De brief
Met zijn handen in zijn zakken loopt Pietje over straat. Hij is op weg naar school.
„Pietje!" Hijgend haalt Sproet zijn vriend in. „Heb je erg op je kop gehad?"
„Ze hebben me opgesloten in het kolenhok."
„En Martha?"
„Die niet."
Sproet geeft Pietje een duw met zijn schouder. „Nee, ik bedoel, hoe gaat 't met haar?"
„Niet zo best. Volgens m'n moeder heeft ze iets gebroken."
„D'r hart?"
„Nee, de verloving."
Pietje kijkt Sproet even aan. „Martha heeft de hele nacht gehuild," vertelt hij dan, „en Paul heeft de hele nacht lopen aanbellen of opbellen maar niemand wou opendoen of de telefoon opnemen want niemand wil die schoft spreken."
„Zo zie je maar, dat komt in de beste families voor."
„Wat?"
Sproet trekt een serieus gezicht. „Datje een schoft niet wil spreken. Net als bij mij thuis."
„Dat tussen jou en je vader is heel wat anders. Je vader heeft spijt."
„En Paul zeker niet!"
Pietje weet dat Sproet gelijk heeft. Paul moet natuurlijk wel spijt hebben van wat hij heeft gedaan.
Ze zijn vlak bij de school gekomen. Zodra Sproet de bel hoort, spurt hij naar de deur. Pietje loopt er peinzend achteraan.
Meester Ster loopt rustig met zijn handen achter zijn rug door de klas, terwijl de kinderen rekensommen maken in hun schrift. Als hij naast Pietjes bank staat, haalt de meester een exemplaar van Het Groot Dagblad uit zijn binnenzak en legt het voor Pietje neer. Op de voorpagina een foto van Pietje en het waterballet. Enorme waterschade door Pietje Bell staat erboven. In het onderschrift leest Pietje: Verlovingsfeest valt in water.
Pietje leest de rest de rest van de tekst en kijkt met een ruk op. „Ik zei toch al: U leest de verkeerde krant."
„Ik was erbij."
„Ik heb de kraan niet open laten staan."
Sproet schiet zijn vriend te hulp. ,,'t Is waar, meester. Hij heeft het niet gedaan."
Engeltje draait zich nu ook om in zijn bank. „O nee? Hij heeft het wel gedaan, echt wel."
„Ah, één van de mooie dingen van vriendschap," zegt meester Ster voordat de jongens met elkaar kunnen gaan bekvechten. „Elkaar door dik en dun steunen."
Engeltje snapt dat die opmerking voor hem is bedoeld en kijkt boos naar Pietje. Pietje kijkt boos terug.
„Maar het toeval wil," gaat de meester verder, „dat ik gezien heb, dat de kraan dicht was, toen jullie de badkamer verlieten." Dan gaat hij opeens veel zachter praten. „Heb je veel straf gehad?"
„O ja, meester, vreselijk," antwoordt Pietje meteen.
„Ik ga wel even met je vader praten."
Meester Ster kijkt de klas in en vervolgt met luide stem: „Jullie moeten maar zo denken, een feest zonder grappen is een saai feest." Terwijl hij het zegt legt hij een briefje op de krant voor Pietjes neus. Mijn veters overslaan staat erop geschreven.
Pietje kijkt meester Ster verrast aan en schiet dan in de lach.
Het is al donker wanneer Paul Velinga aankomt bij schoenmakerij Bell. De winkel is gesloten. Vertwijfeld blijft Paul met de grote envelop in zijn hand voor de deur staan.
Op dat moment gaat de deur van drogisterij Geelman open. Jozef stapt naar buiten en loopt direct op Paul af. „Dag, Paul," groet hij op een treiterend toontje. „Weinig succes bij de vrouwtjes, hè?"
Paul kijkt Jozef vernietigend aan, maar gaat op niet op de flauwe opmerking in. Hij heeft wel wat anders aan zijn hoofd.
„Ik hoor Martha elke nacht in haar bed huilen," gaat Jozef ongevraagd verder. „Dunne wandjes, hè. Ik slaap direct naast haar. En die positie geef ik niet graag op." Hij lacht om zijn eigen grapje. „Wanneer vertrekje nou naar Amerika?" wil Jozef dan weten.
Paul zucht. „Morgen. Morgen vertrekt de boot."
„En wanneer kom je weer terug?"
„Eerder dan jij denkt." Paul drukt nog eens stevig op de bel.
Jozef heeft goed in de gaten dat Paul nerveus is en hij grijpt deze kans met twee handen aan. „Wat ontzettend aardig van je dat je nog even afscheid komt nemen. Dat zal de familie wel erg waarderen." Vervolgens draait hij zich om en maakt aanstalten om de drogisterij weer binnen te stappen.
Paul is het getreiter spuugzat. Voordat Jozef binnen is, haalt hij hem in. Paul pakt hem bij zijn schouder en draait hem met veel meer kracht dan nodig is naar zich toe. „Nou moet jij even heel goed luisteren, Jozef. Ik ga naar Amerika, omdat het moet, ook al is het tegen mijn zin. Maar ik kom terug, en als ik terugkom, dan trouw ik met Martha. Als je dat maar weet."
Jozef kijkt angstig naar de vastberaden blik van Paul, maar herstelt zich door zijn schouder los te rukken. Snel schiet hij de drogisterij binnen.
Paul heeft geen idee wat hij nu moet doen. Hij loopt naar de schoenmakerij. „Nog één keer," mompelt hij en hij drukt op de bel. Zonder veel hoop blijft hij voor de deur staan, maar hij leeft op als hij gestommel hoort.
Er gaat een lichtje aan en achter in de winkel staat Pietje.
Paul steekt zijn hand op.
Pietje aarzelt, maar loopt dan toch naar voren, haalt de deur van het slot en doet hem open. „Je zal het met mij moeten doen. Niemand wil je spreken."
Paul kijkt Pietje aan met doffe ogen. „Dat had ik eigenlijk al begrepen..." Dan reikt hij Pietje de grote envelop aan. „Hier, de foto's van het feest en een brief voor Martha. Zeg haar maar dat ik haar niet meer lastig zal vallen. Morgen vertrek ik."
Pietje neemt de brief aan. „Nou, ajuus dan."
Paul loopt weg.
Pietje wil de deur alweer sluiten, als hij zich bedenkt. Hij opent de deur met een ruk en roept: „Ik snap niet dat jij m'n zus zo behandelt. Dat heeft ze helemaal niet verdiend."
Paul draait zich meteen om. „Pietje, ik hou van je zus. Laat dat duidelijk zijn."
„Waarom laatje haar dan alleen?"
„Geef haar nou maar die brief. Dan weet zij het tenminste." Paul draait zich weer om en loopt de straat uit.
Pietje kijkt hem na tot hij een hoek omslaat.
Die avond bekijkt Martha keer op keer de foto's van het feest. Ze staat er zo gelukkig op dat ze nauwelijks kan geloven dat het nog maar drie dagen geleden is.
De envelop met de brief ligt onaangeroerd op haar bureautje.
Het is al ver na middernacht wanneer ze zich niet meer kan bedwingen. Ze pakt de envelop, scheurt hem open en begint te lezen.
De volgende ochtend, na veel te weinig slaap, leest Martha de brief van Paul opnieuw. Ze staart uit het raam en denkt na.
Pietje kan zijn hoofd helemaal niet bij de les van meester Ster houden. Hij zit te draaien en kijkt telkens op de klok. Was het nou maar tijd, gaat het door hem heen.
Meester Ster kijkt af en toe in zijn richting. Ondertussen gaat hij door met zijn verhaal over de haven van Rotterdam. Hoeveel schepen er elk jaar komen en uit hoeveel verschillende landen. Aan het eind van zijn verhaal geeft hij de kinderen de opdracht om zelf iets over de haven op te schrijven. Dat is voor de Rotterdamse kinderen natuurlijk niet zo moeilijk! Bijna iedereen heeft wel een familielid dat in de haven werkt en daar sterke verhalen over vertelt. „Het moeten wel waargebeurde verhalen zijn, hoor!" waarschuwt de meester. „Wie onzin uit zijn duim zuigt, is nog niet jarig."
Terwijl iedereen begint te schrijven, staat meester Ster op en loopt naar de schoolbank van Pietje. „Je bent er vandaag met je hoofd niet bij, hè Pietje?"
„Nee meester," bekent Pietje met een diepe zucht. „Paul vertrekt vandaag naar Amerika. Mijn hoofd wil daar zijn om afscheid te nemen."
„Misschien moetje hoofd dat dan maar gaan doen."
„Echt waar?"
Meester Ster knikt. „Ga maar gauw."
Pietje springt opgelucht zijn bank uit en sprint naar de deur van de klas.
Even later rent Pietje tussen de mensen op de kade door die afscheid nemen van de hun familie en vrienden. Andere passagiers lopen de treeplank van het enorme schip al op. Gejaagd spiedt Pietje in het rond. Hij moet Paul vinden, voor het schip afmeert.
Ja, daar ziet hij hem!
Maar wat is dat? Er loopt iemand anders op Paul af. Pietje mindert vaart terwijl hij nog scherper probeert te kijken.
Maar dat is... Hoe kan dat nou?
Martha! Het is zijn eigen zus Martha die naar Paul toe loopt.
Nu heeft Paul het ook in de gaten. Er komt een brede lach op zijn gezicht. Hij laat zijn koffer op de steentjes van de kade vallen en spreidt zijn armen.
Martha laat zich in de armen van Paul sluiten en ze omhelzen elkaar alsof ze elkaar een eeuw niet hebben gezien.
Pietje staat inmiddels stil tussen de mensen op de kade, misschien maar dertig meter bij Martha en Paul vandaan.
Zijn zus en Paul Velinga staan nu druk met elkaar te praten. Hun armen bewegen net zo druk heen en weer.
Steeds meer passagiers gaan aan boord van het schip.
Zou Paul nu niet meegaan? vraagt Pietje zich af. Stilletjes hoopt hij het.
Maar dan ziet hij Paul naar de treeplank wijzen. Nog eenmaal omhelzen Paul en Martha elkaar, dan maakt Paul zich los en pakt zijn koffer van de grond.
Terwijl Paul naar het schip loopt, kijkt hij een paar keer om.
Martha staat hem met een hand voor haar mond na te kijken.
Zodra Paul verdwenen is in het enorme schip, komt Pietje weer in beweging. Hij loopt bij het schip vandaan de kade af, een glimlach op zijn gezicht.