10
Paco rent naar de ambulance. Hij wil de verplegers vertellen wat er gebeurd is, maar ze hebben geen tijd te verliezen. Ze hollen met een brancard naar de auto, tillen Paco's vader achter het stuur vandaan, leggen hem op de brancard en schuiven hem de ziekenauto in. Paco wil mee naar binnen gaan maar een van de verplegers wijst haastig naar de stoel naast de bestuurdersplek. 'Ga daar maar zitten.'
Wat doen ze met zijn vader? Nog voordat Paco achterom kan kijken opent de vrachtwagenchauffeur het portier. 'Alsjeblieft, jongen.' Hij geeft de autosleutels aan Paco. 'Sterkte.' Paco wil weten wat ze met zijn vader doen, maar behalve de ruggen van de verplegers ziet hij niks. De sfeer in de ziekenauto is gespannen. Paco schrikt als een van de verplegers plotseling uit de ambulance springt. Hij sluit pijlsnel de deuren, rent naar voren en neemt achter het stuur plaats. Terwijl hij de auto start en met loeiende sirene wegrijdt, piept hij het ziekenhuis op. 'Maak een OK klaar, we komen er aan!' In de zijspiegel ziet Paco dat de vrachtwagenchauffeur hen nakijkt. Even schiet het door hem heen dat hij de man niet eens heeft bedankt. Maar dan wordt zijn aandacht weer in beslag genomen door de rit. Alle automobilisten maken plaats voor de ambulance die met topsnelheid over de weg raast. Het leek Paco altijd zo spannend om een keer mee te mogen, maar nu denkt hij alleen maar aan zijn vader die achter in de auto ligt. Hij vraagt zich niet eens af naar welk ziekenhuis ze op weg zijn. Trillend zit hij op zijn stoel. Ze nemen een afrit. 'Gaat het?' vraagt de bestuurder. 'We zijn er bijna, nog een paar minuutjes.'
De ambulance spuit door het verkeer. Auto's en fietsers maken plaats en gaan aan de kant zodat ze erdoor kunnen.
Paco zit als verdoofd naast de chauffeur. Het komt niet eens in hem op te vragen wat er met zijn vader is. Zodra ze bij het ziekenhuis aankomen springen de verplegers uit de auto. Ze trekken de brancard pijlsnel naar buiten en duwen hem het ziekenhuis in. Paco moet hollen om hen bij te houden. In de hal staat een medisch team klaar. Ze roepen iets tegen elkaar en nemen de brancard over. Paco wil achter zijn vader aan gaan, maar de chauffeur van de ambulance houdt hem tegen. 'Er komt zo iemand bij je.' En hij wenkt een verpleegster. 'Deze jongen hoort erbij!'
Pas als de verpleegster zich over Paco ontfermt gaat de bestuurder weg. 'Ben je alleen?' vraagt ze. Paco knikt.
'Dan gaan we nu je moeder bellen.' Ze neemt Paco mee naar de balie en geeft hem een telefoon. Van de spanning weet Paco het nummer van zijn huis niet meer. 'Denk maar rustig na,' zegt de verpleegster. 'Het is heel normaal dat je het niet meer weet.'
Het zit in zijn mobiel, maar die ligt thuis. Net als Paco het nummer wil opvragen schiet het hem te binnen. Zijn vingers trillen zo dat hij de toetsen haast niet kan indrukken. Hij hoort de telefoon overgaan. De verpleegster kijkt hem aan. 'Is het gelukt?'
'Ze is er niet.' Paco spreekt in op de voicemail. 'Mam, waar zit je? Je moet me bellen.' En dan begint hij te huilen. De verpleegster slaat een arm om hem heen. 'Huil maar. Je bent heel erg geschrokken.' Zodra Paco weer rustig wordt neemt ze hem mee naar de lift. 'Je vader is hier in goede handen.' Ze drukt het knopje van de zevende etage in. De lift zoeft omhoog. 'Je kunt zolang op de gang wachten,' zegt de verpleegster.
Paco kijkt geschrokken naar het bord met intensive care erop. 'Ik haal iets te drinken voor je,' zegt de verpleegster. Paco hoort haar niet eens. Van de gedachte dat zijn vader op de intensive care ligt raakt hij in paniek. Hij loopt naar de balie en belt opnieuw zijn moeder.
'Mam, waarom bel je me niet!' roept hij. Daarna probeert hij haar mobiel, maar die staat uit. Ook die voicemail spreekt Paco in. De verpleegster komt met een blikje cola aan. 'Het kan wel even duren,' zegt ze. 'Een hart is een zeer ingewikkeld orgaan.'
Een hart? Paco kijkt haar stomverbaasd aan. Denken ze dat zijn vader het aan zijn hart heeft? Dat kan helemaal niet. Zijn vader heeft nog nooit last van zijn hart gehad. Hij was alleen maar benauwd.
'Ik kan helaas niet de hele tijd bij je blijven,' zegt de verpleegster. 'Is er iemand die ik voor je kan bellen?' Paco haalt zijn schouders op. 'Dat hoeft niet.' Hij wacht hier wel in zijn eentje tot ze klaar zijn met zijn vader en dan gaan ze samen naar huis.
'Ik kom straks wel weer even bij je kijken.' De verpleegster stapt de lift in.
Paco ijsbeert over de gang. Bij elk geluid dat hij hoort denkt hij dat ze hem komen halen. Maar als de deur eindelijk opengaat is er al minstens een halfuur voorbij. Een in het groen geklede arts komt naar buiten. Paco stormt op hem af. 'Mag ik al bij hem?'
De arts kijkt Paco aan. 'Is je moeder er niet?'
'Nee,' zegt Paco. 'Maar dat maakt niet uit. Ik wil weten hoe het met mijn vader is.'
'We zullen toch op je moeder moeten wachten,' zegt de arts. Paco kijkt de dokter aan. Waarom vertelt hij niks? De arts piept iemand op. Een verpleger komt naar buiten. 'Ik wil dat jullie uitzoeken waar de moeder van die jongen is.' En hij laat Paco bij de verpleger achter en loopt weg. 'Zullen we je moeder nog een keer bellen?' vraagt de verpleger. Als Paco het nummer gedraaid heeft neemt ze meteen op. 'Wat is er, ik wil je net bellen.'
'Je moet naar het ziekenhuis komen,' zegt Paco. 'Ze hebben papa geopereerd.'
'Welk ziekenhuis?' Paco hoort aan zijn moeders stem dat ze schrikt.
Paco beseft dat hij niet eens weet waar ze zijn. Hij wil het aan de verpleger vragen. 'Geef mij maar.' De verpleger neemt de telefoon over en vertelt de moeder van Paco dat haar man in het Diaconesseziekenhuis ligt.
Zijn we zo dicht bij huis? Paco heeft zijn eigen stad niet eens herkend.
'Ze kan hier in tien minuten zijn,' zegt Paco als de verpleger heeft opgehangen.
'Wil je niet liever beneden in de hal wachten, dan zie je haar meteen als ze binnenkomt.'
Maar Paco piekert er niet over. Hij wil in de buurt van zijn vader blijven. Als er straks een andere dokter naar buiten komt probeert hij weer of hij naar binnen mag. Misschien is die minder streng. Hij loopt over de gang heen en weer. Schiet op, ma, denkt hij. Schiet een beetje op.
Opnieuw gaat de deur open. Er komen twee verpleegsters naar buiten. Paco rent naar hen toe en klampt hen aan. 'Mijn vader is binnen, mag ik even naar hem toe?' 'Sorry,' zegt een van de verpleegsters. 'Je moet nog even wachten.'
'Waarom mag ik niet naar mijn vader?' vraagt Paco. De verpleegsters kijken elkaar aan. Paco ziet hun gezichten. Waarom zeggen ze niks? Waarom kijken ze zo? Ineens overvalt hem een enorme angst. 'Ik wil hem zien... Ik wil mijn vader zien...' En hij begint te huilen.
'Moet je moeder van ver komen?' vraagt een van de verpleegsters.
'Nee,' zegt Paco. 'Ze had er al kunnen zijn.' 'Dan moet je nog even geduld hebben. Ik blijf wel bij je. Wil je nog wat drinken?' vraagt ze. De andere verpleegster knikt en loopt weg. Paco schudt zijn hoofd. De verpleegster probeert hem af te leiden door tegen hem te praten, maar Paco hoort haar niet. Hij kijkt onafgebroken naar de deur waarachter zijn vader ligt. Eindelijk gaat de liftdeur open. Paco rent naar zijn moeder die samen met een verpleegster de lift uit komt. 'Ik zal dokter Buis waarschuwen dat u er bent,' zegt de verpleegster, en ze piept hem op.
De dokter neemt hen mee naar zijn kamer op de vijfde etage. 'Gaat u even rustig zitten,' zegt hij. 'Ik heb geen goed bericht voor u.'
Nee, denkt Paco. Niet zeggen! Het liefst zou hij zijn oren dichthouden. Elk woord dat de dokter uitspreekt snijdt door hem heen.
'Uw man heeft een hartaanval gehad. We hebben het geprobeerd, maar we konden niks meer voor hem doen. Zo'n klein halfuur geleden is hij gestorven.'
Paco zit als versteend op zijn stoel. Hij kijkt recht voor zich uit en wordt spierwit. De kamer begint te draaien. De stemmen van de dokter en zijn moeder klinken steeds verder weg. En dan wordt het zwart voor zijn ogen.