Fjällbacka 1871

Het ijs begon te breken. Het aprilzonnetje deed de sneeuw langzaam smelten en op het eiland kwamen piepkleine plukjes groen voorzichtig uit de spleten gekropen. De herinnering aan wat er was gebeurd was vaag. Het draaiende plafond, de pijn, glimpen van hun gezichten. Maar soms beleefde Emelie de angst weer zo sterk dat ze naar adem snakte.

Ze hadden er geen van allen over gesproken. Dat was niet nodig geweest. Ze had Julian tegen Karl horen zeggen dat zijn vader nu hopelijk kreeg wat hij wilde hebben. Het was niet moeilijk te begrijpen dat alles te maken had met de brief die was gekomen, wat de schaamte en de vernedering er niet minder op maakte. Er waren dreigementen van haar schoonvader nodig opdat haar echtgenoot zich van zijn huwelijkse plichten kweet. Haar schoonvader had zich ongetwijfeld afgevraagd waarom Karl en zij nog geen kinderen hadden.

’s Ochtends was ze stijf van de kou wakker geworden. Ze had op de vloer gelegen en haar dikke zwarte wollen rok en witte onderrokken waren tot op haar middel omhooggeduwd. Haastig had ze ze naar beneden getrokken, maar het huis was leeg geweest. Er was niemand geweest. Met een droge mond en een barstende hoofdpijn was ze gaan staan. Tussen haar benen had het zeer gedaan en toen ze even later naar het gemak was gegaan, had ze het opgedroogde bloed aan de binnenkant van haar dijen gezien.

Toen Karl en Julian een paar uur later waren teruggekeerd van de vuurtoren, hadden ze gedaan alsof er niets was gebeurd. Emelie was de hele dag als een bezetene met een schrobber en zeep in het huisje aan het boenen geweest. Niemand had haar gestoord. De doden waren merkwaardig stil geweest. Ze had zoals altijd het eten voorbereid, zodat het om vijf uur klaar zou zijn, en werktuiglijk had ze de aardappelen geschild en de vis gebakken. Toen ze de voetstappen van Karl en Julian bij de buitendeur had gehoord, had slechts een kleine trilling van haar hand onthuld wat zich in haar afspeelde. Maar daar was niets van te zien geweest toen ze naar binnen stapten, hun dikke jassen in het halletje ophingen en aan de eettafel gingen zitten.

Zo waren de winterdagen verstreken. Met vage herinneringen aan het gebeurde terwijl de kou een witte, bevroren deken over het water had gelegd.

Maar nu begon het ijs te breken. Soms ging Emelie naar buiten, nam op het bankje naast de muur van het huis plaats en liet de zon op haar gezicht schijnen. Af en toe betrapte ze zichzelf erop dat ze glimlachte, want nu wist ze het. Aanvankelijk was ze er niet zeker van geweest, ze kende haar lichaam niet zo goed, maar uiteindelijk was alle twijfel verdwenen. Ze was in gezegende toestand. De avond die in haar herinnering een nachtmerrie was geworden, had iets goeds gebracht. Ze zou een kindje krijgen. Iemand om voor te zorgen en het bestaan op het eiland mee te delen.

Ze sloot haar ogen en legde haar hand op haar buik, terwijl de zon haar wangen bleef verwarmen. Er kwam iemand naast haar zitten, maar toen ze opkeek was de plek op het bankje naast haar leeg. Emelie sloot haar ogen weer en glimlachte. Het voelde goed dat ze niet alleen was.

 

image

De ochtendzon was net boven de horizon verschenen, maar Annie zag het niet, want ze stond op de steiger en keek speurend over de eilanden in de richting van Fjällbacka.

Ze wilde geen bezoek. Ze wilde niet dat iemand haar en Sams wereld hier zou binnendringen. Het eiland was van hen en van niemand anders. Maar ze had geen nee kunnen zeggen toen de agent belde. Bovendien had ze een probleem waar ze hulp bij nodig had. Het eten was vrijwel op en ze had het niet kunnen opbrengen Mattes ouders te bellen. Nu ze toch bezoekers moest ontvangen, had ze hun gevraagd het een en ander te kopen. Het voelde wel een beetje brutaal om dat aan iemand te vragen die ze nog nooit had ontmoet, maar ze had geen keuze gehad. Sam was nog niet genoeg hersteld om de reis naar Fjällbacka te kunnen maken en als ze hun koelkast en hun voorraadkast niet aanvulden, zouden ze omkomen van de honger. Ze was toch niet van plan hen verder te laten komen dan de steiger. Het eiland was van haar, het eiland was van hen.

De enige die ze hier had willen hebben, was Matte. Ze bleef over de zee turen terwijl haar ogen zich langzaam vulden met tranen. Nog altijd kon ze zijn armen om haar lichaam en zijn kussen op haar huid voelen. Nog altijd rook ze de geur die zo vertrouwd was geweest, en tegelijk zo veranderd – de geur van een volwassen man, niet die van een jongen. Ze had niet geweten wat de toekomst had kunnen brengen, wat hun hereniging had betekend voor hoe ze hun leven gingen leiden. Maar de ontmoeting had heel even een mogelijkheid geboden, een raam geopend en een beetje licht binnengelaten in de duisternis waarin ze zich al zo lang bevond.

Annie veegde de tranen met de rug van haar hand weg. Ze kon het zichzelf niet toestaan zich over te geven aan het gemis en het verdriet. Ze hield het leven al met witte knokkels vast en mocht haar greep niet laten verslappen. Matte was vertrokken, maar Sam was hier. En ze moest hem beschermen. Niets was belangrijker, zelfs Matte niet. Sam beschermen was haar grootste en enige taak in het leven. En nu er andere mensen onderweg waren, moest ze zich daarop concentreren.

Er was iets veranderd. Ze lieten haar nooit met rust. Voortdurend voelde Anna een lichaam tegen zich aan, iemand die naast haar ademde en haar warmte en energie gaf. Ze wilde niet aangeraakt worden, ze wilde in het verlaten maar geborgen schaduwland verdwijnen waar ze nu al zo lang ronddoolde. Wat zich daarbuiten bevond was te pijnlijk, en haar huid en haar ziel waren veel te gevoelig na alle klappen die ze had gehad. Meer kon ze niet verdragen.

En zij hadden haar niet nodig. Ze bracht de mensen in haar omgeving alleen maar ongeluk. Emma en Adrian waren aan dingen blootgesteld die geen enkel kind zou moeten meemaken, en het verdriet over hun overleden zoon dat ze in Dans ogen zag, was ondraaglijk.

In eerste instantie leken ze het te hebben begrepen. Ze hadden haar met rust gelaten, haar hier laten liggen. Af en toe hadden ze geprobeerd met haar te praten, maar die pogingen hadden ze zo makkelijk opgegeven dat ze begreep dat ze hetzelfde voelden als zij. Dat hun ongeluk door haar was veroorzaakt en dat het voor iedereen beter was als ze bleef waar ze was.

Maar na Erica’s laatste bezoek was er iets veranderd. Anna had het lichaam van haar zus dicht tegen het hare gevoeld en gemerkt dat Erica’s warmte haar uit de schaduwen sleepte, haar steeds dichter naar de werkelijkheid toe trok en probeerde haar te laten terugkeren. Erica had niet veel gezegd. Haar lichaam had tot Anna gesproken en ervoor gezorgd dat er warmte door haar heen stroomde, naar ledematen die koud en kil voelden, hoewel ze onder een dekbed lag. Ze had geprobeerd weerstand te bieden en zich te concentreren op een punt van duisternis diep vanbinnen, een punt dat niet door een warm lichaam werd aangeraakt.

Toen de warmte van Erica’s lichaam verdween, werd die vervangen door een andere. Dans lichaam was het makkelijkst te weerstaan. Zijn energie was zo vol pijn dat die haar verdriet eerder versterkte, en ze hoefde zelfs geen moeite te doen om in de schaduwen te blijven. De energie van de kinderen was het moeilijkst. Emma’s kleine, zachte lichaam dat zich tegen haar rug drukte, de armen die ze zo ver ze kon om Anna’s middel sloeg. Anna moest al haar kracht gebruiken om weerstand te kunnen bieden. En dan Adrian, kleiner en iets onzekerder dan Emma, maar met een nog sterkere energie. Ze hoefde niet eens te kijken om te weten wie er naast haar kwam liggen. Hoewel ze nog altijd op haar zij lag, doodstil, met haar blik op de lucht achter het raam gericht, voelde ze van wie de warmte was.

Ze wilde dat ze haar met rust lieten, dat ze haar hier gewoon lieten liggen. De gedachte dat ze misschien onvoldoende kracht zou hebben om weerstand te bieden, maakte haar bang.

Nu lag Emma naast haar. Haar lichaam bewoog een beetje. Ze was waarschijnlijk in slaap gevallen, want zelfs in het schaduwland had Anna gemerkt dat Emma’s ademhaling anders en dieper was geworden. Maar nu ging Emma verliggen en ze drukte zich nog dichter tegen Anna aan, als een dier dat troost zocht. En Anna voelde dat ze weer uit de schaduwen werd getrokken, naar de energie die zich zelfs tot in de kleinste hoekjes van haar lichaam een weg zocht. Het punt, ze moest zich concentreren op het donkere punt.

De deur van de kamer ging open. Anna voelde het bed schommelen doordat er iemand op klom die bij haar voeten ging liggen. Kleine armen werden om haar benen geslagen alsof ze die nooit zouden loslaten. Ook de warmte van Adrian kroop door haar heen, en ze vond het steeds moeilijker om in de schaduwen te blijven. Ze kon ieder van hen afzonderlijk weerstaan, maar niet hen samen, niet als hun energieën zich mengden en elkaar versterkten. Langzaam merkte ze dat ze haar grip verloor. Dat ze werd teruggetrokken naar wat er in de kamer en in de werkelijkheid was.

Met een diepe zucht draaide Anna zich om. Ze zag het slapende gezicht van haar dochter, alle vertrouwde trekken waar ze zo lang niet naar had kunnen kijken. En voor het eerst in even lange tijd viel ze echt in slaap, met haar hand op haar dochters wang en het puntje van haar neus tegen het hare. Bij Anna’s voeten dommelde Adrian als een kleine pup in. Zijn greep om haar benen verslapte toen hij ontspande. Ze sliepen.

Erica moest zo hard lachen dat de tranen haar over de wangen biggelden.

‘Je bedoelt dat je in een zeewierbad bent gaan liggen?’ Ze veegde haar ogen met de rug van haar hand af en hikte nog wat na toen ze Pat riks beledigde gezicht zag.

‘Ja, en? Mogen mannen zich zoiets niet gunnen dan? Volgens mij heb jij ook allerlei vreemde dingen gedaan. Een tijdje geleden ben jij bij een kuuroord toch ingesmeerd met klei en in huishoudfolie gewikkeld?’ Hij voer achteruit weg bij de kade van Badholmen.

‘Dat is waar, maar…’ Erica kreeg weer een lachaanval en kwam amper uit haar woorden.

‘Volgens mij komen er nu toch wat muffe vooroordelen aan het licht,’ zei Patrik en hij keek haar nijdig aan. ‘Zeewierbaden zijn trouwens extra gezond voor mannen. Ze onttrekken giffen en afvalstoffen aan je lichaam, en omdat wij mannen dat soort dingen kennelijk lastiger kwijtraken, hebben wij nog meer baat bij de behandeling.’

Nu lachte Erica zich krom en ze ging er zowat bij liggen. Ze kon nog altijd niets uitbrengen. Patrik zei ook niets meer en negeerde zijn vrouw demonstratief, terwijl hij geconcentreerd de haven uit stuurde. Natuurlijk overdreef hij om Erica een beetje te plagen, maar de waarheid was dat zijn collega’s en hij enorm hadden genoten van de behandelingen bij Badis.

Aanvankelijk had hij er sceptisch tegenover gestaan om in een bad vol zeewier te stappen. Daarna had hij gemerkt dat het niet zo stonk als hij had gedacht, en het water was aangenaam warm geweest. Nadat hij zich in het bad voorover had moeten buigen en zijn hele rug was gemasseerd met zeewier, dat stevig over de huid werd gewreven, was hij verkocht geweest. En hij kon niet ontkennen dat zijn huid als nieuw voelde toen hij uit het bad stapte. Die was zachter en soepeler en had een andere glans. Maar op het moment dat hij had geprobeerd dat aan Erica te vertellen, was ze hysterisch gaan lachen. Zelfs zijn moeder, die op Maja en de tweeling zou passen, had om zijn enthousiaste verhalen moeten giechelen.

Het ging harder waaien. Hij sloot zijn ogen en voelde de wind in zijn gezicht. Er waren nu nog niet veel mensen op het water, maar over een paar weken zouden er allerlei boten van en naar de haven varen.

Erica was opgehouden met lachen en was nu ernstig. Ze sloeg haar armen om Patrik heen terwijl hij aan het roer stond en leunde met haar hoofd tegen zijn schouder.

‘Hoe klonk ze toen je belde?’

‘Niet bepaald enthousiast,’ zei Patrik. ‘Ze leek het niet zo leuk te vinden om bezoek te krijgen, maar toen ik zei dat ze ook naar het vasteland kon komen als ze dat liever had, gaf ze aan dat ze toch wilde dat we naar haar toe kwamen.’

‘Heb je gezegd dat ik mee zou komen?’ Door een golf begon de houten kajuitsloep opeens te schommelen en Erica greep Patrik steviger om zijn middel beet.

‘Ja, ik heb gezegd dat we getrouwd waren en dat je haar graag wilde zien. Maar ze reageerde er niet echt op. Het klonk in elk geval alsof ze het wel oké vond.’

‘Wat hoop je dat een gesprek met Annie oplevert?’ Erica liet Patrik los en ging op de doft zitten.

‘Als ik eerlijk ben, heb ik geen flauw idee. Maar we weten nog altijd niet of Mats vrijdag naar haar toe is gegaan. Dat wil ik in de eerste plaats te weten komen. En verder moet ze natuurlijk te horen krijgen wat er is gebeurd.’

Hij corrigeerde de koers met het roer om uit te wijken voor een motorboot die met hoge snelheid op hen afkwam.

‘Idioten!’ snauwde hij en hij keek nijdig opzij toen de boot hen iets te dicht passeerde.

‘Had je het niet kunnen vragen toen je haar belde?’ Erica keek de boot lang na. Ze herkende de mensen niet, een groepje jongens van een jaar of twintig. Het waren ongetwijfeld vroege vakantiegangers van het soort dat Fjällbacka binnenkort zou overspoelen.

‘Ja, dat had ik kunnen doen. Maar ik vraag het liever als ik haar zie. Dan krijg ik een beter antwoord. Eigenlijk wil ik alleen een duidelijker beeld van Mats krijgen. Op dit moment is hij net zo’n levensgrote kartonnen figuur, eendimensionaal en plat. Niemand lijkt iets over hem te weten, zelfs zijn ouders niet. Zijn appartement zag eruit als een jeugdherberg. Er stonden vrijwel geen persoonlijke spullen. En dan die mishandeling… Ik moet meer te weten zien te komen.’

‘Maar ik heb begrepen dat Matte en Annie al jaren geen contact meer hadden.’

‘Dat zeggen zijn ouders, ja. Maar eigenlijk weten we het niet. Ze schijnt hoe dan ook belangrijk te zijn geweest in zijn leven, en als hij bovendien bij haar langs is gegaan, heeft hij misschien wel iets verteld wat voor ons van betekenis is. Ze kan een van de laatste mensen zijn geweest die hem levend hebben gezien.’

‘Natuurlijk,’ zei Erica, maar ze klonk sceptisch. Zelf had ze vooral mee gewild omdat ze nieuwsgierig was. Ze vroeg zich af hoe de jaren Annie hadden veranderd, wat voor soort mens ze was geworden.

‘Dat moet Gråskär zijn,’ zei Patrik turend.

Erica rekte zich uit en keek over de boeg.

‘Ja, dat klopt. De vuurtoren is prachtig.’ Ze hield haar hand boven haar ogen om beter te kunnen zien.

‘Ik vind het eiland een beetje eng,’ zei Patrik, maar hij besefte dat hij niet goed kon aangeven waarom. Daarna moest hij zich concentreren op het aanleggen aan de kleine steiger.

Een lange, slanke vrouw stond hen al op te wachten. Ze pakte het touw aan dat Erica de steiger op wierp.

‘Hoi,’ zei Annie en ze stak haar hand uit, zodat Erica zich omhoog kon trekken.

Ze was mooi, maar veel te mager, dacht Patrik toen hij Annies hand vastpakte. Door haar huid heen waren de botten duidelijk te voelen, en hoewel ze van nature smal leek, moest ze de afgelopen tijd behoorlijk zijn afgevallen, want haar spijkerbroek leek veel te groot en werd opgehouden door een riem die strak was aangehaald.

‘Mijn zoon is niet zo lekker. Hij ligt binnen te slapen, dus ik stel voor dat we hier op de steiger een kopje koffie drinken en even praten.’ Annie wees op een deken die ze op het houten dek had uitgespreid.

‘Natuurlijk, geen probleem,’ zei Patrik en hij ging zitten. ‘Ik hoop dat hij niets ernstigs onder de leden heeft.’

‘Nee, hij is alleen verkouden. Hebben jullie kinderen?’ Annie ging tegenover hen zitten en schonk koffie in uit een thermoskan. De steiger lag vrijwel in de luwte, de zon scheen en de lucht was warm. Het was een heerlijk plekje.

‘Ja, dat kun je wel zeggen,’ zei Erica lachend. ‘We hebben Maja van bijna twee en een tweeling, Noel en Anton, die binnenkort vier maanden zijn.’

‘O, dan hebben jullie je handen wel vol.’ Annie glimlachte, maar de glimlach bereikte haar ogen niet. Ze hield Patrik en Erica een bord met beschuitjes voor.

‘Helaas kan ik jullie niet veel anders aanbieden.’

‘O ja,’ zei Patrik en hij stond op. ‘Ik heb het eten bij me waar je me om hebt gevraagd.’

‘Dank je. Ik hoop dat het niet al te veel moeite was. Nu Sam ziek is, wil ik hem niet meezeulen naar het dorp om boodschappen te doen. Signe en Gunnar hebben me de vorige keer geholpen, maar ik wil ze niet te vaak vragen.’

Patrik was in de boot gesprongen en zette nu twee volle plastic tassen van de supermarkt op de steiger.

‘Wat krijg je van me?’ Annie reikte naar een tas, die naast haar lag.

‘Duizend kronen,’ zei Patrik verontschuldigend.

Annie pakte twee briefjes van vijfhonderd uit haar portemonnee en gaf ze aan hem.

‘Bedankt,’ zei ze nogmaals.

Patrik knikte en ging weer op de deken zitten.

‘Het is zeker vrij geïsoleerd hier?’ Hij keek uit over het kleine eiland. De vuurtoren torende boven hen uit en wierp een lange schaduw op de klippen.

‘Dat vind ik prettig,’ zei Annie en ze nam een slok koffie. ‘Ik ben hier in geen jaren geweest en Sam had het eiland nog nooit gezien. Het werd hoog tijd.’

‘Waarom nu?’ vroeg Erica, hopend dat ze niet al te nieuwsgierig klonk.

Annie keek haar niet aan, maar richtte haar blik op een punt ergens aan de horizon. De kleine windvlagen die hen af en toe toch bereikten, kregen vat op haar lange blonde haar en ze streek het ongeduldig uit haar gezicht.

‘Ik moet over een paar dingen nadenken, en daarom was het vanzelfsprekend om hierheen te gaan. Hier heb je niets. Niets behalve gedachten, niets behalve tijd.’

‘En spoken, heb ik gehoord,’ zei Erica en ze reikte naar een beschuitje.

Annie lachte niet. ‘Zeg je dat omdat het eiland Schimmenscheer wordt genoemd?’

‘Ja. Jij zou ondertussen toch moeten weten of het gerucht inderdaad klopt. Ik herinner me dat we op de middelbare school hier een keer hebben gelogeerd en doodsbenauwd waren.’

‘Misschien.’

Erica merkte dat Annie niet graag over het onderwerp sprak en Patrik haalde diep adem om te vertellen wat hij niet langer kon uitstellen. Terwijl hij rustig uitlegde wat er was gebeurd, begon Annie te beven. Ze staarde hem niet-begrijpend aan. Ze zei niets, trilde alleen onbeheerst, alsof ze voor hun ogen in duizend stukjes uiteen zou vallen.

‘We weten nog altijd niet precies wanneer hij is doodgeschoten, dus we proberen zoveel mogelijk te weten te komen over zijn laatste dagen. Gunnar en Signe zeiden dat hij vrijdag naar je toe had willen gaan.’

‘Ja, hij is hier geweest.’ Annie draaide zich om en keek naar het huis. Patrik had het gevoel dat ze dat vooral deed om de uitdrukking op haar gezicht te verbergen.

Toen ze haar hoofd terugdraaide, was haar blik nog altijd glazig, maar ze beefde niet langer.

Erica boog zich impulsief naar voren en legde haar hand op die van Annie. Ze had iets heel broos en kwetsbaars, wat Erica’s beschermersinstinct opriep.

‘Je was vroeger ook al aardig,’ zei Annie en toen trok ze zonder Erica aan te kijken haar hand terug.

‘Afgelopen vrijdag…’ zei Patrik voorzichtig.

Annie veerde op en er kwam een waas over haar ogen.

‘Hij is hier ’s avonds geweest. Ik wist niet dat hij zou komen. We hadden elkaar in geen jaren gezien.’

‘Wanneer was de laatste keer?’ Erica kon het niet nalaten een blik op het huis te werpen. Ze was bang dat Annies zoon wakker zou worden en stiekem naar buiten zou gaan. Sinds ze zelf kinderen had, had ze soms het gevoel dat ze ook moeder was van alle andere kinderen op de wereld.

‘We hebben afscheid genomen toen ik naar Stockholm verhuisde. Ik geloof dat ik negentien was. Een eeuwigheid geleden.’ Ze lachte kort en bitter.

‘Hebben jullie na die tijd contact gehouden?’

‘Nee. Nou ja, misschien af en toe een ansichtkaart in het begin. Maar we wisten alle twee dat het geen goed idee was. Waarom zouden we de kwelling laten voortduren door te doen alsof?’ Annie streek weer een paar blonde lokken uit haar gezicht.

‘Wie van jullie besloot het uit te maken?’ vroeg Erica. Ze kon haar nieuwsgierigheid niet in bedwang houden. Ze had hen beiden zo vaak samen gezien, zo vaak het gouden licht gezien dat op de een of andere manier om hen heen had gehangen. Het gouden paar.

‘We hebben het nooit echt uitgesproken. Maar ik was degene die besloot om weg te gaan. Ik kon hier niet blijven. Ik moest gewoon weg, de wereld in. Dingen zien, dingen doen, mensen ontmoeten.’ Ze lachte nogmaals kort en bitter, een lachje dat Erica en Patrik niet begrepen.

‘Maar vrijdag kwam Mats dus hierheen. Hoe reageerde je toen?’ Patrik bleef vragen stellen, al wist hij niet zeker of het iets zou opleveren. Annie leek heel breekbaar en hij had het gevoel dat ze zou instorten als hij iets verkeerds zei. En uiteindelijk was dit misschien niet eens belangrijk.

‘Ik was verbaasd. Maar Signe had verteld dat hij weer in Fjällbacka woonde. Dus ergens verwachtte ik misschien toch wel dat hij langs zou komen.’

‘Was het een fijne verrassing?’ vroeg Erica. Ze reikte naar de thermoskan om nog een keer in te schenken.

‘In eerste instantie niet. Ik weet het ook eigenlijk niet. Ik geloof niet in terugkijken. Matte hoorde bij het verleden. Tegelijk…’ Ze leek in gedachten te verzinken. ‘Tegelijk had ik hem misschien wel nooit echt verlaten. Ik weet het niet. Hij mocht in elk geval binnenkomen.’

‘Weet je ongeveer hoe laat hij kwam?’ vroeg Patrik.

‘Hm… ik geloof dat het een uur of zes, zeven was. Ik weet het niet precies. Tijd heeft hier niet zoveel betekenis.’

‘Hoe lang is hij gebleven?’ Patrik bewoog en vertrok zijn gezicht even. Zijn lichaam kon er niet tegen zo lang op een harde ondergrond te zitten. Hij besefte dat hij naar een heerlijk, warm zeewierbad verlangde.

‘Hij is ’s nachts weer vertrokken.’ De pijn was net zo duidelijk op haar gezicht te zien als wanneer ze het had uitgeschreeuwd.

Patrik werd plotseling moedeloos. Met welk recht stelde hij deze vragen? Met welk recht snuffelde hij in dingen die privé zouden moeten zijn, in iets wat zich tussen twee mensen had afgespeeld die ooit van elkaar hadden gehouden? Maar hij zette zich ertoe verder te gaan. In gedachten zag hij het lichaam dat op de buik in de hal lag, met een groot, gapend gat in het hoofd, een plas bloed op de grond, spetters bloed op de muur. Zolang hij de schuldige niet had gevonden, was het zijn taak te snuffelen. Moord en recht op een privéleven gingen niet samen.

‘Je weet niet hoe laat dat was?’ vroeg hij vriendelijk.

Annie beet op haar lip en haar ogen waren gaan glimmen.

‘Nee, hij is weggegaan terwijl ik sliep. Ik dacht…’ Ze slikte en slikte, en het leek alsof ze probeerde zich te vermannen, alsof ze in hun bijzijn haar zelfbeheersing niet wilde verliezen.

‘Heb je geprobeerd hem te bellen? Of heb je het er met Signe en Gunnar over gehad?’ vroeg Patrik.

Terwijl ze zaten te praten, was de zon langzaam gezakt en de lange schaduw van de vuurtoren kwam steeds dichterbij.

‘Nee.’ Ze begon weer te trillen.

‘Heeft Mats iets gezegd wat ons een aanwijzing kan geven wie hem wilde vermoorden?’

Annie schudde haar hoofd. ‘Nee, ik kan me zelfs niet voorstellen dat iemand Matte kwaad zou willen doen. Hij was… Je weet wel, Erica. Hij was nog net zo als vroeger: vriendelijk, zorgzaam, liefdevol. Net als vroeger.’ Ze keek naar beneden en streek met haar hand over de deken.

‘We hebben inderdaad begrepen dat Mats heel geliefd en sympathiek was,’ zei Patrik. ‘Maar er zijn ook dingen in zijn leven waar we niet echt wijs uit worden. Zo is hij vlak voordat hij weer in Fjällbacka kwam wonen zwaar mishandeld. Heeft hij daar niets over verteld?’

‘Nee, niet veel, maar ik heb natuurlijk de littekens gezien en hem ernaar gevraagd. Hij zei alleen dat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plek was geweest en dat hij door een paar jongelui was aangevallen.’

‘Heeft hij iets over zijn werk in Göteborg verteld?’ Patrik had gehoopt iets over de mishandeling te weten te komen wat het gevoel dat hem dwarszat kon verklaren. Maar nee, niets bracht hem verder.

‘Hij zei dat hij het er erg naar zijn zin had gehad, maar dat het ook zwaar was geweest. Al die vrouwen die zoveel hebben geleden en erg beschadigd zijn…’ Haar stem brak en ze wendde haar gezicht weer naar het huis.

‘Heeft hij niet iets anders gezegd wat voor ons van belang kan zijn? Noemde hij niemand door wie hij zich bedreigd voelde?’

‘Nee, niets. Hij vertelde alleen wat het werk voor hem had betekend. Hij zei dat hij zich uiteindelijk leeg had gevoeld, dat hij het niet langer had kunnen opbrengen en dat hij nadat hij in het ziekenhuis had gelegen, had besloten weer naar Fjällbacka te gaan.’

‘Voorgoed of voor een tijdje?’

‘Volgens mij wist hij dat niet. Hij zei dat hij bij de dag probeerde te leven. Probeerde te genezen, zowel lichamelijk als geestelijk.’

Patrik knikte en aarzelde voordat hij de volgende vraag stelde.

‘Zei hij nog of er een vrouw in zijn leven was geweest? Of meerdere vrouwen?’

‘Nee, en daar heb ik ook niet naar gevraagd. Hij vroeg evenmin naar mijn man en mij. Van wie we hielden of vroeger hadden gehouden speelde die avond geen rol.’

‘Ik begrijp het,’ zei Patrik. ‘De boot is trouwens weg,’ zei hij zogenaamd terloops.

Annie keek verward. ‘Welke boot?’

‘Die van Signe en Gunnar. De boot die Mats heeft gebruikt om hierheen te komen.’

‘Is die weg? Gestolen? Wat bedoel je precies?’

‘Dat weten we niet. De boot lag niet op de gewone plek toen Gunnar ermee bezig wilde.’

‘Matte moet er toch mee naar huis zijn gegaan,’ zei Annie. ‘Hoe had hij anders naar het vasteland moeten komen?’

‘Hij is dus met de sloep hierheen gekomen? Hij had geen lift gehad of zo?’

‘Van wie had hij die moeten krijgen?’ vroeg Annie.

‘Dat weet ik niet. We weten alleen dat de boot weg is en we begrijpen niet waar ze gebleven kan zijn.’

‘Hij is er in elk geval mee hierheen gekomen en hij moet er ook mee naar huis zijn gegaan.’ Ze streek weer met haar hand over de deken.

Patrik keek naar Erica, die ongewoon stil had zitten luisteren. ‘Het is tijd om te vertrekken,’ zei hij, terwijl hij ging staan. ‘Fijn dat we langs konden komen, Annie. Gecondoleerd.’

Ook Erica kwam overeind. ‘Het was leuk je weer te zien, Annie.’

‘Ik vond het ook leuk jou te zien.’ Annie omhelsde Erica onhandig.

‘Zorg goed voor Sam en geef maar een gil als je iets nodig hebt of wanneer we je op de een of andere manier kunnen helpen. Als het slechter met hem gaat, kunnen we ook de districtsarts laten komen.’

‘Dat zal ik doen.’ Annie liep met hen mee naar de boot.

Patrik startte de motor. Midden in een beweging bedacht hij zich.

‘Weet je of Mats een aktetas bij zich had toen hij hier was?’

Annie fronste haar voorhoofd en leek na te denken. Toen klaarde haar gezicht op. ‘Een bruine, van leer?’

‘Ja, inderdaad,’ zei Patrik. ‘Die is ook weg.’

‘Wacht even.’ Annie draaide zich meteen om en liep op een drafje naar het huis. Even later kwam ze terug terwijl ze iets omhooghield. Toen ze bij de steiger kwam, zag Patrik wat het was: de aktetas. Zijn hart maakte een sprongetje.

‘Matte is hem vergeten en ik heb hem gewoon laten liggen. Ik hoop niet dat dat problemen heeft veroorzaakt.’ Ze ging op haar hurken op de steiger zitten om Patrik de aktetas te kunnen aanreiken.

‘We zijn allang blij dat hij terecht is. Bedankt!’ zei hij. Er schoten al allerlei gedachten over de mogelijke inhoud door zijn hoofd.

Toen ze achteruit waren gevaren en weer richting Fjällbacka gingen, draaiden Patrik en Erica zich om om naar Annie te zwaaien. Zij zwaaide terug. De schaduw van de vuurtoren reikte nu helemaal tot aan de steiger. Het leek alsof die haar wilde opslokken.

 

image

‘Kunnen we niet even gaan zoeken?’ Gunnar stond op de kade en het kostte hem moeite met vaste stem te spreken.

Peter keek op van zijn bezigheden en leek nee te willen zeggen. Vervolgens zwichtte hij.

‘We kunnen wel een eindje gaan varen. Maar het is zondag en ik moet over niet al te lange tijd naar huis.’

Gunnar zei niets, maar keek recht voor zich uit. Zijn ogen leken net twee donkere gaten. Met een zucht ging Peter de kajuit binnen om de motor te starten. Hij hielp Gunnar de boot in te stappen, gaf hem een reddingsvest en stuurde met geoefende hand de haven uit. Toen ze een eindje op weg waren, vergrootte hij de snelheid.

‘Waar wil je dat we beginnen te zoeken? Toen wij op pad waren, hebben we ook naar de boot uitgekeken, maar we hebben haar nergens gezien.’

‘Ik weet het niet.’ Gunnar tuurde door het raam. Hij kon niet aldoor thuis blijven wachten, hij kon er niet tegen Signe doodstil op haar stoel in de keuken te zien zitten. Ze kookte niet meer, ze bakte niet meer, ze maakte niet meer schoon. Ze deed niets van de dingen die zo typerend voor haar waren. En wie was hij zelf zonder Matte? Hij had geen idee. Het enige dat hij zeker wist, was dat hij een doel moest hebben in een bestaan dat alle zin had verloren.

De boot vinden. Dat was iets wat hij kon doen, iets waardoor hij er even uit was, waardoor hij de stilte en alles wat hem aan Matte deed denken kon ontvluchten. De voetafdrukken in het beton van de oprit die Gunnar had gegoten toen Matte vijf was. De deukjes in de ladekast in de hal van die keer dat Matte veel te hard door het huis had gerend, op het kleed was uitgegleden en zo hard met zijn voortanden op het bovenblad was gevallen dat die twee duidelijke afdrukken hadden achtergelaten. Alle kleine dingen waaruit bleek dat Matte er was geweest, dat Matte van hen was geweest.

‘Ga maar naar Dannholmen,’ zei Gunnar. Eigenlijk had hij geen idee. Niets wees erop dat de boot juist daar zou zijn. Maar ze konden net zo goed daar gaan zoeken als ergens anders.

‘Hoe is het thuis?’ vroeg Peter voorzichtig, terwijl hij zich op het sturen concentreerde. Maar ook hij wierp af en toe een blik om zich heen om te kijken of de sloep ergens naar land was gedreven.

‘Het gaat wel,’ zei Gunnar.

Dat was een leugen, want het ging helemaal niet. Maar wat moest hij zeggen? Hoe moest hij de leegte verklaren die je huis vulde nadat je een kind had verloren? Soms verbaasde het hem dat hij nog altijd ademde. Hoe kon hij blijven leven en ademen nu Matte er niet langer was?

‘Het gaat wel,’ herhaalde hij.

Peter knikte, en zo ging het meestal. De mensen wisten niet wat ze moesten zeggen. Ze zeiden het meest noodzakelijke, dat wat van hen werd gevraagd, en probeerden mee te leven terwijl ze dankbaar waren dat hen dit lot niet had getroffen. Dat zij hun kinderen nog wel hadden, dat hun dierbaren nog leefden. Zo ging het, en dat was menselijk.

‘De boot kan toch niet zijn losgeslagen?’ Gunnar wist niet of hij tegen Peter sprak of tegen zichzelf.

‘Volgens mij niet. In dat geval had ze naar de andere boten toe moeten drijven. Nee, ik denk dat iemand haar heeft meegenomen. Die oude houten boten worden steeds meer waard, en misschien was dit een diefstal op bestelling. Maar dan zullen we haar hier niet vinden. Meestal worden ze naar een plek gebracht waar ze op de wal gehesen kunnen worden en daarna per trailer verder vervoerd.’

Peter stuurde iets naar rechts, voorbij Småsvinningarna. ‘We gaan naar Dannholmen, maar daarna moeten we weer terug. Anders worden ze thuis ongerust.’

‘Ja,’ zei Gunnar. ‘Kunnen we morgen weer gaan zoeken?’

Peter keek hem aan.

‘Natuurlijk. Kom rond een uur of tien, dan gaan we op pad. Maar alleen als er geen alarmmelding is.’

‘Goed. Ik zal er zijn.’ Gunnars blik bleef tussen de eilanden dwalen.

Mette had hen uitgenodigd voor het eten. Dat deed ze vaak en ze deed het altijd voorkomen alsof zij weer aan de beurt was, alsof zij de vorige keer bij Madeleine hadden gegeten. Madeleine speelde het spel mee, ondanks de vernedering nooit iets terug te kunnen doen. Ze droomde ervan om terloops tegen Mette te kunnen zeggen: ‘Hebben jullie zin om vanavond te komen eten? Het wordt wel iets simpels.’ Maar dat kon ze niet. Ze kon het zich niet veroorloven Mette en haar drie kinderen uit te nodigen. Ze had nauwelijks genoeg te eten voor Kevin, Vilda en zichzelf.

‘Is het niet te veel moeite?’ vroeg ze toen ze in Mettes gezellige keuken aan tafel gingen zitten.

‘Natuurlijk niet. Ik moet toch voor mijn drie veelvraten koken, dus drie eters erbij valt nauwelijks op.’ Mette haalde liefdevol een hand door het haar van haar tweede kind, Thomas.

‘Niet doen, mama,’ zei hij geïrriteerd, maar Madeleine kon zien dat hij het eigenlijk helemaal niet erg vond.

‘Een glaasje wijn?’ Zonder Madeleines antwoord af te wachten schonk Mette rode wijn uit een bag-in-box in.

Ze draaide zich om en roerde in de pannen op het fornuis. Madeleine nipte van de wijn.

‘Houden jullie de kleintjes in de gaten?’ riep Mette naar de kamer en ze kreeg twee keer een ‘ja’ te horen. Haar jongste kinderen waren een meisje van tien en Thomas van dertien, die een grote aantrekkingskracht op Kevin en Vilda uitoefenden. Haar oudste kind, een jongen van zeventien, was tegenwoordig zelden thuis.

‘Ik denk dat ze jouw kinderen eerder vervelen,’ zei Madeleine en ze nam nog een slokje wijn.

‘Welnee, ze zijn dol op ze, dat weet je.’ Mette veegde haar handen af aan de handdoek, schonk een glas wijn voor zichzelf in en ging tegenover Madeleine zitten.

Uiterlijk hadden twee vrouwen niet meer verschillend kunnen zijn, dacht Madeleine, die hen even van buitenaf bekeek, als een toeschouwer. Zij was klein en blond en had eerder de bouw van een kind dan van een vrouw. Mette deed denken aan het beroemde stenen beeld van een weelderige vrouw dat Madeleine zich van de lessen op school herinnerde: groot en rond, met dik, rood haar, dat een eigen leven leek te leiden. Groene ogen die altijd glinsterden, hoewel ze in haar leven dingen had meegemaakt die die fonkeling al lang geleden hadden moeten doven. Mette leek een zwak te hebben voor slappe mannen, die snel van haar afhankelijk werden en vervolgens van alles van haar verlangden, als jonge vogels met gapende bekjes. Uiteindelijk kreeg Mette altijd weer genoeg van hen, had ze verteld. Maar meestal duurde het niet lang voordat het volgende vogeljong naar haar bed verhuisde. De kinderen hadden daarom drie verschillende vaders, en als ze Mettes rode haar niet hadden geërfd, had je nooit kunnen raden dat ze broers en zus waren.

‘Hoe gaat het met je?’ vroeg Mette, terwijl ze haar glas in haar handen ronddraaide.

Madeleine voelde zich verstijven. Hoewel Mette openlijk van alles had gedeeld en haar uitgebreid over haar leven en haar tekortkomingen had verteld, had Madeleine dat nooit durven doen. Ze was het gewend voortdurend in angst te leven, altijd bang te zijn om te veel te zeggen. Daarom had ze iedereen op een afstandje gehouden. Bijna iedereen.

Maar precies op dat moment, op een zondagavond in de keuken met Mette, terwijl het eten op het fornuis stond te pruttelen en de wijn haar van binnenuit verwarmde, kon ze zich niet langer inhouden. Ze begon te vertellen. Toen de tranen kwamen, zag ze dat Mette haar stoel verplaatste en haar armen om haar heen sloeg. En in Mettes veilige omhelzing vertelde ze alles. Ook over hem. Hoewel ze zich in een vreemd land bevond, in een vreemd leven, was hij nog altijd heel dichtbij.