13
Eleanor keek Matt achterdochtig aan. De paar
keer dat hij haar had ontmoet, waren er verschillende emoties op
haar gezicht te lezen geweest, zoals woede, angst, verdriet en
plezier, maar dit was de eerste keer dat ze argwanend was. Tot nu
toe had hij het gevoel gehad dat ze hem vertrouwde. Nu was hij daar
niet meer zo zeker van.
'Waar hou je je precies mee bezig,
Matt?'
Matt keek weg. 'Ik exploiteer een
bar-restaurant,' antwoordde hij. 'Aan de kust, even buiten
Marbella. Je moet een keer komen.'
'Nee, ik wil weten wat je precies doet,'
herhaalde ze.
Matt zweeg een paar ogenblikken. Ze zaten in de
Feathered Crown, een pub die aan de rivier lag, even voorbij
Hammersmith Bridge. Het was nog steeds warm, ook al was het al acht
uur geweest, en de meeste nieteters zaten buiten in een T-shirt of
een topje en dronken het ene biertje na het andere ter verkoeling.
Eleanor en hij zaten binnen: er was meer schaduw, het was er
rustiger en de kans was klein dat iemand zou kunnen horen wat ze
zeiden.
'Ik heb je toch verteld dat ik in het regiment
gezeten heb,' zei Matt. 'Ze laten je nooit helemaal los.'
Eleanor werd ernstig. 'Kan het zijn dat jij er
zelf problemen mee hebt om het leger los te laten, Matt?' vroeg ze.
'Dat is een vrij normale psychologische reactie, vooral bij mensen
die heel toegewijd aan hun werk waren. Als ze gestopt zijn, hebben
ze moeite om zich te concentreren op het volgende ding.'
ik denk eigenlijk dat zij problemen hebben om
mij los te laten.' Matt nam een slok bier. 'Wat heb je
ontdekt?'
'Er is er weer een.'
De woorden werden rustig uitgesproken, maar Matt
kon duidelijk zien dat haar onderlip trilde tijdens het praten. Ze
is minder stoer dan ze zich voordoet.
'Waar? Wie?'
'Een man die Ken Topley heet. Woont in Ipswich,
in een gebouw met eenkamerflats. Hij had een of andere
parttimebaan. Hij stond midden in de nacht op en viel andere
bewoners van het complex aan met een mes. Doodde twee mensen,
verwondde er drie en probeerde toen zichzelf van het leven te
beroven. Hij sneed zijn polsen door, maar werd overweldigd toen de
politie arriveerde. Hij ligt nu op de intensive care in het
streekziekenhuis en krijgt zware kalmerende middelen
toegediend.'
'Was het een militair?'
'Hij zat acht jaar bij de paratroepen. Verliet
twee jaar geleden het leger. Scheidde vorig jaar van zijn vrouw en
heeft één kind. Hij heeft zo te zien nooit een vaste baan gehad en
sloeg de betaling van de alimentatie nogal eens over. Maar van een
psychische stoornis is niets bekend.'
'Mag je hem bezoeken?'
Eleanor schudde haar hoofd, ik heb het gevraagd,
maar ze doen afwerend. Bij het ziekenhuis in Ipswich zeggen ze dat
hij onder politiebewaking staat. Bezoekers worden niet toegelaten.
Dus heb ik gezegd dat ik hem graag wilde spreken vanwege een
onderzoek naar psychische trauma's bij ex-militairen.'
Matt keek op, plotseling geïnteresseerd. 'Hadden
ze daar oren naar?'
'Ze snauwden me af.' Eleanor dronk haar glas jus
leeg. 'Ze zeiden tegen me dat zo'n verzoek via de officiële kanalen
van de National Health Service moest gaan. Ik ging naar mijn hoofd
in het ziekenhuis waar ik werk, maar ze bonjourde me simpelweg weg.
Blijkbaar moet een dergelijk verzoek via de regionale
gezondheidsdienst gaan.'
'Ze waren dus niet erg coöperatief, als ik dat
zo hoor,' zei Matt.
'Ze zeiden dat ik op moest houden mijn tijd te
verdoen,' zei ze. In haar stem was een ondertoon van vermoeide
wanhoop geslopen. 'En dat de NHS zijn geld wel beter kon gebruiken.
Ik geloof dat ik zo niet veel verder kom, Matt. Ik heb een reeks
van verdachte gevallen en verder niets. Niemand wil me helpen,
niemand wil me iets vertellen over deze mannen. Ik ben geneigd om
ermee op te houden.'
Matt stak zijn hand uit over de tafel en liet
zijn vingers over de rug van haar hand glijden. 'Nee,' zei hij
gedecideerd. 'Je mag het niet opgeven. Dat mag pas als we alles in
kaart gebracht hebben.'
Ik weet niet wat ik nu nog doen kan.'
'Er is nog iemand die we kunnen polsen. Sam
Hepher heet hij. Hij was in het leger de sergeant van je broer.
Keith Picton, een vriend van mij, liet gisteravond zijn
telefoonnummer op mijn antwoordapparaat achter. Keith is op de
hoogte van alles wat er zich in het wereldje afspeelt. Hij zei dat
Hepher ons vanavond wil spreken.'
Matt zag hoe aan de andere kant van de tafel
Eleanors ogen plotseling glinsterden - alsof er in haar een licht
was ontstoken. 'In dat geval gaan we naar hem toe.'
Matt kon aan het gezicht van Sam Hepher zien dat
hij geschokt was. Zoals de meeste oudere soldaten was Sam gewend
aan de dood. Hij had zo vaak mensen zien sterven dat de dood
gaandeweg zijn verrassingseffect verloren had. Als ik hem alleen
maar had verteld dat Ken dood was, zou het nauwelijks tot hem
doordringen. Maar Ken als moordenaar: dat was iets waar Hepher niet
een-twee-drie klaar mee was.
'Ken zou zoiets nooit doen,' zei hij
langzaam.
Ze zaten in een keet aan de achterkant van een
bouwterrein in Harrow. Hepher had het leger twee jaar geleden
verlaten en werkte nu voor het bouwbedrijf van zijn neef; hij
zorgde voor de beveiliging van het terrein. Gewoonlijk zat hij op
dit tijdstip al thuis, maar de avondwacht had zich ziek gemeld. Dus
had Hepher zijn dienst overgenomen.
'Daarom proberen we ook zo veel mogelijk boven
water te krijgen,' zei Eleanor. 'We willen weten of er iets met Ken
is gebeurd, of er misschien iets is gebeurd toen hij nog in het
leger zat.'
'Merkwaardig,' zei Hepher. 'Ik heb gehoord van
een andere oud-soldaat die onlangs gek werd. Simon Turnbull heet
hij.'
Even vroeg Matt zich af of Eleanor van haar
stoel zou opspringen. 'Het waren er verschillenden,' zei ze vlug.
'We proberen uit te vogelen of de gevallen verband met elkaar
houden.'
Matt nam Hepher op. Ze zaten tegenover hem bij
het licht van een peertje van veertig watt. Het was een keurig
geklede man met een kraakheldere wit katoenen broek, waarvan de
vouw volmaakt geperst was, en een effen blauwe polo. De werktafel
was ordelijk en netjes. Zelfs de Daily Mail had hij keurig
opgevouwen weggelegd voor hij aan het gesprek begon. Terwijl hij in
concentratie verzonk, verscheen er een rimpel op zijn
voorhoofd.
Hij vraagt zich af hoeveel hij ons moet
vertellen.
'Er was iets wat me frappeerde. Maar misschien
heeft het wel niets te betekenen.'
Eleanor boog zich naar voren in haar stoel.
'Vertel het ons.'
'Ongeveer vijf jaar geleden nam Ken deel aan een
paar tests. Medische tests. Er is een testfaciliteit op een
vliegveld in Wiltshire die de Farm genoemd wordt. Het geheel wordt
zwaar bewaakt en alles geschiedt er in het diepste geheim, maar het
ministerie van Defensie gebruikte de faciliteit om nieuwe producten
uit te testen. Een heleboel middelen tegen biologische
oorlogsvoering die in Irak gebruikt werden, zijn hier getest.' Hij
zweeg en keek even naar Matt. 'Hoe dan ook, ze hadden vrijwilligers
nodig. Je weet hoe het is, Matt, soldaten vinden het nooit prettig
om aan dat soort dingen deel te nemen. Ze vinden het allemaal
onzin. De meesten van hen worden liever met de vijand
geconfronteerd dan met een dokter. Dus was het mijn job om de
mannen wat enthousiaster te maken. Blackman had verlof nodig, zodat
hij kon trouwen, en geld om op huwelijksreis te gaan. En dus deed
hij het. Iedereen die deelnam kreeg extra verlof en bovendien nog
vijfhonderd pond. Voldoende voor twee weken Spanje. Hij is daar
maar een week geweest en leek zich goed te voelen toen hij
terugkwam. Hij zei dat ze hem alleen maar een paar pillen hadden
gegeven, maar hij mocht niet zeggen waar ze voor waren.'
'En nu dit,' zei Eleanor.
Hepher leunde achterover in zijn stoel, ik zou
er nooit bij stilgestaan hebben,' ging hij verder,'als niet die
andere vent, Simon Turnbull, daar in dezelfde week was geweest en
dezelfde tests had ondergaan.'
Matt pakte de twee kopjes koffie en liep terug
naar Eleanor. Ze zat in haar eentje op het terras van de bar die
naast het loket van het Waterloo Euro- star-treinstation
lag.
Hij zette de kopjes op het tafeltje. 'Wat wil
het zeggen, volgens jou?' vroeg hij.
Eleanor bette haar bezwete voorhoofd. Om hen
heen haastten mensen zich om de laatste trein naar Parijs te halen.
'Dat er een verband is,' zei ze stellig. 'Er moet een verband
zijn.'
Ze waren van Harrow rechtstreeks naar het
station gereden. Matt had daar een afspraak met Orlena en
Lacrierre, vlak voor de Fransman naar Parijs zou vertrekken. Matt
en Eleanor overdachten wat ze zojuist hadden gehoord; geen van
beiden waren ze in de stemming om te praten.
'Het kan gewoon een samenloop van omstandigheden
zijn,' zei Matt. 'Het leger test voortdurend medicijnen op
soldaten. Het hoeft niet noodzakelijkerwijs iets te
betekenen.'
'Dat weet ik,' mompelde ze. 'Dat weet ik. Het
gebeurt vaak dat mensen die lijden aan een trauma of aan verdriet
in een complottheorie gaan geloven. Dat staat in alle leerboeken.
Volgens de freudianen is het gewoon een kunstgreep van het
onbewuste om het verlies acceptabel te maken.' Ze zweeg even en er
verscheen een ernstige uitdrukking op haar gezicht. 'Maar dat
betekent niet dat het complot altijd een hersenschim is.'
'Wat wil je nu gaan doen?'
'Ik wil meer over de Farm weten,' antwoordde
Eleanor. 'Ik moet weten wie er die week nog meer waren en welke
medicijnen op hen getest werden.'
'Wees voorzichtig,' zei Matt. 'Het is een
defensieaangelegenheid. Ze zullen het niet prettig vinden als je je
neus te veel in hun zaken steekt. Je weet niet hoe gesloten die
organisatie is. Van wat daar gebeurt zullen ze jou niets
vertellen.'
'Dan trek ik wel een kort rokje aan,' zei
Eleanor. 'En loop de hele tijd met een glimlach op mijn
gezicht.'
'Dat moet werken.'
Ze boog zich voorover en raakte met haar lippen
zijn wang. Het was maar heel even, niet meer dan een fractie van
een seconde. 'Dank je,' zei ze. 'Zodra ik iets ontdekt heb, laat ik
je het weten.'
'Stoor ik?' vroeg Orlena, terwijl ze naar
Eleanor keek.
Haar blik ging naar Matt. Ze keek minachtend,
alsof ze het beklagenswaardig vond dat hij tijd aan Eleanor moest
spenderen. 'Over een paar minuten vergaderen we,' ging ze verder.
'De voorzitter houdt er niet van als mensen te laat
komen.'
'Dit is Eleanor,' zei Matt en hij knikte in haar
richting. 'Eleanor, dit is Orlena.'
'Ik zal jullie niet ophouden,' zei Eleanor,
plotseling uit haar doen en verlegen. Ze keek naar Matt. 'Ik hou je
op de hoogte van de ontwikkelingen.'
Matt knikte. Eleanor keek naar Orlena. 'Tot
ziens,' zei ze kortaf.
'Deze kant op,' zei Orlena, Eleanor
negerend.
Ze nam Matt bij zijn arm en leidde hem naar de
perrons. Het station liep leeg en hij zag hoe de
veiligheidsbeambten hun spullen begonnen te pakken om te gaan
slapen.
'Jezus,' zei hij. 'Waar gaan we heen?'
'Naar Parijs natuurlijk,' antwoordde
Orlena.
Matt aarzelde. 'De laatste trein naar Parijs is
tien minuten geleden vertrokken.'
Orlena keek naar hem en glimlachte. 'Lacrierre
heeft zijn eigen trein, domoor. Hij reist niet met het openbaar
vervoer.'
Hij liep achter Orlena aan terwijl ze snel door
de enige overgebleven controlepost liep, liet zijn paspoort zien
aan de douane en volgde haar naar perron 21. ik weet van het
bestaan van privé-jets, maar van privé - treinen had ik nog nooit
gehoord,' zei Matt. 'Behalve die van de koningin dan.'
'Waarom zouden die er niet zijn?' zei Orlena
schouderophalend. 'Eduardo vindt het prettig om ten minste één keer
per week in Parijs te zijn. Dit is voor hem de beste manier om te
reizen: snel en veilig.'
De trein stond op hen te wachten. Orlena had
haar eigen pas en een sleutel waarmee ze de veiligheidsdeuren kon
openen. Het was een door Alsthom gebouwde locomotief met twee
rijtuigen. Hij zag er net zo uit als een normale trein, alleen veel
korter. Zijn eigen Eurostar, dacht Matt bij zichzelf, terwijl hij
instapte. Dat moest je die vent nageven: hij wist hoe hij moest
leven.
Lacrierre keek naar de foto. Zelfs uit de lucht
was duidelijk te zien dat de verwoesting compleet was. De fabriek
was tot de grond toe afgebrand en gereduceerd tot wat verkoolde
resten. Van het andere gebouw stond door de ontploffing geen steen
meer op de andere. Toen de foto werd gemaakt - naar Matts oordeel
minstens een etmaal nadat ze het terrein hadden aangevallen - was
er iemand op het terrein geweest om puin te ruimen. Maar het zou
geruime tijd duren voor ze daar weer iets zouden kunnen
fabriceren.
'Nou,' zei Matt. 'Geen half werk, hè!'
Ze zaten in Lacrierres privé-rijtuig. Het eerste
rijtuig bevatte een keuken en wat kantoorapparatuur: een paar
satelliettelefoons, een Bloom- berg-terminal om hem in contact te
houden met de financiële markten, en faxapparaten en
kopieermachines. Er was plaats voor twee veiligheidsmensen en een
secretaris: voldoende spierkracht om zich veilig te voelen, maar
onvoldoende om er dreiging van te laten uitgaan. Het tweede rijtuig
was ingericht voor Lacrierre persoonlijk: lange zwartleren sofa's
langs de muur, lichtdimmers, een stereo-installatie en een
televisie.
Plotseling drong het tot Matt door dat de trein
ging rijden. 'Verdomme, wat gebeurt er?' vloekte hij.
'We gaan een ritje maken,' zei Lacrierre
koel.
'Dan wil ik er nu uit,' schreeuwde
Matt.
'Rustig maar, Matt,' onderbrak Orlena hem. 'We
gaan naar Parijs. Ik heb een tandenborstel voor je
gekocht.'
'Stop die klotetrein!' riep Matt, maar hij wist
dat het geen zin had. Hij zou mee moeten rijden, voorlopig
althans.
Nu hadden ze een prachtig uitzicht op Balham,
zag Matt, terwijl de trein voortrolde door Zuid-Londen in de
richting van de nieuwe hogesnelheidslijn die halverwege Kent
begon.
In de afgelopen zesendertig uur waren ze
teruggereden over de grens naar Kiev, hadden een paar uur geslapen,
hadden afscheid van Malenkov genomen en waren toen direct naar de
luchthaven gegaan. Er was geen BA-vlucht naar Londen, dus hadden ze
de LOT-vlucht naar Warschau genomen die aansluiting gaf op een
vliegtuig naar Heathrow. Ivan had twintigduizend pond van Orlena
gekregen en was teruggegaan naar zijn gezin. Matt en Orlena waren
ontboden voor een debriefing.
Lacrierre keek op en glimlachte triomfantelijk.
Het rijtuig was tamelijk kaal, maar er hingen een paar prenten met
militaire voorstellingen aan de muur. Boven in het compartiment
hingen een paar sabels. Naar de fraaie versieringen op de kling te
oordelen, waren het de sabels met de verfijnde ronde vormen die
door Napoleons Chasseurs a Cheval de la Garde gedragen werden, de
keizerlijke garde die hem overal volgde.
'Hebben ze goed gevochten?'
'Niet goed genoeg, dat is gebleken,' zei Matt
snel.
Een hostess kwam uit de keuken - een
aantrekkelijke blondine, bijna net zo mooi als de meisjes op zijn
kantoor - en zette een pot thee en biscuitjes voor hen op de tafel.
Lacrierre schonk thee voor Matt en Orlena in en nam zelf een flesje
Volvic-water. 'Iemand kan sneuvelen, terwijl hij goed vecht, toch?'
zei hij. 'Het hangt er maar van af hoe de dobbelsteen
valt.'
'Doodgaan heeft niets heldhaftigs,' zei Matt.
'Jij als militair zou dat moeten weten.'
Lacrierre zweeg. Matt deed een klontje suiker in
zijn kopje van fijn porselein, roerde en nam een slok thee. 'Het
doet er trouwens niet toe,' vervolgde hij. 'De klus is geklaard, de
fabriek is vernietigd. Daar zul je geen last meer van
hebben.'
Lacrierre boog zich naar voren. 'Niet helemaal,'
zei hij zacht. 'Beschouw het als een mierennest. Je kunt nog zo
veel mieren verdelgen als je wilt, maar als je het nest niet
aanpakt, dan komen ze gewoon weer naar buiten.' Hij zweeg en keek
Matt recht aan. ik heb je nodig om het nest te
vernietigen.'
'De fabriek is met de grond gelijkgemaakt,' zei
Matt. 'Dat was mijn opdracht en het werk is af.'
Lacrierre stond op. Hij liep naar het raam en
keek uit over de grasvelden die ze passeerden. Uit het bureau
haalde hij een velletje papier, liep terug door het rijtuig en
legde het voor Matt neer.
'Serik Lesjko heet hij.'
Matt keek naar de foto. Hij was van dichtbij
genomen en afgedrukt in zwart-wit. De man was rond de veertig en
had zwart haar, een slank postuur en grote ronde, maar donkere
ogen. Zijn neus was vermoedelijk gebroken en zijn kaken waren dik
en gezwollen.
'Hij is een Wit-Russische zakenman,' ging
Lacrierre verder. 'Een voormalig waterdrager van de KGB die nu voor
zichzelf werkt in het particuliere bedrijfsleven. Hij is degene die
de fabriek heeft gebouwd en onze medicijnen namaakte. We mogen dan
zijn fabriek opgeblazen hebben, maar wat let hem om weer een nieuwe
te bouwen.' Lacrierre trok zijn schouders op. 'Dus blazen we de man
op.' Hij ging weer zitten en keek naar Orlena met een vage glimlach
op zijn gezicht. 'Vernietig het nest, zoals ik zo-even al
zei.'
'Ik heb mijn opdracht uitgevoerd,' zei Matt
snel. 'Het werk is klaar. Basta.'
Lacrierre draaide de dop van een flesje Volvic,
goot wat van het mineraalwater in een glas en nam een slok. 'Van
Parijs ga je naar Minsk,' vervolgde hij. 'Hij had ook in de fabriek
moeten zijn, maar helaas was hij er niet. Dus ga jij terug om hem
koud te maken. Pas dan zit je werk erop.'
'Het is af,' snauwde Matt. 'Drie woorden van elk
één lettergreep. Is dat nou zo moeilijk om te begrijpen?'
Lacrierre keek hem aan, eerst onzeker, toen
geamuseerd. 'Jouw opdracht was om alle chemische formules voor deze
vervalsingen te vernietigen, zodat die lui ons nooit meer
lastigvallen. Dat wil zeggen dat er nog steeds werk aan de winkel
is.'
'Nee,' zei Matt met stemverheffing. 'Hoe vaak
moet ik dat nog zeggen: de Firma heeft me onder druk gezet om deze
klus te doen en ik heb hem gedaan. Schluss.'
'Dan zal je Firma je opnieuw de duimschroeven
moeten aandraaien,' ging Lacrierre verder. 'Ik zal je zeggen wat
Napoleon eens heeft gezegd: "De overwinning komt toe aan degene die
volhoudt." Welnu, wij willen dat je volhoudt tot onze vijand
volledig is vernietigd.'
'Napoleon werd uiteindelijk gevangengenomen door
de Engelsen,' zei Matt. Hij keek naar Orlena. 'Tenzij ik tijdens de
geschiedenisles heb zitten slapen.'
Hij keek uit het raam en zag hoe de trein met
een vaart door Ashford reed op weg naar de Kanaaltunnel, die niet
ver meer was. Klootzak, dacht hij. Als ik uit deze trein zou kunnen
springen zonder daarbij om te komen, zou ik het doen.'
'Hoe dan ook,' zei Lacrierre, 'geeft het je de
mogelijkheid om meer tijd met Orlena door te brengen. Jullie
tweetjes zijn zulke goede vrienden geworden.'
Uit zee woei een stevige wind die de felle
middagzon wat draaglijker maakte. Matram zat op de stenen zeewering
en schoof zijn zonnebril voor zijn ogen. Er reden een paar mensen
op de hoofdweg, maar de extreme hitte had zelfs de Engelse
toeristen ertoe gebracht om binnen te blijven. Het kwik had de 38
°C bereikt, een warmterecord in Groot-Brittannië, en volgens de
weermannen zou de hittegolf nog twee weken aanhouden.
Simon Clipper en Frank Trench hadden hun Renault
Mégane zojuist geparkeerd aan de overkant van de straat en liepen
naar hem toe. Beide mannen droegen een korte broek en een T-shirt
en hadden een zonnebril op. Voor iemand die niet beter wist, waren
het gewoon toeristen die op zoek waren naar een gelegenheid waar ze
konden lunchen.
Clipper ging naast Matram op de muur zitten.
'Wat is onze opdracht?' vroeg hij.
Matram pakte een blikje cola en trok het open.
'Twee mannen deze keer,' antwoordde hij. 'Bob Davidson en Andy
Cooper. Ze wonen hier. Ze vissen en hebben een kleine boot die hier
in de haven ligt. Omdat het deze zomer zo warm is, varen ze 's
avonds uit.'
'En we nemen ze op zee te grazen?' vroeg
Trench.
Matram knikte. 'Dat klopt. Ik heb een dinghy
geregeld om ernaartoe te gaan. Terwijl jullie het water in gaan en
hun schip tot zinken brengen, beman ik de boot.'
'Mogen we explosieven gebruiken?' vroeg
Clipper.
'Beter van niet,' zei Matram. 'We zullen een
behoorlijk eindje buitengaats zijn, zodat je ervan uit mag gaan dat
er niemand in de buurt is, maar geluid draagt ver over zee. Een
ontploffing kan gemakkelijk kilometers verderop gehoord
worden.'
Matram dronk in één teug zijn cola op en
verkreukelde het blikje. 'Het is beter om ze te verdrinken en
daarna hun boot tot zinken te brengen. Op die manier zullen ze
nooit gevonden worden, en als dat wel gebeurt, zal het op een
ongeluk lijken.'
Matt keek uit over het Gare du Nord. Het was
vroeg in de avond en het station wemelde van de reizigers.
Rugzaktoeristen en studenten stroomden uit de laatste Eurostar, op
zoek naar een goedkope slaapplaats. Zakenlieden spoedden zich om de
laatste trein naar Brussel of Keulen te halen.
Hij drukte de mobiel tegen zijn oor. 'Je doet
dit nog, ouwe jongen, en dan vragen we verder niets meer van je,'
zei Abbott. "Vertrouw me en je kunt linea recta naar de Costa del
Crime om sangria en frites te serveren.'
Alleen al de stem van de man werkte op Matts
zenuwen. Iedere keer dat hij hem moest spreken, kreeg hij de
kriebels, zo groot was zijn ergernis. Lacrierre had hem bij het
station afgezet en Orlena stond een paar meter van hem vandaan. De
vliegtickets voor de luchthaven Charles de Gaulle had ze al in haar
hand.
'Een moord, dan weer een,' zei Matt woedend. 'Ik
wil weten hoe ik jouw klauwen uit mijn rug krijg.'
'Dat heb ik je toch gezegd,' herhaalde Abbott.
'Deze nog en dan is het voorbij. Ik heb Lacrierre gesproken. Hij is
op je gesteld. Hij heeft waardering voor de manier waarop de
fabriek vernietigd is en hij wil gewoon iemand op wie hij kan
vertrouwen om de man achter de organisatie uit te schakelen. Daarna
is het probleem opgelost en is het afgelopen.'
Matt nam een slok van de koffie die hij op het
station had gekocht. 'Wat heeft Lacrierre bij jullie in de melk te
brokkelen?'
'Kijk maar eens naar je rekeningen, zodra je de
gelegenheid hebt.'
'Welke?'
'Je betaalrekening, Matt.' Abbott zweeg even.
'De andere zijn nog steeds geblokkeerd. Weet je, ouwe jongen, het
lijkt wel toverij. Is Mattje braaf dan krijgt hij centjes. Is
Mattje stout dan wordt zijn rekening bevroren.'
'Ik krijg de beschikking over mijn eigen geld
terug en dan moet ik zeker dankbaar zijn?'
'Die rekening is alleen maar een gebaar van
goede wil. Reis naar het oosten en ruim die man uit de weg, en je
andere rekeningen worden ook gedeblokkeerd. Dan zijn alle schulden
over en weer vereffend, zoals ik al zei.'
Matt liet zijn hoofd in zijn handen zakken. Er
was altijd wel ergens een probleem en de Firma had altijd wel
mensen nodig om het voor hen op te lossen. Het was precies zoals
Ivan gezegd had.
'Nog één moord, Matt,' herhaalde Abbott. 'Wat
voor verschil maakt dat voor iemand als jij, die al zo veel bloed
aan zijn handen heeft?'
Matt bracht zijn mond dicht bij de telefoon.
'Waar is Gill? Ik heb niets meer van haar...'
'De sexy leidster van het peuterklasje?' zei
hij. Hij grinnikte. 'Afgepeigerd, zou ik zeggen, ouwe jongen. Maakt
waarschijnlijk een nummertje met de kelner van de Last
Trumpet.'
Matt zweeg. 'Het is niets voor haar om zo lang
niets van zich te laten horen,' zei hij. 'Ik wil weten of de Firma
daar iets mee van doen heeft.'
'Maak hem koud, ouwe jongen,' zei hij. 'Dan kun
je je liefdesleven weer op de rails zetten. Het is een kwestie van
prioriteiten stellen. Ik heb er wel een boek over. Je mag het lenen
als je wilt.'
Matt wilde antwoorden om lucht te geven aan zijn
woede en zocht naar de juiste woorden. Maar de verbinding was al
verbroken. Orlena sloeg haar arm om zijn middel en wees naar de
taxistandplaats. 'Kom,' zei ze vriendelijk. 'Het is tijd om te
gaan.'
Matram voelde de dinghy onder zich slingeren.
Hoewel de wind sinds het middaguur was afgenomen, woei hij nog
steeds met heftige vlagen over Het Kanaal en liet de koppen van de
golven schuimen.
De oude piraten aan de kust van Devon en
Cornwall hadden het goed gezien. Geen hond die het ziet als je op
zee iemand doodt.
Ze waren nu al bijna een uur op het water en
Matram berekende dat ze ongeveer een zeemijl uit de kust waren.
Eerder op de dag had hij een klein elektronisch zendertje onder de
bodem van de boot van het doelwit aangebracht. Het zond een signaal
naar een Gps-satelliet en de satelliet zond de exacte positie van
het vaartuig naar hem door.
We zien hem net zo goed als wanneer hij vlak
voor ons is.
'Over vijf minuten slaan we toe,' schreeuwde hij
van achter uit de dinghy. 'Maak je gereed.'
Zowel Clipper als Trench had een wetsuit aan en
alleen hun zwartgemaakte gezicht was zichtbaar. Op hun rug hadden
ze een zuurstofcilinder vastgemaakt en aan hun voeten zaten
zwemvliezen. Beiden hadden ze twee jachtmessen van dik staal aan
hun riemen vastzitten, maar verder waren ze ongewapend. Ze zaten
ontspannen voor in de boot en keken uit over de oceaan, terwijl het
vaartuig door de golven schoot.
Het schijnsel van de maan glinsterde op het
wateroppervlak en lichtte hen bij op hun tocht. Het was vrijwel
onbewolkt en Matram schatte dat ze de rest van de avond goed zicht
zouden hebben.
Hij keek op het display van de GPS-ontvanger en
stuurde naar rechts om de koers van de dinghy te corrigeren. Ze
zouden doorvaren tot ze een kilometer van het doelwit waren en dan
de motor uitzetten.
Matram bracht een 20x50 Bushnell-verrekijker
naar zijn ogen. Het was een veldkijker, maar hij vond hem beter dan
de kijkers die het leger gebruikte: hij vergrootte twintig keer en
je kon er tot duizend meter scherp mee zien. Hij stelde de scherpte
in en zag de boot drijven aan de horizon. Twee mannen zaten aan dek
en hadden hun lijnen uitgegooid. Net eenden, dacht hij. Ze wachten
tot er op ze geschoten wordt.
Matram draaide zich om en zette de motor af.
'Actie,' fluisterde hij.
Clipper en Trench lieten zich praktisch zonder
een rimpeling te veroorzaken in het water zakken. Terwijl ze
verdwenen, keek Matram op zijn horloge. Vijftien minuten na
middernacht. Binnen tien minuten zouden beide mannen dood
zijn.
Hij liet de verrekijker op zijn schoot rusten en
keek uit over het water. Met het blote oog was de boot slechts een
stipje op het wateroppervlak. Het kon net zo goed een
luchtspiegeling zijn. Ik kan hen zien, maar ze kunnen mij niet
zien.
Matram bracht de Bushnell weer naar zijn ogen en
telde af. Van de minuut voor de aanval genoot hij het meest. Hij
voelde zijn huid tintelen door de spanningsvolle afwachting van wat
komen ging. Door de opwinding parelde er wat zweet op zijn
voorhoofd.
Al heb je dit nog zo vaak meegemaakt, iedere
moord heeft zijn eigen, bijzondere aroma.
Een schim doorbrak het wateroppervlak. Zelfs van
deze afstand kon hij zien hoe de boot wiebelde en schommelde,
terwijl Clipper en Trench een paar crawlslagen maakten en aan boord
klommen. Hij probeerde het beeld dichterbij te halen, maar van deze
afstand was het onmogelijk om elk detail te zien. Hij kon zien hoe
een van de mannen stond en hoe de ander zich vooroverboog en
krimpend van de pijn naar zijn buik greep toen een messteek hem
trof. De eerste man sprong naar achteren, verloor zijn evenwicht en
smakte op de bodem van het schip. Matram zag hoe een mes met kracht
op hem neerdaalde. Daarna kon hij zien hoe er gewichten aan de
lichamen werden bevestigd en hoe ze in het water werden gedumpt.
Vervolgens zag hij hoe Clipper en Trench gaten begonnen te maken
aan een kant van de boot, hoe water de romp binnenstroomde en hoe
het vaartuig slagzij maakte.
Matt keek toe en zag de boot in de golven
verdwijnen. Een zeemansgraf, dacht hij. Het waren ooit soldaten. Ze
zouden dankbaar moeten zijn voor de dood die we hun bezorgd
hebben.