Na een jaar was het heel wat mensen op de school duidelijk geworden dat Walter 'anders' was. Het hoofd riep Walter bij zich in haar kamer om te proberen vast te stellen hóé anders hij was.
Het hoofd begon het onderhoud met Walter te vragen wat voor dag het was. Walter wist het niet. Wat had Walter die middag gegeten? Walter wist het niet meer. Ze wees een plaatje van een koe aan. Wat was dat? Walter wist wat er op het plaatje stond; hij had al eerder koeien gezien, maar hij wist niet hoe ze heetten. Verlegen opperde hij 'boe'.
Dit vond het hoofd zeer bemoedigend, want dat was althans voor de helft het juiste antwoord. 'Boe, en wat nog Walter?' Ze wachtte. Walter zei niets. De vrouw wilde meer horen. Na een poosje bedacht hij zich wat hij nog meer kon zeggen. 'Boe, boe,' zei hij. Nu deed hij ten naaste bij het geluid van een koe na. 'Boe, boe, boe.'
'Ja, koetje boe, hè?'
Nu was Walter moe. Het nadoen van een koe had hem uitgeput. Hij keek naar het raam, naar de lucht daarbuiten en probeerde door te kijken hoe licht het was te schatten hoe lang het nog duurde voor zijn moeder hem kwam halen.
'Probeer je aandacht erbij te houden als ik met je praat, Walter.' Walter knipperde met zijn ogen en geeuwde, waarbij hij vergat zijn hand voor zijn mond te houden. 'Heb je slaap?' 'Slaap' behoorde niet tot de vijf woorden uit Walters woordenschat, maar hij had wel een idee wat het betekende en dus knikte hij, zonder zich om te draaien om het hoofd aan te kijken.
'Wat ik nu moet beslissen, Walter...' Het hoofd bedacht zich. 'Weet je wat "beslissen" betekent?' De wolken bewogen zich. Ze kwamen te zamen en dreven uiteen, ze vormden grote witte plekken op het blauw en splitsten zich in kleinere delen; soms was het wit heel dik en op elkaar gehoopt, en soms was het zo dun dat je het blauw er doorheen kon zien. Walter liet niet blijken dat hij het hoofd begrepen, of zelfs maar gehoord had.
'Wat men van mij wil weten, Walter, is het volgende.