HOOFDSTUK 15

De keuring

In het nieuwe huis van Paul en Martha hebben de jongens van de Zwarte Hand een kamer ingericht om de vriendin voor Jozef te keuren. Er staat een lange tafel met vier stoelen aan de ene kant en eentje aan de andere kant. Erg luxe ziet het er niet uit natuurlijk, want in het huis zelf is nog geen meubel te bekennen. De tafel is zelfs geen tafel. Van een paar balken hebben ze schragen getimmerd en daaroverheen ligt een groot schot dat ze voor het gemak even van de werklieden hebben geleend.

Pietje, Engeltje, Sproet en Kees zitten op de vier oude stoelen. Voor hun neus ligt een leeg vel papier met een potlood ernaast. Maar op geen van de vellen is nog een woord geschreven.

Engeltje geeuwt luidruchtig en strekt zijn armen in de lucht. „Mwah! Hoelang wachten we nu al?"

„Drie minuten?" gokt Kees.

„Welnee, zeker vijf minuten," zegt Sproet.

„Ik ga wel even bij Klaas kijken," stelt Pietje voor. Hij staat op en loopt naar de voordeur.

Daar staat Jaap goed op te letten. Hij heeft met Klaas afgesproken dat die de straat in de gaten houdt en een seintje geeft als er een vrouw in zicht is.

Net als Pietje aan Jaap wil vragen waar alle vrouwen voor Jozef toch blijven, komt Klaas aan rennen. „Vrouw in aantocht."

Meteen draait Pietje zich om en gaat terug naar de ontvangstkamer, op de voet gevolgd door Jaap. „Er komt iemand aan!"

De keuringscommissie gaat rechtop achter de tafel zitten en kijkt verwachtingsvol naar de deur. Maar er verschijnt geen vrouw.

Klaas komt met een teleurgesteld gezicht binnen. „Ze is het huis voorbij gelopen."

„Jij ook altijd met je stomme krant," moppert Engeltje.

Pietje snapt er niets van. Op het strand zaten toch veel vrouwen de krant te lezen.

„Ze komen vast wel," probeert Sproet de moed erin te houden.

Jaap knikt. „Kom, Klaas, we gaan terug naar de voordeur."

„Hé, ik hoor wat!" Pietje komt overeind en loopt achter Jaap en Klaas naar de hal. Vanaf de hoge stoep kijkt hij uit over de straat en dan weet hij niet wat hij ziet. Van beide kanten komen nu groepjes vrouwen aangemarcheerd.

De andere twee zien het ook.

„Man, het lijkt wel een leger in de aanval!" roept Jaap uit.

„Hou ze tegen," reageert Pietje, terwijl hij zich omdraait om de drie jongens in de kamer op de hoogte te brengen.

„Dat is lekker," moppert Klaas. „Wij met z'n tweeën tegen honderd vrouwen. Ze zijn trouwens wel oud."

Als Pietje het keuringslokaal heeft bereikt, hoort hij achter zich de eerste vrouwen binnenkomen. Jaap en Klaas sturen ze door naar een andere kamer, die als wachtruimte dienst doet. Langs de kanten hebben de jongens met oude planken en kisten banken gemaakt. Iedere vrouw krijgt een vel papier en een potlood om iets over zichzelf op te schrijven.

De jongens van de keuringscommissie nemen hun taak heel serieus. Een voor een roepen ze de kandidaten binnen. Ze lezen wat de vrouw op het papier heeft geschreven en stellen haar een heleboel vragen. Tijdens de gesprekken komen ze heel wat over de kandidaten te weten.

„Ik zing de hele dag toonladders," vertelt een vrouw en ze laat meteen horen wat ze kan.

Pietje houdt zijn handen voor zijn oren. „Daar houden wij... eh, daar houdt Jozef niet van." Hij zet een streep door de naam van de vrouw op zijn vel papier.

De volgende kandidaat heeft een mond vol scheefstaande tanden. „Hoe raar zijn de tanden van die vrijgezel eigenlijk?"

„Dat maakt voor u toch niet uit!" antwoordt Engeltje.

„Nou zeg, de brutaliteit!" Met driftige passen loopt de vrouw de kamer uit.

Vier potloden strepen weer een naam weg.

„Hoe lang duurde de tachtigjarige oorlog?" wil Pietje van een kandidate weten.

„Nou, hoe moet ik dat weten. Ik heb de lagere school niet afgemaakt."

„Doe eens een gok," probeert Sproet nog.

„Vijfjaar?"

„Da's fout." Ondertussen schrijft hij 'dom' op zijn papier.

„Vinden jullie mij erg dom?"

Pietje stoot Sproet aan voor die antwoord kan geven. „Helemaal niet, hoor. Tot ziens, mevrouw."

En zo worden alle kandidaten ondervraagd, maar geen een scoort een voldoende.

„Hoe zuinig bent u?" Aan de andere kant van de tafel zit een dikke vrouw die erg veel lijkt op de vrouw die de badhokjes op het strand bewaakt. Gelukkig herkent ze Pietje en Sproet met hun nette kleren aan niet.

„Ik ben zeer zuinig," antwoordt de dikke vrouw. „Als ik kauwgom op de grond geplakt zie, krab ik het er af en steek het in m'n mond."

„Da's niet zuinig, da's vies," fluistert Sproet in Pietjes oor.

De vrouw verstaat het gelukkig niet. Ze kan het ook niet verstaan, want ze praat zelf aan één stuk door. Er is geen speld tussen te krijgen. „Ik kan niet wassen, niet strijken, niet koken, ik kan niet naaien, niet breien, niet stoppen, ik kan helemaal niks, ik moet een huishoudster hebben. Ik maak geen bed op, ik dweil niet, ik schrob niet, ik zeem niet, ik lap niet, doe geen boodschappen..."

„Tjonge, wat hebben wij het dan getroffen met onze moeders," merkt Engeltje op.

De drie andere jongens knikken.

Pietje geeft de dikke vrouw nog een laatste kans. „Wat kan u eigenlijk wel, behalve op vieze kauwgom kauwen en kakelen?"

De wachtkamer wordt steeds leger. De leden van de bende van de Zwarte Hand zijn bekaf. Maar ze willen alle vrouwen keuren, dat is wel zo eerlijk.

Een oude vrouw met haar gezicht onder de make-up gaat op het stoeltje zitten en kijkt de commissieleden om de beurt diep in de ogen. „Hoe oud denken jullie dat ik ben?" wil ze dan weten.

„Honderd?" gokt Pietje.

„Gekke jongen, toch." De vrouw geeft Pietje een knipoog. „Ik ben vijfenzeventig. Maar zie ik er niet uit als zestig? Ik kom nog prima in aanmerking voor een jongeman van tweeënzestig."

„Tweeënzestig?" reageert Engeltje verbaasd.

„Jozef is zesentwintig," zegt Sproet tegen de vrouw.

Nu begint Pietje iets te dagen. Al die oudere vrouwen in de wachtkamer... Hij grijpt naar de advertentie en ontdekt de fout in de tekst. Er staat: leeftijd tweeënzestig jaar.

Pietje springt van zijn stoel en negeert de vragende blik van de oude vrouw. Hij stormt de kamer uit en de wachtruimte in, regelrecht op Klaas en Jaap af. „Stuur ze maar naar huis. Ze zijn allemaal te oud."

De paar vrouwen die nog zitten te wachten tot ze aan de beurt zijn, kijken elkaar verbaasd aan. Dan pakken ze hun jas en hun tas en verlaten het huis.

Pietje, Jaap en Klaas kijken hen na en gaan dan naar de kamer toe, waar de andere drie met chagrijnige gezichten zitten te wach-

De Zwarte Hand heeft het huis van Paul en Martha al verlaten als er toch nog een vrouw naar de deur loopt: tante Cato! Ze ziet er verhit uit, alsof ze net de halve stad heeft doorgelopen. Ze klopt met haar paraplu op de deur. Als er niet meteen een reactie volgt, voelt ze aan de deurknop en is verrast dat de deur niet op slot is.

Tante Cato kan haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. „Hallo! Ben ik te laat?" roept ze de hal in.

Geen reactie.

Dan stapt ze over de drempel. „Leuk optrekje," zegt ze binnensmonds en ze besluit dat ze net zo goed eens even kan rondkijken.

Een minuut of vijf later hoort ze een vreemd geluid bij de voordeur. Tante Cato verlaat de keuken om te zien wat er aan de hand

In de hal staat Jozef Geelman bij een vernield paneel. Met twee handen probeert hij een lat los te trekken, maar hij stopt er snel mee als hij het geratel van tikkende hakken hoort. Hij voelt zich betrapt, maar probeert dat te verbergen door naar het hoge plafond te staren. Ondertussen heeft hij wel de persoon herkend die op hem afkomt: Cato, de tante van zijn lieve Martha.

„Nee maar, Jozef!" roept tante hem toe als ze nog een paar meter bij Jozef vandaan is.

„Dag, Cato!" groet de jonge Geelman met schrille stem terug.

„Ik kom voor die advertentie. Weet jij waar..." „Welke advertentie?"

„Nou, die in Het Laatste Nieuws stond." Tante Cato haalt haar exemplaar van de krant uit haar tas en begint te lezen: „Man zoekt zuinige vrouw..."

„Welke man?" vraagt Jozef nieuwsgierig.

„De man van de honderd gedichten! Ben jij dat?"

„Van wie heb je dat gehoord?"

Tante Cato duwt krant onder Jozefs neus en wijst met een knokige vinger op de advertentie. Eromheen staat een rood hart getekend.

Jozef leest de tekst met stijgende verbazing. Dan zoekt hij snel de voorpagina op om te zien van welke datum de krant is. Hij wil hier het fijne van weten! In plaats van de datum valt zijn oog eerst op een zwarte handafdruk. „De Zwarte Hand?"

„De Zwarte Hand?" echoot tante. Dan trekt haar gezicht wit weg. „Maar de Zwarte Hand is de bende van... Pietje!"

„Klopt," klinkt opeens een bekende stem. Pietje staat in de deuropening en kijkt Jozef en tante Cato brutaal aan. „Sorry dat ik stoor, maar ik heb iets vergeten mee te nemen." Hij wil doorlopen naar de grote kamer, waar zijn vel papier met aantekeningen nog op de tafel ligt.

Jozef verspert hem de weg. Hij maait met zijn handen door de lucht.

Pietje probeert weg te duiken.

Jozef is echter door het dolle heen en geeft Pietje geen kans. Hij grijpt hem bij zijn schouders en sleurt hem vervolgens het huis uit.

Jozef sleept Pietje de hele weg achter zich aan naar de schoenmakerij van Bell.

Pietje protesteert luidkeels en probeert zich los te rukken alsof zijn leven ervan afhangt, maar Jozef laat zich niet verrassen.

Woest gooit hij de winkeldeur open. „Dit misbaksel heeft mij compleet voor gek gezet. Ik eis..." Dan kijkt Jozef om zich heen. Er is niemand in de winkel. „Hallo, is hier iemand?" schreeuwt hij.

Langzaam verschijnt Annie achter de toonbank vandaan. Ze heeft haar schort om en houdt de borstel waar ze de vloer mee aan het schrobben was in haar hand. Haar gezicht heeft een rode kleur van de inspanning. „Kalm aan, Jozef. Wat is er aan de hand?"

„Dit!" Jozef geeft de omcirkelde advertentie uit Het Laatste Nieuws aan Annie.

Annie laat haar ogen over de advertentie dwalen. „Maar dat is toch heel aardig van Pietje?" Nu kijkt ze Pietje aan. „Ik wist helemaal niet datje zo over Jozef dacht."

Pietje kan zich losmaken uit de greep van Jozef en doet snel een paar passen naar Annie toe. „Nou, om eerlijk te zijn, ik heb dat niet allemaal bedacht. Het was meester Ster. Die zei dat Jozef vast niet zo slecht is als hij eruit ziet."

Annie loopt glimlachend naar Jozef. Ze kijkt hem recht in zijn ogen. „Dat denk ik ook, Jozef."

Jozef glimlacht nerveus en frunnikt met zijn handen.

„En, Pietje? Heb je een geschikte kandidaat gevonden?" wil Annie weten.

Pietje schudt mistroostig zijn hoofd. „Nee, alles is mislukt. En dat alleen maar door een zetfout. We moeten opnieuw gaan zoeken."

„Soms," begint Annie zachtjes, „zoek je op de verkeerde plaats. Je zoekt en zoekt, terwijl het eigenlijk al die tijd vlak voor je neus staat. Zo, onder handbereik."

Annie staat inmiddels een halve meter bij Jozef vandaan. Hij weet niet hoe hij kijken moet. Maar als Jozef even een blik werpt op Annies lieve gezicht, strekt hij een hand naar haar hand uit.

Annie staat doodstil.

Jozefs hand komt dichter en dichter. Dan voelt hij iets en sluit zijn hand eromheen. En meteen laat hij het weer los. „Argh!"

Pietje zag meteen al dat de hand van Jozef naar de ruwe borstel toe ging, die Annie nog steeds in haar hand hield. Nu laat Annie de borstel los. Het kletterende geluid op de harde vloer mengt zich met het gelach van Annie. Maar ze blijft vlakbij Jozef staan.

Jozef pakt nu wel haar handen in de zijne en kijkt haar in de ogen. „Eh, Annie... Zou je een keer met me uit willen gaan?"

Annie knikt en Jozefs gezicht begint te stralen.

Pietje rolt met zijn ogen. „Dat is een stuk makkelijker dan een vrouwenkeuring. Ik heb er zelfs niets voor hoeven doen."