13. P.

door Gea van Beuningen

 

Het verre geknars van treinwielen doorbrak de stilte op het perron. Tussen twee koffers stond een jonge vrouw, ineengedoken. De kou vormde rode plekken op haar wangen. Af en toe keek ze ongeduldig om zich heen, angstig bijna. Langzaam kwam de binnenkomende trein tot stilstand, deuren gingen open en enkele haastige voeten lieten lichte afdrukken na in de dunne witte laag op de perrontegels. De vrouw tilde haar koffers op en stapte in.

 

De coupé waarin ze naar een zitplaats zocht was slecht verlicht. Een muffe geur waarin zweet en vocht elkaar te lijf gingen omringde haar. Naast een nors kijkende man met een zware snor was een plaatsje vrij. Ze aarzelde kort. Het gezelschap trok haar niet aan, maar wat viel er te kiezen als het alternatief was dat ze de verdere reis zou moeten staan, met meer toevallige contacten dan haar lief was. Met een zucht tilde ze de oude, versleten koffer op en legde deze in het net boven het hoofd van de man die haar met zijn bijna zwarte ogen wantrouwend opnam. Ze knoopte haar jas los, maar deed ‘m niet uit. Met haar tweede koffer tegen haar borst aangeklemd, ging ze zitten, de donkere blik negerend. Alom klonken ingehouden hoestbuien en vastzittende rochels. De vrouw voelde in haar jaszak en vond het klein opgevouwen stuk papier dat ze zocht. Nadat witte wolken en een snerpende fluit het naderende vertrek aankondigden, keek ze nog een keer tussen haar wimpers door naar het vervagende naambord op het perron. Krasnyy Bor.

 

De man naast haar schoof wat onrustig heen en weer. Hij ademde wodka. De smerige randen onder zijn nagels waren de vrouw niet ontgaan. Ze boog haar hoofd, sloot haar ogen, haar kin rustend op het oude, met vet ingesmeerde bruine leer van haar koffer. In Sint-Petersburg zou ze overstappen op haar laatste Russische trein, met als eindbestemming Pogranichnoye. De overvolle coupé en de lichaamsgeur van de man naast haar maakte de vrouw misselijk. Ze voelde hoe haar late lunch een weg omhoog zocht en was bijna opgelucht toen de krampen in haar maag zich aandienden. Met een goed gemikte beweging spuugde ze fijngekauwde rode biet en onherkenbare grijze stukken smerigheid op het been naast haar. De man sprong met een schorre schreeuw van afschuw overeind, haar woorden toebijtend die ze weigerde in haar hoofd toe te laten. Omstanders negeerden het voorval, keken nadrukkelijk bij hen vandaan. In een maatschappij vol wantrouwen bemoeide men zich niet met elkaar. De lucht was verschrikkelijk, maar de man was al scheldend verdwenen en dat maakte de geur voor de jonge vrouw enigszins verdraagbaar.

 

In Sint-Petersburg aangekomen voelde ze in haar jaszak, tilde haar koffer uit het net en stapte uit. De drukte was allesoverheersend. Mensen renden alsof de wereld elk moment kon vergaan. Kruiers liepen passagiers van een net aangekomen trein bijna omver in hun pogingen hun dagomzet te verhogen. In een smerig raam ontmoetten haar ogen ineens haar spiegelbeeld. Ze schrok van de donkere wallen onder haar ogen, het onverzorgde, vette haar. Met een vastberaden beweging liep de vrouw in de richting van de ergste drukte. Ze vroeg iemand “Pogranichnoye” en zag een arm naar een gereedstaande trein wijzen. Nadat ze was ingestapt, werd de vrouw ineens overvallen door een gevoel van twijfel. Ze kon nog terug. Thuis werd ze nog niet gemist. Als ze met deze trein vertrok, was thuis voor haar een woord dat ze alleen uit haar verleden kende. Maar haar wachtte de toekomst. Met een verbeten blik in haar ogen tilde de vrouw haar koffers op en liep de vrijwel lege coupé door. Nog vier uur tot de vrijheid.

 

De trein reed de zwarte nacht in op het moment dat de vrouw haar strijd tegen de slaap verloor. Ze zag de voorbij glijdende kale akkers niet, de dunne rook die dansend uit een tegen het spoor aangebouwd bouwvallig huis de aanwezigheid van mensen verraadde. Toen de trein al gillend tot stilstand kwam, schoot ze overeind, direct alert. Haar ogen zochten vergeefs naar een plaatsaanduiding. De deuren openden zich traag en toonden een zelfs voor dit nachtelijke uur merkwaardig stil perron. Met in beide handen een koffer geklemd, stapte de vrouw het donker in. Daar haalde ze opgelucht adem. Op het vervallen stationsgebouw was met kleine letters ‘Pogranichnoye’ geschreven. Resoluut stapte de vrouw weg van de dampende trein, haar schouders opgetrokken, haar armen stijf langs haar lichaam. Pas nadat ze zeker een uur op een bevroren karrenspoor had gelopen, durfde ze even uit te rusten. Ze bekeek de tekening in haar jaszak en opende haar bruinleren koffer.

 

Gewikkeld in een oud katoenen hemd vond ze het boekje dat haar hier had gebracht. Nadat Vyborg in 1944 van Fins weer Russisch grondgebied was geworden en de laatste Finnen waren weggetrokken, had het partijbestuur haar vader een van de leegstaande huizen toegewezen. Katya haatte het weer te moeten verhuizen. Ze trok zich vaak terug op de zolder van het voor hen veel te grote huis, dat vooral bedoeld was om de status van haar vader in de partij te benadrukken. Ze haatte het huis, haar vader en vooral de partij. Op een dag had ze bij toeval achter in een kast die door de vorige bewoners was achtergelaten, een Fins boekje ontdekt. Na enige tijd had ze zich de eerste Finse woorden eigen gemaakt en na een paar maanden begreep ze genoeg van de taal van ‘hun vijand’ zoals haar vader haar steeds duidelijk maakte, om een korte brief te schrijven. Op goed geluk schreef ze de eigenaar van het boekje, wiens volledige naam op het titelblad stond, in de verwachting dat een brief met alleen naamsvermelding in Finland weinig kans maakte op een correcte bezorging. Haar verrassing was dan ook compleet toen ze enige weken later een brief terug kreeg. Katya was ervan overtuigd dat haar toekomst niet in Rusland lag. Bovendien wachtte een nieuwe verhuizing naar Krasnyy Bor. Een degradatie, volgens haar vader. De toekomst zag er allesbehalve rooskleurig uit. Na een periode van wederzijds aftastende correspondentie, waarbij elk woord werd gewogen, kreeg Katya een tekening toegestuurd. De letter ‘P’ was voor haar voldoende om de kleine grensplaats te herkennen en nadat ze die nacht de trein had verlaten, had ze direct het karrenspoor van haar tekening gezien dat zou moeten leiden naar haar vrijheid.

 

De jonge vrouw stopte het boekje terug in haar koffer en vervolgde haar weg, het donker zowel verwensend als verwelkomend.