HOOFDSTUK 7

Verraad!

„Pietje, wil je me een plezier doen en je heel, heel netjes gedragen vandaag?" Martha houdt haar broertje aan zijn bovenarm vast en kijkt hem waarschuwend én hoopvol tegelijk aan.

Pietje en Martha staan samen met hun ouders en Paul in de hal voor de zaal waar het verlovingsfeest van Paul en Martha wordt gevierd. De eerste gasten komen binnen, en als iedereen komt die een uitnodiging heeft gehad, wordt het een enorme drukte.

„Dat beloof ik, Martha, deze dag wordt onvergetelijk," antwoordt Pietje met een stralend gezicht.

Natuurlijk zijn Jozef en zijn vader ook van de partij. Jozef wil niets missen van wat er met Martha gebeurt. Zodra Geelman de familie Bell begroet heeft, stormt hij meteen door naar de zaal. Voor de zekerheid loopt vader Bell achter hem aan.

Samen staan ze op de drempel van de zaal en zien meteen wat er aan de hand is: behalve de vrolijke feestversiering in de zaal, is er nog meer versierd: op de witte tafellakens, die over de lange tafels hangen, staan honderden zwarte handafdrukken.

„O, moet je nou toch eens kijken, Bell." Geelman slaat geschokt zijn handen voor zijn gezicht. „Die zoon van jou is zeker weer bezig geweest!"

Martha heeft de laatste opmerking van de drogist gehoord en komt snel naar de ingang van de zaal. Ze werpt een blik naarbin-nen en draait zich dan om naar de hal. „O Pietje, wat heb je nou gedaan!"

Pietje loopt vrolijk naar zijn zus. „Verrassing!"

Vader Bell begint keihard te lachen.

Op dat geluid komen Paul en Pietjes moeder ook naar de feestzaal toe lopen.

,,'t Is toch wel een reuzentype." De vader van Pietje krijgt tranen in zijn ogen van de pret.

Geelman staat afkeurend met zijn hoofd te schudden. „Man, het is toch om te huilen! Altijd overal stiekem binnensluipen en alles verstoren en vernielen. Ik ben blij dat mijn Jozef, mijn Jozef... Jozef, waar zitje nu weer?"

Speurend kijkt Geelman de hal rond en hij ziet nog net hoe Jozef de stelen van een prachtig boeket met rode rozen knakt. Zodra hij de stem van zijn vader hoort, kijkt hij schijnheilig op. „Wat is er, vader? Roep je mij?"

Geelman voelt zich voor schut staan. Misschien hebben anderen ook wel gezien wat Jozef heeft gedaan. En dan kan hij toch moeilijk de zoon van zijn buurman belachelijk maken? „Ja, ik roep je. Hier komen jij, we gaan een fijn plaatsje zoeken voor het feest."

Even later is de zaal helemaal vol. Niet alleen met deftige gasten van de school en van Pauls werk, maar ook met de vrienden van Pietje. Het was niet zo moeilijk voor hem geweest om te zorgen dat Martha de Bende van de Zwarte Hand ook zou uitnodigen.

Engeltje staat bij een grote tafel vol met allemaal lekkere hapjes en salades. Hij laat het zich goed smaken: zijn wangen staan bol van het heerlijke eten.

Pietje heeft het wel in de gaten, maar het kan hem niet schelen. Het is toch feest, denkt hij bij zichzelf, en bij een feest hoort lekker eten. Zelf staat hij met de andere bendeleden bij de ingang van de zaal. Zo kan hij precies zien wie er allemaal binnenkomen.

„O nee," roept hij, wanneer hij zijn tante Cato ziet aankomen.

Tante Cato is voor de gelegenheid behangen met juwelen. Ze staat bij de garderobe om haar mantel af te geven. Dan haalt ze nog even een parfumverstuiver uit haar handtas en knijpt die een keer of tien stevig in. Met haar lange neus snuift ze de geur op. Ook al staat ze nog een heel eind bij hem vandaan, toch meent Pietje die vieze zoete lucht al te ruiken.

Wanneer ze de verstuiver heeft weggeborgen loert tante om zich heen en zodra ze Pietje in de gaten krijgt, komt ze met grote stappen op hem af. „Ah, daar hebben we onze Pietje!"

„Ah, tante Cato!" Pietje weet wat er nu van hem verwacht wordt: tante Cato wil een kus van hem hebben, net als altijd. Pietje wappert flink met zijn handen om de parfumlucht te verdrijven. Tantes gezicht komt steeds dichterbij en Pietje knijpt snel zijn neus dicht. Ook knijpt hij zijn ogen stijf dicht en geeft tante snel een kus op haar wang.

Kees en Jaap, die er vlakbij staan, draaien hun hoofd af om niet enorm in de lach te schieten.

Tante Cato is nog niet tevreden. „Twee kussen, op elke wang één."

Pietje laat zijn blik door de hal dwalen, op zoek naar een ontsnappingsmogelijkheid. Hé, daar heb je het meisje van de veerboot met haar moeder! Die laatste staat vrolijk met Paul Velinga te praten. Hoe zouden die elkaar nu kennen?

„Zeg neefje, komt er nog wat van?" haalt tante Cato hem uit zijn gepeins. „Of zitje me nu weer bij de neus te nemen?"

Pietje kijkt zijn tante aan. „O nee, tante, ik zou niet durven!"

„Hm."

Snel geeft Pietje tante Cato haar tweede kus, waarna zij zonder hem nog een blik waardig te keuren de zaal in loopt. Zelf gaat hij op zoek naar het meisje van de pont. Ha, daar zijn ze, nog steeds bij Paul.

Kennelijk vindt het meisje weinig aan het gesprek, want ze staat verveeld om zich heen te kijken. Dan ziet ze Pietje en aan haar gezicht is te zien dat ze hem herkent.

Eigenlijk wil Pietje wel even naar haar toe lopen om haar nog eens te bedanken voor de warme sjaal, maar hij krijgt er de kans niet voor.

Engeltje komt op hem af lopen. „Zeg, hebben jullie de vrouw met die neus gezien?"

„Ziet ze eruit als een kerstboom en ruikt ze naar een parfumfa-briek?"

„Ja, precies. Ken je dat mens?"

„Nee." Meteen daarna loopt Pietje weg, in de richting van de zaal.

Sproet, Jaap en Kees volgen hem zonder iets te zeggen.

Engeltje is nog niet bijgekomen van zijn kennismaking met tante Cato. „Wat een gok!"

Pietje neemt de Bende van de Zwarte Hand op sleeptouw de zaal door. Aan de andere kant heeft hij de fotograaf gezien, die Martha en Paul hebben ingehuurd voor het feest. Zodra ze hem hebben bereikt, duwt Pietje Sproet naar voren. „Zeg meneer, wilt u van hem even een foto maken?"

„Waarom van mij?" vraagt Sproet verbaasd. „We kunnen toch wel met zijn vijven op de foto?"

„Ja, dat doen we daarna wel. Maar eerst moet jij op de foto. Bovendien kunnen we niet met z'n vijven, want Engeltje is weer naar de tafels met lekkers." Pietje kijkt Jaap en Kees aan. „Gaan jullie ook maar wat te bikken halen, wij komen zo wel."

De foto is snel gemaakt en dan verdwijnt ook Sproet naar de uitgestalde lekkernijen.

Pietje wacht nog even, hij loopt liever eerst door de zaal om te zien wie er allemaal precies zijn komen opdagen voor het feest. Hij wurmt zich langs allerlei mensen die hij niet kent, tot hij Paul ziet.

De baas van Het Laatste Nieuws staat met zijn rug naar Pietje toe en praat met iemand van de krant. Dat denkt Pietje tenminste, want hij is de man naast Paul weieens tegengekomen in het grote kantoor. Ja, nu weet hij het weer, het is een redacteur.

Wanneer Pietje dichtbij genoeg is, hoort hij de man aan Paul vragen: „Wat vindt Martha ervan datje naar Amerika gaat?"

Pietje blijft stokstijf staan. „Amerika?" mompelt hij onhoorbaar. Dan sluipt hij nog wat dichterbij, maar hij zorgt wel dat Paul en de redacteur hem niet kunnen zien.

Paul kijkt vluchtig om zich heen. „Ssst, niet zo hard. Niemand weet het nog. Ik heb het geheim gehouden. Ik wou haar verlovingsfeest niet verpesten."

„Maar het is ook jouw feestje," antwoordt de redacteur.

Paul knikt. „Ja, maar je weet hoe vrouwen zijn."

„Jammer dat jullie nog niet getrouwd zijn, dan had je haar mee kunnen nemen."

„Liever niet. Hoe sneller ik die klus klaar, hoe liever het me is. Maar dan moet ik wel mijn handen vrij hebben, als je begrijpt wat ik bedoel."

De redacteur kijkt Paul ernstig aan. „Ik begrijp het. Je zal dag en nacht moeten werken."

„Ikzal blij zijn..."

Meer kan Pietje niet verstaan, want tante Cato is bij hem komen staan.

„Pietje! Ik verkeer in hoge nood! Waar zijn de toiletten?"

Pietje kijkt schuin omhoog. „Ik zou zeggen: volg uw neus! De toiletten zijn boven."

De nood van tante Cato moet echt hoog zijn, want in plaats van een snerpende opmerking te maken, draait ze zich om een loopt gehaast naar de hal.

Pietje concentreert zich weer op het gesprek tussen Paul en de redacteur.

„...als ik terug kom."

De redacteur knikt begrijpend. „Dan houdt alles op. Wanneer vertrekje?"

„Over drie dagen."

Pietje kan het niet langer aanhoren. Dit is verraad! Paul, de verloofde van zijn zus, vertrekt over drie dagen zomaar naar Amerika. En alsof dat nog niet genoeg is, weet Paul niet eens zeker of hij nog wel terugkomt. In gedachten verzonken loopt Pietje weg.