Lazy Lex
Christophe Vekeman
Lazy Lex werd die dag wakker met een ronduit geweldig idee: voor een keertje zou hij nu eens niet nog uren in bed blijven liggen, maar meteen opstaan en zich aankleden. Hij wist zelf ook niet hoe hij daar nu juist bij kwam. Soms had een mens blijkbaar de gekste invallen.
Hij deed zijn ogen open, rolde zich op zijn buik, richtte zich vervolgens half op, drukte zijn ellebogen in het matras en stutte zijn kin met zijn vuisten, zodat hij in staat was door het raam te kijken boven het hoofdeinde van zijn bed. Het weer zag er vrij goed uit, in elk geval regende het niet. Misschien kon hij een wandeling maken. Tenslotte was het amper middag, en de dag was bijgevolg nog jong: wanneer hij nu opstond, dan had hij tijd te over om de stad eens in te gaan.
Lazy Lex ging weer op zijn rug liggen, en staarde naar het plafond. De donsdeken waaronder hij lag, scheen hem opeens ontzettend zwaar toe, terwijl hij tegelijkertijd constateerde dat hij zich ietwat slapjes voelde. Hij hoopte maar dat deze slapte geen voorteken was van de een of andere griep. Lazy Lex had een hekel aan ziek zijn. Doorgaans maakte ziekte immers dat hij zich gedwongen wist om naar buiten te gaan, was het niet naar de dokter, dan minstens toch naar de apotheek. Wat een gedoe was dat toch steeds! Anderzijds, nu hij toch al van plan was om vandaag een wandeling te maken, kwam zo’n griepje misschien wel van pas: dan zou hij tenminste een doel hebben om zijn schreden op te richten … Want wandelen, compleet zonder doel, louter om de tijd te verdrijven, was dat eigenlijk geen erg absurde, zelfs stompzinnige bezigheid? Inderdaad ja, besloot Lex – en zeker als je je niet al te lekker voelde …
Een halfuur verstreek geruisloos terwijl Lazy Lex trachtte te achterhalen hoe slecht hij er nu eigenlijk aan toe was. Was hij ziek genoeg om medicijnen nodig te hebben, of kon hij eigenlijk best zonder? Ten slotte hakte hij de knoop door. Hij had geen griep, nee, het was allemaal alleen maar inbeelding. Weliswaar verkeerde hij niet in de beste vorm, maar hij was hoe dan ook gezond, en niets stond hem dus in de weg om op te staan en naar buiten te gaan. ‘Hopsakee’, mompelde hij, terwijl hij roerloos bleef liggen. Waar kon hij immers heen? Niet naar de apotheek dus, dat had weinig zin. Maar waarheen dan wel?
Opnieuw een halfuur later lag Lazy Lex totaal in zak en as. Zo goed als de dag dan begonnen mocht zijn, van iets als een stijgende lijn was hoegenaamd geen enkele sprake, en zo geweldig als het idee dat hem bij het ontwaken toegewaaid was dan ook genoemd kon worden, het was duidelijk niet de opmaat geweest van een hele reeks goede ideeën. Hij had zelfs geen énkel idee meer, geen goed dus, maar ook geen slecht. Dat moest hem weer overkomen. Zouden andere mensen het bestaan ook zo vermoeiend vinden? Nee, die hadden wellicht niet de minste weet van de vermoeienissen van het leven. Die werkten en zwoegden er maar op los om toch maar zeker niet te hoeven voelen hoe ontzettend moe zij in feite wel degelijk waren. Allemaal zelfbedriegers, vond Lazy Lex. Maar goed, hij diende dus aan zichzelf te denken. Wat zou hij vandaag kunnen uitvoeren, nadat hij zo meteen zou zijn opgestaan?
Bijna een uur ging vruchteloos voorbij, en Lex lag nog altijd onder zijn deken. Er was een zekere wanhoop in hem, maar hij troostte zich met de gedachte dat als hij daarnet, vlak nadat hij ontwaakt was, blindelings aan zijn impuls om op te staan en doelloos te gaan wandelen gevolg had gegeven, hij ondertussen allang weer thuis zou zijn, en ook de uitputting nabij. Nu had hij tenminste nog energie, die hij aan een betere zaak zou kunnen besteden. Haast onmerkbaar schudde hij zijn hoofd op het kussen. Zo geweldig was dat idee bij nader inzien dus toch ook weer niet geweest …
Opeens echter zag hij in gedachten zichzelf dolenthousiast overeind veren en zijn gebalde vuisten triomfantelijk de hoogte in steken. Hij had het! Hij wist het! Hij had het gevonden! Van pure blijdschap kneep Lazy Lex zijn beide ogen stijf dicht en dacht: de eenvoudigste plannen zijn dikwijls de beste, dat zie je altijd weer. Hoe is het in feite mogelijk dat ik er niet eerder op ben gekomen? Ik moet gewoon nog eens een keertje bij mijn ouders op bezoek gaan! Gewoon eens binnenwippen, onaangekondigd en op goed geluk … Hoe lang is dat alweer geleden, en hoe blij zullen zij wel niet zijn mij eindelijk weer eens te zien! Dat moet ik doen, ja, dat zal ik doen! Rond de middag is het beste moment. Morgen rond de middag …
Een welhaast geniaal plan was dat, vond Lazy Lex tevreden. Maar dan moest hij wel zien, uiteraard, dat hij morgen op tijd opstond, en bovendien goed uitgeslapen was: zijn ouders zouden maar schrikken wanneer hij plotseling dodelijk vermoeid voor hun deur stond met donkere wallen onder zijn ogen … Daar moest hij zeker rekening mee houden. Lazy Lex glimlachte dromerig.
‘Vanavond vroeg naar bed’, dacht hij hardop.