11

Het is net of Paco wacht tot hij wakker wordt uit een verschrikkelijke nachtmerrie. De eerste uren is alles langs hem heen gegaan. Hij weet dat hij met zijn moeder naar huis is gegaan, maar hij herinnert zich niet hoe ze zijn gereden. Het enige wat hij zich nog herinnert is de vraag die zijn moeder hem onderweg stelde. Hij weet zeker dat ze er niks mee bedoelde. Ze vroeg alleen maar waarom hij niet zelf het ziekenhuis had gebeld.

'Ik had mijn mobiel niet bij me,' zei Paco. Zijn moeder zei niks en reed gewoon door. Ze wist niet van de ruzie. Dat hij geen zin had gehad om zijn mobiel te halen. Maar hij wist het wel. Zou zijn vader nog geleefd hebben als hij zijn mobiel bij zich had gehad? Niet aan denken, zei hij tegen zichzelf. Hier mag je nooit meer aan denken. Hij kijkt naar zijn moeder die het eten klaarmaakt, alsof er niks is gebeurd. Ineens kan hij het niet meer aanzien. 'Hoe kun je nou koken,' schreeuwt hij. 'Papa is dood!' Het lijkt alsof zijn woorden zijn moeder niet bereiken. Ze knikt alleen maar. Dat komt door de medicijnen, maar dat weet Paco niet. Hij is flauwgevallen. Daardoor heeft hij de aanval van zijn moeder niet meegemaakt. Ze was totaal overstuur en toen heeft de dokter haar iets kalmerends gegeven. 'Daar wordt u rustiger van,' zei hij. En dat klopt. Paco's moeder is rustig, erg rustig. Daardoor voelt Paco zich juist zo alleen. Hij loopt naar zijn kamer en kijkt rond. Het is net of het zijn kamer niet meer is. Alles is anders. Het vertrouwde gevoel van vroeger is helemaal weg. Hij weet met zichzelf geen raad. Wanhopig slaat hij met zijn hoofd tegen de muur. Wat is er allemaal met zijn vader gebeurd? Waarom is hij eigenlijk niet bij hen? Paco herinnert zich vaag het gesprek tussen zijn moeder en dokter Buis.

'Dus u wilt uw man niet thuis hebben?'

'Nee,' antwoordde zijn moeder. 'Daar kan ik niet tegen.' Paco beseft nu pas wat dat betekent. Zijn moeder heeft zijn vader gewoon achtergelaten. Hij rent naar de keuken. 'Papa hoort hier, bij ons. Ik wil dat ze papa hierheen brengen.'

'Dat kan ik niet, lieverd,' zegt zijn moeder. 'Dan vraag je veel te veel van me.'

'Wil je papa dan niet om je heen hebben?'

'Natuurlijk wel,' zegt zijn moeder. 'Maar niet dood, in een kist. Snap je dat?'

Maar Paco snapt er niks van. 'Hij is toch papa. Hij hoort bij ons. Nu ligt-ie daar helemaal alleen in een kamer, met allemaal vreemde mensen die ook dood zijn. Misschien stoppen ze hem wel in een koelcel. Dan lijkt het wel of hij geen huis heeft. Maar hij heeft wel een huis. Zijn huis is hier! Ik wil dat we hem een mooie plek in de kamer geven, dan kan ik steeds naar hem kijken.'

'Dat is juist waar ik niet tegen kan,' zegt zijn moeder. 'Daar raak ik alleen maar nog meer van in de war. Alles staat op zijn kop, mijn hele leven. Daarom moet mijn huis een rustige plek zijn.'

'Hoe kan je nou rust hebben terwijl papa daar helemaal alleen ligt.' Paco rent huilend de kamer uit.

Zijn moeder komt hem achterna. 'Waarom bel je je vrienden niet? Je hebt ze nodig. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd. Ze moeten je troosten. Aan mij heb je niks. Ik ben zelf veel te veel in de war.'

Als zijn moeder weg is gaat Paco op bed zitten. Misschien heeft zijn moeder gelijk. Hij moet het zijn vrienden vertellen, maar eerst Floor. Hij voelt dat zij de enige is bij wie hij nu wil zijn. Paco tikt Floors nummer in. Als de telefoon een paar keer is overgegaan krijgt hij haar voicemail. Even aarzelt hij, maar dan haalt hij diep adem. 'Floor, mijn vader...' En hij begint te huilen en verbreekt de verbinding.

Als hij weer wat rustiger is, belt hij Hafid. Gelukkig is zijn vriend wel thuis.

'Mijn vader is dood,' zegt Paco.

'Wat?' roept Hafid. 'Vertel op, wat is er gebeurd?'

Maar Paco kan het niet en verbreekt het gesprek.

Ze zijn de hele avond bij hem gebleven: Sterre, Hafid, Yara en Lucas. Yara vindt het moeilijk om Paco zo verdrietig te zien. Ze zou hem zo graag in haar armen nemen en tegen zich aan drukken, zoals Sterre doet. Maar ze durft het niet. Ze is veel te bang dat ze aan haar merken dat ze verliefd op hem is. Van Floor heeft Paco nog niks gehoord. Zijn vrienden zijn gelukkig wel heel lief voor hem. Hafid bood zelfs aan om vannacht bij hem te blijven, maar Paco wil liever alleen zijn.

Het is al drie uur 's nachts als Paco nog steeds ligt te draaien. Hij weet eigenlijk niet wat hij in zijn bed doet. Hij stapt eruit en gaat naar beneden. Maar ook daar kan hij geen rust vinden. Ik wil bij je zijn, pap, denkt Paco. Je bent zo ver weg. Ineens weet hij het. Hij gaat naar de garage. Dat is zijn vaders plek. Daar voelt hij zich vast beter. Hij kleedt zich aan, pakt de sleutels van de garage en sluipt de deur uit. Hij wil niet dat zijn moeder hem hoort. Ze zal er niks van begrijpen. Het is alsof Paco ernaartoe wordt gezogen. De garage is de plek van hen samen, daar wil hij zijn. Hij haalt zijn fiets uit de schuur en rijdt weg.

Het is stil buiten. Iedereen slaapt. Paco fietst de straat uit. Het regent, maar dat kan hem niet schelen. Hij is liever nat dan dat hij zich zo alleen voelt.

Drijfnat komt hij aan. Hij doet de deur van de garage open en knipt het licht aan. Alles ziet er nog net zo uit als anders. Zijn vaders stoel, het kantoor, de papieren op zijn bureau, zijn computer. Alsof hij zo binnen zou kunnen komen. Dat maakt het voor Paco ook zo onwerkelijk. Hij weet dat dat niet kan, maar toch!

Hij gaat op zijn vaders stoel zitten. Dan ziet die er tenminste niet zo ontzettend leeg uit. Hij legt zijn handen op zijn vaders bureau. 'Pap, waar ben je?' roept hij. 'Je kunt me niet zomaar in de steek laten!'

Hij staat op en loopt door het kantoortje heen en weer. In elk geval voelt het beter dan thuis. Maar dat duurt maar heel even. Dan vliegt het hem aan. 'Ik hou veel te veel van je, pap, ik kan je niet missen!'

In paniek rent hij door de garage. In een flits ziet hij zijn bus. 'Je zou nog naar me toe komen, pap. We zouden samen alle grote steden bezoeken...' Paco legt zijn hoofd tegen de motorkap en begint te huilen.