Fjällbacka 1871

Het was een mooi kind en de bevalling was verbazingwekkend goed verlopen. Dat had ook de vroedvrouw gezegd toen ze het jongetje, gewikkeld in een deken, op haar borst legde. Een week later was het geluksgevoel er nog steeds en het leek met de minuut sterker te worden.

Dagmar was even gelukkig als zij. Zodra Emelie iets nodig had, stond ze klaar en ze verschoonde de jongen met dezelfde devote blik die ze ’s zondags in de kerk had. Het was een wonder, dat zij nu met z’n tweeën deelden.

Hij sliep in een mand naast Emelies bed. Ze kon uren naar hem zitten kijken terwijl hij met een vuistje tegen zijn wang gedrukt lag te slapen. Als zijn mondje begon te trekken, beeldde ze zich in dat het een glimlach was, een uiting van vreugde omdat hij bestond.

De kleertjes en dekentjes waar Dagmar en zij zoveel uren in hadden gestoken om ze op tijd af te hebben, kwamen nu goed van pas. De jongen moest een paar keer per dag worden verschoond en hij was altijd schoon en voldaan. Emelie had het gevoel alsof Dagmar, de jongen en zij in een eigen kleine wereld leefden, zonder zorgen en problemen. En ze had een naam bedacht. Hij zou Gustav heten, net als haar vader. Het kwam niet eens bij haar op het eerst aan Karl te vragen. Gustav was haar zoon, alleen van haar.

In de tijd dat ze bij Dagmar had gewoond, had Karl haar geen enkele keer bezocht. Maar ze wist dat hij in Fjällbacka was geweest en dat hij zoals gebruikelijk samen met Julian was gekomen. Hoewel het een opluchting was hem niet te hoeven zien, deed het toch pijn dat hij zich zo weinig om haar bekommerde. Dat ze niet meer betekende.

Ze had geprobeerd er met Dagmar over te praten, maar zoals altijd wanneer Karl ter sprake kwam, was Dagmar gesloten geworden. Ze had wederom gemompeld dat hij het niet makkelijk had gehad en dat ze zich niet met familiezaken wilde bemoeien. Emelie had uiteindelijk berust. Ze zou haar echtgenoot nooit begrijpen en ze moest hoe dan ook de consequenties aanvaarden. Tot de dood ons scheidt, had de dominee gezegd, en zo moest het zijn. Maar nu had ze nog iets meer, naast de anderen die haar tot troost waren geweest in het eenzame bestaan op het eiland. Nu had ze iets wat echt was.

Drie weken na Gustavs geboorte kwam Karl haar halen. Hij keek nauwelijks naar zijn zoon. Stond alleen maar ongeduldig in het halletje en zei haar dat ze haar spullen moest inpakken, want zodra Julian en hij boodschappen hadden gedaan, zouden ze naar het eiland varen. En zij en de jongen moesten mee.

‘Weet u of vader iets over de jongen heeft gezegd? Ik heb hem geschreven, maar geen antwoord gekregen,’ zei Karl en hij keek naar Dagmar. Hij klonk angstig en verlangend tegelijk, als een schooljongen die iemand wil behagen. Emelies hart smolt een beetje toen ze Karls onzekerheid zag en ze wenste dat ze meer wist en hem kon begrijpen.

‘Hij heeft je brief ontvangen en hij is blij en tevreden.’ Dagmar aarzelde. ‘Hij heeft zich zorgen gemaakt, moet je weten.’

Ze wisselden een blik die Emelie, die er met Gustav bij stond, niet kon duiden.

‘Vader hoeft zich geen zorgen te maken,’ zei Karl hatelijk. ‘Dat kunt u hem vertellen.’

‘Dat zal ik doen. Maar dan moet jij beloven goed voor je gezin te zorgen.’

Karl keek omlaag.

‘Natuurlijk zal ik dat doen,’ zei hij en hij draaide zich om. ‘Over een uur moet je klaar zijn om te vertrekken,’ voegde hij er over zijn schouder naar Emelie aan toe.

Ze knikte, maar voelde dat haar keel werd dichtgeknepen. Binnenkort zou ze weer op Gråskär zijn. Ze drukte Gustav stevig tegen zich aan.

 

image

‘Heeft ze haar kunnen bereiken?’ vroeg Gösta. Hij zag er nog steeds slaapdronken uit.

‘Dat zei ze niet. Ze vroeg alleen of we zo snel mogelijk konden komen.’

Patrik vloekte. Het was druk op de weg en hij moest van de ene rijbaan naar de andere laveren. Toen ze op Hisingen bij het pand waren aangekomen waar Fristad zijn kantoorruimte had, stapte hij uit de auto en trok aan zijn overhemd. Hij was nat van het zweet.

‘Kom erin,’ zei Leila zachtjes toen ze hen bij de deur begroette. ‘Laten we hier gaan zitten, dat is wat comfortabeler dan op mijn kamer. Ik heb koffiegezet en broodjes gesmeerd voor het geval jullie nog niet hebben ontbeten.’

Daar hadden ze amper tijd voor gehad en toen ze in de koffiekamer hadden plaatsgenomen, pakten ze allebei dankbaar een broodje.

‘Ik hoop dat Marie hier geen last mee krijgt,’ begon Patrik. Dat was hij gisteren vergeten te zeggen, maar toen hij in bed lag, was hij bang geweest dat het arme nerveuze meisje misschien zou worden ontslagen omdat ze over Madeleine had verteld.

‘Absoluut niet. Ik neem alle verantwoordelijkheid op me. Ik had het jullie zelf moeten vertellen, maar Madeleines veiligheid stond voor mij voorop.’

‘Dat begrijp ik,’ zei Patrik. Het ergerde hem weliswaar nog steeds dat ze zoveel tijd hadden verloren, maar hij begreep waarom Leila had gehandeld zoals ze had gedaan. En hij was niet rancuneus.

‘Hebben jullie haar weten te bereiken?’ vroeg hij, terwijl hij het laatste stukje van het broodje in zijn mond stopte.

Leila slikte. ‘Het lijkt er helaas op dat we Madeleine zijn kwijtgeraakt.’

‘Kwijtgeraakt?’

‘Ja, jullie weten dat we Madeleine hebben geholpen naar het buitenland te vluchten. Ik hoef misschien niet op de details in te gaan, maar dat gebeurt op een manier die maximale veiligheid moet garanderen. Om een lang verhaal kort te maken: zij en de kinderen zijn in een flat geïnstalleerd. En nu… nu lijken ze die te hebben verlaten.’

‘Verlaten?’ echode Patrik.

‘Ja, volgens onze medewerker ter plaatse is de flat leeg, en de buurvrouw zegt dat Madeleine en de kinderen gisteren zijn vertrokken. Ze leken geen plannen te hebben om terug te komen.’

‘Waar kunnen ze heen zijn gegaan?’

‘Ik gok erop dat ze naar Göteborg zijn teruggekeerd.’

‘Waarom denk je dat?’ vroeg Gösta, terwijl hij nog een broodje pakte.

‘Ze heeft van de buurvrouw geld geleend voor een treinkaartje. En ze kan nergens anders heen.’

‘Maar waarom zou ze terugkomen als ze weet wat haar hier te wachten staat?’ Gösta praatte met volle mond en een regen van kruimels viel op zijn schoot.

‘Ik heb geen idee.’ Leila schudde haar hoofd en ze zagen de vertwijfeling op haar gezicht. Het was duidelijk dat ze zich grote zorgen maakte. ‘Jullie moeten begrijpen dat de psychologie van deze materie uiterst ingewikkeld is. Je kunt je afvragen waarom de vrouwen niet na de eerste klap weggaan, maar het is veel gecompliceerder. Uiteindelijk ontstaat er een soort afhankelijkheidsrelatie tussen degene die slaat en degene die wordt geslagen, en soms handelen de vrouwen niet bijster rationeel.’

‘Denk je dat ze misschien terug is gegaan naar haar man?’ zei Patrik ongelovig.

‘Ik weet het niet. Misschien kon ze niet meer tegen het isolement en verlangde ze naar haar familie. Zelfs medewerkers van vrouwenopvangcentra die al jaren met deze problemen werken begrijpen niet altijd hoe ze denken. En de vrouwen beslissen over hun eigen leven. Ze zijn vrij om hun eigen keuzes te maken.’

‘Wat doen we om haar te vinden?’ Patrik voelde zich machteloos. Voortdurend al die deuren die voor hun neus werden dichtgesmeten. Hij moest met Madeleine praten. Zij was misschien de sleutel tot alles.

Leila zweeg even. ‘Ik zou bij haar ouders beginnen,’ zei ze toen. ‘Ze wonen in Kålltorp. Misschien is ze daarheen gegaan.’

‘Heb je het adres?’ vroeg Gösta.

‘Ja, dat heb ik. Maar…’ Ze aarzelde even. ‘We hebben het over uiterst gevaarlijke lui, en dit kan zowel voor Madeleine en haar familie als voor jullie zelf heel riskant zijn.’

Patrik knikte. ‘We zullen discreet te werk gaan.’

‘Gaan jullie ook met haar man praten?’ vroeg Leila.

‘Ja, dat lijkt zo langzamerhand onvermijdelijk. Maar eerst zullen we met de collega’s in Göteborg overleggen hoe we dat het best kunnen aanpakken.’

‘Wees voorzichtig.’ Ze gaf hun een papiertje met een adres erop.

‘Dat zijn we altijd,’ zei Patrik, maar hij voelde zich lang niet zo zeker als hij deed voorkomen. Ze bevonden zich nu op glad ijs en het enige dat ze konden doen was proberen niet uit te glijden.

‘De luchthavens hebben dus niets opgeleverd?’ constateerde Konrad.

‘Nee,’ antwoordde Petra. ‘Ze hebben het land niet verlaten. In elk geval niet onder hun eigen naam.’

‘Ja, dat soort mensen kan natuurlijk makkelijk aan een vals paspoort en een nieuwe identiteit komen.’

‘En dan duurt het wel even voordat we ze vinden. We moeten eerst alle andere mogelijkheden onderzoeken. Daarna weten we wat een waarschijnlijk scenario zou kunnen zijn.’ Petra keek naar Konrad, die tegenover haar aan zijn bureau zat. Ze hoefden geen van beiden nader toe te lichten wat ze bedoelden, de beelden in hun hoofd waren duidelijk genoeg.

‘Ze zijn wel ver gegaan als ze echt een kind van vijf om het leven hebben gebracht,’ zei Konrad. Anderzijds wist hij dat deze mensen in kringen hadden verkeerd waar een mensenleven niets betekende. Voor sommigen van hen was het misschien ondenkbaar om een kind te doden, maar lang niet voor allemaal. Geld en drugs konden mensen in dieren veranderen.

‘Ik heb met een paar vriendinnen van Annie gesproken. Ze had er niet veel, heb ik begrepen, laat staan een echt goede. Maar ze zeggen allemaal hetzelfde: dat Annie en Fredrik en hun zoontje deze zomer naar hun huis in Toscane zouden gaan. En niemand had reden om te denken dat ze niet waren vertrokken.’ Petra nam een slok uit het flesje water dat ze altijd op haar bureau had staan.

‘Waar komt ze vandaan?’ zei Konrad. ‘Heeft ze ergens familie wonen waar ze naartoe kan zijn gegaan? Er is misschien iets gebeurd waardoor zij en de jongen niet mee wilden naar Italië. Echtelijke problemen. Misschien heeft zij hem zelfs wel doodgeschoten?’

‘Een paar vriendinnen suggereerden dat het geen bijzonder gelukkige relatie was, maar we kunnen ons in dit stadium beter niet overgeven aan speculaties. Weet jij of de kogels al naar het Gerechtelijk Laboratorium zijn gestuurd?’ Ze nam nog een slok water.

‘Ja, dit heeft de hoogste prioriteit. De afdeling Narcotica hield die vent en de organisatie om hem heen al heel lang in de gaten, daarom is deze zaak boven op de stapel terechtgekomen.’

‘Goed,’ zei Petra en ze stond op. ‘Dan ga ik kijken wat ik over Annies familie kan vinden. Neem jij de technische afdeling voor je rekening? Laat het me weten als ze iets ontdekken waarmee wij aan de slag kunnen.’

‘Hm…’ zei Konrad geamuseerd. Hij was er al heel lang aan gewend dat Petra zich gedroeg alsof zij de baas was, hoewel ze dezelfde rang hadden. Omdat hij het niet zo belangrijk vond, liet hij haar haar gang gaan. Hij wist dat ze naar hem luisterde en zijn oordeel en mening respecteerde als het belangrijk was, en dat was het enige dat telde. Hij pakte de hoorn van de haak om de technische afdeling te bellen.

‘Weet je zeker dat dit het goede adres is?’ Gösta keek Patrik aan.

‘Ja, het klopt. En ik hoorde binnen iets bewegen.’

‘Dan neem ik aan dat ze hier is,’ fluisterde Gösta. ‘Anders zouden ze wel opendoen.’

Patrik knikte. ‘Maar wat doen we nu? We moeten ze zover krijgen dat ze ons uit vrije wil binnenlaten.’ Hij dacht even na. Vervolgens pakte hij zijn notitieblok en een pen. Hij schreef een paar regels en scheurde het velletje eraf. Toen boog hij zich omlaag en schoof het samen met zijn visitekaartje onder de deur.

‘Wat heb je geschreven?’

‘Ik heb een plek voorgesteld waar we elkaar kunnen ontmoeten. Ik hoop dat ze erop ingaat,’ zei Patrik en hij begon de trap af te lopen.

‘Maar wat als ze er juist vandoor gaat?’ Gösta rende half achter hem aan.

‘Ik denk niet dat ze dat zal doen. Ik heb geschreven dat het over Mats gaat.’

‘Ik hoop dat je gelijk hebt,’ zei Gösta toen ze in de auto stapten. ‘Waar gaan we heen?’

‘Naar het Delsjön,’ zei Patrik en hij vertrok plankgas richting het meer.

Ze zetten de auto op de parkeerplaats en liepen naar een picknicktafel die een eindje in het bos lag. Daar bleven ze wachten. Het was prettig om voor de verandering eens buiten in de natuur te zijn en het was een prachtige lentedag. Niet koud, de zon aan een wolkeloze hemel, vogelgekwetter en een rustig geruis in de bomen.

Het duurde twintig minuten; toen kwam een tengere vrouw op hen af gelopen. Ze keek onrustig om zich heen en had haar schouders tot aan haar oren opgetrokken.

‘Is er iets met Matte gebeurd?’ Ze sprak met een lichte, meisjesachtige stem en de woorden kwamen stotend.

‘Zullen we gaan zitten?’ Patrik wees naar een bank naast hen.

‘Vertel wat er is gebeurd,’ zei ze, maar toen ging ze zitten. Patrik nam naast haar plaats. Gösta besloot te blijven staan en Patrik het gesprek te laten voeren.

‘Wij zijn van de politie in Tanumshede,’ zei Patrik. De uitdrukking op Madeleines gezicht deed zijn maag samentrekken. Hij voelde zich een idioot omdat hij er niet bij stil had gestaan dat ze haar moesten vertellen dat er iemand was overleden. Dat iemand die klaarblijkelijk veel voor haar had betekend niet meer in leven was.

‘Tanumshede? Waarom?’ Ze vouwde haar handen op haar schoot en keek hem smekend aan. ‘Matte komt uit die streek, maar…’

‘Nadat jij was verdwenen, is Mats teruggegaan naar Fjällbacka. Hij heeft daar een baan gevonden en had zijn appartement in Göteborg onderverhuurd. Maar hij…’ Patrik aarzelde. Toen ging hij verder: ‘Bijna twee weken geleden is hij neergeschoten. Het spijt me, maar Mats is dood.’

Madeleine hapte naar adem. Haar grote blauwe ogen vulden zich met tranen.

‘Ik dacht dat ze hem met rust zouden laten.’ Ze begroef haar gezicht in haar handen en huilde wanhopig.

Patrik legde onhandig een hand op haar rug.

‘Wist je dat jouw ex-man en zijn maten hem hadden mishandeld?’

‘Natuurlijk wist ik dat. Dat idiote verhaal over een bende tieners heb ik nooit geloofd.’

‘En ben je daarom gevlucht?’ vroeg Patrik vriendelijk.

‘Ik dacht dat ze hem met rust zouden laten als wij weg waren. Tot die tijd had ik gehoopt dat het misschien toch nog goed zou komen. Dat we ons hier in Zweden konden verstoppen. Maar toen ik Matte in het ziekenhuis zag… Ik begreep dat niemand in onze omgeving veilig zou zijn zolang wij er waren. We waren gedwongen te verdwijnen.’

‘Waarom ben je teruggekomen? Wat is er gebeurd?’

Madeleine kneep haar lippen samen en hij zag aan haar resolute gezicht dat ze die vraag niet zou beantwoorden.

‘We schieten er niets mee op om te vluchten. Als Matte dood is… Dat toont alleen maar aan dat ik gelijk heb,’ zei ze en ze stond op.

‘Kunnen wij je op de een of andere manier helpen?’ zei Patrik, terwijl hij ook opstond.

Ze draaide zich om. Haar ogen stonden nog steeds vol tranen, maar haar blik was leeg.

‘Nee, jullie kunnen niets doen. Niets.’

‘Hoe lang waren jullie een stel?’

‘Dat ligt eraan hoe je rekent,’ zei ze en haar stem begon te beven. ‘Ongeveer een jaar. Het mocht niet, daarom deden we alles stiekem. We moesten ook voorzichtig zijn vanwege…’ Ze maakte de zin niet af, maar Patrik begreep wat ze bedoelde. ‘Matte was heel anders vergeleken met wat ik gewend was. Heel zacht en warm. Hij zou nooit iemand kwaad kunnen doen. En dat… ja, dat was nieuw voor mij.’ Ze lachte bitter.

‘Ik moet je nog iets anders vragen.’ Patrik kon het bijna niet opbrengen haar aan te kijken. ‘Weet jij of Mats iets met drugs te maken had? Cocaïne?’

Madeleine staarde hem aan. ‘Hoe komen jullie daarbij?’

‘In een afvalbak voor Mats’ woning in Fjällbacka is een zakje cocaïne gevonden. Met zijn vingerafdrukken erop.’

‘Dat moet een vergissing zijn. Matte zou dat spul nooit aanraken. Maar jullie weten net zo goed als ik wie aan drugs kan komen,’ zei Madeleine zachtjes. De tranen begonnen over haar wangen te biggelen. ‘Sorry, maar ik moet terug naar mijn kinderen.’

‘Hou mijn kaartje maar en bel me als we je ergens mee kunnen helpen, het maakt niet uit wat.’

‘Oké,’ zei ze, hoewel ze allebei wisten dat ze niet zou bellen. ‘Wat jullie voor mij kunnen doen is de persoon oppakken die Matte heeft vermoord. Ik had nooit…’ Ze rende huilend weg.

Patrik en Gösta keken haar na toen ze verdween.

‘Je hebt haar niet veel gevraagd,’ zei Gösta.

‘Het was toch vrij duidelijk wie volgens haar Mats heeft vermoord?’

‘Ja. Ik verheug me niet echt op de volgende stap.’

‘Nee, ik ook niet,’ zei Patrik en hij pakte zijn mobieltje uit zijn zak. ‘Ik kan Ulf maar beter meteen bellen. We zullen hulp nodig hebben.’

‘Dat is het understatement van het jaar,’ morde Gösta.

Terwijl de telefoon overging, voelde Patrik een knagende onrust. Een fractie van een seconde zag hij een messcherp beeld van Erica en de kinderen voor zich. Toen nam Ulf op.

‘Was het gezellig gisteren?’ vroeg Paula. Voor de verandering waren Johanna en zij gelijktijdig thuis voor de lunch. Omdat ook Bertil naar huis was gegaan om een zelfgemaakte maaltijd te nuttigen, zaten ze allemaal bij elkaar aan de keukentafel.

‘Tja, dat ligt eraan hoe je het bekijkt,’ zei Rita en ze glimlachte. De lachkuiltjes waren duidelijk in haar ronde wangen te zien. Ondanks al het dansen had ze nog steeds dezelfde weelderige rondingen, en Paula had vaak gedacht wat een geluk dat was, want haar moeder was eindeloos mooi. Ze had haar niet anders willen hebben, en Bertil naar alle waarschijnlijkheid ook niet.

‘Die stomme krent gaf ons een goedkopere whisky,’ mopperde Mellberg. Normaal gesproken vond hij Johnnie Walker best lekker en hij zou het niet in zijn hoofd halen zelf geld uit te geven aan dure whisky. Maar je schonk het wel, of helemaal niet.

‘Ach jee,’ zei Johanna. ‘Van goedkope whisky kan iedereen beroerd worden.’

‘Erling schonk voor zichzelf en zijn verloofde een heel duur merk in en gaf ons vervolgens een goedkoop merk,’ verduidelijkte Rita.

‘Wat een gierigaard,’ zei Paula verbaasd. ‘Ik had niet gedacht dat Vivianne zo was.’

‘Dat is ze volgens mij ook niet. Ik vond haar echt aardig en ze leek zich kapot te schamen. Maar Erling moet iets hebben wat haar aanspreekt, want tot onze verrassing hadden ze zich verloofd. Dat vertelde ze tijdens het dessert.’

‘Goh.’ Paula probeerde zich tevergeefs Erling en Vivianne samen voor te stellen, maar het lukte gewoon niet. Weinig koppels leken zo slecht bij elkaar te passen, of het moesten haar moeder en Bertil zijn. Maar op de een of andere manier was ze hen als een ideale combinatie gaan beschouwen. Ze had haar moeder nog nooit zo gelukkig gezien en dat was het enige dat telde. Wat Johanna en zij nu te vertellen hadden voelde daarom extra moeilijk.

‘Wat leuk dat jullie allebei thuis zijn.’ Rita schepte dampend hete soep voor hen op uit een grote pan die midden op de tafel stond.

‘Volgens mij hebben jullie de laatste tijd wat onenigheid gehad.’ Mellberg stak zijn tong uit naar Leo en het jochie stikte bijna van het lachen.

‘Pas op, hij kan zich verslikken,’ zei Rita, en Mellberg stopte meteen. Hij was doodsbenauwd dat zijn oogappel iets zou overkomen.

‘Nu goed kauwen voor opa Bertil,’ zei hij.

Paula kon een glimlach niet onderdrukken. Hoewel Mellberg soms de meest hopeloze man was die ze ooit was tegengekomen, vergaf ze hem alles als ze zag hoe haar zoon naar hem keek. Toen schraapte ze haar keel; ze wist maar al te goed dat wat ze nu ging zeggen zou inslaan als een bom.

‘Ja, het is de afgelopen tijd nogal koel geweest tussen ons. Maar gisteren hebben we er uitgebreid over gepraat en…’

‘Jullie gaan het toch niet uitmaken?’ zei Mellberg. ‘Het is onmogelijk iemand anders te vinden. Hier zijn niet zoveel potten en het lukt vast niet om er allebei een te vinden.’

Paula sloeg haar ogen ten hemel en bad om geduld. Ze telde achteruit van tien tot één en begon opnieuw: ‘We gaan niet uit elkaar. Maar we…’ Ze wierp een blik op Johanna om steun te zoeken.

‘We kunnen hier niet blijven wonen,’ vulde Johanna aan.

‘Kunnen jullie hier niet wonen?’ Rita keek naar Leo en haar ogen vulden zich met tranen. ‘Maar waar gaan jullie dan heen? Hoe moeten jullie… En de jongen?’ Ze hakkelde en de woorden leken niet in de goede volgorde uit haar mond te willen komen.

‘Jullie kunnen niet terug naar Stockholm. Ik hoop dat jullie dat ook niet overwegen,’ zei Mellberg. ‘Leo kan niet in de grote stad opgroeien, dat begrijpen jullie toch zeker wel? Straks wordt hij nog een straatjongen of een junk, of God mag weten wat.’

Paula zei maar niet dat zowel Johanna als zij daar was opgegroeid zonder dat ze er iets aan hadden overgehouden. Het had gewoon geen zin om over bepaalde zaken te discussiëren.

‘Nee, hoor, we willen niet terug naar Stockholm,’ haastte Johanna zich te zeggen. ‘Het bevalt ons hier goed. Maar het wordt misschien moeilijk om in Tanumshede woonruimte te vinden, dus we gaan ook in Grebbestad en Fjällbacka zoeken. Het zou natuurlijk het beste zijn als we iets bij jullie in de buurt konden vinden. Maar…’

‘Maar het is gewoon noodzakelijk dat we verhuizen,’ zei Paula. ‘Jullie hebben ons enorm goed geholpen en voor Leo is het fantastisch geweest om jullie om zich heen te hebben, maar we moeten iets voor onszelf hebben.’ Onder de tafel kneep ze in Johanna’s hand. ‘En dan moeten we nemen wat we vinden.’

‘Maar Leo moet zijn oma en opa elke dag zien. Dat is hij gewend.’ Mellberg zag eruit alsof hij de jongen uit de kinderstoel wilde rukken om hem tegen zich aan te drukken en nooit meer los te laten.

‘We zullen ons best doen, maar we gaan zo snel mogelijk verhuizen. We moeten maar zien waar we terechtkomen.’

De stilte daalde neer over de tafel, en alleen Leo was net zo vrolijk als anders. Rita en Mellberg keken elkaar vertwijfeld aan. De meiden zouden verhuizen en de jongen meenemen. Het was misschien niet het einde van de wereld, maar zo voelde het wel.

Ze kon het bloed niet vergeten. De rode kleur was zo fel geweest tegen de witte zijde. Ze was nog nooit zo bang geweest. Toch hadden de jaren met Fredrik vele momenten van angst gekend, momenten waaraan ze niet wilde denken en die ze ver had weggestopt. In plaats daarvan had ze zich op Sam en zijn liefde gericht.

Ze had die nacht als aan de grond genageld naar het bloed staan staren. Toen had ze plotseling actie ondernomen, met een resoluutheid waarvan ze niet had geweten dat ze die nog bezat. De koffers waren al gepakt. Ze had een nachthemd aan, en ondanks haar angst nam ze de tijd om een spijkerbroek en een trui aan te schieten. Sam mocht zijn pyjama aanhouden; ze tilde hem op en droeg hem als laatste naar de auto. Hij sliep niet, maar hij was helemaal stil.

Het was sowieso heel stil geweest. Alleen een kalm geruis van het weinige nachtverkeer was te horen geweest. Ze had niet durven denken aan wat Sam had gezien, welke invloed het op hem had gehad en wat zijn zwijgen betekende. Sam, die altijd maar babbelde, had geen boe of bah gezegd. Geen woord.

Annie zat op de steiger, trok haar knieën op en sloeg haar armen eromheen. Het verbaasde haar dat ze zich na twee weken op het eiland niet verveelde. Integendeel, ze had juist het idee dat de dagen omvlogen. Ze had het nog niet kunnen opbrengen om te beslissen wat er hierna zou gebeuren, hoe de toekomst van Sam en haar eruit zou gaan zien. Ze wist niet eens of ze wel een toekomst hadden. Ze wist niet wat Sam en zij betekenden voor de mensen rondom Fredrik, of hoe lang ze zich hier konden schuilhouden. Het liefst zou ze zich uit de wereld terugtrekken en voor altijd op Gråskär blijven. In de zomer was het makkelijk, maar in de winter zouden ze hier niet kunnen wonen. En Sam had vriendjes en andere mensen om zich heen nodig. Echte mensen.

Maar Sam moest eerst weer gezond worden en helen voordat ze daar een besluit over kon nemen. Nu scheen de zon, en het geluid van de zee die tegen de kale klippen sloeg wiegde hen ’s avonds in slaap. Ze waren veilig in de schaduw van de vuurtoren. De rest moest wachten. Over een tijdje zou de herinnering aan het bloed vervagen.

‘Hoe is het, liefje?’ Ze voelde dat Dans armen van achteren om haar heen werden geslagen en ze moest haar best doen om zich niet meteen los te maken uit zijn omhelzing. Hoewel ze uit de duisternis was gestapt en het kon opbrengen weer naar de kinderen te kijken, er te zijn en van hen te houden, voelde ze zich nog steeds dood vanbinnen als Dan haar vastpakte en haar met een smekende blik aankeek.

‘Het gaat wel,’ zei ze en ze wurmde zich los. ‘Ik ben alleen een beetje moe, maar ik zal proberen een poosje op te blijven. Ik moet mijn spieren weer gaan trainen.’

‘Welke spieren?’

Ze probeerde om zijn grapje te lachen zoals ze altijd had gedaan als hij haar plaagde. Maar het werd niet meer dan een grimas.

‘Wil jij de kinderen halen?’ vroeg ze en ze bukte moeizaam om een speelgoedauto van de keukenvloer op te rapen.

‘Laat mij maar,’ zei Dan en hij pakte snel de auto op.

‘Ik kan het heus wel,’ brieste ze, maar toen ze zijn gekwetste gezicht zag, had ze meteen spijt van haar toon. Wat mankeerde haar toch? Waarom zat er een leeg gat in haar borst op de plek waar alle gevoelens voor Dan hadden gezeten?

‘Ik wil alleen maar dat je je niet te erg inspant.’ Dan streelde haar wang. Zijn hand voelde koud tegen haar huid en ze dwong zichzelf ertoe hem niet weg te slaan. Hoe kon ze zo voelen voor Dan, van wie ze zielsveel had gehouden en die de vader was van het kind op wie ze zich zo had verheugd? Waren haar gevoelens voor Dan verdwenen op hetzelfde moment dat hun zoon was gestopt met ademhalen?

Plotseling kwam de moeheid weer over haar heen. Ze had de kracht niet om hier nu over na te denken. Ze wilde alleen maar met rust worden gelaten en slapen tot de kinderen thuiskwamen en ze kon voelen hoe haar hart zich vulde met liefde voor hen, een liefde die het had overleefd.

‘Haal jij ze?’ mompelde ze, en Dan knikte. Ze kon hem niet aankijken, want ze wist dat ze dan de pijn in zijn ogen zou zien. ‘Dan ga ik even rusten.’ Ze strompelde naar de trap naar de bovenverdieping.

‘Ik hou van je, Anna,’ riep hij haar zachtjes na.

Ze antwoordde niet.

‘Hallo?’ riep Madeleine toen ze door de deur naar binnen stapte.

Het was ongewoon stil in huis. Lagen de kinderen te slapen? Dat zou op zich niet zo vreemd zijn. Ze waren gisteravond laat aangekomen en toch vroeg wakker geworden, uit pure opwinding dat ze bij oma en opa waren.

‘Mama? Papa?’ Madeleine liet haar stem dalen. Ze deed haar schoenen uit en hing haar dunne jas op. Ze bleef even staan voor de halspiegel. Ze wilde niet dat ze zouden zien dat ze had gehuild; ze maakten zich al genoeg zorgen. Tegelijk was het fijn geweest hen te zien. Een beetje verward en in nachtkleding hadden ze opengedaan, maar vervolgens had de waakzame uitdrukking op hun gezicht plaatsgemaakt voor een brede glimlach. Het was heerlijk geweest weer thuis te zijn, al wist ze dat het gevoel van veiligheid zowel vals als tijdelijk was.

Nu was alles weer één grote chaos. Matte was dood, en ze realiseerde zich dat ze diep vanbinnen had geloofd en gehoopt dat ze ooit een manier zouden vinden om samen te zijn.

Ze streek haar haar achter haar oren en probeerde zichzelf te zien zoals Matte haar had gezien. Hij had gezegd dat ze mooi was. Ze begreep het niet, maar ze wist dat hij het had gemeend. Ze had het in zijn ogen gezien als hij naar haar keek, en hij had zoveel plannen gehad voor hun gemeenschappelijke toekomst. Hoewel zij het besluit had genomen om te vertrekken, had ze graag willen denken dat de plannen ooit werkelijkheid zouden worden. Ze zag dat haar ogen weer vochtig werden en keek naar het plafond, zodat de tranen niet zouden gaan stromen. Met moeite knipperde ze ze weg en ze haalde diep adem. Voor de kinderen moest ze zich vermannen en doen wat ze moest doen. Rouwen kwam daarna.

Ze draaide zich om en liep naar de keuken. Daar brachten haar ouders het liefst hun tijd door, haar moeder met breien en haar vader met het oplossen van kruiswoordraadsels of sudoku’s, waar hij de laatste tijd kennelijk op was overgestapt.

‘Mama?’ zei ze en ze stapte over de drempel. Toen bleef ze abrupt staan.

‘Dag, schat.’ Die stem, zacht maar schamper. Ze zou er nooit van verlost raken.

Haar moeders ogen waren vervuld van angst. Ze zat met haar gezicht naar Madeleine toe, de loop van het pistool was hard tegen haar rechterslaap gedrukt. Haar breiwerk lag nog op haar schoot. Haar vader zat op zijn gebruikelijke plek bij het raam en een gespierde arm om zijn hals zorgde ervoor dat hij zich niet verplaatste.

‘We hebben herinneringen opgehaald, mijn schoonouders en ik,’ zei Stefan rustig, en Madeleine zag dat hij het pistool nog harder tegen haar moeders slaap drukte. ‘Leuk je weer te zien, dat is veel te lang geleden.’

‘De kinderen…?’ vroeg Madeleine, maar het klonk slechts als een gekras. Haar mond was veel te droog.

‘Die zijn veilig. Arme stakkers. Het moet een traumatische ervaring voor ze zijn geweest om bij een psychisch zieke vrouw te wonen en geen contact met hun vader te hebben. Maar die tijd gaan we nu inhalen.’ Hij grijnsde en zijn tanden schitterden tussen zijn lippen.

‘Waar zijn ze?’ Ze was bijna vergeten hoe erg ze hem haatte. En hoe bang ze voor hem was.

‘In veiligheid, zei ik.’ Hij duwde weer met het pistool en haar moeders gezicht vertrok van de pijn.

‘Ik was van plan naar je toe te gaan. Daarom zijn we teruggekomen.’ Ze hoorde hoe smekend ze klonk. ‘Ik besefte dat wat ik had gedaan helemaal verkeerd was. Ik ben teruggekomen om alles weer goed te maken.’

‘Heb je de kaart gekregen?’

Het was alsof Stefan niet eens hoorde wat ze zei. Ze begreep niet dat ze hem in het begin knap had gevonden. Ze was zo verliefd geweest, en met zijn blonde haar, zijn blauwe ogen en zijn scherpe trekken had hij voor haar net een filmster geleken. Ze had zich gevleid gevoeld toen hij haar had gekozen, terwijl hij had kunnen krijgen wie hij maar wilde. Ze was nog maar zeventien geweest en niet bijzonder ervaren. Stefan had haar het hof gemaakt en met complimentjes overladen. Het andere was later gekomen, de jaloezie en de behoefte aan controle, en toen was het te laat geweest. Ze was al zwanger van Kevin en haar gevoel van eigenwaarde was zo afhankelijk van Stefans waardering en aandacht dat ze zich niet kon losscheuren.

‘Ja, je kaart is aangekomen,’ zei ze en ineens voelde ze zich helemaal kalm. Ze was geen zeventien meer, en iemand had van haar gehouden. Ze zag Mattes gezicht voor zich en wist dat ze het aan hem verplicht was om nu sterk te zijn. ‘Ik ga met je mee. Laat mama en papa met rust.’ Ze schudde haar hoofd naar haar vader, die probeerde overeind te komen. ‘Ik moet dit rechtzetten. Ik had niet weg moeten gaan, dat was verkeerd van me. We zullen weer een gezin zijn.’

Stefan deed plotseling een stap naar voren en sloeg haar met het pistool in haar gezicht. Ze voelde het staal tegen haar wang en viel op haar knieën. Vanuit haar ooghoek zag ze dat haar vader weer op zijn stoel werd geduwd door Stefans gorilla en ze wenste uit de grond van haar hart dat haar ouders dit niet hadden hoeven meemaken.

‘We zullen zien, hoer.’ Stefan pakte haar bij haar haar en sleurde haar mee. Ze probeerde overeind te komen. Het deed verschrikkelijk veel pijn en ze had het gevoel dat haar hele hoofdhuid eraf werd gerukt. Terwijl hij haar stevig vasthield, draaide hij zich om en richtte het pistool naar de keuken.

‘Geen woord hierover. Jullie doen helemaal niets. Want dan is dit de laatste keer dat jullie Madeleine hebben gezien. Begrepen?’ Hij zette het pistool tegen Madeleines slaap en keek beurtelings van haar moeder naar haar vader.

Ze knikten zonder iets te zeggen. Madeleine was niet in staat naar hen te kijken. Als ze dat nu deed, zou ze niet alleen haar moed verliezen, maar ook het beeld van Matte dat haar aanspoorde sterk te zijn, wat er ook gebeurde. In plaats daarvan staarde ze naar de vloer, terwijl ze haar haarwortels voelde branden van de pijn. Het pistool was koud tegen haar huid en heel even vroeg ze zich af hoe het zou zijn, of ze zou voelen hoe de kogel zich in haar hersenen boorde of dat het licht gewoon uit zou gaan.

‘De kinderen hebben mij nodig. Ze hebben ons nodig. We kunnen weer een gezin worden,’ zei ze en ze probeerde met vaste stem te praten.

‘We zullen zien,’ zei Stefan weer. Zijn toon joeg haar meer angst aan dan de greep om haar haar en het pistool tegen haar hoofd. ‘We zullen zien.’

Toen sleurde hij haar mee naar de voordeur.

‘Alles wijst erop dat Stefan Ljungberg en zijn mannen ermee te maken hebben,’ zei Patrik.

‘Zijn vriendin is dus terug in de stad?’ zei Ulf.

‘Ja, met de kinderen.’

‘Dat is niet zo best. Ze had beter zo ver mogelijk weg kunnen blijven.’

‘Ze wilde niet vertellen waarom ze was teruggekomen.’

‘Daar kunnen duizend verschillende redenen voor zijn. Ik heb het vaker gezien. Heimwee, ze missen hun familie en vrienden, het leven op de vlucht wordt niet wat ze ervan hadden verwacht. Of ze worden gevonden en bedreigd, en besluiten dan dat ze net zo goed terug kunnen gaan.’

‘Jullie weten dus dat organisaties als Fristad soms meer hulp geven dan wettelijk is toegestaan?’ vroeg Gösta.

‘Ja, maar we kiezen ervoor het door de vingers te zien. Of liever gezegd: we kiezen ervoor er geen tijd en middelen aan te besteden. Zij gaan immers verder waar de maatschappij tekortschiet. Wij kunnen deze vrouwen en hun kinderen niet beschermen zoals we zouden moeten, en dan… Ja, wat moeten we doen?’ Hij spreidde zijn handen. ‘Maar zij denkt dus dat haar ex misschien schuldig is aan jullie moord?’

‘Ja, die indruk kregen we,’ zei Patrik. ‘En we hebben voldoende aanwijzingen in die richting om in elk geval met hem te praten.’

‘Zoals ik de vorige keer al zei, is dat niet eenvoudig. Deels willen we lopende onderzoeken naar de ie en hun activiteiten niet in gevaar brengen. Deels zijn dit mannen met wie je als het maar even kan elk contact moet zien te vermijden.’

‘Daar ben ik me van bewust,’ zei Patrik. ‘Maar omdat de sporen die we hebben naar Stefan Ljungberg wijzen, zou het een ambtsovertreding zijn als we niet met hem gingen praten.’

‘Ik was al bang dat je dat zou zeggen,’ zei Ulf met een zucht. ‘We doen het als volgt. Ik neem een van mijn beste mannen mee en dan gaan we met z’n vieren met Stefan praten. Geen verhoor, geen provocaties, niets agressiefs. Gewoon een gesprekje. We doen het netjes en voorzichtig en moeten maar zien wat het oplevert. Wat vinden jullie daarvan?’

‘Ja, we hebben geen andere keuze.’

‘Goed. Maar we kunnen pas morgenvroeg gaan. Kunnen jullie bij iemand overnachten?’

‘We kunnen waarschijnlijk wel bij mijn zwager logeren.’ Patrik keek met een vragende blik naar Gösta, die knikte. Hij pakte zijn telefoon om Göran te bellen.

Erica was een beetje teleurgesteld toen Patrik belde om te zeggen dat hij pas de volgende dag thuis zou komen. Maar dat was dan ook alles. Als hij had gebeld toen Maja even klein was als de tweeling nu, zou het heel anders zijn geweest. Dan zou ze in paniek zijn geraakt bij de gedachte een nacht alleen met haar te zijn. Het was jammer om niet naast Patrik in slaap te kunnen vallen, maar ze vond het niet erg dat ze nu in haar eentje voor drie kinderen moest zorgen. De stukjes leken op hun plaats te zijn gevallen en ze was blij dat ze deze keer van haar baby’s kon genieten op een manier die bij Maja niet mogelijk was geweest. Niet dat ze minder van Maja had gehouden – absoluut niet. Ze voelde alleen een ander soort rust, een ander vertrouwen met de tweeling.

‘Papa komt morgen thuis,’ zei ze tegen Maja, maar ze kreeg geen antwoord. Er was een kinderprogramma op tv en dan kon het buiten bommen en granaten regenen zonder dat Maja zich daar druk om maakte. De tweeling, die net had gegeten en een schone luier had gekregen, sliep tevreden in het babybed dat ze deelden. Bovendien was het beneden voor de verandering redelijk netjes, omdat ze in een actieve bui meteen had opgeruimd toen ze van de crèche waren thuisgekomen. Ze voelde zich bijna een beetje rusteloos.

Erica liep naar de keuken, zette een kop thee en ontdooide een paar kaneelbolletjes in de magnetron. Ze dacht even na, pakte vervolgens de stapel papieren over Gråskär en ging met de thee, de bolletjes en de spookverhalen naast Maja op de bank zitten. Algauw was ze verdiept in de wereld van de geesten. Dit moest ze echt aan Annie laten zien.

‘Moet jij niet naar huis naar je meiden?’ Konrad keek haar sommerend aan. Voor het raam van hun kamer in het politiebureau op Kungsholmen waren de straatlantaarns net aangegaan.

‘Pelle is vanavond thuis. Hij heeft de laatste tijd zoveel overgewerkt dat hij best weer eens mag voelen hoe het is om een gezin te hebben.’

Petra’s man had een koffiebar op Söder en het was voor hem en Petra een voortdurend gepuzzel om het gezinsleven een beetje normaal te laten verlopen. Soms vroeg Konrad zich af hoe het hun was gelukt vijf kinderen te krijgen, zo weinig zagen ze elkaar.

‘Heb jij al wat ontdekt?’ Hij rekte zich uit. Het was een lange werkdag geweest en dat begon hij in zijn rug te voelen.

‘Ouders overleden, geen broers of zussen. Ik zoek verder, maar ze lijkt geen grote familie te hebben gehad.’

‘Je vraagt je af hoe ze met zo’n man in aanraking is gekomen,’ zei Konrad. Hij bewoog zijn hoofd van de ene kant naar de andere om ook zijn nekspieren te ontspannen.

‘Je hoeft geen genie te zijn om te bedenken wat voor type ze is,’ zei Petra droog. ‘Zo’n meid die het alleen van haar uiterlijk moet hebben en die tevreden is als ze iemand aan de haak slaat die haar kan onderhouden. Die het geen bal uitmaakt waar het geld vandaan komt. Het enige dat ze doet is shoppen en naar de schoonheidsspecialist gaan, en tussendoor uitgebreid lunchen met haar vriendinnen en witte wijn drinken in restaurant Sturehof.’

‘Oeps,’ zei Konrad. ‘Volgens mij hoor ik iemand met vooroordelen.’

‘Ik zal mijn dochters persoonlijk wurgen als ze zo worden. Wat mij betreft is het je eigen schuld als je die wereld in stapt en overal je ogen voor sluit alleen omdat geld niet stinkt.’

‘Vergeet niet dat er ook een klein kind bij betrokken is,’ zei Konrad en hij zag meteen dat Petra’s gezicht milder werd. Ze was een harde, maar tegelijkertijd softer dan de meesten, vooral als het om kinderen ging die het op de een of andere manier niet goed hadden.

‘Ja, ik weet het.’ Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Daarom ben ik hier nog, hoewel het al tien uur is en Pelle thuis waarschijnlijk een liveversie van Muiterij op de Bounty meemaakt. In elk geval niet vanwege zo’n verwende rijkeluisvrouw.’

Ze bleef nog een poosje achter de computer zitten en logde toen uit.

‘We stoppen ermee. Ik heb wat verzoeken om inlichtingen verstuurd, maar ik denk niet dat we vanavond nog verder komen. Morgenochtend om acht uur hebben we overleg met de afdeling Narcotica. We kunnen maar beter een paar uur slapen, zodat we dan fit zijn.’

‘Je bent zoals altijd weer heel verstandig.’ Konrad stond op. ‘Hopelijk levert morgen wat meer op.’

‘Ja, anders moeten we de media om hulp vragen,’ zei Petra met een blik vol walging.

‘Je zult zien dat ze er toch wel achter komen.’ Konrad wond zich allang niet meer op over de invloed die de boulevardbladen op hun werk hadden. En hij zag het ook niet even zwart-wit als Petra. Soms werkten krantenartikelen in hun voordeel, soms in hun nadeel. De bladen zouden hoe dan ook niet verdwijnen en het had geen enkele zin om tegen windmolens te vechten.

‘Welterusten, Konrad,’ zei Petra, terwijl ze met grote passen de gang in liep.

‘Welterusten,’ zei hij en hij deed het licht uit.