9


Sergej Malenkov was een grofgebouwde, breedgeschouderde man met een kortgeknipt baardje dat zijn kin en een gedeelte van zijn hals bedekte. Hij droeg een donkere canvas broek en een lange grijze trui, en over zijn schouder hing een kleine zwarte tas.
De afgelopen vierentwintig uur had Matt gemerkt dat er veel van dergelijke mannen op straat liepen. Harde mannen zonder een cent te makken die er sterk uitzagen en door de stad zwierven op zoek naar elk soort werk dat zich aandiende. Als je wapens nodig had, hoefde je maar te kikken. Voor louche handel vanuit de achterbak van een auto moet je in Kiev zijn.
Matt gaf de man een hand. Hij heeft meer van een zeeman dan van een soldaat, dacht hij. Zijn huid vertoonde de tanige, diepe groeven van iemand die jarenlang de wind en regen van de oceaan getrotseerd heeft en zijn ogen hadden de helderheid van een man die een groot deel van zijn leven over de donkere en nevelige uitgestrektheid van de zee heeft getuurd.
'SAS?' zei hij, terwijl hij Matt scherp aankeek.
Matt knikte. 'Tien jaar.'
'En je kameraad?' vroeg hij. Zijn blik ging naar Ivan.
'Een ander soort regiment,' antwoordde Ivan. 'Het Iers Republikeins Leger. Springstoffen zijn mijn specialiteit.'
'En jij?' zei Matt.
Hij nam de man aandachtig op, in afwachting van een antwoord. Ik leg mijn leven in de handen van deze man. Hopelijk weet hij hoe hij zich in dat soort situaties moet gedragen.
Malenkov keek naar Orlena en toen weer naar Matt. 'Sovjetmarine, en na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie de Oekraïense marine. Ik zat bij het onderdeel dat aanvallen met amfibievoertuigen uitvoert. Ik heb twintig jaar gediend. Mijn voornaamste post was aan boord van de Hetman Petro Sagajdatsjny, het vlaggenschip van de Oekraïense marine. Waarschijnlijk heb je nooit van kozak Hetman gehoord. Hij is onze nationale held, de man die in de zeventiende eeuw Oekraïne bevrijdde.'
Orlena ging zitten en gebaarde naar de anderen om haar voorbeeld te volgen. Het was 's morgens even na achten en ze waren bijeen in het appartement. Ivan had een kan koffie tussen hen in gezet. 'Sergej heeft de marine twee jaar geleden verlaten,' zei ze. 'Nu bemiddelt hij voor westerse investeerders in de regio die hun bedrijf willen beveiligen. Zeg hem wat je nodig hebt en hij zorgt ervoor.'
'Mensen en materieel. Geef me gewoon je boodschappenlijstje,' zei Malenkov met een brede grijns op zijn gezicht. 'Mankracht is goedkoop, wapens zijn duur. Zo gaat dat hier.'
'We hebben alleen een paar luchtfoto's gezien,' zei Matt.
'Het verkenningsvliegtuig geeft je alle informatie die je nodig hebt,' zei Orlena bits. 'Op die gegevens kunnen we de missie baseren.'
Matt keek haar recht aan. 'En aan hoeveel acties heb jij precies deelgenomen?'
Orlena's gezicht kreeg een ijzige uitdrukking. 'Kunnen we ons niet gewoon bij ons onderwerp houden?'
Matt bedwong de irritatie in zijn stem. 'Ik zal je zeggen wat we gaan doen,' antwoordde hij. 'Ik wil dat Sergej en Ivan met me meegaan om een kijkje te nemen bij de fabriek. We vallen niet aan voor we de zaak grondig geïnspecteerd hebben.'
Hij keek naar opzij, eerst naar Ivan, vervolgens naar Malenkov. 'Oké?'
Beide mannen knikten.
'We kunnen het vliegtuig er nog een keer overheen laten vliegen,' zei Orlena. 'Als het nodig is vandaag nog, wat later op de dag. Je hoeft het alleen maar aan de piloot te vragen. Hij maakt alle foto's die je wilt, vanuit iedere hoek.'
'Prettig idee,' zei Ivan. 'Een verkenningsvliegtuig dat de hele middag vluchten boven de fabriek maakt. En dat zal geen mensen alarmeren, denk je?'
Matt tikte tegen de zijkant van zijn linkeroog. 'Ie hoeft maar één ding te doen om de boel te verkennen: je ogen de kost geven. En dat is precies wat we morgen gaan doen.'
Matt was alleen in de kleine slaapkamer. Het was één uur. Hij drukte op OK en de lijn viel dood. Hij wachtte even met opnieuw bellen en nam een slok water. Vervolgens toetste hij het nummer in. Het was nu precies als bij een militaire operatie: rondhangen en wachten tot de actie begon.
Vier telefoontjes tot nu toe, telefoontjes die niets opgeleverd hadden. Niemand weet iets.
'Is Keith er ook?' vroeg hij zodra er opgenomen werd.
'Ik zal eens kijken,' antwoordde een man met een zuidwestelijk accent. 'Met wie spreek ik?'
'Met Matt. Matt Browning.'
In de verte hoorde hij de man 'telefoon!' roepen. Keith Ficton was een voormalige sergeant uit het regiment, een man van in de vijftig die een Outward Bound-centrum runde in de buurt van Barnstaple in Noord-Devon. Er liepen daar een hoop oud-militairen rond; er was altijd werk voor gezonde jonge mensen die een groep leidinggevenden uit Staines konden leren hoe ze een berg moesten beklimmen of hoe ze met een kajak moesten varen. Picton haalde ze allemaal binnen, gaf hun een slaapplaats en wat te eten, en betaalde hun een fractie minder dan het minimumloon voor het werk dat ze leverden. Soms viel het moeilijk te zeggen of hij een bedrijf runde of een liefdadigheidsinstelling voor soldaten die tijdelijk niets om handen hadden. Belangrijk was het niet; iedereen was het erover eens dat hij een diamant was, hoe ongepolijst ook. En iedereen kende en respecteerde hem.
Niemand die ik ken heeft zo'n goed netwerk als hij.
'Browning, ouwe rukker,' zei Picton. 'Wat voer jij tegenwoordig in vredesnaam uit?'
'Hetzelfde als vroeger.'
'Echt waar?' zei Picton. 'Ik heb anders gehoord dat je voor meneer Relax speelt in Marbella. Dat je een smak geld hebt verdiend met een, zo te horen, gewaagde klus voor de Firma en dat je een mooi huis aan zee hebt en een prachtwijf aan je arm. En dat je op het punt staat al dat moois te bederven door met je jeugdliefde te trouwen.'
Al heb ik hem meer dan een jaar niet gesproken, toch weet hij alles over me.
'Ach, je weet hoe het is, Keith. Je gooit met een dobbelsteen en je wint. Je gooit nog een keer en je bent alles weer kwijt.'
'Precies. Waarmee kan ik je helpen?'
Matt hoopte dat dit telefoontje, zijn vijfde, licht op de zaak zou werpen. Hij was begonnen met een paar particuliere beveiligingsfirma's die vanuit Londen werkten. Die bedrijven namen altijd mensen in dienst die uit het leger afkomstig waren en hadden een goede antenne voor wat er zoal speelde. Het had niets opgeleverd. Vervolgens had hij een vriend geraadpleegd die bij een wervingsbureau werkte dat mensen uit het leger aan een nieuwe baan hielp. Ook had hij Bob Crowden gebeld, zijn eerste sergeant toen hij tien jaar geleden voor het leger tekende. Bob was iemand die contact onderhield met alle jongens die hij in zijn kazerne had gehad. Ook zij hadden hem niets kunnen vertellen.
Voorzover iedereen wist, had er nergens iets verdachts plaatsgevonden met ex-militairen.
'Ik vroeg me gewoon af of jij iets gehoord had, Keith,' begon Matt. 'Verhalen over soldaten die krankzinnig geworden zijn en zichzelf en andere mensen hebben verwond. En of je denkt dat er enig verband bestaat. Iets ongewoons.'
'Wat voor gebeurtenissen?' vroeg Picton ten slotte. 'Een vent die zijn gezin verlaat, zijn baan opgeeft, of in een gevecht verzeild raakt nadat hij te veel gedronken heeft? Kun je wat duidelijker zijn?'
'Nee, gewoon iemand die zich vreemd en gewelddadig gedraagt.'
Opnieuw viel er een stilte. 'Niet voorzover ik weet,' zei Picton, die nu stelliger klonk. 'Weet je wat, ik vraag het na bij een paar van de jongens in het centrum. Als ik iets hoor, laat ik het je weten.'
'Bedankt.'
'Waar gaat het over, Matt? Waarom wil je het weten?'
'Ik ga alleen maar een vermoeden van een vriend na,' zei Matt. 'Als je iets hoort, bel me dan.'
'Ben je klaar?' riep Orlena beneden in de gang. 'De auto is er.'
Matt liet zijn mobiel in zijn zak glijden.
Niemand die iets weet, dacht hij, terwijl hij zijn plunjezak over zijn schouder gooide. Maar misschien komt dat omdat er niets te weten valt.
De landrover was zeker twintig jaar oud. Een oud model legervoertuig, zag Matt, dat na wat aanpassingen gebruikt was in de landbouw; geen yuppenauto om schoolgaande kinderen in te vervoeren. De lak zag eruit alsof hij wel honderd keer was bijgewerkt en op het uiterlijk was niet gelet. De auto was veranderd in een bont geheel van kleuren: donkerblauw, groen, zwart, met hier en daar langs de onderkant een lik zilverkleurige verf om de roestplekken te verhullen.
'Een Britse auto,' zei Malenkov goedkeurend. Hij gaf een klopje op de motorkap, alsof het zijn lievelingspaard betrof. 'Als je vindt dat de Oekraïense wegen slecht zijn, wacht dan tot je in Wit-Rusland bent. Hij lachte schor. 'In een wasmachine hobbel je minder.'
Matt keek naar Orlena. 'Ga jij maar voorin op de passagiersstoel zitten,' zei hij. 'Ivan en ik kunnen achterin gaan pitten. Dat zijn we gewend.'
Hij gooide zijn plunjezak achter in de auto en klom in de wagen. Stoelen ontbraken; op de metalen vloer lag alleen een oude matras. Het was een lange rit en hij wist dat hij het zich zo gemakkelijk mogelijk moest maken. Matt legde zijn plunjezak als kussen boven op zijn matras en ging liggen. Hij zag hoe naast hem Ivan hetzelfde deed.
'Een vreemd luchtje,' zei Matt, terwijl hij overeind ging zitten.
'Papavers,' zei Ivan. 'Ik geloof dat ze die in het zuiden van Oekraïne verbouwen. Aan de Zwarte-Zeekust, in het gebied om Odessa. Van de opium maken ze via een aantal bewerkingen heroïne. Ik vermoed dat onze vriend Malenkov een veelzijdig zakenman is.'
De motor begon te ronken en schuddend reed de landrover van de stoeprand weg. Het was halverwege de ochtend en er was weinig verkeer. Met een vaartje reden ze door het centrum van Kiev. Matt had even daarvoor op de kaart gekeken en had een globaal idee hoe ze zouden rijden. Vanuit Kiev zouden ze de M20 nemen en afbuigen naar het noorden. Vlak voor Gomel met zijn staal- en cementindustrie zouden ze de grens oversteken. Daarna zouden ze in westelijke richting rijden tot ze op de A250 zaten. Via Babrujsk zouden ze dan recht op Minsk aan rijden.
Moet dit een autosnelweg verbeelden? dacht Matt, toen hij enige tijd later naar het gescheurde wegdek van de eenbaansweg keek. Zelfs op Cromwell Road op vrijdagavond schiet je harder op. En ik maar denken dat dat de allerberoerdste weg was.
'Hoe lang doen we erover, denk je?' riep hij luid door het raampje dat het achtergedeelte van de landrover van de cabine scheidde.
'Tien uur, misschien vijftien,' schreeuwde Malenkov boven het gebrul van de motor uit.
'Het is tijd voor een lunchstop,' schreeuwde Ivan.
Orlena draaide zich naar hen om en glimlachte. 'Ik zal eens kijken of ik wat koolsoep voor jullie kan vinden.'
Matt ging weer op de matras liggen en probeerde zijn ogen dicht te doen. Iedere trilling en schok van de door de kuilen voorthobbelende auto ging dwars door zijn ruggengraat. Afschuwelijk eten, vreemde luchtjes, beestachtig vervoer en voortdurend gevaar. Gefeliciteerd niet je terugkeer in het leger, vriend.
Het bos was donker en er hing een zware geur van dennennaalden. Matt lag op de grond en voelde het vochtige mos tegen zijn huid. Achter zich hoorde hij de wind in de bomen ritselen. Voor zich hoorde hij de machines van de fabriek zacht puffen en dreunen in de nacht.
'Kun je wat zien?' vroeg hij fluisterend aan Ivan.
'Geen moer.'
Het was een lange en vermoeiende rit geweest. Matt had onrustig geslapen en was twee keer gewekt: eerst voor de lunch, toen voor het avondeten. Ze hadden beide maaltijden genuttigd in eenvoudige wegrestaurants, waar men koolsoep en worst serveerde aan de vrachtwagenchauffeurs die reden op de grote wegen tussen de twee steden. Matt noch Ivan had onder het eten iets gezegd. Ze waren gekleed in een goedkope spijkerbroek en een sweatshirt die Orlena op een markt in Kiev voor hen had gekocht. Als je hier in een Levi's zou lopen, of zelfs maar in een spijkerbroek van Gap, dan haalden ze je er onmiddellijk uit als buitenlander. Het was niet verstandig om iemand erop te attenderen dat ze geen Oekraïners of Wit-Russen waren. In deze afgelegen contreien was een buitenlander een zeldzaamheid die achterdocht zou oproepen.
Bij de grens waren ze even gestopt. Geen van beiden hadden ze een visum voor Wit-Rusland, maar dat scheen geen enkel probleem. Malenkov had de douanier twintig dollar in zijn hand gedrukt en toen mochten ze meteen doorrijden. Bij het vallen van de avond waren ze Minsk gepasseerd en reden ze noordwaarts, naar Katyn. Het bos lag net ten noorden van de stad. Het besloeg ongeveer acht hectare en was dichtbegroeid, voornamelijk met pijnbomen. In het bosrijke gebied lagen alleen enkele fabrieken, een paar houthakkerskampen en wat gehuchten. Bij aankomst was het al tien uur geweest.
We gaan een kijkje nemen bij het doelwit, had Malenkov voorgesteld. En daarna gaan we slapen.
'Laten we dichterbij kruipen,' fluisterde Matt.
De landrover hadden ze achthonderd meter terug geparkeerd en te voet waren ze door het bos geslopen. Ze bevonden zich nu op vierhonderd meter van de fabriek.
Matt tijgerde over het zandpad dat tussen de bomen liep. Ze hadden de afgelopen drie uur niemand op het pad gezien. De fabriek lag ongeveer driehonderd meter voor hen en de asfaltweg die erheen leidde, liep vijfenzeventig meter links van hen. Het fabrieksterrein besloeg alles bij elkaar zo'n driehonderdvijftig vierkante meter en was omgeven door een hoge omheining van prikkeldraad, versterkt met stalen gaas. Er was slechts één toegang, die stevig op slot zat en bewaakt werd door zo te zien maar één schildwacht. Matt bewoog zich langzaam om de afscheiding om een beter zicht te krijgen. Op twee hoeken van het omheinde terrein stond een drieënhalve meter hoog houten platform waarop een zoeklicht geplaatst was. De straal van de schijnwerper beschreef een trage half cirkelvormige boog en gleed langs de omtrek van de omheining. Ivan klokte de beweging en berekende dat het vijfenveertig seconden duurde om de boog te voltooien, waardoor er minstens vijftien seconden overbleven om er veilig onderdoor te kruipen. Voorzover Matt kon zien stond er bij elk zoeklicht maar één bewaker om het licht te bedienen.
Hij haalde de verrekijker te voorschijn die Malenkov hem gegeven had, en door het vergrote beeld kon hij zien dat de bewakers iets droegen wat eruitzag als een semi-automatisch machinegeweer. Van die afstand kon hij niet zeggen van welk kaliber. Waarschijnlijk kalasjnikovs. Er was geen reden om geen wapens van eigen makelij te gebruiken. Alsof ze in dit deel van de wereld geen goede wapens konden maken.
Matt liet de verrekijker zakken. Het terrein werd zwaar bewaakt.
Ivan wees naar de afscheiding. 'Dat is een sloot, hè?' zei hij.
Matt knikte. 'De gebruikelijke verdedigingswerken. De combinatie van een diepe sloot en een hoge afrastering is de lastigste om langs te komen. Je zit vast in de sloot en vervolgens moet je over het hek klimmen. Dat geeft de jongens aan de andere kant een heleboel tijd om de aanvallers een voor een neer te schieten. Dit soort kampementen worden al gebouwd zolang de mens bestaat.'
Ivan keek vooruit. Er stond maar een kwart maantje, dat moeite had om door de laaghangende bewolking heen te breken, en hij deed zijn best om zijn ogen aan te passen aan het schaarse licht. 'Ik dacht dat het een fabriek was. Geen militaire basis... Misschien hebben ze wat te verbergen.'
'Daar bekommeren we ons wel om als we naar binnen gaan; zei Matt. Hij keek naar Malenkov. 'Is het mogelijk om de achterkant wat beter te bekijken?'
De Oekraïner ging hun voor. Er was een open plek van ongeveer vijfendertig meter aan de voorkant van het omheinde terrein - voldoende ruimte voor de bewakers om een mooi zuiver schot te lossen op iedereen die uit het bos kwam rennen, zag Matt. Waar de omheining aan het bos grensde was eerst een stukje met kreupelhout en struikgewas, daarna stonden er bomen, steeds dichter bij elkaar. Binnen nog eens achttien meter bevond je je in een dichtbegroeid bos, waar de bomen dicht opeen stonden in een overvloedige vegetatie. Met z'n vieren slopen ze door het kreupelhout, Malenkov voorop.
Dat is hun zwakke plek, concludeerde Matt. Ze zijn omgeven door bos en niet door open gebied.
Hij pauzeerde even. Ze slopen nu naar de achterkant van het omheinde terrein. De zoeklichten gleden langs de zoom van het bos en zo nu en dan brak er een lichtstraal door het gebladerte. Hij kon horen hoe in de verte een paar dieren door het bos liepen: herten misschien, of een wild zwijn. Niets gevaarlijks. Hij wierp een blik naar voren. Van hier versmalde de afstand tussen het bos en het hek tot niet meer dan tien meter. Je kreeg de indruk dat ze het gras een paar weken niet hadden gemaaid, en het onkruid en struikgewas schoten op en tierden welig. Hier had je extra dekking als je het fabrieksterrein van achteren wilde aanvallen.
'Hoeveel mensen zijn er daarbinnen?' vroeg Matt zachtjes aan Malenkov.
'Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen. Het kunnen er tien zijn, maar voor hetzelfde geld zijn het er meer,' antwoordde hij. 'We blijven hier een poosje en proberen erachter te komen als ze van ploeg wisselen.'
Matt draaide zich om naar de anderen. 'Oké,' zei hij. 'Daarna gaan we pitten. Zodra we het weten, kunnen we ons plan smeden.'
Het was een gelijkvloers gebouw met een plat dak, niet meer dan een schuur. Het lag ten oosten van Katyn, op vijfentwintig kilometer afstand van de fabriek. Ze waren vanaf de hoofdweg een zijweg op gereden. Vervolgens waren ze rechts afgeslagen, een zandweg op die door de korenvelden liep. Misschien een boerderij, had Matt gedacht nadat hij een blik op het gebouw had geworpen. Er was genoeg plaats voor een gezin en een paar beesten, maar het stond al geruime tijd leeg.
Malenkov had het verblijf geregeld en zoals Matt had verwacht, was hij iemand die budget class reisde. De deur kraakte toen hij hem opendeed. De geur van uitgedroogd rottend hout trof Matts neusgaten en bij het inademen voelde hij hoe het stof zijn longen binnendrong.
Er was geen elektriciteit. Malenkov ging met een zaklantaarn de kamer binnen, stak een petroleumlamp aan en hing die op aan een haak in het midden van het plafond.
'Oost west, thuis best,' zei Ivan, terwijl hij rondkeek in de grootste kamer.
'Het kan ermee door,' zei Matt nors.
Malenkov liep naar de kookplaats: een lege kachel waar een kookpot boven hing, en één gaspit die met een korte plastic slang was aangesloten op een gasfles. Hij pakte vier vlekkerige porseleinen mokken uit de kast en uit zijn zak haalde hij een fles Zjitomirska, een Oekraïense wodka. Daarna schroefde hij de dop van de opvallende rood-zwarte fles, waarop het hoofd van een kozak prijkte. 'Een borrel,' zei hij. Eerst kreeg Orlena een mok, toen Matt en Ivan. 'Dit zal de vochtigheid uit jullie botten verdrijven.'
Matt pakte de mok van hem aan, sloot even zijn ogen en sloeg de kleurloze, zuivere drank achterover. De smaak was heet en kleverig en hij voelde hoe zijn spieren zich ontspanden toen de alcohol in zijn bloedbaan kwam. In Wit-Rusland was het net zo warm als het in Londen en Spanje was geweest: overdag was het ruim 30 °C en 's nachts leek de temperatuur niet onder de 22 °C, 23 °C te komen. De luchtvochtigheid was hoog en Matt voelde hoe, na een avond sluipen door open bosgebied, het zweet uit zijn poriën stroomde en zijn kleren nat werden.
Malenkov hief zijn gebarsten mok. 'Op de missie,' zei hij. 'Wat die ook mag zijn.'
Matt hield zijn eigen mok omhoog. 'En op een behouden thuiskomst.'
Malenkov goot een nieuwe scheut wodka in Matts mok. 'Nu gaan we slapen,' zei hij. 'Er zijn een paar slaapkamers aan het einde van de gang. Niet luxueus, maar ze kunnen ermee door. Morgenochtend gaan we onze aanval voorbereiden.'
'Mooi,' zei Ivan. 'Hoe eerder we beginnen, hoe sneller we klaar zijn.'
Malenkov grijnsde, waarbij hij een rij volmaakt witte tanden liet zien.
'We zijn soldaten,' zei hij. 'Het maakt niet uit uit welk land we komen en of we voor een regering of voor een onderneming vechten. We zetten ons leven op het spel en we zijn nooit tevreden. We steunen en klagen, maar we maken het karwei af of sterven in het harnas. Heb ik het goed gezegd?'
'Daar kan ik op drinken,' zei Matt.
Hij goot de rest van de wodka door zijn keel en liep achter Orlena aan de gang op. Het was al twee uur en ze moesten nodig naar bed: het kon morgen wel eens een lange en gevaarlijke dag worden. Ze hadden alle slaap die ze konden krijgen hard nodig.
'Er zijn vier slaapkamers,' zei Orlena, die naar twee verschillende kanten van het gebouw wees. 'Ivan en Sergej, jullie nemen deze twee. Matt, jij neemt de slaapkamer aan die kant.'
Hij liep naar de kamer. Er was geen lamp, maar door het open raam stroomde voldoende maanlicht binnen om de omtrekken van de kamer te onderscheiden. Het bed was niet meer dan een matras op de vloer, ondersteund door iets wat leek op houten planken. Hij snoof. De kamer rook wat stoffig en was in de winter vermoedelijk vochtig, maar nu maakte hij een droge en schone indruk.
Hij rolde de slaapzak uit die aan het voeteneinde lag, kleedde zich uit en kroop erin. Omdat een kussen ontbrak, pakte hij een handdoek uit zijn plunjezak en legde die onder zijn hoofd. Hij was zo uitgeput dat hij meteen in slaap viel.
Plotseling schoot hij overeind. Er bewoog iets. Hij deed zijn ogen open en zijn onderarm ging naar voren. Orlena drukte een vinger tegen zijn lip. 'Stil,' fluisterde ze. 'Anders maak je de anderen wakker.'
Ze droeg nog steeds de strakke, lage blauwe spijkerbroek die ze de hele dag had aangehad. Haar vinger verdween van zijn lippen en streek aangenaam prikkelend door zijn borstharen. Hij voelde haar hete, hijgende adem op zijn huid. Matt sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar lichaam tegen zich aan. Hij kuste haar lippen, proefde haar lipstick, proefde de wodka van zo-even.
Matt kon niet zeggen wat hem meer verbaasde: het feit dat ze bij hem in bed lag of zijn hevige verlangen om haar te neuken. Hij bewoog zijn handen over haar lichaam en begon haar ceintuur los te gespen en haar broek naar beneden te trekken. Ze giechelde toen de gesp langs haar buik schuurde. Toen duwde ze hem op zijn rug en masseerde zijn schouders en zijn borst. Terwijl haar vingers de zenuwuiteinden masseerden, voelde hij hoe zijn huid zich spande.
Matt strekte zijn handen uit en wilde de achterkant van haar beha loshaken en haar T-shirt uittrekken.
'Nee,' zei Orlena. 'We neuken zoals ik het wil, of er wordt helemaal niet geneukt.'
Het ging soepel en snel. Orlena wist precies wat ze hem moest laten doen om aan haar trekken te komen. Zweet droop van haar onderrug en Matt voelde hoe hij transpireerde toen ze beiden een woeste climax bereikten. Het plezier, dacht hij toen haar lust wegebde, was des te groter omdat het zo volkomen onverwachts gekomen was.
Pas na het vrijen deed ze haar T-shirt en beha uit en toonde een paar kleine welgevormde borsten. Naakt was ze van een gebeeldhouwde schoonheid. Sommige vrouwen zien er zonder kleren beter uit, andere slechter, dacht Matt. Sommige gebruikten hun kleren en make-up om een lichaam te verhullen dat kwabbig en slap was. Andere gebruikten hun kleren om het volmaakte lichaam te verbergen dat eronder lag.
Het is duidelijk tot welke categorie Orlena behoort.
Ze lagen op de dunne matras en Orlena vlijde haar hoofd tegen zijn borst. 'Ik dacht dat je niet met me naar bed wilde,' zei ze.
Matt glimlachte. 'Ik loog.'
'Waar heb je nog meer over gelogen?'
'Nergens over.' Matt ging met zijn tong over haar borsten. 'En jij, waar heb jij over gelogen?'
Orlena ging op haar andere zij liggen. 'Wacht maar af.'