Fjällbacka 1870

Karl had haar nog altijd niet op die manier aangeraakt en dat verwarde Emelie. Ze wist niet veel van dat soort dingen, maar ze begreep dat er iets tussen man en vrouw moest gebeuren wat nog niet was gebeurd.

Was Edith er maar. Was het tussen hen maar niet zo vreemd gelopen voordat ze van de boerderij vertrok. Dan had ze er met haar over kunnen praten, of haar in elk geval in een brief om advies kunnen vragen. Want ze kon als vrouw toch niet met haar man over dat soort dingen spreken? Dat deed je niet. Maar vreemd was het wel.

De eerste verliefdheid op Gråskär was ook geluwd. De herfstzon had plaatsgemaakt voor harde winden, die de zee tegen de klippen stuwden. De bloemen waren verwelkt en in het perk stonden alleen nog wat droeve, kale stengels. Het wolkendek leek altijd even dik en grijs. Ze bleef meestal binnen. Buiten huiverde en bibberde ze, hoeveel kleren ze ook aantrok, maar het huis was zo klein dat de muren soms op haar af leken te komen.

Af en toe merkte ze dat Julian haar vuile blikken toewierp, maar als ze terugkeek, wendde hij zijn ogen af. Hij had nog altijd niets tegen haar gezegd en ze begreep niet wat ze hem had misdaan. Misschien deed ze hem aan een andere vrouw denken die hem had gekwetst. Maar haar eten vond hij in elk geval wel lekker. Karl en hij aten met smaak, en al zei ze het zelf, ze was er echt goed in geworden om iets te maken van wat er beschikbaar was. Op dit moment was dat meestal makreel. Karl en Julian gingen elke dag even met de boot op pad en vingen vaak een flinke hoeveelheid van de zilverachtige vis. Een paar makrelen bakte ze vers en die serveerde ze met aardappelen. De rest legde ze in zout, zodat ze goed bleven tot in de winter, want ze begreep dat er dan grimmiger tijden zouden aanbreken.

Zei Karl zo nu en dan maar iets vriendelijks tegen haar, dan zou het leven op het eiland veel makkelijker zijn. Hij keek haar nooit recht aan en gaf haar zelfs geen vriendelijk klopje in het voorbijgaan. Het was alsof ze niet bestond, alsof hij nauwelijks besefte dat hij een echtgenote had. Niets was geworden zoals ze had gedroomd, en soms weerklonken Ediths waarschuwende woorden in haar hoofd. Dat ze moest oppassen.

Dat soort gedachten schudde Emelie altijd zo snel mogelijk van zich af. Het leven op het eiland was zwaar, maar ze was niet van plan te klagen. Dit was het lot dat haar was toebedeeld en ze moest er het beste van zien te maken. Dat had haar moeder haar geleerd toen die nog leefde, en ze was van plan dat advies op te volgen. Niets liep ooit zoals je het je had voorgesteld.

 

image

Martin had een enorme hekel aan buurtonderzoeken. Ze deden hem te veel denken aan zijn kindertijd, toen hij bij de deuren langs had moeten gaan met lootjes, sokken en andere idiote dingen om geld te verdienen voor schoolreisjes. Maar hij wist dat het onderdeel was van zijn werk. Het was gewoon een kwestie van portiek in en uit gaan, trappen op en af lopen en overal aankloppen. Gelukkig hadden ze gisteren het grootste deel al gedaan, en hij keek op het lijstje in zijn zak om te zien waar hij nog naartoe moest. Hij begon met het appartement dat het meest veelbelovend leek: een van de twee woningen die op dezelfde verdieping lagen als die van Mats Sverin.

Er stond grip op de deur en Martin keek op zijn horloge voordat hij aanbelde. Het was nog maar acht uur, maar hij hoopte de bewoner te pakken te kunnen krijgen voordat die naar zijn of haar werk ging. Toen er niemand kwam opendoen, drukte hij met een zucht nog een keer op de bel. Het schelle geluid sneed hem door de oren, maar er kwam nog steeds geen reactie. Hij had zich net omgedraaid en zijn ene voet op de bovenste tree van de trap gezet, toen hij hoorde dat er een slot werd geopend.

‘Ja?’ De stem klonk korzelig.

Martin keerde zich snel weer om en liep terug naar de deur. ‘Ik ben van de politie, Martin Molin.’

Er zat een veiligheidsketting op de deur en door de opening kon hij alleen een wilde baard zien. Plus een felrode neus.

‘Wat moet u?’

De informatie dat hij van de politie was, leek huurder Grip niet minder afwijzend te hebben gemaakt.

‘In het appartement hiernaast is iemand overleden.’ Martin wees naar de deur van Mats Sverin, die zorgvuldig was verzegeld.

‘Ja, dat heb ik gehoord.’ De baard wipte op en neer in de deuropening. ‘Wat heeft dat met mij te maken?’

‘Zou ik even binnen mogen komen?’ Martin vroeg het zo vriendelijk mogelijk.

‘Waarom?’

‘Om een paar vragen te stellen.’

‘Ik weet niets.’ De man wilde de deur dichttrekken, maar instinctief zette Martin zijn voet ertussen.

‘Of we praten nu even met elkaar, of het kost u de hele ochtend, want dan moet ik u meenemen naar het politiebureau en u daar mijn vragen stellen.’ Martin wist donders goed dat hij niet de bevoegdheid had om Grip mee te nemen naar het bureau, maar hij gokte erop dat de man daar niet van op de hoogte was.

‘Kom dan maar verder,’ zei Grip.

De veiligheidsketting werd losgemaakt en de deur ging open, zodat Martin naar binnen kon stappen. Een besluit waar hij meteen spijt van kreeg toen hij de stank rook.

‘Nee, nee, je mag niet naar buiten, stoute boef.’

Martin kon vanuit zijn ooghoek nog net iets pluizigs zien voordat de man met de baard zich naar voren wierp en de staart van de kat beetpakte. Het diertje piepte protesterend, maar liet zich vervolgens optillen en mee naar binnen nemen.

Grip deed de deur dicht en Martin probeerde door zijn mond te ademen om niet te hoeven overgeven. Binnen was het bedompt en rook het naar afval, en over alles heen lag de sterke stank van kattenpis. De verklaring liet niet lang op zich wachten. Op de drempel van de woonkamer bleef Martin met grote ogen staan. Overal zaten, lagen en liepen katten. Hij deed een ruwe schatting en besefte dat het er minstens vijftien waren. In een appartement dat niet groter kon zijn dan veertig vierkante meter.

‘Ga zitten,’ bromde Grip. Hij verjoeg wat katten van de bank.

Voorzichtig ging Martin op het uiterste randje zitten.

‘Brand maar los. Ik heb niet de hele dag de tijd. Het is hard werken als je voor zoveel dieren moet zorgen.’

Een dikke roodharige kat sprong bij de man op schoot, zocht een lekker plekje op en begon te spinnen. Haar vacht zat vol klitten en ze had op beide achterpoten een wond.

Martin schraapte zijn keel. ‘Uw buurman, Mats Sverin, is gisteren dood in zijn woning aangetroffen. Wij willen nu graag weten of de mensen die hier wonen de afgelopen dagen iets bijzonders hebben gezien of gehoord.’

‘Het is niet mijn zaak om iets te horen of te zien. Ik bemoei me alleen met mijn eigen zaken en verwacht dat anderen dat ook doen.’

‘U hebt geen geluiden uit het appartement van uw buurman gehoord? Of een onbekende persoon in het trappenhuis gezien?’ drong Martin aan.

‘Zoals gezegd: ik bemoei me alleen met mijn eigen zaken.’ De man krabde de kat tussen de plukken op haar rug.

Martin sloeg zijn notitieboekje dicht en besloot het op te geven. ‘Wat is uw voornaam eigenlijk?’

‘Ik heet Gottfrid Grip. En nu wilt u zeker ook de namen van de rest?’

‘De rest?’ vroeg Martin en hij keek om zich heen. Woonden hier nog meer mensen?

‘Ja, dit is Marilyn.’ Gottfrid wees naar de kat op zijn schoot. ‘Ze houdt niet van vrouwen. Blaast alleen maar.’

Plichtmatig sloeg Martin zijn notitieboekje weer open en schreef zo precies mogelijk op wat de man zei. Het zou in elk geval een lach moeten opleveren.

‘Die daarginds heet Errol; de witte met bruine pootjes heet Humphrey; daarnaast zitten Cary, Audrey, Bette, Ingrid, Lauren en James.’ Grip bleef kattennamen noemen terwijl hij wees en Martin bleef schrijven. Dit was een mooi verhaal voor als hij terug was op het bureau.

Onderweg naar buiten bleef hij staan.

‘Dus u en de katten hebben niets gehoord of gezien?’

‘Ik heb nooit gezegd dat de katten niets hebben gezien. Ik heb alleen gezegd dat ík niets heb gezien. Maar Marilyn heeft een auto gezien, heel vroeg op zaterdagochtend, toen ze in de vensterbank in de keuken zat. Ze blies als een gek.’

‘Heeft Marilyn een auto gezien? Wat voor auto?’ vroeg Martin, terwijl hij besloot er maling aan te hebben hoe wonderlijk de vraag klonk.

Grip keek hem medelijdend aan. ‘Dacht u dat katten verstand hebben van automerken? Hebt u ze wel allemaal op een rijtje?’ Hij wees naar zijn voorhoofd en schudde lachend zijn hoofd. Daarna deed hij de deur achter Martin dicht en maakte de veiligheidsketting weer vast.

‘Is Erling er ook?’ Voorzichtig tikte Gösta op de deurpost van de eerste kamer in de gang. Paula en hij waren net bij het gemeentehuis in Tanumshede gearriveerd.

Gunilla zat met haar rug naar de deuropening en veerde hoog op.

‘Jullie laten me schrikken,’ zei ze en ze wapperde nerveus met haar handen.

‘Dat was niet de bedoeling,’ zei Gösta. ‘We zijn op zoek naar Erling.’

‘Gaat het over Mats?’ Haar onderlip begon meteen te trillen. ‘Ik vind het zo erg.’ Ze reikte naar een pakje zakdoekjes en depte de tranen in haar ooghoeken.

‘Inderdaad,’ zei Gösta. ‘We willen iedereen graag spreken, maar op dit moment willen we met Erling praten, als hij er is.’

‘Ja, hoor. Hij zit op zijn kamer. Ik loop wel even mee.’

Gunilla stond op en na luidruchtig haar neus te hebben gesnoten ging ze hun voor naar een kamer verderop in de gang.

‘Erling, je hebt bezoek,’ zei ze en ze stapte opzij.

‘Hé, hallo. Ben jij het?’ Erling stond op en schudde hartelijk Gösta’s hand.

Vervolgens keek hij naar Paula en hij leek naarstig in zijn geheugen te zoeken.

‘Petra, toch? Dit hoofd is net een goed geoliede machine, ik vergeet nooit iets.’

‘Paula,’ zei Paula en ze stak haar hand uit.

Erling keek even beteuterd, maar haalde vervolgens zijn schouders op.

‘We willen graag wat vragen over Mats Sverin stellen,’ zei Gösta snel. Hij ging in een van de bezoekersstoelen voor Erlings bureau zitten en dwong zo Erling en Paula om ook plaats te nemen.

‘Het is verschrikkelijk.’ Erling vertrok zijn gezicht tot een vreemde grimas. ‘We zijn hier op kantoor enorm verdrietig en we vragen ons natuurlijk af wat er is gebeurd. Hebben jullie informatie voor ons?’

‘Op dit moment niet veel.’ Gösta schudde zijn hoofd. ‘Ik kan alleen bevestigen wat jullie gisteren te horen hebben gekregen toen we belden. Dat Sverin dood in zijn appartement is aangetroffen en dat we de zaak onderzoeken.’

‘Is hij vermoord?’

‘Dat kan ik ontkennen noch bevestigen.’

Gösta hoorde zelf hoe formeel hij klonk, maar hij wist dat Hedström hem de wind van voren zou geven als hij zijn mond voorbijpraatte en op die manier het onderzoek schade toebracht.

‘Maar we hebben jullie hulp nodig,’ ging hij verder. ‘Ik heb begrepen dat Sverin maandag niet op zijn werk is verschenen en dinsdag evenmin. Toen hebben jullie contact opgenomen met zijn ouders. Kwam het wel vaker voor dat hij thuisbleef van zijn werk?’

‘Het was eerder andersom. Ik geloof niet dat hij ook maar één dag ziek is geweest sinds hij hier is komen werken. Ik kan me niet herinneren dat hij ooit afwezig was. Zelfs niet om naar de tandarts te gaan. Hij was punctueel, plichtsgetrouw en uitermate zorgvuldig. Daarom werden we ook ongerust toen hij niet kwam en ook niets van zich liet horen.’

‘Hoe lang heeft hij hier gewerkt?’ vroeg Paula.

‘Twee maanden. Het was echt boffen dat we iemand als Mats kregen. De functie was al vijf weken vacant en er waren een paar sollicitanten geweest voor een gesprek, maar niemand was voldoende gekwalificeerd. Toen Mats solliciteerde, maakten we ons eerder zorgen dat hij overgekwalificeerd was, maar hij stelde ons op dat punt gerust en verzekerde ons dat dit precies het werk was dat hij zocht. Hij leek vooral heel graag naar Fjällbacka terug te willen komen. En wie kan hem dat kwalijk nemen? De parel van de kust.’ Erling spreidde zijn handen.

‘Gaf hij een speciale reden waarom hij terug wilde komen?’ Paula boog zich naar voren.

‘Nee, behalve dat hij de hectiek van de grote stad wilde ontvluchten en meer levenskwaliteit zocht. En dat is precies wat deze gemeente te bieden heeft: rust, stilte en levenskwaliteit.’ Erling benadrukte elke lettergreep.

‘Hij zei dus niets over privéomstandigheden?’ Gösta begon ongeduldig te worden.

‘Daar was hij erg gesloten over. Ik weet dat hij oorspronkelijk uit Fjällbacka kwam en dat zijn ouders hier wonen, maar verder kan ik me niet herinneren dat hij ooit iets over zijn leven buiten het kantoor heeft verteld.’

‘Vlak voordat hij uit Göteborg vertrok, heeft hij daar iets heel vervelends meegemaakt. Hij is zo zwaar mishandeld dat hij in het ziekenhuis belandde. Heeft hij daar niets over gezegd?’ vroeg Paula.

‘Nee, absoluut niet,’ zei Erling verbaasd. ‘Er zaten wat littekens op zijn gezicht, maar hij zei dat hij met zijn fiets was gevallen toen hij met zijn broekspijp in zijn wiel was blijven haken.’

Gösta en Paula wisselden een verbaasde blik.

‘Wie heeft hem mishandeld? Dezelfde persoon die…?’ Erling fluisterde de woorden bijna.

‘Volgens zijn ouders ging het om zinloos geweld. We denken niet dat er een verband is, maar we kunnen uiteraard niets uitsluiten,’ zei Gösta.

‘Heeft hij echt helemaal niets over zijn tijd in Göteborg verteld?’ drong Paula aan.

Erling schudde zijn hoofd. ‘Ik meende wat ik zei. Mats praatte nooit over zichzelf. Het was alsof zijn leven pas begon toen hij bij ons kwam werken.’

‘Vonden jullie dat niet vreemd?’

‘Tja, waarschijnlijk stond niemand daar echt bij stil. Hij was bepaald niet ongezellig. Hij kon lachen en grapjes maken en meepraten over allerlei tv-programma’s en van die dingen waar je het tijdens de koffiepauze over hebt. Het viel niet echt op dat hij nooit over privédingen sprak. Dat besef ik nu pas.’

‘Deed hij zijn werk goed?’ vroeg Gösta.

‘Mats deed het uitstekend als hoofd Financiën. Hij was zoals gezegd precies, grondig en gewetensvol, en dat zijn onmiskenbaar eigenschappen die je graag ziet in iemand die de financiën regelt, vooral als het om politiek gevoelige activiteiten gaat als de onze.’

‘Niemand had klachten?’ vroeg Paula.

‘Nee, Mats was buitengewoon goed in zijn werk. En hij is onmisbaar geweest tijdens Project Badis. Hij kwam er natuurlijk pas in een laat stadium bij, maar hij had zich snel ingelezen en heeft ons echt geholpen.’

Gösta keek Paula aan, die haar hoofd schudde. Op dit moment hadden ze geen vragen meer, maar Gösta vond dat Mats Sverin net zo anoniem en gezichtloos leek als voordat ze zijn chef hadden gesproken. En hij kon het niet nalaten zich af te vragen wat er zou gebeuren als ze aan het oppervlak begonnen te krabben.

Het kleine huis van het echtpaar Sverin in Mörhult lag fraai aan het water. Vandaag was het warmer, een lekkere voorzomerdag, en Patrik liet zijn jas in de auto liggen. Hij had van tevoren gebeld om te zeggen dat hij zou komen, en toen Gunnar de deur voor hem opende, zag hij door de hal dat in de keuken de koffie al klaarstond. Zo ging het hier aan de kust. Bij zowel verdrietige als vrolijke gelegenheden werd er koffie met koekjes geserveerd. Als politieman had hij door de jaren heen liters koffie gedronken tijdens zijn bezoekjes aan de bewoners van de gemeente.

‘Kom binnen. Ik zal kijken of ik Signe zover krijg dat…’ Gunnar maakte zijn zin niet af, maar liep de trap op.

Patrik bleef in de hal staan wachten. Het duurde even voor Gunnar weer naar beneden kwam en ten slotte besloot Patrik de keuken binnen te gaan. De stilte vulde het huis en hij was zo vrij door te lopen naar de woonkamer. Die was netjes en schoon, met mooie oude meubels en veel kleedjes, zoals je vaak ziet in woningen van oudere mensen. Overal stonden ingelijste foto’s van Mats. Door ernaar te kijken kon Patrik Mats’ hele leven van baby tot volwassen man volgen. Hij zag er aardig en sympathiek uit. Blij, gelukkig. Te oordelen naar de foto’s had hij een fijne jeugd gehad.

‘Signe komt zo.’

Patrik ging zo in zijn gedachten op dat hij bij het horen van Gunnars stem bijna de foto liet vallen die hij in zijn hand hield.

‘Mooie foto’s.’ Hij zette het lijstje voorzichtig terug op de ladekast en liep achter Gunnar aan naar de keuken.

‘Ik heb fotograferen altijd al leuk gevonden, dus het zijn er in de loop van de jaren aardig wat geworden. Daar zijn we nu blij mee. Dat er nog iets is, bedoel ik.’ Verlegen begon Gunnar koffie in te schenken.

‘Wilt u suiker of melk? Of alle twee?’

‘Zwart graag.’ Patrik ging op een witte keukenstoel zitten.

Gunnar zette een kopje voor hem neer en nam toen aan de andere kant van de tafel plaats.

‘Laten we beginnen, Signe komt zo,’ zei hij nadat hij een bezorgde blik op de trap had geworpen. Boven was niets te horen.

‘Hoe gaat het met haar?’

‘Ze heeft sinds gisteren geen woord gezegd. De dokter komt zo een kijkje nemen. Ze wil alleen maar in bed liggen, maar volgens mij heeft ze vannacht geen oog dichtgedaan.’

‘Jullie hebben veel bloemen gekregen.’ Patrik knikte naar het aanrecht, waar een grote hoeveelheid boeketten in min of meer passende vazen stond.

‘De mensen zijn aardig. Ze hebben ook aangeboden langs te komen, maar ik kan het op dit moment niet aan als hier allerlei volk in en uit loopt.’ Gunnar deed een suikerklontje in zijn kopje en roerde even. Toen reikte hij naar een koekje en doopte dat in de koffie voordat hij het in zijn mond stak. De hap leek te groeien en hij moest hem met een slok koffie wegspoelen.

‘Daar zul je haar hebben.’ Gunnar draaide zich om naar Signe, die door de hal kwam aanlopen.

Ze hadden haar niet de trap horen afkomen. Gunnar stond op en liep naar haar toe. Hij pakte haar voorzichtig onder haar arm en hielp haar naar de tafel alsof ze een hoogbejaarde vrouw was. Ze leek sinds gisteren jaren ouder te zijn geworden.

‘De dokter komt zo. Neem eerst maar een kopje koffie en een koekje. Je moet iets eten. Zal ik een boterham voor je maken?’

Signe schudde haar hoofd. Het was de eerste reactie waaruit bleek dat het tot haar doordrong wat haar echtgenoot zei.

‘Ik leef met jullie mee.’ Patrik kon het niet nalaten zijn hand op de hare te leggen. Ze trok die niet weg, maar reageerde ook niet op de aanraking en liet haar hand als een dood lichaamsdeel onder die van Patrik liggen. ‘Ik had jullie op een moment als dit liever niet gestoord. Zo vlak erna.’

Zoals altijd vond hij het lastig de juiste woorden te vinden. Sinds hij zelf vader was, vond hij het zo mogelijk nog moeilijker om mensen te ontmoeten die een kind hadden verloren, of dat nu klein was of volwassen. Wat zei je tegen iemand wiens hart uit zijn lichaam was gerukt? Want hij vermoedde dat het zo moest voelen.

‘We weten dat jullie je werk moeten doen. En we willen natuurlijk graag dat jullie degene vinden die… dit heeft gedaan. Als we op de een of andere manier kunnen helpen, dan doen we dat graag.’

Gunnar was naast zijn vrouw gaan zitten en trok nu beschermend zijn stoel dichter naar de hare. Zij had haar kopje niet aangeraakt.

‘Neem maar een slokje,’ zei hij en hij bracht het naar haar lippen. Met tegenzin slikte ze wat koffie door.

‘We hebben elkaar gisteren al even gesproken, maar zouden jullie om te beginnen nog wat meer over Mats willen vertellen? Om het even wat – wat jullie zelf maar met me willen delen.’

‘Hij was als baby al heel lief,’ zei Signe. Haar stem klonk droog en gebarsten. Ongebruikt. ‘Hij sliep van meet af aan ’s nachts door en hij was nooit lastig. Maar ik maakte me zorgen, dat heb ik altijd gedaan. Ik zat gewoon te wachten tot er iets verschrikkelijks gebeurde.’

‘Je hebt gelijk gekregen. Ik had beter naar je moeten luisteren.’ Gunnar sloeg zijn ogen neer.

‘Nee, jij had gelijk,’ zei Signe en ze keek hem aan. Het was alsof ze plotseling uit haar verdoving ontwaakte. ‘Ik heb veel tijd verspild en veel plezier gemist door me zorgen te maken, terwijl jij alleen maar blij en dankbaar was voor wat we hadden, voor Matte. Als het eenmaal gebeurt, kun je daar toch niet op voorbereid zijn. Ik heb me mijn hele leven over van alles en nog wat zorgen gemaakt, maar hier had ik me nooit op kunnen voorbereiden. Ik had meer moeten genieten.’ Ze viel stil. ‘Wat wilde u weten?’ ging ze verder, en nu nam ze zelf een slok koffie.

‘Ging hij meteen naar Göteborg toen hij uit huis ging?’

‘Ja, na de middelbare school werd hij op de Hogeschool voor Economie toegelaten. Hij had mooie cijfers,’ zei Gunnar met duidelijke trots.

‘Maar in de weekends kwam hij vaak naar huis,’ voegde Signe eraan toe. Over haar zoon praten leek een gunstige invloed op haar te hebben. Ze had wat weer wat kleur op haar wangen en haar blik was helderder.

‘Met de jaren werd dat natuurlijk steeds minder vaak, maar in het begin kwam hij vrijwel elk weekend naar huis,’ knikte Gunnar.

‘En verliep zijn studie goed?’ Patrik besloot door te praten over onderwerpen waar Signe en Gunnar zich veilig en rustig bij voelden.

‘Hij haalde op de hogeschool ook goede cijfers,’ zei Gunnar. ‘Ik heb nooit begrepen hoe hij zo’n studiebol kon zijn. Het kwam in elk geval niet van mijn kant.’ Hij glimlachte en leek even te vergeten waarom ze hier zaten te praten. Maar vervolgens herinnerde hij het zich kennelijk, want zijn glimlach stierf weg.

‘En wat heeft hij na zijn studie gedaan?’

‘Zijn eerste baan was toch bij dat accountantskantoor?’ Signe wendde zich tot Gunnar, die zijn voorhoofd fronste.

‘Ja, ik geloof het wel, maar ik weet met de beste wil van de wereld niet meer hoe het heette. Het was iets Amerikaans. Hij is daar maar een paar jaar gebleven. Hij had het er niet echt naar zijn zin. Te veel cijfertjes en te weinig mensen, zei hij.’

‘Waar werkte hij daarna?’ Patriks koffie was ondertussen koud geworden, maar hij nam toch een slok.

‘Hij heeft verschillende banen gehad. Ik kan dat vast uitzoeken als jullie het precies willen weten, maar de afgelopen vier jaar was hij verantwoordelijk voor de financiën van een ideële organisatie, Fristad.’

‘Wat is dat voor soort organisatie?’

‘Ze helpen vrouwen die op de vlucht zijn voor hun gewelddadige echtgenoot, zodat ze er niet aan onderdoor gaan en hun leven weer kunnen opbouwen. Matte vond het daar geweldig. Hij had het er bijna altijd over.’

‘Waarom is hij daar gestopt?’

Gunnar en Signe keken elkaar aan, en Patrik begreep dat ze zich hetzelfde hadden afgevraagd.

‘Wij denken dat het komt door wat hem is overkomen. Misschien voelde het niet zo veilig meer om in Göteborg te wonen,’ zei Gunnar.

‘Hier was het ook niet veilig,’ zei Signe.

Nee, dacht Patrik, dat was het inderdaad niet. Welke reden Mats Sverin ook had gehad om uit Göteborg te vertrekken, het geweld had hem hier ook gevonden.

‘Hoe lang heeft hij na die mishandeling in het ziekenhuis gelegen?’

‘Drie weken, dacht ik,’ zei Gunnar. ‘We schrokken heel erg toen we hem in het Sahlgrenska-ziekenhuis zagen.’

‘Laat de foto’s maar zien,’ zei Signe stilletjes.

Gunnar stond op en ging naar de woonkamer. Hij kwam met een doos in zijn handen terug.

‘Ik weet eigenlijk niet waarom we deze hebben bewaard. Het is niet bepaald iets waar je graag naar kijkt.’ Met eeltige vingers haalde hij voorzichtig de bovenste foto’s uit de doos.

‘Mag ik eens zien?’ Patrik stak zijn hand uit en Gunnar reikte hem het stapeltje aan. ‘Oef.’ Patrik kon zijn reactie niet verbergen toen hij de foto’s van Mats Sverin in het ziekenhuisbed zag. Hij herkende hem niet van de foto’s die hij in de woonkamer had gezien. Mats’ hele gezicht, ja, zijn hele hoofd was gezwollen. En zijn huid had verschillende rode en blauwe kleuren.

‘Ja.’ Gunnar wendde zijn blik af.

‘Ze zeiden dat het veel slechter had kunnen aflopen. Maar hij had geluk bij een ongeluk.’ Signe knipperde haar tranen weg.

‘Ik heb begrepen dat ze de dader nooit te pakken hebben gekregen.’

‘Dat klopt. Denkt u dat het iets te maken kan hebben met wat er nu met Matte is gebeurd? Hij is in Göteborg door volslagen onbekenden mishandeld. Een jongensbende. Hij had tegen een van hen gezegd dat ze niet bij zijn portiek mochten staan plassen. Hij had ze nog nooit eerder gezien, zei hij. Waarom zouden ze…?’ Signes stem werd schel.

Gunnar streek haar kalmerend over haar arm.

‘Dat weet nog niemand. De politie wil alleen zoveel mogelijk informatie hebben.’

‘Dat klopt,’ zei Patrik. ‘Op dit moment denken we nog niets. We willen alleen meer over Mats en zijn leven te weten komen.’ Hij wendde zich tot Signe. ‘Uw man zei dat Mats voor zover jullie weten op dit moment geen vriendin had?’

‘Nee, dat deel van zijn leven hield hij voor zichzelf. Ik had de hoop op kleinkinderen al min of meer opgegeven,’ zei Signe. Maar toen ze besefte wat ze had gezegd en dat de hoop op kleinkinderen nu helemaal vervlogen was, begonnen de tranen te stromen.

Gunnar kneep in haar hand.

‘Volgens mij was er iemand in Göteborg,’ ging Signe verder met een stem die dik was van de tranen. ‘Niet dat hij dat heeft verteld, maar dat gevoel had ik. En soms roken zijn kleren naar parfum als hij bij ons op visite was. Het was elke keer dezelfde geur.’

‘Maar hij heeft nooit een naam genoemd?’ vroeg Patrik.

‘Nee, nooit, en dat kwam niet doordat Signe er niet naar vroeg,’ glimlachte Gunnar.

‘Nee, al begreep ik niet waarom het zo’n groot geheim moest zijn. Het was toch niet zo’n ramp geweest om haar een keer een weekendje mee te nemen, zodat we haar hadden kunnen ontmoeten? We kunnen ons keurig gedragen als we ons best doen.’

Gunnar schudde zijn hoofd. ‘Dit lag nogal gevoelig, zoals u begrijpt.’

‘Hadden jullie de indruk dat die vrouw, wie het ook was, nog deel uitmaakte van Mats’ leven toen hij weer in Fjällbacka kwam wonen?’

‘Tja…’ Gunnar keek Signe vragend aan.

‘Nee, niet meer,’ zei ze gedecideerd. ‘Zoiets voel je als moeder aan. En ik zou er bijna een eed op durven zweren dat er niemand was.’

‘Volgens mij heeft hij Annie nooit kunnen vergeten,’ viel Gunnar in.

‘Waar heb jij het nou over? Dat is een eeuwigheid geleden. Ze waren nog maar kinderen.’

‘Dat maakt niet uit. Annie had iets speciaals. Dat heb ik altijd gevonden, en ik denk dat Mats… Je zag toch hoe hij reageerde toen we vertelden dat ze terug was?’

‘Ja, maar hoe oud waren ze toen? Zeventien, achttien?’

‘Ik denk wat ik denk.’ Gunnar stak zijn kin naar voren. ‘En hij zou bij haar langsgaan.’

‘Sorry,’ onderbrak Patrik hem. ‘Wie is Annie?’

‘Annie Wester. Matte en zij zijn samen opgegroeid. Ze zaten trouwens in dezelfde klas als uw vrouw, zowel Mats als Annie.’

Gunnar leek het een beetje gênant te vinden dat hij Erica kende. Patrik was niet verbaasd. De mensen in Fjällbacka wisten sowieso van alles over elkaar, maar Erica hielden ze na het succes van haar boeken extra in de gaten.

‘Woont zij hier nog?’

‘Nee, ze is jaren geleden al weggegaan. Ze is naar Stockholm vertrokken en Matte en zij hebben daarna geen contact meer gehad. Maar ze heeft een eilandje voor de kust. Gråskär heet het.’

‘Denkt u dat Mats daarheen is gegaan?’

‘Ik weet niet of dat hem nog is gelukt,’ zei Gunnar. ‘Maar dat is gewoon een kwestie van Annie bellen en het haar vragen.’ Hij stond op en haalde een papiertje van de koelkast af. ‘Dit is haar mobiele nummer. Ik weet niet hoe lang ze van plan is te blijven. Ze zit er met haar zoontje.’

‘Komt ze hier vaak?’

‘Nee, we waren eigenlijk best verbaasd. Sinds ze naar Stockholm is verhuisd, is ze hier bijna nooit meer geweest. De laatste keer is jaren geleden. Maar het eiland is van haar. Haar opa heeft het heel lang geleden gekocht en Annie is de enige die er nog is, omdat ze geen broers of zussen heeft. We hebben haar geholpen met het huis, maar als er binnenkort niet wat aan de vuurtoren wordt gedaan, valt die niet meer te redden.’

‘De vuurtoren?’

‘Ja, er staat een oude vuurtoren uit de negentiende eeuw op het ei-land. En één huis. Daar woonde vroeger de vuurtorenwachter met zijn gezin.’

‘Dat klinkt verlaten.’ Het laatste slokje koude koffie gleed door Patriks keel en hij vertrok zijn gezicht.

‘Verlaten of lekker rustig, het is maar net hoe je het bekijkt,’ zei Signe. ‘Maar ik zou daar geen nacht in mijn eentje kunnen doorbrengen.’

‘Zei jij niet dat het alleen maar onzin en bijgeloof was?’ vroeg Gunnar.

‘Wat?’ Patrik luisterde nieuwsgierig. ‘Het eiland wordt Schimmenscheer genoemd. Ze zeggen dat het die naam heeft gekregen omdat de mensen die er overlijden het eiland nooit verlaten.’

‘Het spookt er dus?’

‘Ach, ze zeggen zoveel,’ snoof Signe. ‘Hoe dan ook zal ik Annie bellen. Heel erg bedankt voor de koffie en de koekjes en dat jullie het konden opbrengen om wat vragen te beantwoorden.’ Patrik stond op en schoof zijn stoel aan.

‘Het was fijn even over hem te kunnen praten,’ zei Signe zachtjes.

‘Mag ik deze lenen?’ Patrik wees op de foto’s uit het ziekenhuis. ‘Ik beloof dat ik er voorzichtig mee zal zijn.’

‘U mag ze houden.’ Gunnar gaf Patrik de foto’s. ‘We hebben zo’n moderne digitale camera, dus ze zitten in de computer.’

‘Bedankt,’ antwoordde Patrik en hij stopte ze voorzichtig in zijn tas.

Signe en Gunnar liepen samen met hem mee naar de voordeur. Toen hij in de auto ging zitten, zag hij in gedachten de beelden van Mats Sverin als kleine jongen, tiener en volwassene. Hij besloot naar huis te gaan en daar te lunchen. Hij voelde een acute behoefte de tweeling te kussen.

‘Hoe is het vandaag met opa’s lieveling?’ Ook Mellberg was naar huis gegaan voor de lunch en zodra hij binnen was, rukte hij Leo uit Rita’s armen en tilde hem hoog op, waardoor de jongen het uitschaterde.

‘Dat is nu weer zo typisch. Als opa thuiskomt, kan oma wel ophoepelen.’ Rita trok een grimmig gezicht, maar liep toen met een glimlach naar hen toe en kuste hen op hun dikke wangen.

Bertil en Leo hadden al sinds de jongen was geboren een speciale band en Rita was daar alleen maar blij mee. Tegelijk was ze opgelucht toen Bertil zich had laten overhalen om weer fulltime te gaan werken. Op zich was het een goed plan geweest om Paula te ontlasten, maar hoezeer ze ook van haar onwaarschijnlijke held hield, ze koesterde geen illusies over zijn beoordelingsvermogen, dat af en toe op z’n zachtst gezegd gebrekkig was.

‘Wat eten we?’ Mellberg zette de jongen voorzichtig in de kinderstoel en deed hem een slabbetje voor.

‘Kip en mijn eigengemaakte salsa waar je zo dol op bent.’

Mellberg humde tevreden. Hij had in zijn hele leven niets exotischers gegeten dan vlees met aardappelen en dillesaus, maar Rita was erin geslaagd hem te bekeren. Haar salsa was zo sterk dat het glazuur bijna van je tanden sprong, maar hij was er dol op.

‘Het was laat gisteren.’ Ze zette een bord met minder sterk gekruid eten voor Leo neer en liet het aan Bertil over hem te voeren.

‘Ja, het is weer druk. Paula en de jongens zijn op pad om het voetenwerk te doen, maar Hedström wees er terecht op dat er iemand op het politiebureau moest blijven die met de pers kan omgaan. En niemand is beter geschikt voor die zware verantwoordelijkheid dan ik.’ Mellberg stak een iets te grote hap bij Leo naar binnen, die met een blij gezicht de helft weer naar buiten liet glijden.

Rita onderdrukte een glimlach. Patrik was er kennelijk weer in geslaagd zijn chef buitenspel te zetten. Ze mocht Hedström graag. Hij wist hoe hij met Bertil moest omgaan. Met geduld, diplomatie en een zekere mate van gevlei kon je hem precies krijgen waar je hem wilde hebben. Zij deed hetzelfde om te zorgen dat thuis alles soepel verliep.

‘Arme jij. Dat lijkt me een zware klus.’ Ze schepte hem kip met een flinke hoeveelheid salsa op.

Leo’s bord was leeg en Mellberg stortte zich op zijn eigen eten. Een paar porties later leunde hij tevreden achterover en klopte op zijn buik.

‘Dat was lekker. En ik weet wat nu heel lekker zou zijn, wat jij, Leo?’ Hij stond op en liep naar de vriezer.

Rita besefte dat ze hem moest tegenhouden, maar op dit moment had ze daar het hart niet toe. Ze liet hem drie grote Magnums pakken, die hij met een gelukkig gezicht uitdeelde. Leo was achter zijn ijsje nauwelijks meer te zien. Als Bertil zijn zin kreeg, zou het niet lang duren of de jongen was net zo breed als hij lang was. Vandaag moest een uitzondering zijn.