige heerser was over het gebied van mijn moeder. Mijn vader was haar verdediger, en hij won!' Op de een of andere manier klonk dat argument niet zo overtuigend als hij verwacht had.
Twist wreef verheugd in zijn handen. 'Maar toernooien scheppen geen precedenten! Mijn broer kan elk moment de eis van mijn vader overnemen — alleen zal het nu tegen jou gaan!'
Gath beantwoordde de hatelijke glimlach zo kalm mogelijk. Dan is het dus duidelijk dat hij me zal doden. Ik hoop dat het hem veel voldoening schenkt en veel eer oplevert.'
Twist trok een pruillip, alsof hij zich teleurgesteld voelde door Gaths reactie. 'Hij heeft geen toernooi nodig. Het is een bloedvete. Je vader is een tovenaar en gebruikte toverkracht om onze vader te doden.'
Gath richtte zich op. Dat is niet waar! Als mijn vader de jouwe doodde, dan heeft hij geen bedrog gepleegd!'
Was jij erbij?' Er blonk spot in de lichte ogen.
`Nee. Maar de wachters zouden hem hebben veroordeeld voor het gebruik van toverkracht tegen een Jotunnse piraat. Magister Raspnex vertelde me dat je vader ook een tovenaar was, en dat hij degene was die probeerde te bedriegen met toverkracht, en dat de Goden hem hebben gedood!'
`O, praat jij met magisters?'
Ja. Bovendien,' schreeuwde Gath, 'kende ik mijn vader! Hij pleegde nooit bedrog!'
Twist glimlachte. 'Zelfs niet om zijn leven te redden?'
`Nee! Nooit! Hij bedroog nooit!'
Je spreekt in de verleden tijd?'
Garth had het gevoel of iemand zijn hart omdraaide.
`Ik ben bang dat mijn vader dood is,' fluisterde hij.
Het hoofd van de skald bewoog. Zijn hals was op zo'n manier gebogen dat het moeilijk te zien was of hij knikte of het hoofd schudde. Het leek op het laatste.
Hoop? Kon er hoop zijn? je bent een tovenaar!' schreeuwde Gath.
Twists jeugdige gezicht vertrok van afschuw en hij hief zijn handen op. `Als je buiten dit huis zegt dat vrijheer Drakkor er een tamme tovenaar op nahoudt, zal hij verplicht zijn je te doden! Of als je zelfs maar zegt dat onze vader het was.'
Ondraaglijke hoop! Gath kon de woorden nauwelijks over zijn lippen krijgen.
Dit is geen schild, je blokkeert mijn voorkennis! Je zingt bij een harp terwijl je nauwelijks adem kunt halen omdat je borst zo misvormd is — je bent een tovenaar en je zegt dat mijn vader nog leeft?' Gath was met één sprong de kleine ruimte door en viel op zijn knieën voor de stoel van de gebochelde. 'Papa leeft nog? Echt waar? Wil je me dat echt vertellen?'
Vork gaf een gil van angst. `Gath, je bent gek! Als hij een tovenaar was, zou hij niet als zo'n gedrocht rondlopen!'
Ja, hij is het wèl!' zei Gath. 'Ja toch, Twist? Je bent een echte tovenaar en je weet het van mijn vader? Alsjeblieft, Twist, alsjeblieft!' Hij kroop bijna bij de skald op schoot.
Twist stak een hand uit die niet groter was dan die van een kind en woelde speels door Gaths verwarde haar. 'Koning Rap leeft, vrijheer Gath. Hij leidt de oorlog tegen de kwaadaardige usurpator.'
De kaars ging vanzelf uit en de ketel begon wild te koken.

3

Gath was naar Nordland gegaan om de vrijheren om tovenaars te vragen, en hij had er nu al één gevonden! De Goden waren hem goed gezind!
En papa leefde nog! Gath had geen moment serieus overwogen dat de skald weleens kon liegen toen hij vertelde over magister Olybino en de draken. Tovenaars hoefden niet te liegen. Twee of drie dagen later maakte Twist daar een opmerking over.
Ze zaten samen weer in zijn hut. Twist lag bij zijn emmer water geknield om zich te wassen. Naakt zag hij eruit of een reus in zijn kindertijd op hem getrapt had en onder zijn voet vermorzeld. Gath lag op de vachten met een maag die van streek was en de ergste hoofdpijn die hij ooit gehad had.
Atheling,' zei de skald, je bent een heel ongewone aardling.'
Gath kreunde. Hij zag een preek aankomen. 'Omdat ik dood ben en de pijn maar niet ophoudt?' De achterkant van zijn ogen deed het meeste pijn.
`Omdat je waarschijnlijk de grootste expert ter wereld bent op het gebied van tovenaars! Nee, ik meen het serieus! Je hebt atheling Vork gezien. Zijn tanden klapperden toen hij hoorde dat ik een tovenaar was, en toch is zijn eigen zus een tovenares. Aardlingen weten niet wat jij weet.' Twist grinnikte en kwijlde.
`Wat weet ik?'
`Hoe toverkracht werkt. Hoe tovenaars denken. Ik heb je geobserveerd.' `Maar ik heb maanden in een stoet wagens gereisd met vijf tovenaars. Er waren er zes aan boord van de Gurx.'
De skald grinnikte. 'En hoeveel aardlingen hebben dat ooit gedaan? Je bent niet arglistig, maar toch geef je je niet bloot, wat een heel ongewone combinatie is! Je hebt een beetje talent van jezelf. Je lokt confidenties uit. Ik zeg dat je de grootste aardse autoriteit bent op het gebied van tovenarij die de wereld ooit heeft gezien.'
`En wanneer herstel je mijn voorkennis weer?' vroeg Gath knorrig.
`Ik ben de tovenaar hier,' zei Twist kijverig. 'Ik hou niet van concurrentie. Bovendien wil je die op het ogenblik helemaal niet terug hebben, zoon van Rap. Je bent veel gelukkiger als je niet weet hoe lang je je zult voelen zoals je je nu voelt.'
De tijd leek stil te staan zolang Gath in Gark was. De zon bewoog door de lucht zonder ooit onder te gaan. Vikingschepen kwamen en gingen, de feesten in het paleis bleven doorgaan. De mannen aten als ze honger hadden, dronken aan één stuk door, en sliepen als ze dat niet van plan waren. Toen Gath en Vork die eerste dag in het paleis kwamen, draaiden er vette karkassen aan krakende spitten. Vrijheer Trakrog en de bemanning van de Zeedraak waren al voor tweederde dronken, en de grote door de zon verlichte zaal trilde van het gelach en de opsnijderij.
Met een bleek gezicht en gebalde vuisten deed Vork wat de skald hem zei. Met opgeheven hoofd en stijve armen liep hij de zaal door, naar de tafels waar de vrijheren en krijgers zaten, tot hij stilstond voor vrijheer Drakkor zelf. Daar verkondigde hij dat hij atheling Vork was, zoon van vrijheer Kragthong van Spithfrith, en dat hij hier in vrede kwam. Tot besluit gaf hij officieel kennis van het feit dat Garks vijanden voortaan met hem rekening zouden moeten houden. Met zijn helderrode haar boven zijn magere bleke nek zag hij er belachelijk jong uit voor de rol die hij op zich had genomen.
`Als hij een drinkhoorn honingwijn inschenkt, ben je veilig,' had Twist beloofd. 'Als hij die in je gezicht gooit, ben je ten dode opgeschreven. Als hij tegen je zegt dat je wat moet gaan eten... dan is er nog hoop.'
Drakkor keek met een kwade blik naar Vork alsof hij hem nooit eerder had gezien, en wees toen met zijn dolk naar de open haarden en zei dat hij moest gaan eten.
Wat Gath betrof... 'Wil je jezelf aankondigen als vrijheer van Krasnegar, jongen? Dat is zelfmoord — zijn vader is gestorven omdat hij dat ontkende. Als zoon van vrijheer Rap, een faun half-man? Als zoon van vrijheer Inosolan, een vrouw?'
Gath maakte zich kwaad. Hij dacht zoon van Rap vrijheerverdelger, en zette dat idee weer snel van zich af. 'Als zijn bloedverwant dan? Als boodschapper van de imperator?'
Twist haalde zijn gebochelde schouders op. 'Het zou veiliger zijn als je jezelf helemaal niet kenbaar maakte.'
Gath nam aan dat hij de demonstratiegevechten van de athelingen bedoelde. 'Ik ben niet bang om te vechten!'
Twist lachte zo hartelijk dat hij begon te kwijlen. 'Tegen het Convenant? Dat zal waarnemers naar het toernooi sturen, zie je. Heeft er misschien zelfs wel één op de Zeedraak. Ik heb de bemanning nog niet bekeken.'
Je bedoelt dat ik helemaal hier naar toe ben gekomen...'
`En je wilt die hele weg toch weer terug? Dus je blijft rustig waterdrager, en gaat niet naar het toernooi! Vork-zoon-van-Kragthong in de klauwen van Drakor, of Gath-zoon-van-Rap in die van Zinixo?' Hij lachte kakelend.
Het Convenant was het gevaar. Het Convenant was de vijand, en voor zover Gath wist had hij mischien al een paar plannen van zijn vader in de wielen gereden met zijn bemoeizucht. Het Convenant kon weleens de ware reden zijn waarom mams en de imperator besloten hadden niet te komen. En toch, hoewel vorstelijke eerbewijzen Gath altijd onverschillig hadden gelaten, nu ze hem ontzegd werden, vond hij ze voor het eerst van zijn leven belangrijk. Onwillig gaf hij toe dat hij voorlopig te midden van het lage volk zou blijven.
Hij sloop de zaal binnen om Vorks binnenkomst en daaropvolgende vernedering gade te slaan. Daarna voelde hij zich wat beter, en hij ging hem gezelschap houden bij het spit voor een stuk gebraden geitevlees en om hem wat op te vrolijken. Een paar bemanningsleden van de Bloedgolf ontdekten hun twee nieuwelingen en besloten hen vol te gooien met landelijk bier. Ze waren bereid geweld te gebruiken als het nodig was, maar Gath was niet in de stemming om tegen te spreken — hij wilde zijn mannelijkheid bewijzen, al was het maar door dronken te worden. De gebeurtenissen vervaagden daarna snel. Er was veel gebraden vlees en vers zwart brood, en er werd wat gezongen, en emmers en emmers groen bier gedronken. Er was een soort gevecht tussen Gath en een magere jongen uit het dorp, maar ze waren allebei veel te dronken om elkaar te bezeren. Er werd gevallen en overgegeven. Er werd geholpen de dronken mannen naar buiten te slepen, om ruimte te maken in de zaal.
Later werden ze wakker in het gras en gingen weer naar binnen voor nog meer geitevlees en nog meer groen bier, en zagen steeds andere bezoekende vrijheren aan de hoge tafel, en nog meer zinloze schijngevechten. De zon ging nooit onder.
En te midden van al die waanzin waren er momenten waarop serieus zaken werd gedaan.
Nadat vrijheer Trakrog was vertrokken, en voordat de vrijheren Jorvir en Griktor arriveerden, ging vrijheer Drakkor terug naar het strand en sloeg Gismak en Grablor, de een na de ander, bewusteloos. Een kapitein moest zijn bemanning straffen.
Er waren ook momenten van vervoering, toen de skald van de vrijheer voor de gasten zong. In de zaal droeg Twist een broek, net als de anderen, en zijn misvormdheid was akelig zichtbaar. Hij werd uitgelachen, er werden dingen naar zijn hoofd gegooid, maar toen hij ging zitten en zijn harp bespeelde en begon te zingen, stopte zelfs het gesnurk.
Dat verschrompelde lichaam kon onmogelijk een dergelijk geluid produceren, evenmin als die uitstekende tanden die woorden naar buiten konden brengen, en toch vulde de skald de zaal met parels en robijnen van zang. Hij zong over dood en verdriet. Hij zong over legendarische helden en grote rampen. Het meest zong hij over Kalkor, vrijheer Drakkors vader, voormalige eigenaar van dit paleis, plunderaar van steden. Gath dacht dat die eindeloze recitals van veroverde buit veel leken op de boodschappenlijsten van zijn vader voor de voorjaarsvloot, maar helaas was hij nooit dronken genoeg om dat te zeggen.
Er waren momenten van verward gepieker. Twists nieuws over de kobolden was afschrikwekkend — Kadie, Kadie! Gath probeerde daar niet aan te denken, maar er waren honderden andere dingen waarover hij zich zorgen hoorde te maken, en meestal kon hij een gedachte niet langer dan een paar seconden vasthouden.
Toch had hij min of meer bereikt wat hij zich had voorgenomen, want hij had contact gelegd met een Nordlandse tovenaar — en blijkbaar had magister Olybino's proclamatie zijn reis toch al overbodig gemaakt. Het toernooi zelf zou niet cruciaal zijn, als Twist de andere tovenaars zou organiseren. Er moesten nog anderen zijn, vele anderen. Maar zou Twist willen meewerken? Dat was iets waar Gath niet achter kon komen. De skald was zelden bereikbaar voor een gesprek, en als hij het was, weigerde Gaths tong de samenwerking met zijn hersenen.
Waarschijnlijk een verstandig besluit.
Ongeveer de tweede of derde keer dat Gath hem hoorde, zong Twist een ander lied. Hij zong over vrijheer Thermond, eerbiedwaardig, kwetsbaar, uitgedaagd op het Nintor Toernooi. Zijn zoons waren opgehouden door een storm; wie zou de nobele vrijheer redden van de uitdaging door de viriele atheling Koddor?
Toen stapte atheling Drakkor naar voren, verbannen door de haat van een broer, een zeeman zonder land op andermans schip; niet ouder dan achttien, en onervaren met de rituele bijl. Hij zou als verdediger optreden van de onder druk gezette vrijheer.
Het verhaal kon daarna weinig dramatiek meer bevatten, dacht Gath. Als twee mannen de Plaats van de Raven betraden voor een gevecht, liet een van hen zijn botten voor eeuwig achter op het gras. Als Thermonds verdediger verloren had, dan had de oude man ook naar voren moeten komen om zijn hals te buigen voor de slag van de overwinnaar. In dit geval was het resultaat vrij voorspelbaar, nu Drakkor zelf voor iedereen zichtbaar op de troon zat. Het verhaal verliep zoals Gath had verwacht. Bijlen kletterden, het bloed spoot en de al te ambitieuze Koddor viel onthoofd ter aarde. Zo werd de eerbiedwaardige Thermond gered — eind van het verhaal. Dus dat was het eerste toernooi geweest van de toekomstige vrijheer Drakkor? Hij had zijn leven op het spel gezet voor een vreemdeling? Interessant!
`Ik begrijp niet,' klaagde Vork, 'hoe iemand een tovenaar kan zijn en eruit kan zien als een monster.'
De beide jongens liepen naar het strand. Ze hadden hen ervan weten te overtuigen dat de beste remedie voor een kater een volledige onderdompeling in de Winterzee was, om daarna terug te hollen naar het paleis. Gath zou meer vertrouwen hebben gehad in de voorgestelde remedie als hij iemand die ouder was dan hij hetzelfde zag doen. Aan de andere kant was hij wanhopig genoeg om alles te proberen.
`Hij is een Jotunn.'
`Nou en?'
Gath wilde niet praten. 'Hoe denken ze over tovenarij? Denken wij, bedoel ik.' Als je in Nordland was, moest je een Jotunn zijn.
Vork snoof. 'Zeelui zijn zo bang voor ongeluk dat ze er niet eens over willen praten. Krijgers vinden het lafheid en bedrog.'
Precies!
Ze bleven tegelijk staan, met de tenen aan de rand van het water. ijskoud water kabbelde over het strand.
`Nou en?' zei Gath. 'Als Twist zichzelf in een gespierde jonge piraat verandert en op zijn broer wil lijken, pleegt hij bedrog. Zijn vrienden zouden hem vermijden en in paniek op de vlucht slaan.'
`Vrienden?' schreeuwde Vork. `Ze slaan hem tegen de grond in de modder en spuwen op hem!'
Waarom kon hij het niet zien zoals Gath het zag? 'Maar toch is het zijn volk. Hij zou als een koning kunnen leven in het Impenrijk, maar dat is niet wat hij wil. Dit is zijn thuis. Dit is zijn leven. En hij is de skald van zijn broer.'
Wat betekent dat nou voor een tovenaar?'
Je hebt niet opgelet,' zei Gath zelfingenomen.
`O, nee? Zie je dat stuk drijfhout daar? Wie er het eerst is.'
`Goed! Een, twee, drie, mi!'
Vork plonsde het ijskoude water in.
Gath draaide zich om en liep terug naar het paleis.
Op een gegeven moment tijdens dat eindeloze feest zat hij op het door de zon verwarmde gras buiten de zaal met Twist te praten.
`Skalds?' zei hij. 'Of vrouwen?'
`Of priesters.'
`Maar nooit krijgers, nooit zeelieden?' Gath tuurde aandachtig naar de glanzende harp van de minstreel. Hij had geen hoofdpijn en hij kon maar één ding tegelijk zien, wat betekende dat hij weer dronken was. Idioot! Het probleem was dat de zeelui zijn armen vasthielden als hij niet als een man wilde drinken, en die rommel door zijn keelgat goten. Of hem ondersteboven hielden en zijn hoofd in het vat stopten, wat nog erger was. 'Echte mannen zijn geen tovenaars?'
`Nooit. Of zelden. Misschien heb je gelijk als je zegt dat onze vader op die manier de zaak bedroog. Maar zeg het tegen niemand anders.'
`Is dat waarom het Protocol...' De gedachte verdween in de nevel van bier. Twist grinnikte. Dat zegt de legende. Omdat de jotanaren nooit toverkracht zouden gebruiken in een gevecht, besloot Emijn dat niemand anders die tegen hen mocht gebruiken, en de wachter van het noorden werd aangesteld om hen ertegen te verdedigen.'
Gath knikte. De wereld draaide en schommelde, en hij was misselijk. `Maar hier in Nordland — wie kon zeggen wie een bedrieger was?'
`En geen vrijheer vertrouwt ooit een andere.'
Dus blijven de skalds thuis en beschermen de dorpen tegen toverkracht?' `Zuiver bij wijze van verdediging,' gaf Twist toe, die zich over iets leek te amuseren.
Gath ging op zijn rug liggen en sloot zijn ogen. 'Wie weet dit nog meer?' mompelde hij.
`De vrijheren en de skalds. Verder niemand. Zelfs de magister van het noorden tegenwoordig niet, denk ik.'
`En je broer kreeg de woorden voor je door vrijheer Thermond te verdedigen?'
`Dat was de prijs. Ik was dertien. Ik was stervende — hoe langer ik werd, hoe krommer mijn rug werd. Ik werd gered door toverkracht.'
Zonder dat hij enig bewijs ervoor had, was Gath te weten gekomen dat dit menselijke wrak de raadsman was van zijn broer, het brein van de familie. Drakkor was slechts de spierkracht.
`Ga je naar Nintor, Twist?'
`Natuurlijk. Elk jaar komen de vrijheren bijeen op het toernooi in Nintor. De gevechten worden gehouden op het Plein van de Raven. Maar er wordt altijd nog een ander toernooi gehouden, een geheim toernooi.'
`De skalds?'
`De tovenaars. Ze gaan om eerlijk spel te zien. Zij houden ook een toernooi, een eigen toernooi, op de Meent.'
`Ik moet erheen.'
`Het is te gevaarlijk voor je.'
`Neuk je harp,' mompelde Gath slaperig, en hoorde een zacht gegrinnik. `Ik kom toch.'
Er kwam een andere gedachte bij hem op, iets wat hij moest vertellen... O, ja. 'Wordt dit een oorlogstoernooi?'
`De imperator heeft zijn legioenen teruggetrokken uit Guwush.' `De valse imperator.' Gath geeuwde. 'Het is natuurlijk een valstrik.'
`Misschien. Maar niemand weet het van de valse imperator of usurpator. Alleen de tovenaars weten dat het Convenant de vier wachters heeft afgezet.' `Weet Drakkor het?'
`Ik heb het hem verteld. Ongetwijfeld weten de meeste andere vrijheren het ook. Maar hun volgelingen niet. Wie zal na drieduizend jaar geloven dat het Protocol niet langer geldig is? Drakkor heeft nu al twee toernooien lang oorlog gepredikt. Hoe kan hij nu stoppen, nu de imperator zo kwetsbaar is? Je kunt niet argumenteren met een hongerige beer!'
Gath zuchtte en de wind zuchtte door het gras. 'Het is een valstrik!' `Misschien. Maar wat voor valstrik? Heb je dat al uitgedacht, kleine atheling?'
Ja.'
`Vertel op.'
`Ik zal het op het geheime toernooi vertellen,' zei Gath slaperig. Stilte.

4

Het Vikingschip kwam niet langer. Het paleis was bijna verlaten. Op het strand maakte de bemanning van de Bloedgolf het schip gereed voor vertrek. De dorpelingen waren teruggekeerd naar hun vrouwen en hun werk. Gath raakte bijna in paniek. Ze zouden hem achterlaten! Twist vermeed hem blijkbaar, en wie kon ooit een tovenaar te pakken krijgen die niet gevonden wenste te worden... Drakkor was onbereikbaar voor een gewone waterdrager. Somber dwaalde hij door het dorp en het paleis. Nu en dan kreeg een groep zeelui hem te pakken en goot hem weer vol met dat walgelijke bier, of vochten met hem. Hij was misselijk van de dronkenschap en de dwaasheid en de kinderachtige spelletjes. Er was een oorlog aan de gang, en hij werd buitengesloten.
Toen zag hij Twist met ongewone haast langs het paleis lopen. Zonder op gevaar te letten volgde Gath hem naar de privé-vertrekken, donker en geheimzinnig, en verboden terrein. Hij haalde Twist in op het moment dat hij door een deur naar binnen ging.
`De Ravenfest is om de landtong heen gevaren en vrijheer Kragthong is aan boord!' riep de skald.
Het was donker en benauwd in het kleine vertrek. Het was groter dan Twists hut, maar sober en eenvoudig, zoals het de slaapkamer van een Jotunn betaamde. Het bed was van gewone planken gemaakt en bedekt met een versleten bontplaid. Daarop lag Drakkor, ongeschoren en bleek na dagen van onafgebroken feesten. Het blauw van zijn ogen was omcirkeld met rood. Waarschijnlijk had hij geslapen. In een snelle reactie gooide hij de deken van geitewol over de vrouw naast hem en knipperde vermoeid naar zijn broer. 'Ik zal er zijn.'
Twist draaide zich om en ontdekte Gath.
Gath merkte wel dat dit niet het meest geschikte moment was om over zaken te praten. Het meisje op het bed was nu onzichtbaar, maar ze was beslist niet Drakkors vrouw, die in de zaal was. Ze was ook een stuk jonger. `Vrijheer?' schreeuwde Gath.
Twist rolde met zijn ogen en deed een stap opzij.
De blik die hij kreeg deed Gaths botten bijna smelten, maar hij hield stand.
Drakkor gromde. 'Wat bij al het Kwaad wil jij?'
`Ik wil met u mee naar Nintor.'
Dat is te gevaarlijk.' De vrijheer liet zich op zijn zij rollen en legde een dikke arm over het toegedekte meisje.
Twist trok dringend aan Gaths pols.
`Sinds wanneer trekt een Jotunn zich daar iets van aan?'
Drakkors arm verstrakte op de deken, maar hij draaide zich niet om naar zijn bezoekers. 'Jotunn? Ga weg, halfmens!'
Als hij nuchter was, zou hij dit niet durven, dacht Gath. Het zweet droop langs zijn lichaam. 'Meneer, ik heb een boodschap van de magister van het noorden — en van mijn vader de vrijheerverdelger.'
De spieren in Dakkors rug spanden zich als kabels. 'Broer... Verander hem in iets afzichtelijks!'
`Moet ik het soms aan vrijheer Kragthong vragen?' riep Gath schril. `Ga weg!' bulderde Drakkor. De deken ging nerveus op en neer.
De hand klemde zich met bovenmenselijke kracht om Gaths arm en boorde zich in de spieren. Hij gilde van woede toen hij voelde dat hij werd weggesleept.
`Stop!' zei de vrijheer. Hij rolde op zijn rug en keek woedend naar Gath. `We nemen geen passagiers mee naar Nintor. Wil je roeien?'
Ze hadden nog maar vier dagen tot het toernooi begon. Als de wind niet gunstig was, betekende dat drie dagen hard roeien. God van de Verschrikkingen! Gath aarzelde, dacht aan zijn vader, en zei koppig: Ja, meneer! Ik zal een dubbele dienst roeien als het moet.'
Drakkor kreunde. 'Breng hem weg, skald. Ik zal hem later een opdoffer geven.'
De zaal was stampvol toen de bemanning van de Ravenfest binnenkwam. Gath zat op de grond te midden van het opeengepakte lagere volk. Naast hem zat Vork met zijn armen om zijn knieën geslagen en keek met opengesperde groene ogen toe.
De aanvoerder was een forse vrijheer van middelbare leeftijd, vol littekens. Een stap achter hem liep de passagier die hij had meegebracht uit Urgaxox, Vorks vader. In dit land van reuzen stak Kragthong niet meer boven alle anderen uit, maar er was geen buik in Gark die zich met de zijne kon meten. Zijn gezicht was ouder en afgetobder dan Gath zich herinnerde, maar zijn gevorkte zilveren baard stak arrogant naar voren.
Vork scheen steeds meer ineen te krimpen tot alleen zijn ogen nog als groene kiezels boven zijn knieën zichtbaar waren.
Rook kronkelde omhoog uit de vuren. De bezoekers paradeerden door de zaal. Ze bleven staan voor vrijheer Drakkor aan de hoge tafel. Hij was gladgeschoren en zijn ogen stonden helder, hij zag er jong en stralend uit, alsof er nooit gefeest was. Zelfs de wind leek stilletjes af te wachten.
Vrijheer Afgirk van Clarn somde zijn eerbetoon en dat van zijn voorouders op. 'Uw vijanden zijn de mijne,' besloot hij.
`Een veilige haven en een goede sport, broeder van Clarn! U bent welkom in dit paleis.' Drakkor goot honingwijn in een drinkhoorn en overhandigde die met een vrolijk gebaar. Hij vulde een andere voor hemzelf. De twee vrijheren ledigden ze tegelijk. Drakkor wenkte zijn gast te gaan zitten en nam zelf ook plaats. Hij negeerde de andere bezoeker.
Kragthong trok met beide handen aan zijn baard. Toen richtte hij zich op en bulderde met zijn harde, hese stem: 'Ik ben Kragthong, Nordlands ambassadeur in Dwanenland, en ik kom in vrede in dit paleis. Uw vijanden zijn de mijne, vrijheer.'
`Volgens de wet hebben alle ambassadeurs toegang.' Zonder op te kijken sneed Drakkor een stuk vlees af en gaf het aan Afgirk.
Kragthong keek om zich heen en sprak weer, luider dan ooit. 'Ik reis voor zaken naar Nintor, vrijheer.'
Nu keek Drakkor op. 'Wat voor zaken?'
`Met het oog op mijn voortschrijdende leeftijd heb ik besloten mijn functie als ambassadeur neer te leggen.'
De verzamelde Garkiërs mompelden opgewonden. Drakkor stond langzaam op. Zijn ogen fonkelden.
Kragthong liet zijn schouders zakken. 'En ook mijn vrijdom!'
De triomfantelijke uitdrukking op Drakkors jongensachtige gezicht leek de hele zaal te verlichten. 'Uw opvolger als vrijheer van Spithfrith?'
`Daar mijn oudste zoon de eer heeft afgewezen, ben ik geneigd uzelf, als bloedverwant, te benoemen.'
Wat er verder gezegd werd, ging in het rumoer verloren. Vork kreunde en kwam wankelend op zijn knieën overeind.
`Veel succes!' fluisterde Gath, blij dat hij niet in Vorks schoenen stond. Toen bedacht Gath dat hij maar al te graag die prijs zou betalen als hij met zijn vader kon worden herenigd.
Stralend vulde Drakkor een hoorn, gaf die aan de ambassadeur, en vulde er nog een. Hij scheen op het punt te staan een toost uit te brengen, en het opgewonden tumult bedaarde. Maar de bezoeker had de hoorn niet aan zijn lippen gezet.
`Ik geloof dat ik hier ergens een jongere zoon heb.'
Dat is niet onmogelijk.' Drakkor liet zijn blik door de zaal dwalen, zoekend naar dat rode haar.
Vork wankelde overeind en strompelde naar voren tot hij bij zijn vader was. Hij liet zijn hoofd hangen en wachtte. Kragthong nam hem van het hoofd tot de voeten op, zoekend naar letsel.
Toen wendde hij zich tot zijn gastheer. 'Een gunst, vrijheer?'
`Zeg het maar.'
`Ik wil voor een paar uur een zweep lenen.'
De omstanders bulderden van het lachen toen de twee vrijheren dronken.
Toen sprong Drakkor over de tafel en omhelsde zijn vroegere vijand. De Garkiërs sprongen overeind en hieven een oorverdovend gejuich aan. De toekomst van de wereld hing in de weegschaal, peinsde Gath, en deze bruten hadden alleen maar belangstelling voor de vraag wie over het middenstuk van een kaal klein eiland zou regeren.
Toen hij wilde opstaan, tikte iemand hem op de schouder. Hij keek om en zag de gebochelde gestalte van Twist die in een onbeholpen houding achter hem zat. Alle anderen stonden nu, zodat ze in een woud van benen zaten. `Er is een tovenaar onder de bemanning van de Ravenfest,' klonk het gefluister.
`Met een loyaliteitsbezwering?'
De skald knikte. Zijn mistig-grijze ogen fonkelden. 'Kom mee.' Hij accepteerde Gaths hulp bij het opstaan en leunde zwaar op zijn stok toen hij naar de deur strompelde. Soms bewoog hij zich sneller dan een kat, maar hij zou zichzelf verraden als hij kracht gebruikte in aanwezigheid van het Convenant.
In Dwanenland was Gath een reus geweest. In Nordland was hij een veelbelovende jongeling. Ongezien te midden van alle blonde hoofden, volgde hij Twist naar buiten. Hij had zich een beetje beledigd gevoeld dat Kragthong niet ook naar zijn gezondheid had geïnformeerd, en alleen naar die van Vork, maar misschien was dat maar beter onder de gegeven omstandigheden. Misschien was het een opzettelijke voorzorgsmaatregel, want de dikke man was heel wat sluwer dan hij deed voorkomen.
Twist liep haastig met zijn wild schommelende gang naar zijn huis en wenste kennelijk onderweg niet te praten. In de koele schemering van de hut liet hij zich hijgend op zijn stoel vallen. Gath nam vermoeid plaats op de kist. Gloeiendhete hamers beukten in zijn hoofd.
Je bent een roekeloze idioot met zelfmoordneigingen,' hijgde Twist. Dat is de Jotunn in me.'
`Mijn broer had gelijk — niemand neemt normaal gesproken passagiers mee naar het toernooi. Skalds, of priesters, maar geen jongens.'
`Is dat een wet?'
`Nee, maar je mag niet de aandacht trekken.'
`Ik kan roeien,' zei Gath grimmig. Drie dagen naar Nintor — het zou zijn dood zijn als de wind hen in de steek liet.
`Vul de ketel.' De askleurige ogen volgden Gath toen hij opstond om te gehoorzamen. 'Voor wat je vandaag hebt gedaan, kan hij je voor de rest van je leven verminken. Bid maar dat hij zijn riem gebruikt, en niet zijn vuisten. Als ik het hem zeg, zal hij je meenemen naar het toernooi. Hij zal je misschien zelfs de helft van je huid laten behouden. Maar ik moet een reden hebben. Wat heb jij voor nut, vertel me dat eens?'
Gath liet de ketel vallen en sloeg zijn handen om zijn hoofd. 'Hoe krachtiger een tovenaar is, hoe beter zijn bezweringen zijn, nietwaar?' zei hij hees.
Dat klopt.' De skald fronste achterdochtig zijn wenkbrauwen. `En het Convenant is enorm krachtig.'
`Ook dat is juist.'
`Veel krachtiger dan jij alleen, atheling Twist.' Gath keek vermoeid om zich heen. 'Maar je zegt dat zich een tovenaar-spion onder de bemanning van de Ravenfest bevindt. Hoe kun je die loyaliteitsbezwering zien?'
De ogen van de skald glinsterden. Hij hield sissend zijn adem in. 'Is het de bedoeling dat ik die zie?'
Gath voelde zich iets beter. `Misschien. Misschien zijn er lokvogels die zich voordoen als slaven. En echte slaven. Of anders is het Convenant sterk genoeg om je vanuit Hub gade te slaan en heeft het geen spionnen nodig. Voordat jij en je vrienden je geheime toernooi houden, reken je af met de lokvogels? Dan voel je je veilig?'
Twist bevingerde zijn tanden. 'Dat is niet eerlijk denken zoals een Jotunn doet!' zei hij kwaad. 'Dat is achterbaks!'
`Ik ben niet honderd procent een Jotunn. Je zei zelf dat ik veel over toverkracht weet. En ik ken de dwergen. Ze denken dat ze recht door zee zijn, maar ze zijn slinks — het eerste bod van een dwerg is nooit de definitieve prijs.'
Die opmerking maakte Twist bijna even misselijk als Gath zich voelde. `Het spijt me, atheling. Misschien kun je toch nuttig zijn. Maar ik wil weten wat je van plan bent. Ik wil weten wat de valstrik van de Almachtige is. En probeer me niet voor te liegen.'
Gath bukte zich om de ketel te pakken. Zijn brein leek te zwellen in zijn hoofd en hij richtte zich weer op. Als hij alles vertelde, lieten ze hem misschien toch achter. Maar dat deed er eigenlijk niet toe — zijn eigen gevoelens waren niet belangrijk. De snauwerige kleine tovenaar was verrassend gewetensvol, anders zou hij de gedachten uit zijn hoofd plukken. Het enige wat echt belangrijk was, was de oorlog van zijn vader.
`De valstrik is simpel. Zinixo heeft overal de legioenen teruggetrokken met het excuus dat hij tegen de kobolden moest vechten. Het zal niet bij Urgaxox blijven. Jotanaren, gnomen, djinns — iedereen zal aanvallen. Overal komt oorlog. Hij zal het Impenrijk laten bloeden en de wachters verwijten dat ze het niet hebben verhinderd — het gewone volk weet niet dat er geen wachters meer zijn. Je zei zelf dat alleen tovenaars weten wat er echt aan de hand is.'
`Ah! En dan?'
Dan komt hij naar voren als de Almachtige, verplettert de indringers en verklaart dat de wachters van hun taak zijn ontheven.'
Twist maakte een nijdig geluid. 'Natuurlijk! Als ik niet zo'n naïeve Jotunn was, zou ik dat ook hebben ingezien! Maar wat denk je dat je eraan kunt doen? Er is geen manier om op het toernooi te voorkomen dat ze een oorlog beginnen, atheling Gath! Geen enkele! Je had de vrijheren moeten horen die hierheen kwamen — ze spuwen nu al bloed. Het enige argument is nu nog wie de leider zal zijn.'
`De regels zijn veranderd, Twist. Het Protocol is afgelopen. Geen wachter uit het noorden beschermt de indringers nu. Misschien zullen ze in het begin winnen, maar dan zullen ze worden afgeslacht als de kobolden.' Twist stampte met zijn stok op de grond. 'Maar ik heb het je gezegd! Ze zullen niet naar je luisteren of je niet geloven. Als ze je wèl geloofden, zouden ze toch gaan. Ze ruiken bloed!'
Gath zag zijn overwinning en grijnsde verheugd. 'Ik verwacht ook niet dat ze zullen luisteren. Alleen het andere toernooi, het geheime toernooi. Vergeet de oude liederen, minstreel! Ze hebben je geest gevangen in oude tradities, en ongeacht wie er wint, die oude tradities zijn voorgoed voorbij! Hoeveel tovenaars komen daar?'
`Vijftig misschien.'
`Precies de bemanning van een Vikingschip.'
`Wat?' De nevelgrijze ogen sperden zich open. 'Maar wij blijven thuis en bewaken de dorpen! Altijd!'
`Niet langer! De regels zijn veranderd! Deze keer trekken de skalds ten strijde — en we moeten zorgen dat we ze daar krijgen voordat het hoofdleger arriveert!'
Twists mond viel open. Toen flapte hij eruit: Skalds? Priesters? Vrouwen?'
`Allemaal!' gilde Gath. 'Alle tovenaars in Nordland. In ieder geval zoveel als we maar bijeen kunnen krijgen. Het Convenant is de vijand, weet je wel? Wil je dat de jotanaren hetzelfde lot ondergaan als de kobolden? Je trekt ten strijde, zoonlief. Om mijn papa te helpen.'