HOOFDSTUK VIII


We vliegen naar het eind van de vakantie toe. Ik ben zo bruin, als een okkernoot, en ik heb twee weken bij opa Van Dil en twee weken bij opa Heultje gelogeerd. Ik heb in mezelf gegrinnikt, want paps en mams zeiden dat ik niet uit mocht als ik zou blijven zitten, en ze stempelden daarmee de logeerpartijen bij de beide opa's als niet 'uit'. O en het is best leuk geweest alleen hebben de beide opa's een kousendrama veroorzaakt. Dat kwam zo: de eerste dag de beste zei tante Suzanne: „Morgen ga jij met mij het dorp in om kousen te kopen." We zaten in de tuin, waar mams in de oertijd ook gezeten heeft. Ik hing lui in een stoel, met mijn prachtig bruinverbrande benen ver uitgestrekt. Ik vroeg, ofschoon ik het allang door had: „Voor wie? Voor u?" „Joop, wees alsjeblieft niet brutaal. Voor jou natuurlijk." „Voor mij? Maar ik draag nooit kousen. Alleen in de winter, bij vorst."

„Maar hier draag je wèl kousen. Ik heb er verleden jaar niets van gezegd, maar nu je zestien bent... Het is geen gezicht," besloot tante Suzanne. Tante Suzanne droeg een mouselientje, zwart met witte noppen, tot op haar tenen en met een boord. „Ik kan gewoonweg geen kousen dragen. Ze kriebelen mij. En ik ben altijd uit mijn humeur."

„Dan maar uit je humeur. We gaan morgenochtend samen naar het dorp."

Toen opa Van Dil, die af en toe naar de Bank gaat, thuiskwam, zag hij er zo moe uit, dat ik hem niet met mijn kousen wilde vervelen. Dus de volgende morgen, een dag om te stikken, togen tante Suzanne en ik naar het dorp. Alle mensen die haar tegenkwamen, groetten. Dat was natuurlijk van de linkerhand die niet weet wat de rechter doet. Tante Suzanne kocht vier paar bruine kousen, niet van de dunsten en 's middags had ik er een paar aan. „Ik kan ook twee paar over mekaar heen aantrekken. Dan komt het beter uit. Want ik blijf hier maar twee weken," ontdekte ik. „Je neemt ze mee."

„O nee, ik geef ze de werkster in uw kindertehuis cadeau." Mams zei vroeger altijd, dat tante Suzanne haar lippen samenkneep, als ze kwaad werd.

Nu ze ouder geworden is, heeft ze natuurlijk vrij weinig lip meer, maar wat ze heeft, verdween naar binnen. „Ik begrijp niet dat jouw moeder het goedkeurt, dat jij zo ongekleed bent," zei tante Suzanne fier.

„Maar het is toch heerlijk fris. Als u het maar eens probeerde. En er zou bij u niks van te zien zijn." „Ja, zwijg nu maar," zei tante Suzanne.

Wanneer ik over de hei dwaalde, of speelde met de kinderen in het kindertehuis, dan had ik de kousen als een kluwen in de zak van mijn jurk, maar verscheen ik dan weer voor tante Suzannes aanschijn, dan toonde ik twee wollen benen, 't Was wel geen wol, maar toch bijna. Maar toen opa Van Dil de laatste avond zei, dat het zo heerlijk was geweest, zo'n fris, jong meisje in hun stille ouderdom, toen had ik wel ik weet niet wat willen doen om hem en tante Suzanne te plezieren. Zo was mams vroeger ook. Maar de laatste dag, toen ik tante Suzannes kinderen trakteerde, schonk ik toch onderdehand de kousen weg. En met onbekommerde bloten benen reisde ik naar Noordwijk. En tante Suzanne zei bij het afscheid dat zij nu geen verantwoordelijkheid meer droeg. Voor mijn benen natuurlijk.

Opa Heultje kwam mij halen. Hij zei: „Lieve kind, je gaat hoe langer hoe meer op je moeder lijken." Dat was zalig om te horen. En de zeewind joeg heerlijk om mijn benen. Tot wij bij oma kwamen. Juffrouw Greet, een schattig oud dametje, is nog altijd bij haar. Ze is ook zo'n soort oma, maar dan een lieve. Want oma Ter Heul zei meteen: „Heb jij geen kousen aan? Heb je zó gereisd?"

Ik zei: „Ja oma. Maar wij dragen nooit kousen op school." „Het is hier geen school en ik wens dat je hier behoorlijk gekleed bent." Ik wou nog over kriebelen praten, maar je mag oma nooit opwinden en ik voelde mij een slachtoffer toen ze zei: „Jij gaat vanmiddag onmiddellijk kousen kopen. Foei, het is geen gezicht. Stel je voor, zo heeft Gabrielle nooit gelopen." „Ja, stel je voor, Mol met haar akelige witte benen," mopperde ik. „Wat zeg je?" vroeg oma. „Dat Mol zulke witte benen heeft." „Dat hoort ook zo," vond oma. „Nee, zij heeft in Noordwijk in al die jaren geen bruinheidscomplex opgedaan." Enfin, toen heb ik maar gezwegen en ben 's middags met opa Heultje naar Noordwijk gegaan en heb daar drie paar ragdunne kousen gekocht, waarin de eerste dag de beste al een lange ladder viel. Maar daarom heb ik me niet bekommerd en ben daar fier mee doorgelopen. Tot onverwacht Wim Boerree en Mol kwamen. Mol kirde: „Dag grootmama..." en oma werd meteen een andere oma. Wim had zijn arm zo lichtelijk om Mol heengestrengeld. Ik liep nog even om hen heen om dat te bewonderen. Toen viel ik ook neer op het terras en blikte uit over de zee. In de verte zag ik zonnebadende meisjes, alleen maar in badpak en ik smolt in mijn kousen.

„Is het hiér niet héérlijk, Billy?" vroeg Mol.

„Ja, heerlijk," bekende Wim. Nee, hij is niet een dichter, al speelt hij trompet.

Toen ontdekte Mol mijn benen. „Jóóóóp, heb jij kousen aan?" „Nee," zei ik. „ik heb mijn benen geschilderd." Wim hinnikte en Mol zei: „Flauw."

Opa Heultje was met een oude vriend gaan wandelen. Het is toch gek, dat ik altijd opstandiger ben, als hij er niet is.

„En je hebt al een ladder in je kousen," vinnigde Mol. Toen kwam gelukkig juffrouw Greet met 'drinks' zoals Mol het noemt en ik hoefde niets te zeggen. Maar Mol liet mij niet los. „Jij gaat naar de huishoudschool in september, hè Joop?" „Ja, ik begrijp gewoonweg niet hoe Joop" - dat was mams - „daartoe gekomen is," zei oma.

„Ik denk wel niet dat tante Joop veel keus heeft gehad." Dat was de kiese Mol.

„Maar ik vind een huishoudschoolopleiding heel aardig voor een meisje," ontdekte tante Greet. „Ja, als je er aanleg voor hebt," zei Mol. „Wie zegt dat ik er géén aanleg voor heb?" Toen lachte Mol. „Ja, zo zie je er nogal uit." Als Wim nu een kerel was geweest, zou hij natuurlijk vlotweg hebben ingegrepen. Maar nee, hij keek met zo'n verrukking naar Mol, alsof zij de schattigste vrouw van de wereld was. Ik wens niet veel, maar ik hoop dat zijn trompet een grote rol in hun leven spelen gaat. Een grote, dramatische rol.

„Ik begrijp niet dat je ouders je niet naar kostschool sturen." Dat was natuurlijk oma Ter Heul. En opeens werd ik zo wild, dat ik zei: „O, ik ga misschien helemaal niet naar de huishoudschool." „O nee, wat dan? Ga je je misschien al verloven?" Hierop spitste oma haar oren. Dat zag ik best. Ik zei gemeen: „Nee, daar ben ik nog rijkelijk jong voor. Hoewel ik al mijn kansen heb gehad!" Mol bloosde en Wim plaagde: „Ja, al die economen van jou, Joop!" „Juist," zei ik.

„Wat is dat?" wilde oma weten.

„Och, ik heb veel vrienden die economie studeren. Nietwaar, Wim?" Gewoon.

„Ik kan die tegenwoordige omgang tussen jongens en meisjes niet goedkeuren," zei oma hoog. „Dat was anders in mijn tijd."

Mol voelde dat ik haar op het tweede plan drong. Ze vlocht de vingers van Wim, wat erg naar moet zijn, dunkt me en vroeg:

„Waar ga je dan heen, als je niet naar de huishoudschool gaat?"

„Naar de balletschool," plofte ik er uit.

„Naar de wat?" Mol blikte mij ontzet aan.

„Naar de balletschool," zei ik nog eens, alleen was het niet meer met de vorige verve.

„Nu ja, dat is idioot," vond Mol streng.

„Zeg je balletschool?" wou oma Ter Heul weten, die soms plotseling doof kan zijn. „Ja, de balletschool," gilde ik fier. Toen lachte Mol. Treiterig. „Idioot gewoon. En waar heb je die beroemde balletschool?"

Ik noemde de naam van de stad, onder wier rook wij wonen. „O, bespottelijk," lachte Mol weer. „Vindt u het niet bespottelijk, grootmama?" „Natuurlijk. Dat zullen Leo en Joop nooit goedvinden." „En als je nu nog aanleg had... Heb je wel eens gedanst?" „Natuurlijk heb ik aanleg," zei ik onbescheiden. „Blijven jullie hier eten? Ja? Nu, dan zal ik na het eten voor jullie dansen. Hier op het terras. Als jij dan maar speelt." „Nee, dan zie ik het niet."

„Kan ik niet voor je spelen?" zei juffrouw Greet, de schat. „Natuurlijk wel. 't Is niet moeilijk. Een gewone Weense wals." „Nu, ik stel me veel voor van het kunstgenot. Jij ook, Billy?" „Ja," zei Billy. „Maar weet je, Joop heeft wel dansbenen." Toen stortte Mol zichtbaar in. Ze keek misprijzend naar Wim, maakte haar hand los, zei dat ze het zo warm had en dat ze nog helemaal nooit gezien had dat ik er dansbenen op nahield. „En toch is het zo," hield Wim vol. Ik snap nu waarom de heerlijke zomer met Car op een fiasco is uitgelopen. Toen vond oma het ineens te fris worden. Ze verdween met juffrouw Greet en ik rende meteen de privétrap af naar het strand. Het was nog om te stikken en ik had nog een heerlijk zonnebaderig uurtje voor we gingen eten. Al was het dan niet in badpak.

Aan tafel was Mol weer in haar hummetje. Wim had het echt weer goedgemaakt, dat kon ik zien.

„Weet u al, grootpapa, dat Joop naar de balletschool gaat?" „Wat is dat?" wilde opa weten.

„Och, het is nog helemaal niet zeker. Paps en mams weten er nog niks van. Maar ik zou het graag willen."

Opa Heultje zette zijn bril steviger op zijn neus, keek me hoofdschuddend aan en zei: „Och, dat gaat wel over. Je moeder wou vroeger aan het toneel." „Tante Joop? O, wat enig!" kirde Mol.

„Dat zijn gewoon kinderziektes," besloot opa Ter Heul. „Dat is niets om je druk over te maken."

„Maar ze zal straks voor ons dansen. We verheugen er ons al op, nietwaar, Billy?"

Ik zat er bij alsof het mij helemaal niet aanging. Ik at worteltjes, alsof ik niet de toekomstige prima-ballerina was. Oma merkte een beetje laat op: „Heeft Joop vroeger aan het toneel gewild? Dat herinner ik me helemaal niet."

„Ja," zei opa. „Ja. Toen was ze zestien of zeventien. Och, dat gaat wel voorbij."

„Ik heb nooit zulke bevliegingen gehad," zei Mol. „En mama ook niet, nietwaar grootpapa?"

Opa keek opeens, alsof het hem aangenamer was geweest als tante Julie en Mol wèl zulke aanleggen hadden gedemonstreerd. Toen werd ik opeens brutaal. „Toen jij zo oud was, verloofde jij je met een idiote Italiaanse graaf. Ik weet niet wat beter is." „Wij gaan straks nog even 'n strandwandeling maken, hè Joop?"

„Graag, opa. Maar ik ga eerst dansen."

„Er ligt nog een oud kleed in de garage. Dat leggen wij wel op het terras." Dat was juffrouw Greet.

„Hoe weet u dat ik op blote voeten dans?"

„Omdat ik aanneem, dat jij nog geen balletschoentjes hebt."

„O pientere schat," zei ik.

„Je zult zien dat er spinnen in dat kleed zitten," griezelde Mol. „Nu, dan noem ik deze dans de 'Spinnendans'. En een spin zegt mij niets."

„Ik vind jou een ontzettend flink meisje," zei Wim.

„Waarom nu weer?" wou Mol kribbig weten.

„Omdat ze niet bang is voor spinnen. Ik heb nog nooit een meisje gekend dat niet bang voor spinnen was."

„Ze laten mij siberisch," zei ik ijskoud. En Wim keek me met zo'n verrukking aan, dat ik meteen door had dat, wanneer ik het onderwerp 'spin' maar op hem had losgelaten in plaats van 'economie', hij voor mij tot alles in staat was geweest. Toen zei juffrouw Greet, haast bezwerend, dat er geen enkele spin in de garage was en dat het kleed geregeld werd geklopt. Maar ik onderschepte toch Wims dwalende blikken. Naar mij, bedoel ik. En ik voorzag al dat Mol natuurlijk alles in mijn dansen zou afkeuren, misschien wel honend zou lachen, wat mij natuurlijk wild van razernij zou maken, wanneer ik Wim niet op het rechte pad terug bracht. Daarom zei ik: „Mol is toch verreweg de aardigste van al die meisjes."

„Van welke meisjes?" vroeg Mol meteen.

„Van de meisjes op Wim zijn schoorsteenmantel," zei ik.

Wim hoestte. Hij zag rood tot achter zijn oorlel.

„Van de meisjes op Wim zijn schoorsteenmantel?" herhaalde Mol.

„Ja, vriendinnen van zijn broer. En verloofdes van zijn broer. En daar ben jij verreweg de aardigste van," loog ik onbekommerd.

„Jopie," zei opa Heultje vermanend.

„Maar het is zo."

„Toen ik op je kamer kwam, stond er geen enkel meisje op je schoorsteenmantel," zei Mol.

„Dat vond hij niet kies natuurlijk. En wat heb jij tenslotte met de meisjes van zijn broer te maken? Nee, zeg zelf." Ik keek de tafel rond, alsof ik aanmoediging verwachtte.

Opa legde zijn hand op mijn krullen. „Eet jij nu maar," zei hij. En oma keek door haar lorgnon eerst naar Wim, afkeurend, dan lang naar Mol, teder, dan koel naar mij alsof ik de spin was, waardoor alle drama's ontstaan waren.

„Maar waarom stond er dan geen enkel meisje op je schoorsteenmantel?" wilde Mol weten, die een zanik is. „Hij had ze natuurlijk in zijn portefeuille," hielp ik Wim. Maar die werd opeens een kerel. „Baby, luister nu eens..." - baby tegen Mol, die bijna dertig is. Ik proestte - „luister nu eens, baby. Denk jij, dat nog een van die kalverliefdes me heeft geïnteresseerd..." „Van je broer bedoel je natuurlijk. Kalverliefdes van je broer," hielp ik vlot.

„Niemand heeft me toch meer geïnteresseerd toen ik jou heb ontmoet." Wim werd hoe langer hoe bolliger en rooier, hoe meer zijn dichtader open sprong. Hoewel dichtader natuurlijk te veel is gezegd.

Toen vond oma het tijd om de zitting op te heffen en opa stelde eerst maar de strandwandeling voor. Dat was pienter van hem, want dat gaf Wim de tijd om de verzoening met Mol verder te vieren. Aan het strand zei ik tegen opa: „Ik weet wel dat ik later nooit zo idioot tegen een man ga doen." „Dat zei je moeder ook," zuchtte opa. „Nu, ze hééft het toch niet gedaan?"

„Nee, nee, dat is wel zo. Maar jij bent een klein mirakel. Precies je moeder." En opa zuchtte alweer. Ik stak mijn arm door de zijne, versprong om met hem in de pas te blijven en zei: „Dat moet u nu juist leuk vinden. Ik bedoel dat u me net mams vindt. Dat moet u jong houden."

„Nee, daarvoor word ik te oud," zei opa.

Dat roerde mij zo enorm, dat ik meteen voorstelde om maar niet te gaan dansen 's avonds. Maar: „Och, daarvoor ben ik nog niet te oud," glimlachte schattige opa Ter Heul. „En tenslotte wil ik ook wel eens zien of jij werkelijk aanleg hebt."

„Mams had geen aanleg, hè? Voor het toneel bedoel ik."

„Nee, niet voldoende. Ze heeft het zelf erkend."

„O, maar dan ben ik anders. Al zegt iedereen, Mol en Wim en ja, ook u, dat ik geen aanleg heb, en ik voel van wèl, dan interesseert het me niets."

„Ja, jij bent toch anders dan je moeder," ontdekte opa. „Brutaler?"

„Och brutaal... nee, dat misschien niet. Maar je moeder was toch inschikkelijker. Die nam aan wat oudere mensen, die het beter konden weten, tegen haar zeiden."

„Maar u hebt toch nooit gedanst? Hoe kunt u dan weten, wat er in me..." - ik moest even nadenken voor ik het goede woord vond - „wat er in me woelt?"

Doch dit woelen vermoeide opa. Dat merkte ik direct. Hij zei: „Nu, we zullen zien vanavond. De grote fout bij jou is geweest dat je vader je te veel heeft verwend."

„Maar u heeft mams ook verwend. Ze heeft toch altijd zo schattig over de Piepert geschreven?"

„Nee, ik heb haar niet verwend. Ik ben altijd streng, maar rechtvaardig tegen haar geweest. En daardoor heeft ze flink aangepakt op school."

„Nou, ook niet direct," ontkende ik. „Als juffrouw Weyers er niet was geweest... En toen modderde ze eerst toch ook nog. Dat staat allemaal in de h.b.s.-tijd." Ik legde mijn hand in opa's oude hand. Het was toch oer-genoeglijk om met opa over mams en mijzelf te spreken.

„Ja, in het begin... ja, in het begin wel." Opa moest zich even bezinnen. „Maar wat heeft ze later hard gewerkt. Nee, jij hebt me zeer teleurgesteld, joop, om voor de tweede keer in de derde klas te blijven zitten."

Ik drukte opa's hand innig. „Dat kan ik me voorstellen, opa. Maar ik heb nu een keer niet zoveel hersens als mams."

„Dat is natuurlijk nonsens. Je hebt geen interesse gehad. En je vader en moeder hebben je te veel vrijgelaten."

Dit nam ik grif aan. „Ja opa," zei ik tam.

„Maar weet je wat ik niet begrijp? Ze hebben toch je rapporten gezien, ze hebben toch heel goed kunnen zien hoe slecht die waren?"

„Ja, maar paps die heeft het veel te druk... Die zei bij elk rapport: 'Beter werken, Jopie'. Ik geloof dat het paps niet zoveel kon schelen. En mams liet weer nieuwe leraren aanrukken... En ik kreeg er meer dan genoeg van," besloot ik fier.

„Ja, dat zou in mijn tijd niet mogelijk geweest zijn, dat jij er meer dan genoeg van kreeg." Toch streelde opa even mijn hand, om zeker die felle woorden milder te maken. ,Alleen ga je nu niet versnipperen. Ik bedoel naast een huishoudschool een balletschool. Dat is toch nonsens."

„Nee, maar het wordt er ook niet naast. Ik wil het allerliefste alleen maar op de balletschool. En dan hoef ik ook nooit te trouwen."

Nu lachte opa. „Daar zul je ongetwijfeld je ouders plezier mee doen. Wat hebben ze van je plannen gezegd?" „O, ze weten het nog niet. Ik heb er niet over durven praten. Ik durf niet zo maar fier met paps en mams te praten, zoals met u." Weer drukte opa Heultje mijn hand. „Al bent u er dan nog zo erg op tegen."

„Nu ja, ik beschouw het als een kinderziekte," besloot opa. „Dat heb ik straks nog gezegd."

„En ik zou er helemaal niet over hebben gepraat, wanneer Mol niet zo minderwaardig over die huishoudschool had gegrinnikt. En nu hoop ik maar dat u straks wèg zult zijn van mijn dansen. En dat u het zonde zult vinden dat zo'n ster op de huishoudschool komt."

Maar opa Heultje zei: „Ik vind een huishoudschool een degelijke, meisjesachtige opleiding."

Ik keek naar de zon, die bloedrood in zee zonk. Ik keek naar een hond die uit zee een stok met overdreven gebaren terugbracht naar zijn baas, die op het strand stond in plusfours. Ik zei: „O, dat ben ik met u eens. Het is heel degelijk en meisjesachtig. Alleen zou u er mij geschikt voor vinden?"

Opa keek mij aan. Kritisch. Hij keek naar mijn benen plus de kousen met de ladder, die hij niet zag. Hij zei: „Natuurlijk is ieder meisje daar geschikt voor."

„En Mol dan? Zou u er Mol geschikt voor hebben gevonden?" „Waarom niet?" vroeg opa Heultje.

Daarop gaf ik maar niet eens antwoord. Stel je voor, Mol op een huishoudschool. Toch immers te krankzinnig? Opa Heultje liep te peinzen. Opeens zei hij: „Je moeder is nooit oppervlakkig geweest."

„O - en ik soms wel?"

„Je bent lief. Lief en vrolijk. Maar de ernst van het leven..." „Ik ben pas zestien," weersprak ik. „En ik zal gauw de ernst van het leven leren kennen als ik... als ik met paps en mams over de balletschool ga praten."

„Och, je vader heeft je te veel verwend." Dat was opa's eindconclusie. Ik zuchtte er van.

Toen we terug kwamen, vonden we oma in de kamer met de terrasdeuren open en met een onbeperkt gezicht op het spinnekleed dat over het terras was gespreid. Juffrouw Greet zat naast haar en Wim en Mol zaten samen in anderhalve stoel. Die leken gelukkig verzoend.

„Ik ga ook maar binnen zitten," vond opa.

„En ik trek gauw even een lichte jurk aan," beloofde ik. „Ik ben zo terug. Zoekt u dan een Weense wals uit, juffrouw Greet?" Boven op mijn kamer hulde ik me in een witte jurk, die wijd om me heen sprong. De kousen met de ladder lagen achteloos in een hoek. Nu had Renée het vorig jaar, toen zij op de balletschool was, een Weense wals ingestudeerd. En op haar kamer had ik met haar meegehuppeld. Maar nu, onder Mols alziend oog mijn gaven te demonstreren leek mij toch feitelijk brutaal. Ik moest op de inspiratie hopen, waarzonder geen enkele kunstenaar kan bestaan. Timide liep ik naar beneden, waar Mol uit een omarming van Wim zei: „Wat een bééldige jurk, Joop." Het was mijn beste, dus zei ik: „Ja." „Is de Donauwellen goed?" vroeg juffrouw Greet. „Ja, best. En speelt u het een paar keer? Als ik zo naar beneden plof, dan is het uit. Natuurlijk zei Mol - en zij grijnsde -: „O, Biliy, ik stel me er zóveel van voor... Stel je voor: naar beneden ploffen!"

Maar Billy zei: „Je kunt van haar nog geen Anna Pavlona verwachten." Dat was alweer een goeie beurt en Mol zei: „Ja, stel je voor!"

De maan stond een beetje wazig boven de zee. Een lichte bries woei mijn krullen omhoog. Ik wachtte tot juffrouw Greet begon te spelen. Toen strekte ik mijn armen omhoog, klom op mijn tenen en... de inspiratie kwam. Ik deed figuren die ik niét wist dat ze bestonden. Die ik nooit met Renée had gerepeteerd. Ik zag geen tapijt met of zonder spinnen, ik zag geen Wim, ik zag geen Mol, er was alleen een Weense wals, er was een balzaal en er was een meisje dat danste. Dat meisje was ik. Toen ik eindelijk was neergezegen, terwijl mijn krullen over mijn gezicht vielen, terwijl ik mijn hoofd in mijn armen verborg, klonk er een krachtig applaus. Ik spiedde even opzij. Dat applaus was van Wim. Toen sprong ik op, dat applaus had mij moed gegeven. „Heel aardig," zei oma. „Aardig," zei opa. „Zo jammer dat ik het niet heb gezien," zei juffrouw Greet. „Wel aardig," zei Mol. „Ik vond het reusachtig," zei Wim. „Ik wist niet dat Joop dat in zich had. Kind, jij kunt zo naar Ballet Jooss."

„Bespottelijk," zei Mol direct. „Belachelijk om zulke dingen te zeggen tegen zo'n jong kind."

„Ik zou de jonge kinderen, die bij ballet Jooss dansen, niet de kost willen geven," zei ik, terwijl ik op de terrasbalustrade klom. Ik had Wim kunnen zóénen. Er zat toch iets in hem, gezien de trompet. „Maar die hebben toch aanleg," zei Mol. „Je wilt toch zeker niet beweren dat Joop aanleg heeft, Billy?"

„Natuurlijk beweer ik dat. Ik vond het frappant!" Wim keek naar mij, alsof ik een vlinder was, die uit een onooglijke cocon was gekropen. „Frappant," herhaalde hij nog eens. „Maar Billy, je maakt het hoofd van dat kind op hol," zei Mol en keek met afgrijzen naar mij.

En Wim, de moedige, zei: „Ik geloof niet, dat dat hoofdje van Joop zo gauw op hol slaat. En ik blijf er bij dat ik het reusachtig vond."

Ik zei: „Wim, ik vind je een schat. En als ik nog eens beroemd word, dan mag je mijn impressario zijn. Met of zonder trompet." „Aangenomen," zei Wim.

„Nu, ik vind jullie gewoon bespottelijk," zei Mol weer. Ze stond op. „Ik ga binnen zitten." Met misprijzen in haar hele houding liep ze het terras over. Maar Wim bleef zitten. Ik voorzag een denderend drama gewoonweg. Daarom zei ik zacht: „Ga ook naar binnen, Wim."

„Ja," zei hij. „Ja." Hij keek uit over de maanverlichte zee. Heel in de verte was een visserspink. Hij stond op, leunde nog even over de balustrade. „Je was werkelijk reusachtig, Joop." Ik voorzag een kiek van Mol, met het aandoenlijke opschrift: „Een herinnering aan een heerlijke zomer." Zoals Car geschreven had onder haar conterfeitsel. Als Wim daarnaar zou kijken, zou hij ook bepeinzen: „Dat was een meisje, waarmee ik verloofd geweest ben." En dat zou tante Julie mij nooit vergeven. Dus zei ik weer: „Ga nu naar binnen, Wim. Ik vind het reusachtig, dat jij het goed vond."

„Een beetje...," begon Wim.

Ik sprong naar beneden. „Kom, ga nu maar." En 's nachts in bed heb ik gedroomd van dansen, van bloemen, van succes... Toch eens nakijken in de h.b.s.-tijd of mams daarvan ook heeft gedroomd.

's Morgens aan het ontbijt kwam er een brief van Renée. En terwijl Mol en Wim al van een strandwandeling thuiskwamen, hand in hand, dus alweer verzoend, las ik Renées brief. Ze schreef:

„Lieve Joop. De kogel is door de kerk, ik ga me met Hans verloven. Zondag over een week hebben wij de receptie. Dan ben je weer thuis, dus dan kan jij getuige zijn van mijn geluk. Dit is niet spottend bedoeld, want ik ben razend gelukkig. Nu ik weet dat Hans de man voor mij is, is er zo'n grote rust over mij gekomen. Alleen Kik... ik vind het zo zielig voor Kik. Je moet hem heus een beetje troosten, zoals jij eens hebt beloofd. Hoewel, wij hebben hem gisteravond gezien met dat meisje Bosma, dat ook op de huishoudschool is. Loukie heet ze, nietwaar? Ze hadden geroeid en Kik liep wel heel voorzichtig naast haar, maar je kunt toch niet weten. Ik heb net weer een Korte Golf teruggekregen, met de bemerking: „Niet geschikt voor ons blad." Dat laat me nu ook onverschillig met Hans naast mij. Hij zendt jou zijn groeten, omdat hij vindt dat hij aan jou zijn geluk te danken heeft. Je moet je geweldig trots vinden, omdat jij zo maar geluk om je heen verspreidt. Nog een nieuwtje is, dat ik ook naar jouw huishoudschool ga. Daar staat moeder op. Maar ik doe de tweejarige cursus in één jaar, dus we zullen niet samen lieven en lijden. Met veel liefs, ook van Hans, je Renée."

Ik keek op van de brief, die ik weer in het couvert schoof. „Nu, dat is de eerste," zei ik.

Ze keken me aan. Oma ontbijt op haar kamer, dus daar waren opa, juffrouw Greet, Mol, Wim en ik. „Wat is de eerste?" wou Mol natuurlijk weten. „Renée is de eerste. Die gaat zich zondag over een week verloven."

„Renée?" Mol keek alsof ze nog nooit van Renée had gehoord. „Is dat niet die vriendin van jou? Een snoezig meisje," wist Wim. „Ja. En ze verlooft zich met Hans van Tongeren." „Met jouw vriend?" Opeens proestte Wim. Nee, de zeelucht heeft op hem geen gunstige invloed. „Dat zul je wel naar vinden, Joop." „Helemaal niet. Ik krijg misschien iets anders om voor te leven," zei ik fier.

„O, je bedoelt de balletschool," zei Mol en haar ogen gingen alweer glimmen.

„Nee, ik bedoel de huishoudschool," zei ik. Waarmee ik alle verdere drama's in de kiem smoorde.