16


Matram legde de foto neer op de tafel. Het was een simpele foto van vijftien bij twintig centimeter van het gezicht van een vrouw. Ze liep tegen de dertig, had blond haar dat naar achteren opgestoken was en een blik waaruit een verborgen intelligentie sprak. Aantrekkelijk, maar geen adembenemende schoonheid, was Matrams conclusie.
'Ze heet Eleanor Blackman,' zei hij zacht. 'Ze moet uit de weg geruimd worden. Onmiddellijk.'
Turnton pakte de foto, hield hem tussen duim en wijsvinger en gaf hem toen door aan Snaddon. 'Wat is het voor een vrouw?' vroeg hij. Zoals altijd was zijn toon pijnlijk langzaam.
'Een psychologe,' zei Matram. 'Het is tijd voor haar om uit te stappen.'
'Waar werkt ze?' vroeg Snaddon welgemoed.
Van alle mensen in de Increment was Snaddon altijd de opgewektste. Net een vakantiereporter, dacht Matram soms. Maar met het koude, duistere hart van een rasmoordenaar.
Matram keek even naar haar. Hij had haar gekozen omdat hij het idee had dat een vrouw de juiste keuze voor deze job was. Ze kennen de gewoonten van hun eigen sekse. Om een vrouw te doden, heb je een vrouw nodig.
'In het Charing Cross Hospital. Ze doet onderzoek.'
'Wordt het weer een ziekenhuismoord?' vroeg Snaddon.
Matram schudde zijn hoofd, ik denk het niet. Al mag de beveiliging dan misschien abominabel zijn bij dat soort instellingen, het zou toch wel eens moeilijk kunnen worden om er opnieuw in en uit te lopen zonder gecontroleerd te worden. Ze werkt 's nachts niet.' Hij zweeg even en keek naar de foto. 'Volgens mij zou het beter zijn als we haar op ons territorium te grazen konden nemen en niet op dat van haar.'
Matt knalde de hoorn op de haak. Hij had zojuist Janey, de manager van de Last Trumpet, gesproken.
De bar liep goed. Ondanks de bijzonder hete zomer waren er nog steeds een heleboel toeristen, en die bleven tot diep in de nacht aan de bar hangen om verkoeling in de drank te zoeken. Maar er was nog steeds geen teken van Gill. In de bar hadden ze haar niet gezien en naar haar werk was ze ook niet geweest.
Taal noch teken van Gill.
Waar was ze? Dat was de vraag die hij zichzelf keer op keer stelde. Al is ze nog zo kwaad op mij, ze kan niet eenvoudigweg van de aardbodem verdwijnen.
Matt keek uit het raam van de kleine flat in de wijk Holborn waar hij die middag was gearriveerd. Zijn tas met spullen stond nog in de hal, hij had geen zin gehad om hem uit te pakken. Buiten op het terras pakten transpirerende forenzen een biertje voor ze de metro naar huis namen. Matt kon hen horen lachen, maar hij had het gevoel of hij zich in een andere wereld bevond. In hun wereld leidden mensen een normaal leven: ze werkten, hadden een gezin en bouwden een carrière op. In mijn wereld word ik omgeven door mensen die me schaduwen, zijn er complotten en kuiperijen en heerst er bedrog. En soms drijft het me tot wanhoop.
Ik dacht dat ik een simpele veiligheidsklus zou doen. En nu zit ik midden in een complot. Ik kan me drukken, de hele zaak vergeten, ontkennen dat er een verband bestaat tussen Lacrierre en de soldaten die her en der in Groot- Brittannië gek zijn geworden. Dat soort kennis is gevaarlijk. Het kan mijn dood worden. Maar ook al kun je al het andere achter je laten, je herinneringen gooi je niet weg. Ik zal altijd weten dat ik er iets aan had kunnen doen. Die wetenschap zal ik altijd met me meedragen.
Eleanor glimlachte naar hem toen ze de flat binnenstapte. Zodra hij op Heathrow was geland, had hij haar gebeld en haar gezegd dat ze elkaar onmiddellijk moesten zien. Ik kom naar je toe, had ze geantwoord. Na haar werk in het ziekenhuis zou ze meteen naar hem toe gaan. Zonder iets te zeggen ging hij haar voor naar de zitkamer.
'Is alles goed met je, Matt?'
'Het is erger dan we dachten,' antwoordde hij.
Hij ging op de bank zitten en haalde een bundel papier te voorschijn: de documenten die hij uit de brandende flat van Petor had meegenomen.
Eleanor nam naast hem plaats. Haar gezicht stond bezorgd. 'Het middel was bekend onder de naam XP22,' zei Matt. 'Het werd in de jaren zeventig en tachtig in de Sovjet-Unie ontwikkeld. De drug maakt soldaten dapperder, maar heeft ook bijwerkingen.'
'En hun manschappen kregen het toegediend? Zonder het behoorlijk te testen?'
'Kanonnenvlees,' zei Matt bruusk.
'En volgens jou is het hier mogelijk ook gebruikt?'
Matt wreef over zijn voorhoofd. 'God mag weten wat ze allemaal gebruiken,' zei hij. 'Tijdens de Golfoorlog gaven ze de militairen allerlei troep. Ze zeiden dat het was om ons te beschermen tegen chemische wapens, maar niemand wist wat voor spul het was. De meesten van ons gooiden het weg.' Hij zweeg en liep naar de keuken om een glas water te halen. 'Dus ja, het is heel goed mogelijk dat ze het hier gebruikt hebben.'
Eleanor keek naar de papieren en bestudeerde ze. Haar ogen tuurden naar de verbleekte letters. De documenten waren getikt op een ouderwetse schrijfmachine en minstens twintig jaar oud: de zwarte inkt begon al te verbleken. 'Het zou mooi zijn als we achter de chemische samenstelling van de drug konden komen.' Ze stond op en liep naar Matt toe. 'Dan zouden we gewoon het lijk kunnen onderzoeken van een van de mannen die gek zijn geworden. Ik ben er zeker van dat we sporen van de drug zouden vinden.'
'Maar wat zullen wc nog meer te weten komen?' zei hij kortaf. 'En wat doen we met die wetenschap?' Hij zag rood van woede.
Eleanor keerde zich van hem af. 'Het was mijn broer die stierf, Matt. Ik wil dat de waarheid boven tafel komt,' zei ze met overslaande stem. 'Alleen dat maakt het het al waard.'
Matts mobiel ging. Hij nam op, knikte tweemaal en zei toen: 'Goed, dan zie ik je zo meteen.'
Hij keek weer naar Eleanor. 'Dat was Abbott,' zei hij. 'Ik heb zo een ontmoeting met hem en moet weg.'
'Ga niet,' zei Eleanor angstig. 'Misschien is het een val.'
Matt schudde zijn hoofd. 'Ik moet hem zien,' antwoordde hij. 'Ik moet erachter zien te komen wat hij weet.'
In het donker lichtte het gloeiende uiteinde van een sigaret op. Matt snoof, herkende de geur van Dunhill-tabak en liep verder. De parkeergarage van de Sainsbury naast Victoria Station lag diep onder de grond en bestond uit drie verdiepingen. Op de eerste twee verdiepingen wemelde het van de bedrijvige klanten, maar deze verdieping werd alleen 's morgens voor het lossen van levensmiddelen gebruikt en was volledig verlaten op dit tijdstip van de avond. Abbott had erop gestaan dat ze elkaar niet al te dicht bij de Firma zouden ontmoeten, ergens waar de beveiliging minimaal was en waar ze niet de kans liepen om samen gezien te worden.
Abbott,' riep Matt. 'Waar zit je, goddomme?'
Abbott dook op van achter een rij van zes enorme afvalcontainers. Hij droeg een wit katoenen broek, een blauw overhemd waarvan de boord openstond en een roomkleurig linnen jasje. Hij keek naar Matt met een halve glimlach op zijn gezicht, gooide zijn sigaret op de grond en trapte hem uit met de hak van zijn schoen.
'Prima camouflage,' zei Matt. 'Je gaat helemaal op in dat afval.'
'Gedraag je, ouwe jongen,' zei Abbott. 'Je mag best een hekel aan me hebben, maar een beetje beleefdheid kan nooit kwaad.'
'En het zou ook geen kwaad kunnen als jij zou leren om geen leugens te vertellen tegen de mensen met wie je samenwerkt.'
'Leugens?' Abbott deed een stap naar achteren. 'Het kan zijn dat deze klus je niet aanstond, maar ik verzeker je dat er geen oneerlijkheid in het spel was.' Hij haalde zijn schouders op, stak zijn hand in zijn zak en haalde er een verse sigaret uit. 'Hoe dan ook, het is nu voorbij, ouwe jongen. Onze vriend uit het wilde Oosten is dood. Het was voorpaginanieuws in de Minskbode of hoe het plaatselijke sufferdje ook mag heten. Prima werk van je, ouwe jongen. Ik ben zeer tevreden. Lacrierre is zeer tevreden. De Firma is zeer tevreden. Als Cameron Diaz de kamer zou binnenkomen met de vraag of iemand van de jongens het erg zou vinden als ze hen pijpte, zouden we niet gelukkiger zijn.'
'Je hebt het mis. Het is niet voorbij.'
Abbott keek hem onderzoekend aan. 'Luister, ouwe jongen, de klus zit erop. Tijd om naar de Last Trumpet te gaan. Zet de tapas in de magnetron en zorg dat het bier lekker koud is. Al dat soort dingen.'
'XP22,' zei Matt. 'Ooit van gehoord?'
'Ik ben geen kei op computergebied,' zei Abbott. 'Wat is het? Het nieuwste snufje van Bill Gates om ons geld uit de zak te kloppen?'
Abbott plantte de sigaret tussen zijn lippen. Een oranje vlammetje afkomstig van zijn aansteker deed de ruimte tussen hen kort oplichten, waardoor zijn ogen zichtbaar waren, die naar opzij wegschoten. Rokers, signaleerde Matt. Ze hunkeren naar nicotine als ze onder druk staan. Zoals ook het geval is wanneer ze liegen dat ze barsten.
'Het is een drug. De soldaten in de Sovjet-Unie kregen het toegediend. Om hen dapper te maken.'
Abbott inhaleerde diep. 'O, de commies,' zei hij. 'Wat een gemis dat ze er niet meer zijn. Een veel beschaafder soort vijand dan al die Arabieren met wie we tegenwoordig van doen hebben. Maar wat heeft dat te maken met het hier en nu?'
'Lacrierre heeft de drug gekocht,' zei Matt. 'Ik weet niet waarom of voor hoeveel, maar het is een feit. En daar ging het bij die klus ook om. Die had niets te maken met het namaken van medicijnen.' Hij deed een paar passen naar voren en zijn stem klonk barser. 'Zoals ik daarnet al zei, je hebt de hele tijd tegen me gelogen.'
'Er is niet gelogen, Matt. Niet door iemand en niet tegen iemand. De klus is geklaard. Wat kan het jou schelen welke middelen er werden verkocht en aan wie? Het is allemaal zo'n tijd geleden. Je rekening wordt zo meteen gedeblokkeerd. Je kunt terug naar Spanje om dat huis af te bouwen, om met die kleuterleidster te trouwen en om een paar kleine Brownings te maken. Wees een beetje aardig voor jezelf, ouwe jongen. God weet dat niemand anders het zal doen.'
'Ik kan het niet,' zei Matt botweg.
'Wat jammer!' zei Abbott.
Een donkerblauwe Landrover Freelander kwam aanrijden en de chauffeur zette de wagen precies bij Abbott stil. Deze smeet zijn peuk op de grond en nam plaats op de achterbank. Hij keek Matt niet aan. 'Tot ziens, ouwe jongen,' zei hij. ik had je een schouderklopje willen geven.' Hij zuchtte. 'Jammer, maar dat is nu verleden tijd.'
Het portier klapte dicht en de auto reed weg, de oprit naar de straat op.
Ik heb een fout gemaakt, besefte Matt, zichzelf vervloekend toen het tot hem doordrong. Ik had hem nooit moeten vertellen wat ik wist.
Matt liep uit de parkeergarage naar buiten, waar Ivan hem opwachtte in een gehuurde Ford Focus. 'Moet je horen, ik heb her en der wat lopen spitten,' zei hij. 'Als je meer over die drug waar je dapper van wordt wilt weten, moet je eens met professor Johnson gaan praten. Een oude baas. En intelligent.'
Matt keek hem aan. 'Wie is dat?'
'Hij was een linkse intellectueel in de tijd dat de vredesbeweging nog van zich liet horen,' zei Ivan. 'In de jaren tachtig. Een hoop van die mensen hadden contacten met mijn oude club. Vandaar ook dat ik aan hem moest denken. Er is op de hele wereld bijna niemand die zo veel van chemische en biologische oorlogsvoering weet. Als er iets over deze drug bekend is, moet hij het weten.'
'Hoe krijg ik hem te pakken?'
'Heb je een pen?'
Matt knikte.
'Noteer dan het nummer,' zei Ivan.
'Dit soort informatie is gevaarlijk,' zei professor Johnson, die het zich gemakkelijk maakte in een bruinieren leunstoel.
Matt keek naar de professor tegenover hem. Hij was begin zeventig, maar zijn haar was nog zwart en zijn huid gaaf en zacht. Johnson tipte zijn sigaar af tegen de werktafel, pakte een oude vettige aansteker en produceerde een lange vlam. De rook kringelde weg van zijn gezicht.
'Wees voorzichtig met wat je ermee doet,' vervolgde hij.
Volgens Ivan was Johnson een van de felste critici van het militaire apparaat. Hij had naam gemaakt in de jaren tachtig toen hij campagne voerde ten behoeve van militairen die kernproeven hadden bijgewoond. Jarenlang waren de claims om schadevergoeding voor allerlei soorten kanker en andere ziekten waaraan ze leden afgewezen, maar Johnson had onvermoeibaar voor hen gestreden, totdat er uiteindelijk aan een paar broze oude mannen en een groep boze vrouwen een schamel bedrag werd uitgekeerd. Daarna had hij met een aantal anderen onthuld hoe de door de staat gesponsorde laboratoria gebruikt waren om chemische en biologische wapens te testen. Aan soldaten was verteld dat ze medicijnen tegen influenza zouden krijgen; in werkelijkheid werden ze gebruikt als laboratoriumratten voor wapenprogramma's.
Johnson liet zijn blik op Matt rusten. 'Je lijkt me een militair,' zei hij. 'Welk regiment?'
'De SAS. Tien jaar. Ik ben twee jaar uit het leger.'
Johnson trok weer aan zijn sigaar. 'Is er ooit een middel op je getest?'
Matt schudde van nee. 'Die vermaledijde officieren gaven ons af en toe wat van dat spul, maar we stelden ons leven liever in de waagschaal door met de vijand te vechten dan dat we die rotzooi namen.'
'Heel verstandig,' zei Johnson. 'Er zijn een paar verontrustende rapporten verschenen over sommige van de chemische stoffen die in de Eerste Golfoorlog gebruikt werden. Soldaten worden tien jaar na dato alsnog ziek en natuurlijk ontkennen de legerautoriteiten alles. Lees vervolgens de rapporten over de Tweede Golfoorlog, en je ziet weer iets vreemds. De Amerikanen hebben een abnormaal hoog percentage zelfmoorden. Op een gevechtsterrein heb je altijd te maken met een aantal gevallen van zelfmoord. Veel mensen kunnen de stress niet aan, maar hier gaat het om een factor vier a vijf van wat je zou verwachten. Hij haalde zijn schouders op en een glimlach lag op zijn lippen. 'Wie weet zit er iets in het water?'
Eleanor sloeg haar ogen op en keek door de dikke wolk sigarenrook die om het gezicht van Johnson hing. Alle ramen in de studeerkamer waren gesloten, ook al liep het buiten tegen de 40°C, en de professor droeg nog steeds een gebreid vest. 'Heeft het leger ook pogingen ondernomen om de dapperheid van de manschappen te vergroten, is daar iets over bekend?' vroeg Eleanor
'Natuurlijk, door de eeuwen heen hebben legers geprobeerd om de militaire prestaties te verbeteren. Daar gaat het bij oorlogsvoering om: dat je een kleine voorsprong krijgt op je tegenstander. De inca's behoorden tot de eersten. Dat was meer dan duizend jaar geleden. Via een gaatje in het hoofd voerden ze een hersenoperatie uit, in de overtuiging dat ze daarmee konden voorkomen dat de mannen angstig werden in het gevecht. Toen kwamen alcohol en tabak. Die werden altijd met gulle hand uitgedeeld op het slagveld. En dan heb je nog de godsdienst, de belangrijkste van alle drugs. Ieder leger heeft wel een paar volgzame priesters in zijn gelederen, gewoon om de manschappen de geruststellende gedachte mee te geven dat er een hiernamaals is, aangezien de kans bestaat dat het leven hier snel voorbij is.'
'Maar heeft u iets gehoord over een specifieke drug die dapper maakt?' hield Eleanor koppig vol.
Johnson draaide zijn sigaar rond tussen zijn vingers en bekeek de brandende punt. 'Voorzover mij bekend zijn er al jaren experimenten aan de gang,' antwoordde hij. 'Het ligt ook zo voor de hand. Angst is het grootste gevaar waar elke generaal mee geconfronteerd wordt. Het is moeilijk om de manschappen te laten doen wat je wilt. In zekere zin is het hele militaire bedrijf daarop gericht. Het exerceren, de discipline, de camaraderie uit groepsdwang, het vlagvertoon. Het moet er allemaal voor zorgen dat de soldaten de meest voor de hand liggende emotie overwinnen. En die emotie bestaat erin dat het verrekte eng is als er op je geschoten wordt en dat het de natuurlijkste zaak van de wereld is dat je wegholt.'
De sigaar doofde geleidelijk uit. Matt begon een beetje genoeg te krijgen van de geschiedenisles. De professor haalde zijn aansteker te voorschijn, drukte en een vlammetje schoot op. Zijn ogen waren moeilijk te zien achter het vuurrode licht; alleen een druppel zweet was zichtbaar op zijn voorhoofd. 'Zo'n vijf jaar geleden hoorde ik dat het onderzoek op dat terrein toenam. Vooral in Amerika, maar ook in dit land - op een plek die de Farm heet.'
'Dat is de plek waar volgens ons het middel getest werd,' zei Matt. 'Wat kunt u ons er over vertellen?'
'Dat alles in het diepste geheim plaatsvindt. Plaatsen als Porton Down mochten dan veel publiciteit krijgen, maar de Farm was de plek waar het echt geheime werk werd gedaan. Zoals ik al zei, begonnen ze een jaar of vijf jaar geleden een hoop onderzoek te doen naar parapsychologie. En er waren een paar akelige incidenten.'
'Mensen die gek werden?' vroeg Eleanor.
'Ik geloof het wel,' antwoordde Johnson. 'Een paar personeelsleden stierven onder onplezierige omstandigheden. Maar ook hierover staat niets zwart op wit. Er was een man die daar in dienst was, maar die ontgoocheld raakte door het werk. Daarna kwam hij in contact met de Ban-de-Bombeweging, en zo heb ik hem ontmoet. Er was daar iets gevaarlijks aan de gang. Vraag het hem maar. Hij heet George Caldwell. Woont in de beurt van Chippenham. Hij kan jullie van de nodige informatie voorzien.'
'Alle hulp is welkom,' zei Matt. Hij stond op en nam Eleanor bij de arm. Het was tijd om te gaan. 'Bedankt voor uw hulp, professor,' zei hij en hij gaf hem een hand.
Johnson keek Matt onderzoekend aan. 'Weet je zeker dat je die drug niet genomen hebt?' vroeg hij.
Matt schudde zijn hoofd.
'Want je moet een erg dapper man zijn om dit op je te nemen,' ging hij verder. 'Van één ding kun je zeker zijn. Als de drug in Groot-Brittannië werd getest, en als het de neveneffecten heeft die jij zegt, dan laten ze je niet in leven. Dat risico kunnen ze niet nemen.'
Hij keek hen indringend aan. 'Als je vriendin en jij echt van plan zijn om dit te onderzoeken, dan moeten jullie voorzorgsmaatregelen treffen. Waarschijnlijk was het ook niet verstandig om met mij te praten.'
'Gaan we nu naar Caldwell?' vroeg Eleanor terwijl ze wegreden.
'Nee,' zei Matt, 'ik breng je naar huis. We hebben alle informatie die we nodig hadden. Het is tijd om Lacrierre ermee te confronteren.'
Vanuit het huis had je een prachtig uitzicht over het golvende platteland van de Chilterns. Het was een indrukwekkende villa in de stijl van George de Vijfde, die in een onder landschapsarchitectuur aangelegd park van vier hectare stond. Het landhuis lag vijfenzestig kilometer van Londen en maar zo'n vijf kilometer van Junction five van de M40. Tel vijf miljoen pond neer en je krijgt niet veel wisselgeld terug, dacht Matt terwijl hij de auto op de cirkelvormige gravelstrook vlak bij de hoofdingang zette.
Een man opende de deur. 'Wie bent u?' vroeg hij.
Of het nu een butler of een of andere lakei was, kon Matt niet zeggen. 'Ik kom voor meneer Lacrierre,' zei hij gedecideerd. 'Ik heb weinig tijd.'
De bediende keek neerbuigend naar hem.
Die truc heeft bij mij geen zin, knaap. Ik ben soldaat. Een vernedering doet me niets.
'Meneer Lacrierre heeft het druk, meneer. Hij heeft gezegd dat hij niet gestoord wil worden. Misschien kunt u zijn kantoor bellen om een afspraak te maken.'
Matt greep de rechterhand van de man. Hij hield hem stevig tussen zijn handen en draaide hem om tot de aderen in zijn pols begonnen op te zwellen. Hij keek de man in zijn ogen tot hij het moment kon zien waarop de pijn maximaal was. 'De tijd van afspraken maken is voorbij,' zei hij. 'Oké, geef hem deze boodschap door. Zeg dat Leonid Petor er is om hem te spreken.'
'Wie?'
Matt kneep zijn handen samen en gebruikte al zijn kracht om de omgedraaide hand van de man te pletten. 'Geen gelul, zeg het tegen hem.'
Matt wachtte in de hal, terwijl de butler zich uit de voeten maakte. Op de vloer lagen marmeren tegels en aan de muren hingen olieverfschilderijen. Het merendeel bestond uit portretten van gedistingeerde Victoriaanse heren, met daartussen een paar tafereeltjes met honden en paarden.
De butler ging Matt voor naar de bibliotheek. Hij zag er weinig vrolijk uit en wreef nog steeds over zijn hand.
Lacrierre liep op Matt toe en stak zijn hand uit. 'Ik heb de naam Leonid Petor al jaren niet gehoord,' zei hij.
Matt negeerde zijn uitgestoken hand. ik wilde je aandacht trekken,' zei hij.
Lacrierre deed een pas opzij en nam Matt met een achterdochtige blik op. De bibliotheek stond vol met in leer gebonden boeken, die netjes geordend op de planken stonden. Matt keek naar de ruggen. Naar de titels te oordelen waren het voor het merendeel boeken over militaire aangelegenheden, sommige in het Engels, andere in het Frans: biografieën, herinneringen aan veldtochten, gidsen van vuurwapens, wapens en oorlogsschepen. Je kunt er nog zo veel over lezen, maar dat wil niet zeggen dat je niet ineenkrimpt wanneer het geluid van echt kanonvuur je trommelvliezen doet springen.
'Hij is dood,' zei Matt.
'Het spijt me dat te moeten horen. Het was een intelligente man. Een van die mannen die onbekend maar toch briljant zijn. Een interessant soort mens, vind je ook niet?'
'Er is niets interessants aan dood zijn.'
'Ik neem aan van niet,' zei Lacrierre. 'Wat is er met hem gebeurd?'
Matt deed een pas naar voren. 'Orlena heeft hem doodgeschoten,' antwoordde hij. 'Een paar minuten voor ik haar doodschoot.'
Hij keek oplettend toe. Hij was er niet zeker van en het was er maar een fractie van een seconde, maar hij dacht dat hij een flits van verbazing op het gezicht van Lacrierre zag.
'Er blijken zo veel mensen gestorven te zijn,' zei hij. 'Ik weet niet waar ik de kransen vandaan moet halen.'
'Misschien moet je er een voor jezelf zien te krijgen, nu je toch bezig bent.'
Lacrierre deed een poging tot een glimlach. 'Ga zitten.'
'Ik blijf liever staan.'
Lacrierre kuchte. 'Orlena was een gewaardeerd medewerkster. Kun je me misschien vertellen wat er is gebeurd?'
'XP22,' zei Matt. 'Een pepmiddel. Het maakt mensen dapper, maar het maakt ze ook gek. Kennelijk heeft Petor het ontwikkeld en heb jij het van Lesjko gekocht. Dat was toch waar het bij die klus om draaide, of niet soms? Die namaakmedicijnen waren een voorwendsel.' Hij boog zich zo dicht naar Lacrierre over dat hij de aftershavegeur op zijn zwetende huid kon ruiken. 'Dat is alles wat ik weet, maar ik had graag dat je me er iets meer over vertelde.'
'Maak je niet te druk over XP22, Matt,' zei Lacrierre. 'Het is al zo lang geleden. Uit de Sovjet-Unie kwam een heleboel wetenschappelijk materiaal. Een deel was bruikbaar, het overgrote deel was troep. Het is allemaal verleden tijd.' Hij deed een pas opzij en liet zijn ogen over de ruggen van de boeken glijden. 'Jouw werk zit erop, je krijgt je geld, laat het verder rusten,' zei hij, zonder Matt aan te kijken.
'In het hele land gaan er soldaten dood,' zei Matt. 'Dat kan ik niet zomaar wegmoffelen.'
Lacrierre draaide zich om en keek hem aan. Zijn ogen fonkelden van woede en zijn lippen verstrakten. Matt zag dat hij op een knop drukte. Onmiddellijk kwamen er twee mannen de kamer binnen die eruitzagen als voormalige Franse soldaten. Ze waren lang en stevig, hadden warrig zwart haar en droegen een zwarte spijkerbroek en een blauw T-shirt.
'Probeer me niet te intimideren,' snauwde Matt. 'Dat heeft toch geen succes.'
De sfeer tussen hen was explosief en Matt kon de gewelddadigheid voelen die het gezicht van Lacrierre uitstraalde. Plotseling glimlachte Lacrierre. 'Eigenlijk moet ik Eleanor en jou dankbaar zijn,' zei hij langzaam, 'dat jullie dit verontrustende nieuws onder mijn aandacht hebben gebracht. Welnu, laten we kijken of we dit beheerst kunnen oplossen...'
Matt wendde zich af. De twee bewakers kwamen dreigend op hem af, en hoewel hij instinctmatig geneigd was om stand te houden en te vechten, wist hij dat dat een vergissing zou zijn. Ze werkten hem ruw de kamer uit, richting voordeur, en Matt vloog wankelend de trap af, het gravel op.
Dit deel van Brixton bestond voor het merendeel uit pensions en kleine appartementen. Oude Victoriaanse rijtjeshuizen waren opgesplitst in een wirwar van piepkleine, naargeestige appartementjes, die vaak aan asielzoekers werden verhuurd door huisjesmelkers die wisten dat de staat de huur wel zou betalen. De straten waren bezaaid met afval en autowrakken, en het barstte er van de slijterijen. Dikke metalen traliewerken hingen voor de etalages om te voorkomen dat mensen drank zouden stelen.
Matt wierp er één blik op en trapte toen hard op het gaspedaal van de Porsche. Als ze hier was, dan was ze in gevaar.
Zijn ogen tastten de straat af en schoten van links naar rechts. Hij zag haar nergens. Maar voor het huis zag hij een auto staan, een Vauxhall Omega. In de auto zaten twee bewegingloze gestalten. Wachtend.
Dat zijn ze.
Twintig minuten daarvoor was hij in het Charing Cross Hospital geweest en had hij een van de collega's van Eleanor gevraagd waar ze was. Niet hier, was hem gezegd. Ze had een telefoontje gekregen en was nu op huisbezoek. Huisbezoek? had Matt gezegd. Ze is onderzoekster. Ze gaat niet op huisbezoek, ze ziet zelfs nooit een patiënt. De man had alleen maar zijn schouders opgehaald en gezegd dat hij het ook niet wist, maar dat de directie van het ziekenhuis had gezegd dat ze er een kijkje moest nemen. Gelul, had Matt gedacht. Het is een val.
Hij had de secretaresse overdonderd en het adres losgekregen. Vervolgens was hij in de auto gestapt. Eleanor reed geen auto, dat wist hij. Ze zou met het openbaar vervoer komen en dat gaf hem een kans om er eerder te zijn dan zij. Hij had zich een weg door het verkeer gebaand tot hij in Putney was, en daar was hij afgebogen naar Brixton, vloekend in zichzelf omdat hij moeite had om Wellington Road te vinden. Tijdens het rijden maalde steeds dezelfde gedachte door zijn hoofd: en als ik nu eens te laat kom?
Matt zette zijn Porsche aan de kant van de weg. Ik had beter een andere auto kunnen kopen, dacht hij. Maar aan de andere kant, alle drugsdealers hier rijden in een Porsche of Mercedes. Misschien zie ik eruit als een buurtbewoner.
Hij glipte uit de auto en begon te lopen, waarbij hij zijn hoofd gebogen hield, ervoor zorgend dat hij geen aandacht trok. In zijn zwarte spijkerbroek en grijze polo viel hij nauwelijks op in deze kleurloze omgeving. Hij keek de straat in. Op nummer eenendertig moest ze op huisbezoek. Hij wierp er een snelle, onopvallende blik op. De twee ramen van het souterrain waren dichtgetimmerd, een van de ramen op de begane grond was kapot en in de portiek lag een kleine stapel telefoonboeken en reclamedrukwerk.
Een leegstaand, verlaten huis. Een executieplaats...
Hij keek de straat af. Het was net vijf uur geweest. Aan de andere kant liep een vrouw met een boodschappentas van hem vandaan, en op de hoek stond een man in zijn mobiel te praten. Drie plaatsen verder dan het huis stond nog steeds de Vauxhall Omega geparkeerd. Matt kon twee hoofden zien, een man en een vrouw, en, inderdaad, ze zaten roerloos.
Er is maar één slag mensen dat zo zit: stil, onopvallend, geduldig. De getrainde moordenaar.
Plotseling kwam Eleanor in beeld. Ze sloeg de hoek om en een handtas zwaaide langs de zijkant van haar lichaam. Ze was nog tien meter verwijderd van de Vauxhall en naderde de auto van achteren. Ze keek om zich heen, zoekend naar het juiste huisnummer. Toen liep ze in de richting van het huis. Matt liep snel door de straat. Hij probeerde in te schatten hoe hard hij kon lopen zonder dat hij de aandacht op zich vestigde en versnelde zijn pas. Welke orders hebben ze gekregen? vroeg hij zich af. Zullen ze op klaarlichte dag gaan schieten? Nemen ze het risico dat ze toevallige passanten verwonden? Zo meteen zal ik het weten.
Als ik te snel loop, beseffen ze dat ik haar probeer te redden. Als ik te langzaam loop, zullen ze ons gemakkelijk onderscheppen en dan worden we beiden gedood. Plezierige keuze.
Hij hoorde iets toen hij de straat overstak
'Matt,' zei ze duidelijk verrast, terwijl ze naar hem opkeek. 'Wat...?'
Hij sloeg een arm om haar heen. 'Hou je mond en loop door,' zei hij binnensmonds.
'Maar Matt...'
Hij leidde haar nu in tegengestelde richting.
'Hou verdomme je kop en loop door,' zei hij nog een keer, ditmaal iets luider.
'Pathologische vijandigheid,' zei Eleanor. 'Ik denk dat je problemen hebt.' Ze zweeg en probeerde zich te ontworstelen aan zijn greep. 'Je doet me pijn.'
'Blijf lopen,' snauwde Matt.
Hij leidde haar langs de Vauxhall. De portieren gingen open en twee mensen, een man en een vrouw, stapten uit. Matt keek op en ontmoette de blik van de vrouw. Er was iets in haar optreden dat hij herkende: de kalmte waarmee ze zichzelf onder controle hield en de werktuiglijke, door oefening verworven vastberadenheid van haar bewegingen.
'Rennen,' schreeuwde hij. 'Ren voor je leven.'
Met behulp van alle kracht die hij in zijn schouders had trok hij Eleanor mee en sleurde haar voort door de straat. Hij zag de angst en verbijstering in haar ogen, maar ze begon harder te lopen. Achter zich hoorde hij portieren sluiten en een motor die brullend aansloeg. Vervolgens het slippen van banden op het asfalt toen de wagen om zijn as draaide. Nog een kleine vijftien meter, zei hij tegen zichzelf. Dan zijn we bij de Porsche. Nog maar een paar verschrikkelijke meters.
'In de auto,' schreeuwde hij en hij gaf Eleanor een zet naar de andere kant van de Porsche. Hij sprong achter het stuur, startte de motor en drukte zijn voet stevig op het gaspedaal. De motor jankte en brulde al toen Eleanor naast hem in de auto stapte. Hij spoot weg van het trottoir en reed de weg op, terwijl Eleanor schreeuwde dat het portier nog openstond.
'Trek het dicht,' schreeuwde hij. 'In godsnaam, trek het dicht.'
In zijn spiegel zag hij dat de Vauxhall twintig meter achter hem reed. De weg was hier recht en werd pas tien meter verder bochtiger. Hij werd gekruist door vijf kleinere straten.
De man zat aan het stuur, zag Matt. En de vrouw richtte haar pistool. Het wapen is precies op mij gericht.
In het regiment hadden ze Matt de basisregels geleerd van hoe je in een auto aan je belagers kon ontsnappen. Zowel politiemensen als ex-coureurs waren naar Hereford gekomen om rekruten die tactiek te leren. De kennis moest nog ergens zijn, besloot Matt. Hopelijk kan ik haar in praktijk brengen.
Hij zwenkte naar links en draaide een zijstraat in. De Vauxhall volgde meteen zijn voorbeeld. Hij keek in de spiegel. De vrouw. Het pistool. Ze waren er nog.
Er klonk een schot, gevolgd door een tweede, en de kogels floten door de lucht. Instinctief dook Matt weg, zich afschermend voor de inslag.
'Wat was dat?' vroeg Eleanor hijgend.
'De auto achter ons,' antwoordde Matt. 'Ze schieten op ons.'
Eleanor wilde zich omdraaien.
'Kijk niet om,' zei Matt. 'Dat maakt het alleen maar makkelijker voor ze. Buk.'
Matt hoorde hoe een nieuwe kogel de auto trof. En toen nog een. Hij zag dat de rechterzijspiegel uiteengespat was, en de auto was ook op een andere plaats geraakt. Hij stuurde de auto van de ene naar de andere kant van de nauwe straat, terwijl hij de snelheid opvoerde. Naast hem begon Eleanor te gillen.
'Hou op, hou op, je vermoordt ons nog,' schreeuwde ze, en tranen stroomden over haar wangen.
Matt trok de handrem stevig aan en gooide het stuur naar links: daardoor kwam het ontzagwekkende vermogen van de Porsche helemaal achterin te liggen en spinde de auto in een hoek van negentig graden. Deze draai was nodig om met hoge snelheid een zeer scherpe bocht te nemen. Matt hoorde de koppeling knarsen en het geluid van metaal op metaal. De auto draaide om zijn as en de kracht waarmee het gebeurde drukte hem tegen zijn stoel alsof er zojuist een enorm gewicht tegen zijn borst was gegooid. Heel even had hij het gevoel dat hij de macht over het stuur kwijtraakte. Toen duwde hij zijn lichaam naar voren, hield het stuur stevig vast, gooide het om en liet de handrem schieten. De motor brulde en de Porsche accelereerde door de linkerzijstraat naar Brixton Road.
Een gedachte joeg door zijn hoofd. Maak dat je buiten de bebouwde kom komt, waar deze lui geen kans maken tegen de snelheid van de Porsche.
De auto raakte de stoeprand, veranderde van richting en miste op een haar na een geparkeerde bestelwagen. Matt keek in de spiegel. De onverwachte bocht had de bestuurder van de Vauxhall verrast en tijdens de lastige, snelle draai was de motor afgeslagen. Maar nu reed de auto weer en vermeerderde zijn snelheid in de smalle straat, terwijl de vrouw zich uit het raam boog en haar pistool richtte.
Matt gaf een dot gas en een golf van energie schoot door de auto.
Weer een schot. Matt hoorde een kogel tegen het raam knallen en in de spiegel zag hij dat er een barst zat in de achterruit. Hij keek naar voren. Ze naderden de hoofdweg. Het was aan het einde van de middag en hij zag hoe een lange rij auto's zich kronkelend over de verkeersweg voortbewoog.
'Hou je stevig vast,' schreeuwde hij naar Eleanor.
De auto sloeg de hoek om en reed toen de stoep op in de richting van de hoofdstraat. Het trottoir was hier breed genoeg voor een auto, maar het scheelde weinig of de Porsche had de etalages geraakt. Matt ramde zijn vuist op de claxon. Een golf van geluid schalde uit de auto en hevig verschrikte voetgangers schoten weg in alle richtingen.
'Zo meteen rijd je nog iemand dood,' schreeuwde Eleanor.
Onderschat de reactiesnelheid niet van mensen die ineens geconfronteerd worden met een heel groot gevaar, hield Matt zichzelf voor. Dat was een les die hij in het regiment had geleerd, een les die hem altijd was bijgebleven. Wanneer ze een op drift geraakte Porsche zien aankomen, kunnen mensen sneller reageren dan ze ooit voor mogelijk hadden gehouden.
De auto gleed over het trottoir; een vrouw sprong opzij en een man gilde. Matt hield het autostuur in bedwang en stuurde de auto langs twee winkels. Hij hoorde anderen naar hem schreeuwen. Claxons schalden en een man sloeg woedend op het dak van de auto. Voor zich zag hij een stoplicht op rood staan. Voor het licht was een kostbare ruimte van enige meters ontstaan. Matt gaf gas en de auto dook het gat in. Matt liet zich terugzakken in zijn stoel. Hij raasde door het rode licht en de weg lag plotseling voor hem open. Hij voerde zijn snelheid op tot honderdtien en verdween, Zuid-Londen in.
Hij keek naar Eleanor. 'Alles goed?' vroeg hij.
Hij zag de angst op haar wit weggetrokken gezicht. Ze probeerde wat te zeggen, maar de woorden wilden niet komen.
Matt keek naar achteren. De Vauxhall was nergens meer te bekennen. Ze waren veilig. De eerste vijf minuten althans.
Eleanor nam een slok van de cola die Matt net voor haar had gekocht, maar de patat raakte ze niet aan. Ze waren vijftien kilometer naar het zuiden gereden om er zeker van te zijn dat ze niet meer gevolgd werden. Daarna was Matt omgedraaid. Hij was teruggereden naar de stad, naar de drive-in-McDonald's bij de rotonde aan de zuidkant van Wandsworth Bridge.
Probeer nooit te vechten of te denken met een lege maag. Dat gaat niet goed, geen van heide.
'We gaan Abbott een bezoekje brengen,' zei Matt. 'Die huurmoordenaars van Lacrierre moeten teruggeroepen worden. De volgende keer zouden ze wel eens in hun opzet kunnen slagen.'
'Waarom gaan we niet naar de politie?' vroeg Eleanor zenuwachtig en geprikkeld. 'Die mensen hebben geprobeerd om ons te vermoorden.'
'Vertrouw me,' zei Matt.
'Doe niet zo belachelijk,' zei Eleanor, die bozer werd. 'Sinds wanneer beschermt de politie geen mensen meer die beschoten worden?'
'Nee,' zei hij. 'Hier is het ministerie van Defensie bij betrokken, vergeet dat niet. Alleen de Firma kan ons nu nog helpen.