17. Praag
door Miranda Rombouts
Het verre geknars van treinwielen doorbrak de stilte op het perron. Tussen twee koffers stond een jonge vrouw, ineengedoken. De kou vormde rode plekken op haar wangen. Af en toe keek ze ongeduldig om zich heen, angstig bijna. Langzaam kwam de binnenkomende trein tot stilstand, deuren gingen open en enkele haastige voeten lieten lichte afdrukken na in de dunne witte laag op de perrontegels. De vrouw tilde haar koffers op en stapte in.
Het was niet druk in de trein. De meeste mensen zaten natuurlijk al lekker warm thuis. Gelukkig maar, ze had geen behoefte aan praatjes of nieuwsgierige blikken. Ze zocht een plekje in het midden van de coupé. Niet te dicht bij de deuren, die iedere keer dat ze opengingen een hoop kou naar binnen zogen. Wat had ze het koud gekregen tijdens het wachten op het perron! Met moeite tilde zij de koffers in het bagagenet. Ze was even vergeten hoe zwaar de koffers waren.
Voor ze ging zitten, liet ze haar blik snel door de coupé gaan. Op een oudere heer na, was de coupé leeg. Hij keek even op van zijn krant en hun ogen ontmoeten elkaar een klein ogenblik. Snel wendde ze haar blik af en ging zitten.
Uit haar handtas pakte zij haar boek. Ze probeerde zich te concentreren, maar telkens dwaalden haar gedachten af. Wat had ze gedaan, hoe had ze zo dom kunnen zijn? Normaal was ze nooit zo impulsief. Integendeel, eerder besluiteloos. Altijd maar wikken en wegen. Gek werd ze soms van zichzelf. En nu? Wat was er in haar gevaren? Ze herkende zichzelf niet.
Het had zo’n goed idee geleken, een weekje Praag. Even ertussenuit. Even helemaal tot jezelf komen. Haar vriendinnen hadden het haar allemaal aangeraden en zelf vond ze dat ze ook wel een vakantie verdiend had. De laatste maanden waren ten slotte niet gemakkelijk geweest en op het werk liepen de dingen ook niet helemaal zoals ze gehoopt had. Ze liet veel te veel over zich heen lopen. Je zou denken dat ze nu wel oud en wijs genoeg was om voor zichzelf op te komen, duidelijk te zijn en ook eens nee te durven zeggen. Maar nee, hoor, altijd stak de onzekerheid en de verlegenheid weer de kop op.
En haar vriendinnen hadden gelijk gekregen, Praag was goed geweest voor haar. Ze had ervan genoten, al die prachtige gebouwen in de sneeuw. De vele wandelingen die ze gemaakt had, de dingen die ze gezien had, de Sint-Vituskathedraal, het Gouden Straatje, de Karelsbrug, de parken. Het leek wel een speciaal voor haar geschreven wintersprookje. Alleen de prins, dat was zoals gewoonlijk weer een ander verhaal…
Ze keek even snel naar haar koffers. Ja, hij was haar in het vliegtuig al opgevallen. Vooral die bruine krullen met daaronder prachtige blauwe ogen. Later bleek hij ook in hetzelfde hotel te logeren. Ze had hem bijna iedere ochtend in de ontbijtzaal gezien. Stiekem had ze hem bekeken, hij hield van een stevig ontbijt en dronk daar zwarte koffie bij. In haar hoofd hoorde ze Ellen al: “Nou, stap er op af! Wie weet is dit je prins op het witte paard!” Maar zoals gewoonlijk had ze dat niet gedurfd. Hij leek haar ook geeneens op te merken, dus ze zou zich waarschijnlijk volledig belachelijk gemaakt hebben. O, was ze maar meer zoals Ellen
Die had er ongetwijfeld een leuke date uitgesleept en wie weet nog wel meer…
O, ze was er al. Snel haalde ze haar koffers uit het bagagenet en liep naar de deur. Ook de oude heer stond op. Hij keek naar haar koffers en toen naar haar. “Zal ik u even helpen met die koffers?”, vroeg hij. “Nee, hoor, het gaat wel”, antwoordde ik snel. Terwijl hij wegliep, sleepte zij de koffers over het perron. De wieltjes maakten twee rijen sporen in de sneeuw.
Terwijl de taxi wegreed, stak zij de sleutel in het slot. Ze zette de koffers in de kamer, trok haar jas en schoenen uit en ging op de bank zitten, vanwaar ze naar de zwarte koffer keek.
Ja, en nu? Hoe had ze zo stom kunnen zijn, wie deed nu zoiets?
Het was eigenlijk gebeurd voor ze het wist. Ze had hem zo graag aan willen spreken, maar het niet gedurfd.
Eenmaal wachtend op haar bagage op het vliegveld, zag ze dat hij er nog niet stond. Ze had haar eigen koffer al, toen ze plotseling zijn koffer zag. En voor ze het wist stond ze met twee koffers op de trein te wachten, hopend dat de trein snel zou komen.
En nu zat ze hier naar zijn koffer te staren. Er hing een label aan met zijn adresgegevens. Nou, kom op! Wie A zegt, moet ook B zeggen. Dit was toch de opzet? Zij belt hem en hij haalt de koffer op bij haar thuis en wie weet…
Langzaam stond, ze op, pakte de telefoon en toetste met trillende vingers het nummer.
“Goedenavond, Luchthaven Schiphol. Met Maria van Houten. Wat kan ik voor u doen?”