~~~~


Eilert Berg was geen gelukkig man. Zijn ademhaling ging stroef en kwam als witte pufjes uit zijn mond. Toch beschouwde hij zijn gezondheid niet als zijn grootste probleem.

Svea was in haar jeugd zo mooi geweest dat hij nauwelijks had kunnen wachten tot de huwelijksnacht. Ze had zachtmoedig, vriendelijk en wat verlegen geleken. Haar ware aard was echter na een veel te korte tijd van jeugdige passie aan het licht gekomen. Met gedecideerde hand had ze hem bijna vijftig jaar onder de duim gehouden. Maar Eilert had een geheim. In de herfst van zijn leven zag hij voor het eerst een mogelijkheid tot een beetje vrijheid en die zou hij zich niet laten ontnemen.

Hij had zijn hele leven hard gewerkt in de visserij en de inkomsten waren precies voldoende geweest om Svea en de kinderen te onderhouden. Na zijn pensionering moesten ze rondkomen van zijn karige pensioen. Zonder geld was het niet mogelijk om ergens anders opnieuw te beginnen, in zijn eentje. Maar die mogelijkheid was nu als een geschenk uit de hemel komen vallen en het was bovendien belachelijk eenvoudig. Als mensen schaamteloos veel geld wilden betalen voor een paar uurtjes werken per week, dan was dat hun probleem. Hem hoorde je niet klagen. De biljetten in het houten kistje achter de compostbak waren al binnen een jaar gegroeid tot een imposante stapel en weldra zou hij genoeg hebben om naar warmere streken te kunnen gaan.

Op de laatste steile helling stond hij even stil om op adem te komen en hij masseerde zijn pijnlijke handen. Spanje, of misschien Griekenland, zou de kou ontdooien die als het ware van binnenuit kwam. Eilert ging ervan uit dat hij nog minstens tien jaar had voordat hij de pijp uit ging, en van die tijd wilde hij zoveel mogelijk genieten. Geen haar op zijn hoofd die eraan dacht om die samen met dat kreng thuis door te brengen.

De dagelijkse wandeling in de vroege ochtend was het enige rustige moment van de dag en gaf hem bovendien wat broodnodige beweging. Hij volgde altijd dezelfde route en de mensen die zijn gewoonten kenden, kwamen vaak een praatje met hem maken. Hij vond het met name leuk om met het mooie juffertje te praten dat op de heuvel bij de Håkebackenschool woonde. Ze was er alleen in het weekend en kwam altijd in haar eentje, maar ze nam vaak even de tijd om wat te kletsen. Ze was ook geïnteresseerd in het Fjällbacka van vroeger, juffrouw Alexandra, en dat was een onderwerp waar Eilert het graag over had. Mooi om te zien was ze ook. Van dat soort dingen had hij nog steeds verstand, al was hij oud. Er werd weliswaar over haar geroddeld, maar als je naar oudewijvengeklets ging luisteren, had je binnen de kortste keren nergens anders meer tijd voor.

Ongeveer een jaar geleden had ze gevraagd of hij wat klusjes voor haar wilde doen als hij op vrijdagochtend toch langskwam. Het huis was oud en de cv-ketel en de waterleidingen waren onbetrouwbaar. Ze kwam in het weekend niet graag in een koud huis. Hij zou een sleutel krijgen, dus hij kon zo naar binnen gaan om te kijken of alles in orde was. Er waren in de buurt een paar inbraken geweest, dus hij moest de ramen en de deuren ook controleren.

De taak was niet erg belastend en een keer per maand lag er een envelop met zijn naam erop in haar brievenbus, met een in zijn ogen vorstelijke som geld. Bovendien vond hij het prettig dat hij iets nuttigs kon doen. Het is moeilijk om niets te doen te hebben als je je hele leven hebt gewerkt.

Het hek hing scheef en protesteerde toen hij het openduwde. Er was geen sneeuw geruimd en hij overwoog om een van de jongens te vragen haar daarbij te helpen. Dat was geen vrouwenwerk.

Onhandig pakte hij de sleutel, maar hij keek wel uit dat hij die niet in de diepe sneeuw liet vallen. Als hij moest hurken, zou hij niet meer overeind komen. Het trapje naar de voordeur was glibberig van het ijs, dus hield hij zich goed vast aan de leuning. Eilert wilde net de sleutel in het slot steken toen hij zag dat de deur op een kier stond. Onthutst deed hij die verder open en stapte de hal in.

‘Hallo! Is daar iemand?’

Misschien was ze vandaag eerder thuisgekomen? Er kwam geen antwoord. Hij zag de adem die uit zijn mond kwam en werd zich ervan bewust dat het binnen ijskoud was. Opeens wist hij niet meer wat hij moest doen. Hier was iets goed mis en hij kon zich niet voorstellen dat het alleen om een kapotte cv-ketel ging.

Hij liep door de kamers. Alles leek onaangeroerd. Het huis was net zo keurig als anders. De videorecorder en de tv stonden op hun plek. Nadat hij beneden overal was geweest, ging Eilert naar de bovenverdieping. De trap was steil en hij moest zich stevig vasthouden aan de leuning. Toen hij boven was, ging hij eerst naar de slaapkamer. Die was vrouwelijk maar met zorg ingericht en even netjes als de rest van het huis. Het bed was opgemaakt en aan het voeteneind stond een weekendtas. Die leek ze nog niet te hebben uitgepakt. Hij voelde zich opeens een beetje stom. Misschien was ze wat eerder thuisgekomen, had ontdekt dat de cv-ketel het niet deed en was op zoek gegaan naar iemand die hem kon maken. Toch geloofde hij die verklaring zelf niet. Er was iets mis. Hij voelde het aan zijn gewrichten, net zoals hij soms een opzettende storm voelde aankomen. Voorzichtig liep hij verder. De volgende ruimte was een grote zolderkamer met een schuin dak en houten balken. Aan weerszijden van een open haard stonden twee banken tegenover elkaar. Er lagen een paar kranten op de salontafel, maar verder stond alles op zijn plek. Hij liep weer naar beneden. Daar zag het er ook uit zoals het hoorde. De keuken en de woonkamer waren net als anders. De enige ruimte die nog over was, was de badkamer. Iets deed hem aarzelen voordat hij de deur opendeed. Nog steeds was alles stil en rustig. Hij wachtte even, realiseerde zich toen dat hij zich lichtelijk idioot gedroeg en deed gedecideerd de deur open.

Nog geen tel later holde hij zo snel als hij op zijn leeftijd kon naar de voordeur. Op het allerlaatste moment herinnerde hij zich dat de trap glad was en hij greep de leuning beet zodat hij niet voorover naar beneden duikelde. Hij baggerde door de sneeuw op het tuinpad en vloekte toen het hek niet meewerkte. Eenmaal op het trottoir aangekomen, bleef hij hulpeloos staan. Iets verderop zag hij iemand die in rap tempo kwam aanlopen. Algauw herkende hij Tores dochter, Erica. Hij riep naar haar dat ze moest blijven staan.

 

Ze was moe. Dood- en doodmoe. Erica Falck zette de computer uit en liep naar de keuken om nog een kopje koffie in te schenken. Ze voelde zich van alle kanten onder druk gezet. De uitgever wilde in augustus een eerste concept van het boek hebben en ze was nog maar amper begonnen. Het boek over Selma Lagerlöf, haar vijfde biografie over een Zweedse schrijfster, zou haar beste moeten geworden, maar ze had totaal geen zin in schrijven. Ruim een maand geleden waren haar ouders gestorven, en het verdriet was nog even vers als toen ze het bericht net had gehoord. Het leeghalen van haar ouderlijk huis ging ook niet zo snel als ze had gehoopt. Alles bracht herinneringen boven. Elke doos die ze inpakte kostte haar uren, omdat ze bij elk ding werd overspoeld door beelden van een leven dat soms heel dichtbij voelde en soms heel, heel ver weg. Het inpakken moest echter maar zolang duren als nodig was. Haar appartement in Stockholm was voorlopig onderverhuurd en ze vond dat ze net zo goed in haar ouderlijk huis in Fjällbacka kon zitten schrijven. Het huis lag iets buiten het centrum, in Sälvik, een rustige, stille omgeving.

Erica ging op de veranda zitten en keek uit over de scherenkust. Het uitzicht was altijd even adembenemend. Elk jaargetijde bracht een nieuw spectaculair vergezicht. Vandaag wierp een verblindende zon glinsteringen van licht op het ijs, dat in een dikke laag op het water lag. Haar vader zou genoten hebben van een dag als vandaag.

Ze kreeg een brok in haar keel en de atmosfeer in huis maakte dat het ademen haar opeens zwaar viel. Ze besloot een eindje te gaan wandelen. De thermometer gaf aan dat het min vijftien was, dus trok ze verschillende lagen kleren aan. Toch had ze het koud toen ze naar buiten stapte, maar ze was nog maar even op weg of ze kreeg het weer warm door haar hoge tempo.

Buiten was het bevrijdend stil. Niemand anders was op pad. Het enige geluid dat ze hoorde was haar eigen ademhaling. Het contrast met de zomermaanden was groot. Dan bruiste het hiervan het leven. Erica kwam ’s zomers liever niet in Fjällbacka. Hoewel ze wist dat het dorp alleen dankzij het toerisme kon overleven, kon ze het gevoel niet van zich afzetten dat ze elke zomer werden overvallen door een enorme zwerm sprinkhanen. Een veelkoppig monster dat in de loop van de jaren langzaam het oude vissersdorp opslokte door alle huizen in de buurt van het water op te kopen, en het negen maanden van het jaar als een spookstad achterliet.

De visserij was honderden jaren lang de belangrijkste bron van inkomsten geweest in Fjällbacka. Door de schrale omgeving en de voortdurende strijd om te overleven, waarbij alles ervan afhing of er haring was, waren de mensen nors en sterk geworden. Maar Fjällbacka was pittoresk gebleven en trok toeristen met een dikke portemonnee aan, terwijl de visserij haar betekenis als inkomstenbron verloor. Sinds die tijd leken de nekken van de bewoners elk jaar krommer te worden. De jongeren trokken weg en de ouderen droomden over vervlogen tijden. Zijzelf was een van de velen die ervoor hadden gekozen weg te gaan.

Ze ging nog wat harder lopen en sloeg linksaf bij de weg naar de Håkebackenschool. Terwijl Erica de heuvel opliep, hoorde ze Eilert Berg iets schreeuwen wat ze niet verstond. Zwaaiend met zijn armen kwam hij haar tegemoet.

‘Ze is dood.’ Eilert ademde hortend en stotend en er kwam een akelig piepend geluid uit zijn borst.

‘Rustig maar, Eilert, wat is er gebeurd?’

‘Ze ligt daar! Dood.’ Hij wees naar het grote, lichtblauwe houten huis op de top van de heuvel.

Het duurde even voordat Erica besefte wat hij zei, maar toen de woorden eenmaal tot haar doordrongen, duwde ze het weerspannige hek open en ploegde ze naar de voordeur. Die had Eilert open laten staan en ze stapte voorzichtig over de drempel, niet wetend wat haar te wachten stond. Om de een of andere reden dacht ze er niet aan ernaar te vragen.

Eilert liep afwachtend achter haar aan en wees zonder iets te zeggen naar de badkamer op de begane grond. Erica haastte zich niet maar draaide zich om en keek Eilert met een vragende blik aan. Hij was bleek en zijn stem klonk dun toen hij zei: ‘Daar ligt ze.’

Het was lang geleden dat Erica in dit huis was geweest, maar ooit had ze het goed gekend en ze wist waar de badkamer was. Ze huiverde van de kou, ondanks haar warme kleren. De deur naar de badkamer ging langzaam naar binnen open en ze stapte de ruimte in.

Ze wist niet wat ze op grond van Eilerts karige informatie had verwacht, maar niets had haar voorbereid op het bloed. De hele badkamer was wit betegeld en het effect van het bloed in en om de badkuip was daarom des te groter. Een fractie van een seconde vond ze het contrast mooi, maar toen drong het tot haar door dat er een echt mens in de badkuip lag.

Ondanks de onnatuurlijke wit- en blauwtinten van het lichaam herkende Erica haar meteen. Het was Alexandra Wijkner, geboren Carlgren, een dochter van de familie des huizes. In hun jeugd waren ze goede vriendinnen geweest, maar dat leek een eeuwigheid geleden. Nu was de vrouw in de badkuip net een vreemde.

De ogen van het lijk waren barmhartig gesloten, maar de lippen hadden een felle blauwe kleur. Rond de romp dreef een dunne ijslaag, die het onderlijf geheel verhulde. De rechterarm hing slap over de rand van het bad en er stonden strepen op de huid; de vingers reikten tot aan de gestolde bloedplas op de vloer. Op de rand van het bad lag een scheermesje. Van de andere arm was alleen het gedeelte boven de elleboog te zien, de rest zat verborgen onder het ijs. Ook de knieën staken door het bevroren oppervlak omhoog. Het lange blonde haar van Alex hing als een waaier over het hoofdeind van het bad, maar in de kou leek het broos en bevroren.

Erica stond lang naar haar te kijken. Ze rilde van de kou en de eenzaamheid die het macabere tafereel illustreerde. Langzaam liep ze achteruit de badkamer weer uit.

 

Daarna was alles als in een roes gebeurd. Ze had met haar mobieltje de dienstdoende arts gebeld en samen met Eilert gewacht tot de arts en de ambulance er waren. Ze herkende de tekenen van een shocktoestand van de dag dat ze had gehoord dat haar ouders waren overleden en zodra ze thuiskwam, schonk ze zichzelf een groot glas cognac in. Misschien niet iets wat de dokter zou hebben voorgeschreven, maar het hielp wel tegen het trillen van haar handen.

De aanblik van Alex had haar meteen aan haar jeugd doen denken.

Het was ruim vijfentwintig jaar geleden dat ze hartsvriendinnen waren geweest en hoewel er sinds die tijd veel mensen in haar leven waren gekomen en gegaan, lag Alex haar nog steeds na aan het hart. Ze waren slechts kinderen geweest. Als volwassenen hadden ze elkaar niet gekend. Toch kon Erica zich maar moeilijk verzoenen met het idee dat Alex zichzelf van het leven had beroofd, wat toch de enig mogelijke uitleg moest zijn van wat ze had gezien. De Alexandra die zij had gekend was een van de meest levendige, zelfverzekerde mensen die ze ooit had ontmoet. Een mooie vrouw met zelfvertrouwen en een uitstraling die anderen deed omkijken. Volgens geruchten die Erica had gehoord, was het leven Alex gunstig gezind geweest - precies zoals Erica altijd had gedacht. Ze was de eigenaresse van een kunstgalerie in Göteborg, getrouwd met een knappe, succesvolle man met wie ze op Särö in een huis woonde dat nog het meest op een landhuis leek. Maar kennelijk was er toch iets niet goed geweest.

Ze voelde dat ze haar zinnen even moest verzetten en toetste het nummer van haar zus in.

‘Sliep je?’

‘Je maakt zeker een grapje? Eerst heeft Adrian me vanaf drie uur vannacht uit mijn slaap gehouden en toen hij om een uur of zes eindelijk in slaap viel, werd Emma wakker en wilde spelen.’

‘Kon Lucas voor de verandering dan niet eens opstaan?’

Een ijzige stilte aan de andere kant. Erica kon haar tong wel afbijten.

‘Hij heeft vandaag een belangrijke vergadering en dan moet hij uitgerust zijn. Bovendien is het op dit moment op zijn werk heel erg turbulent, het bedrijf staat voor een kritieke strategische fase.’

Anna verhief haar stem en Erica hoorde een hysterische ondertoon. Lucas had altijd een goed excuus en Anna had hem waarschijnlijk letterlijk geciteerd. Als er geen belangrijke vergadering was, dan was hij gestrest door alle zware beslissingen die hij moest nemen of uitgeput omdat de druk enorm was als je zo’n, aldus Lucas, succesvol zakenman was. Daardoor lag alle verantwoordelijkheid voor de kinderen bij Anna. Met een levendige peuter van drie en een baby van vier maanden had Anna er op de begrafenis van hun ouders tien jaar ouder uitgezien dan haar dertig jaar.

‘Honey, don’t touch that.’

‘Zeg nou eens eerlijk, wordt het niet tijd dat eens je Zweeds gaat praten met Emma?’

‘Lucas vindt dat we thuis Engels moeten praten. Hij zegt dat we toch weer in Engeland gaan wonen voordat ze naar school gaat.’

Erica was dat zinnetje zo beu: ‘Lucas vindt, Lucas zegt, Lucas denkt...’ In haar ogen was haar zwager ronduit een hufter.

Anna had hem ontmoet toen ze als au pair in Londen werkte en ze was direct onder de indruk geweest van de overweldigende aandacht van de tien jaar oudere, succesvolle beursmakelaar Lucas Maxwell. Ze had al haar plannen om te gaan studeren opgegeven om de perfecte, representatieve echtgenote te worden. Het probleem was alleen dat Lucas nooit tevreden was, en sinds ze met hem samen was had Anna, die vanaf haar vroegste jeugd altijd precies had gedaan waar ze zelf zin in had, haar eigen persoonlijkheid volledig uitgewist. Tot het moment dat de kinderen kwamen had Erica gehoopt dat haar zus tot bezinning zou komen, Lucas zou verlaten en haar eigen leven zou gaan leiden, maar toen eerst Emma en daarna Adrian werd geboren, had ze moeten inzien dat haar zwager helaas een blijvertje was.

‘Ik stel voor dat we het over een ander onderwerp hebben dan Lucas en zijn ideeen over opvoeden. Wat hebben mijn oogappeltjes sinds de vorige keer allemaal uitgespookt?’

‘Ach, niets bijzonders... Emma kreeg gisteren een aanval van gekte en slaagde erin een klein vermogen aan kinderkleren kapot te knippen voordat ik het in de gaten had. Adrian doet al drie dagen niets dan overgeven en schreeuwen.’

‘Het klinkt alsof een verandering van omgeving je goed zou doen. Kunnen jij en de kinderen niet een weekje hier komen? Ik kan je hulp bovendien goed gebruiken. Binnenkort moeten we alle papieren en zo ook doornemen.’

‘Ja, daar wilden we het nog met je over hebben.’

Zoals altijd wanneer ze iets moest doen wat ze niet makkelijk vond, begon Anna’s stem hoorbaar te trillen. Erica spitste meteen haar oren. Dat ‘we’ klonk onheilspellend. Zodra Lucas ergens een vinger in de pap had, werd hij daar zelf beter van en de rest slechter.

Erica wachtte op het vervolg.

‘Lucas en ik willen immers terug naar Londen als hij het filiaal hier in Zweden op orde heeft, en we wilden ons eigenlijk geen zorgen hoeven maken over het onderhoud van een huis hier. Jij hebt ook geen plezier van een groot huis op het platteland, ik bedoel, zonder gezin en zo...’

De stilte was oorverdovend.

‘Waar wil je naartoe?’ Erica wikkelde een lok van haar krullende haar om haar vinger, een gewoonte die ze al van kindsbeen afhad als ze zenuwachtig werd.

‘Ja... Lucas vindt dat we het huis moeten verkopen. Wij kunnen het niet onderhouden. Bovendien willen we een huis in Kensington kopen als we teruggaan, en hoewel Lucas meer dan goed verdient zou het geld van de verkoop een groot verschil maken. Ik bedoel, huizen aan de Zweedse westkust met zo’n ligging brengen miljoenen kronen op. De Duitsers zijn dol op zeegezichten en de geur van het water.’

Anna ging nog een tijdje door, maar Erica merkte dat ze er genoeg van had en hing midden in een zin voorzichtig op. Ze had haar zinnen inderdaad verzet.

Ze was voor Anna altijd eerder een moeder dan een oudere zus geweest. Al sinds ze klein waren, beschermde ze haar. Anna was een echt natuurkind geweest, een wervelwind die haar impulsen volgde zonder over de gevolgen na te denken. Erica had haar regelmatig uit lastige situaties moeten redden. Lucas had alle spontaniteit en levensvreugde uit haar verdreven. En dat was iets wat Erica hem nooit zou vergeven.

 

De volgende ochtend leek de dag ervoor een droom. Erica had diep geslapen zonder te dromen, maar toch had ze het gevoel dat ze amper een oog dicht had gedaan. Ze was zo moe dat haar hele lichaam zeer deed. Haar maag knorde bedenkelijk, maar na een snelle blik in de koelkast besefte ze dat ze even boodschappen moest doen bij Evas Livs voordat ze iets kon eten.

Het dorp lag er verlaten bij en op het Ingrid Bergmanstorg was geen spoor te bekennen van de levendige commercie tijdens de zomermaanden. Het zicht was goed, geen nevel en mist, en Erica kon helemaal tot de uiterste punt van Valön kijken, die zich tegen de horizon aftekende en samen met Kråkholmen een smalle opening naar het verre deel van de archipel vormde.

Pas toen ze al een heel eind de Galärbacken op was gelopen, kwam ze iemand tegen. Iemand die ze liever had ontweken, en ze keek instinctief of er een vluchtweg was.

‘Goedemorgen.’ De stem van Elna Persson kwetterde onbeschaamd kwiek. ‘Is dat ons eigen schrijfstertje niet dat daar in de ochtendzon aan het wandelen is?’

Erica kreunde vanbinnen. ‘Ja, ik moest even naar Evas Livs om wat dingen te kopen.’

‘Arm kind, je moet wel helemaal kapot zijn van die verschrikkelijke ervaring.’ De onderkin van Elna trilde van opwinding en Erica vond haar net een vette huismus. Een wollen mantel in groentinten bedekte haar hele lichaam vanaf haar schouders tot aan haar voeten, wat de indruk gaf van één grote vormeloze massa. Haar handtas hield ze met beide handen stevig vast en op haar hoofd balanceerde een veel te kleine hoed. Die leek van vilt en had ook een onbestemde mosgroene kleur. Haar kleine ogen lagen diep tussen de beschermende vetlagen. Nu keken ze Erica dwingend aan. Kennelijk werd er van haar verwacht dat ze de opmerking beantwoordde.

‘Ja, leuk was het niet.’

Elna knikte begrijpend. ‘Ik kwam toevallig mevrouw Rosengren tegen en zij vertelde dat ze was langsgereden en jou en een ambulance bij het huis van de Carlgrens had gezien. We begrepen meteen dat er iets ergs moest zijn gebeurd. Toen ik vervolgens ’s middags toevallig dokter Jacobsson moest bellen, hoorde ik over de tragische gebeurtenis. In vertrouwen, natuurlijk. Artsen hebben een zwijgplicht en dat moet je toch respecteren.’

Ze knikte aanmatigend als wilde ze laten zien hoezeer ze de zwijgplicht van dokter Jacobsson respecteerde.

‘Zo’n jonge vrouw. Je vraagt je toch af wat erachter zit. Zelf heb ik haar altijd buitengewoon gespannen gevonden. Ik ken haar moeder Birgit nog van vroeger en die was altijd al één brok zenuwen en dat is erfelijk, dat weet je. Hooghartig werd ze ook, Birgit dus, toen Karl-Erik een belangrijke functie als directeur kreeg in Göteborg. Toen was Fjällbacka niet goed genoeg meer. Nee, ze moesten en zouden naar de grote stad. Maar ik kan je wel vertellen dat geld niet gelukkig maakt. Als dat meisje hier had mogen opgroeien en niet met wortel en tak was weggerukt, dan was het vast niet zo gelopen. Ik geloof zelfs dat ze het arme kind naar een of andere school in Zwitserland hebben gestuurd en hoe het er daar aan toegaat, dat weet iedereen. Ja, dat soort dingen laat voor de rest van je leven sporen achter in je ziel. Toen ze nog hier woonden, was ze het vrolijkste en meest opgewekte meisje dat je maar kon vinden. Speelden jullie niet met elkaar toen jullie klein waren? Ja, ik vind toch echt...’

Elna vervolgde haar monoloog en Erica, die vermoedde dat er geen eind zou komen aan deze misere, begon koortsachtig naar een aanleiding te zoeken om het gesprek dat steeds akeliger vormen aannam af te kappen. Toen Elna even stopte om adem te halen, zag Erica haar kans.

‘Het is zo leuk je weer even gesproken te hebben, maar ik moet helaas verder. Je begrijpt wel dat het allemaal niet makkelijk is.’ Ze trok haar meest pathetische gezicht en hoopte dat Elna erin trapte.

‘Natuurlijk liefje. Ik dacht niet na. Dit moet je verschrikkelijk zwaar vallen zo kort na je eigen familiedrama. Je moet een oud mens haar onnadenkendheid maar vergeven.’

Elna was nu bijna tot tranen geroerd door haar eigen woorden en Erica knikte daarom alleen maar genadig en nam haastig afscheid. Met een zucht van opluchting liep ze verder naar Evas Livs, in de hoop dat ze niet meer nieuwsgierige dames tegen zou komen.

Het zat haar niet mee. Ze werd onbarmhartig ondervraagd door veel opgewonden dorpsbewoners en hield haar adem in tot ze vlak bij huis was. Eén opmerking die ze had gehoord, was blijven hangen. De ouders van Alex waren gisteravond laat in Fjällbacka aangekomen en logeerden nu bij Birgits zus.

Erica zette de plastic tassen op de keukentafel en begon de boodschappen op te ruimen. Ondanks alle goede voornemens zaten de tassen niet zo vol gezonde dingen als ze van plan was geweest toen ze de winkel was binnengestapt. Maar als ze zich op zo’n rotdag als vandaag niet wat lekkers gunde, wanneer dan wel? Als op bestelling begon haar maag te knorren en ze legde twaalf rode Weight Watchers-punten in de vorm van twee kaneelbolletjes op een bord en nam er een kopje koffie bij.

Het was heerlijk om naar het vertrouwde uitzicht te kijken, maar ze was nog niet gewend aan de stilte in huis. Natuurlijk bleef ze vroeger ook weleens alleen thuis, maar dat was anders.. Toen was er een aanwezigheid geweest, een weten dat er elk moment iemand binnen kon stappen. Nu was het alsof de ziel van het huis was verdwenen.

Bij het raam lag haar vaders pijp te wachten tot hij werd gestopt. In de keuken kon je de tabaksgeur nog steeds ruiken, maar het scheen Erica toe dat die elke dag minder werd.

Ze was altijd dol geweest op de geur van pijptabak. Toen ze klein was zat ze vaak op haar vaders schoot en leunde met gesloten ogen tegen zijn borst. De rook van de pijp zat in al zijn kleren en in haar kinderwereld was die geur synoniem met veiligheid.

Erica’s relatie met haar moeder was duizendmaal gecompliceerder. Ze kon zich geen enkel moment in haar jeugd herinneren waarop haar moeder haar enige genegenheid had betoond, een omhelzing, een aai over haar hoofd of een woord van troost. Elsy Falck was een harde, onverzettelijke vrouw die het huis piekfijn op orde had, maar met niets in het leven blij was. Ze was zeer religieus en zoals zovelen in de kustdorpen hier in de provincie Bohuslan was ze opgegroeid in een omgeving waar de leer van de streng orthodoxe dominee Schartau een grote invloed had. Van kinds afhad ze geleerd dat het leven een lange lijdensweg was, de beloning kwam in het leven erna. Erica had zich vaak afgevraagd wat haar vader met zijn goedmoedigheid en zijn humor in Elsy had gezien, en in haar tienerjaren was die vraag haar in blinde woede ook een keer ontglipt. Hij was niet boos geworden. Hij was gewoon gaan zitten en had een arm om haar schouders geslagen. Vervolgens had hij gezegd dat ze niet zo hard over haar moeder moest oordelen. Sommige mensen laten hun emoties moeilijker zien dan andere, had hij uitgelegd en hij had haar zachtjes over haar wangen gestreeld die nog rood van woede waren. Ze had toen niet geluisterd en was ervan overtuigd geweest dat hij alleen maar wilde verdoezelen wat voor Erica overduidelijk was: haar moeder had nooit van haar gehouden, en dat zou ze de rest van haar leven met zich meedragen.

Impulsief besloot Erica langs te gaan bij de ouders van Alexandra. Een ouder verliezen was moeilijk, maar dat was in zekere zin nog natuurlijk. Een kind verliezen moest verschrikkelijk zijn. Bovendien waren zij en Alexandra ooit hartsvriendinnen geweest. Dat was weliswaar vijfentwintig jaar geleden, maar een groot deel van haar gelukkige jeugdherinneringen was nauw verbonden met Alex en haar familie.

 

Het huis leek verlaten. Alexandra’s tante en oom woonden aan de Tallgatan, halverwege tussen het centrum van Fjällbacka en de camping van Sälvik. De huizen lagen op een hoge heuvel en aan de kant die uitkeek op het water, liepen de grasvelden steil naar de weg. De voordeur zat aan de achterkant van het huis en Erica aarzelde voor ze aanbelde. De bel weerklonk luid en het geluid stierf vervolgens weg. Binnen hoorde ze geen andere geluiden en ze wilde zich net omdraaien toen de deur zachtjes werd geopend.

‘Ja?’

‘Hallo, ik ben Erica Falck. Ik heb...’

De rest van de zin bleef in de lucht hangen. Ze voelde zich een idioot omdat ze zich zo formeel had voorgesteld. Ulla Persson, de tante van Alex, wist heel goed wie ze was. Erica’s moeder en Ulla waren jarenlang actief geweest in de kerkvereniging en op zondag was Ulla weleens bij hen komen koffiedrinken.

Ze deed een pas opzij en liet Erica binnen. Nergens in huis brandde licht. Het duurde nog uren voor het avond was, maar het begon al te schemeren en de schaduwen waren lang. Uit de kamer recht tegenover de hal hoorde ze gedempt gesnik. Erica trok naar goed Zweeds gebruik niet alleen haar jas maar ook haar schoenen uit. Ze betrapte zich erop dat ze heel stilletjes en voorzichtig bewoog omdat de stemming in huis iets anders niet toestond. Ulla liep naar de keuken en liet Erica zelf naar de kamer gaan. Toen ze de woonkamer binnenkwam, hield het gehuil op. Op een bank voor een enorm panoramavenster zaten Birgit en Karl-Erik Carlgren. Ze hielden elkaar krampachtig vast. Beiden hadden een betraand gezicht en Erica had het gevoel dat ze ergens binnenkwam waar ze misschien niet hoorde. Maar nu was het te laat om van gedachten te veranderen.

Voorzichtig ging ze op de bank tegenover hen zitten en vouwde ze haar handen op haar schoot. Nog steeds had niemand iets gezegd sinds ze was binnengekomen.

‘Hoe zag ze eruit?’

Erica hoorde eerst nauwelijks wat Birgit zei. Haar stem was als van een klein kind. Ze wist niet wat ze moest antwoorden.

‘Eenzaam,’ kwam er ten slotte uit en ze had meteen spijt. ‘Ik wilde niet...’ De zin stierf weg en werd opgezogen door de stilte.

‘Ze heeft geen zelfmoord gepleegd!’ Birgits stem klonk opeens sterk en dragend. Karl-Erik kneep in de hand van zijn vrouw en knikte instemmend. Waarschijnlijk zagen ze Erica’s sceptische blik, want Birgit herhaalde nog een keer: ‘Ze heeft geen zelfmoord gepleegd! Ik ken haar beter dan wie ook en ik weet dat ze zichzelf nooit van het leven zou beroven. Ze zou er de moed niet voor hebben gehad. Dat moet jij ook weten. Jij kende haar ook!’

Bij elke lettergreep ging ze meer rechtop zitten en Erica zag dat haar ogen levendiger werden. Birgit kneep haar handen krampachtig open en dicht en staarde Erica net zo lang recht aan tot een van hen moest wegkijken. Erica was de eerste die haar blik afwendde. Ze liet haar ogen door de kamer dwalen. Alles liever dan het verdriet van Alexandra’s moeder te moeten aanzien.

De kamer was op zich best knus, maar er stonden iets te veel prullaria naar Erica’s smaak. De gordijnen die artistiek waren opgehangen en flinke ruches hadden, pasten precies bij de kussens van de bank, die van dezelfde stof met grote bloemen waren gemaakt. Op elk vrij oppervlak stond een siervoorwerp. Handgemaakte houten bakjes met decoratieband in kruissteek deelden de ruimte met porseleinen honden met eeuwig natte ogen. Wat de kamer mooi maakte, was het panoramavenster, dat een schitterend uitzicht bood. Erica had de tijd graag even stilgezet om uit het raam te kunnen kijken en niet meegezogen te worden in het verdriet van deze mensen. Toch richtte ze haar blik weer op Karl-Erik en Birgit.

‘Birgit, ik weet het niet. Het is vijfentwintig jaar geleden dat Alexandra en ik bevriend waren. Ik weet eigenlijk helemaal niet wie ze was. Soms ken je iemand ook niet zo goed als je denkt...’

De woorden ketsten tegen de muren en Erica hoorde zelf hoe hol ze klonken. Nu nam Karl-Erik het woord. Hij maakte zich los uit Birgits krampachtige greep en boog zich naar voren alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat Erica niets zou missen van wat hij wilde zeggen.

‘Ik weet dat het klinkt alsof we het gebeurde ontkennen, en nu komen we misschien niet zo beheerst over, maar stel dat Alex om een of andere reden zelfmoord had gepleegd, dan had ze dat nooit, ik herhaal nooit, op deze manier gedaan! Je weet vast nog wel hoe extreem bang ze altijd voor bloed was. Bij het geringste sneetje was ze compleet hysterisch tot ze een pleister kreeg. Ze viel zelfs flauw als ze bloed zag. Daarom ben ik ervan overtuigd dat ze eerder slaaptabletten of zo zou hebben gekozen. Het is absoluut onmogelijk dat Alex zichzelf met een scheermesje heeft gesneden, eerst in de ene arm en vervolgens in de andere. Bovendien is het zoals mijn vrouw al zegt. Alex was broos. Ze was niet moedig. Je hebt een innerlijke kracht nodig om jezelf te doden. Die kracht had zij niet.’

Zijn stem klonk vastberaden en hoewel Erica er nog steeds van overtuigd was dat ze de hoop van twee radeloze mensen hoorde, begon ze toch te twijfelen. Nu ze erover nadacht, wist ze dat er inderdaad iets niet had geklopt toen ze gisterochtend de badkamer was binnengestapt. Niet dat het ooit klopte als je een lijk vond, maar het was net alsof er een sfeer in de badkamer had gehangen die daar niet paste. Er was een aanwezigheid geweest, een schaduw. Beter dan dat kon ze het niet omschrijven. Ze dacht nog steeds dat iemand Alexandra Wijkner zover had gebracht dat ze zelfmoord had gepleegd, maar ze moest toegeven dat de volharding van de Carlgrens iets in haar raakte.

Ze realiseerde zich opeens hoeveel de volwassen Alex uiterlijk op haar moeder leek. Birgit Carlgren was klein en slank en had hetzelfde lichtblonde haar als haar dochter, al had ze niet zoals Alex lange lokken, maar een chic pagekapsel. Ze was nu helemaal in het zwart gekleed en ondanks haar verdriet leek ze zich ervan bewust dat ze dankzij het contrast tussen donker en licht een opvallende verschijning was. Kleine bewegingen verrieden haar ijdelheid. Een hand die voorzichtig over haar kapsel streek, een kraag die werd rechtgetrokken. Erica herinnerde zich dat haar klerenkast in de ogen van een achtjarige die zich wilde verkleden, een waar mekka was geweest en haar bijouteriekistje had haast een hemel op aarde geleken.

Naast haar zag haar man er zeer alledaags uit. Lang niet onaantrekkelijk, maar gewoon onopvallend. Hij had een rechthoekig gezicht met fijne lijntjes en zijn haargrens was ver naar achteren geweken.

Ook Karl-Erik was geheel in het zwart gekleed, maar in tegenstelling tot zijn vrouw maakte het hem alleen maar grijzer. Erica voelde dat het tijd was om te gaan. Ze vroeg zich af wat ze eigenlijk met haar bezoek had willen bereiken.

Ze stond op en de Carlgrens deden dat ook. Birgit keek haar man gebiedend aan en dwong hem met haar ogen om iets te zeggen. Kennelijk hadden ze vóór Erica’s komst iets besproken.

‘We zouden graag willen dat je een in memoriam over Alex schreef. Dat we in de Bohusläningen kunnen publiceren. Over haar leven, haar dromen - en haar dood. Zodat er aandacht is voor haar leven en haar persoon. Het zou heel veel voor Birgit en mij betekenen.’

‘Maar hebben jullie niet liever iets in de Göteborgs-Posten? Ik bedoel, ze woonde toch in Göteborg? Jullie trouwens ook.’

‘Fjällbacka is en blijft: altijd ons thuis. En dat was voor Alex net zo. Je kunt eerst wel met haar man Henrik praten. Wij hebben hem ook gesproken en hij wil graag meewerken. Je kosten zullen we uiteraard vergoeden.’

Daarmee was de discussie wat hen betrof kennelijk gesloten. Zonder eigenlijk ja te hebben gezegd, stond Erica met het telefoonnummer en het adres van Henrik Wijkner in haar hand opeens weer buiten en de deur viel achter haar dicht. Hoewel ze, als ze heel eerlijk was, deze opdracht helemaal niet wilde doen, borrelde er in de schrijfster in haar toch een gedachte op. Ze probeerde die weg te wuiven en voelde zich slecht omdat die überhaupt in haar was opgekomen. Toch kon ze de gedachte niet loslaten. Het concept voor een boek waarnaar ze had gezocht, werd haar nu als het ware op een presenteerblaadje aangeboden. Een verhaal over iemand die haar lot tegemoet gaat. De verklaring waarom een jonge, mooie en duidelijk bevoorrechte vrouw haar eigen dood kiest. Ja, natuurlijk zou ze Alex niet bij name noemen, maar ze zou een verhaal kunnen schrijven dat was gebaseerd op wat ze over Alex’ pad naar de dood boven water wist te halen. Van Erica’s hand waren tot nu toe vier boeken verschenen, maar dat waren allemaal biografieën over andere, grote schrijfsters geweest. De moed om zelfverhalen te schrijven had ze nog niet weten te vinden, maar ze was ervan overtuigd dat er in haar verhalen leefden die erop wachtten op papier gezet te worden. Dit zou haar misschien helpen, haar de inspiratie geven waarop ze gewacht had. Dat ze Alex ooit had gekend, kon alleen maar een voordeel zijn.

De mens vond de gedachte onsmakelijk, maar de schrijfster jubelde.

 

Het penseel schilderde brede rode strepen op het doek. Hij was al sinds het krieken van de dag aan het schilderen en deed nu voor het eerst in uren een stap naar achteren om te bekijken wat hij had gemaakt. Voor het ongeoefende oog waren het alleen grote velden van rood, oranje en geel, onregelmatig verdeeld over het grote doek. Voor hem werden vernedering en berusting herschapen met de kleuren van de passie.

Hij verfde altijd met dezelfde kleuren. Het verleden schreeuwde honend vanaf het doek en hij schilderde met steeds grotere gedrevenheid verder.

Een uur later vond hij dat hij het eerste biertje van de dag wel had verdiend. Hij pakte het blikje dat het dichtstbij stond, zonder zich er druk om te maken dat hij er de avond tevoren zijn as in had afgetipt. Stukjes as bleven aan zijn lippen plakken, maar hij dronk het verschaalde bier gulzig op en gooide het blikje op de grond toen hij de laatste druppel naar binnen had gewerkt.

Het enige kledingstuk dat hij aanhad, was een onderbroek en die was aan de voorkant geel van het bier of van de ingedroogde urine. Wat het precies was, viel niet te zeggen. Waarschijnlijk een combinatie van beide. Zijn vettige haar reikte tot op zijn schouders en zijn borst was bleek en ingevallen. Anders Nilsson leek een schim, maar het schilderij op de ezel toonde een talent dat in schril contrast stond met het verval van de kunstenaar zelf.

Hij zeeg neer op de grond en leunde tegen de muur tegenover het schilderij. Naast hem lag een ongeopend blikje en hij genoot van het plopgeluid toen hij het openmaakte. De kleuren schreeuwden hem luidkeels tegemoet en herinnerden hem aan de gebeurtenissen die hij het grootste deel van zijn leven had geprobeerd te vergeten. Waarom moest zij nu alles verdomme verknallen! Waarom kon ze het niet laten zoals het was? Dat egoistische kutwijf dacht alleen aan zichzelf! Koel en onschuldig als een verdomde prinses. Maar hij wist wel wat er onder het oppervlak schuilging. Ze waren uit hetzelfde hout gesneden. Jaren van gezamenlijke kwelling hadden hen gevormd en verbonden, en plotseling had zij gedacht dat ze de boel eigenhandig kon veranderen.

‘Shit.’

Hij schreeuwde het uit en gooide het halfvolle blikje tegen het doek. Dat bleef heel, wat hem nog meer ergerde; het doek gaf alleen even mee en liet toen het blikje op de grond glijden. Het bier spoot over het schilderij en rood, oranje en geel begonnen te lopen en zich tot nieuwe kleuren te mengen. Hij bekeek het effect tevreden.

Hij was nog steeds niet helemaal nuchter na al het gezuip van de dag ervoor en hoewel zijn alcoholtolerantie na jarenlange training heel hoog was, kon hij het effect van het biertje al snel merken. Met de geur van oud braaksel in zijn neus gleed hij langzaam de vertrouwde nevelen in.

 

Ze had een eigen sleutel van het appartement. In de hal veegde ze haar schoenen grondig af hoewel ze wist dat geen zin had. Buiten was het schoner dan binnen. Ze zette de tassen met etenswaren op de grond en hing haar jas keurig op een hanger. Het had geen zin om te roepen. Op dit tijdstip was hij waarschijnlijk al onder zeil.

De keuken lag links van de hal en het was er net zo’n zooitje als anders. Er stond een afwas van weken, niet alleen in de gootsteen maar ook op de stoelen en de tafel en zelfs op de grond. Overal lagen peuken, bierblikjes en lege flessen.

Ze deed de koelkast open om het eten erin te zetten en zag dat ze precies op tijd was. De koelkast was helemaal leeg. Even later zat die weer vol, waarna ze even stilstond om moed te verzamelen.

Het appartement was klein en had maar één kamer, waardoor de woonkamer tevens slaapkamer was. Zij had gezorgd voor de weinige meubels die er stonden, maar ze had niet veel kunnen bijdragen. De kamer werd gedomineerd door de grote ezel voor het raam. In een hoek lag een tot op de draad versleten matras. Ze had geen geld gehad om een goed bed voor hem te kopen.

Aanvankelijk had ze geprobeerd hem te helpen om zichzelf en het huis schoon te houden. Ze had gepoetst en opgeruimd, niet alleen zijn kleren gewassen, maar minstens zo vaak ook hemzelf. Toen had ze nog gehoopt dat alles zich ten goede zou keren. Dat alles vanzelf zou verdwijnen. Dat was nu alweer jaren geleden. Op een gegeven moment had ze de energie niet meer kunnen opbrengen. Nu nam ze er genoegen mee als hij in elk geval eten in huis had.

Ze had de energie liever nog wel gehad. Het schuldgevoel drukte op haar schouders en borst. Als ze zittend op haar hurken zijn braaksel had opgeruimd, had ze soms het gevoel gehad dat ze eventjes iets van die schuld had ingelost. Nu droeg ze die zonder hoop.

Ze zag hem tegen de muur liggen. Een stinkend wrak, maar met een onvoorstelbaar talent onder het vieze oppervlak. Onnoemelijk vaak had ze zich afgevraagd hoe het zou zijn geweest als zij die dag een andere keuze had gemaakt. Vijfentwintig jaar is een lange tijd om te piekeren.

Soms liet ze hem op de vloer liggen als ze wegging. Vandaag niet. De kou van buiten drong naar binnen en de vloer was ijskoud onder haar dunne panty. Ze trok aan zijn ene arm, die slap en levenloos langs zijn zij hing. Hij reageerde niet. Ze sleepte hem naar de matras en probeerde hem erop te rollen, maar ze huiverde toen ze met haar handen tegen zijn slappe middel duwde. Met grote moeite slaagde ze erin het grootste deel van zijn lichaam op de matras te leggen, en bij gebrek aan een deken haalde ze zijn jas uit de hal en legde die over hem heen. Ze hijgde van de inspanning en ging zitten. Zonder de kracht in haar armen die jaren van schoonmaken haar hadden gegeven, zou ze dit op haar leeftijd niet hebben kunnen doen. Ze maakte zich zorgen over de dag dat ze dit fysiek niet meer kon opbrengen.

Een sliert van zijn vette haar was over zijn gezicht gevallen en met haar wijsvinger streek ze die teder weg. Het leven was voor geen van beiden geworden wat ze ervan had verwacht, maar zij zou de rest van haar leven proberen het beetje wat er nog van over was vast te houden.

Mensen die haar op straat tegenkwamen wendden hun blik af, maar ze zag altijd hun medelijden. Anders was in het hele dorp berucht als een van de plaatselijke drop-outs. Soms liep hij met een dronken kop op onvaste benen door het dorp, scheldend tegen iedereen die hij maar tegenkwam. Hij kreeg de afschuw en zij de sympathie. Eigenlijk zou het andersom moeten zijn. Zij was het waard om verafschuwd te worden en Anders verdiende sympathie. Haar zwakte had zijn leven gevormd. Maar ze zou nooit meer zwak zijn.

Ze bleef urenlang zitten en streelde zijn voorhoofd. Soms bewoog hij in zijn bewusteloze toestand, maar als zij hem aanraakte werd hij weer rustig. Buiten ging het leven gewoon door, maar in de kamer stond de tijd stil.

 

Maandag bracht temperaturen boven nul en zware regenbuien. Erica was altijd voorzichtig als ze reed, maar nu deed ze het extra rustig aan om bij een eventuele slippartij wat meer tijd te hebben. Autorijden was niet haar sterkste kant, maar ze gaf de voorkeur aan de eenzaamheid in de auto boven het gedrang in de snelbus of de trein.

Toen ze op de snelweg rechts afsloeg werd het wegdek iets beter en durfde ze wat harder te rijden. Ze had om twaalf uur een afspraak met Henrik Wijkner, maar ze was vroeg uit Fjällbacka vertrokken en had alle tijd voor de rit naar Göteborg.

Voor het eerst sinds ze Alex in de koude badkamer had gezien, dacht ze aan het gesprek met Anna. Ze kon zich nog steeds niet voorstellen dat Anna de verkoop van het huis echt zou doorzetten. Het was tenslotte hun ouderlijk huis en hun ouders zouden vertwijfeld zijn geweest als ze het hadden geweten. Maar als Lucas ergens bij betrokken was, was niets onmogelijk. Alleen omdat ze wist hoe weinig scrupuleus hij was, nam ze de mogelijkheid in overweging. Hij zakte steeds dieper weg, maar dit overtrof vrijwel alles wat hij eerder had gedaan.

Ach, voordat ze zich echt zorgen over het huis ging maken, zou ze uitzoeken wat haar juridische positie was. Voor die tijd weigerde ze het om zich door Lucas’ nieuwste streek te laten ontmoedigen. Nu wilde ze zich concentreren op het ophanden zijnde gesprek met de echtgenoot van Alex.

Door de telefoon had Henrik Wijkner sympathiek geklonken en hij had ook al geweten waarom ze belde. Natuurlijk mocht ze dingen over Alexandra komen vragen als het in memoriam belangrijk was voor haar ouders.

Het zou spannend zijn Alex’ huis te zien, al keek ze er niet naar uit om weer met het verdriet van een ander geconfronteerd te worden. De ontmoeting met Alex’ ouders was hartverscheurend geweest. Als schrijfster bekeek ze de werkelijkheid liever veilig van een afstandje. Tegelijk bood de ontmoeting haar de mogelijkheid om een eerste beeld te krijgen van de mens die Alex als volwassene was geworden.

Erica en Alex waren vanaf de eerste schooldag onafscheidelijk geweest. Erica was er buitengewoon trots op geweest dat Alex, die als een magneet werkte op iedereen die in haar buurt kwam, haar had uitverkoren als haar vriendin. Iedereen wilde samen zijn met Alex, die zich helemaal niet bewust was van haar populariteit. Ze was teruggetrokken, maar op een zelfverzekerde manier. Als volwassene had Erica begrepen dat dat bij kinderen heel ongebruikelijk was. Toch was Alex open en gul en maakte ze ondanks haar teruggetrokkenheid niet de indruk verlegen te zijn. Zij had Erica als vriendin uitgekozen. Erica zou Alex nooit uit eigen beweging hebben durven benaderen. Ze waren tot het laatste jaar onafscheidelijk geweest; maar Alex had zich steeds verder teruggetrokken en Erica had uren in haar eentje op haar kamer over hun vriendschap zitten rouwen. Op een dag had ze bij Alex aangebeld, maar niemand had opengedaan. Alex was verhuisd en voorgoed uit haar leven verdwenen. Vijfentwintig jaar later kon Erica zich nog steeds tot in detail herinneren hoeveel pijn het had gedaan toen ze zich had gerealiseerd dat Alex was verhuisd zonder het tegen haar te zeggen en zonder afscheid te nemen. Ze had nog steeds geen flauw idee wat er was gebeurd, maar zoals kinderen dat vaak doen, had ze alle schuld op zich genomen en zonder meer aangenomen dat Alex genoeg van haar had gekregen.

Met enige moeite vond Erica in Göteborg de goede weg naar Saro. Ze kende de stad goed omdat ze er vier jaar had gestudeerd, maar toen had ze geen auto gehad dus in dat opzicht was Göteborg nog steeds een witte vlek op de kaart. Als ze op de fietspaden had mogen rijden, was het aanzienlijk makkelijker geweest de weg te vinden. Met louter eenrichtingsverkeer, drukke rotondes en het jachtige geklingel van trams die van alle kanten aan kwamen rijden, was Göteborg de nachtmerrie van elke onzekere automobilist. Bovendien leek het wel alsof alle wegen naar Hisingen leidden. Als ze een verkeerde afslag nam, kwam ze onherroepelijk daar uit.

De routebeschrijving die ze van Henrik had gekregen was duidelijk en ze reed meteen goed, waardoor ze Hisingen deze keer links kon laten liggen.

Het huis overtrof al haar verwachtingen. Een enorme witte villa van rond 1900 met uitzicht over het water en een theehuisje dat de belofte van zwoele zomeravonden in zich droeg. De tuin, die nu onder een dikke sneeuwlaag verborgen lag, was met zorg ontworpen en vereiste alleen al vanwege zijn grootte de liefdevolle zorg van een competente tuinman.

Ze reed over een laan met wilgen en kwam via een hoog spijlenhek bij het grindveld voor het huis.

Een stenen trap voerde naar een massieve eiken deur. Er zat geen bel, dus bonsde ze hard met een klopper. De deur werd meteen geopend. Ze had bijna verwacht dat ze verwelkomd zou worden door een dienstmeisje met een gesteven schort en mutsje, maar dat was niet zo. Tegenover haar stond een man van wie ze onmiddellijk begreep dat het Henrik Wijkner moest zijn. Hij zag er schaamteloos goed uit en Erica was blij dat ze wat extra aandacht aan haar uiterlijk had besteed voordat ze was vertrokken.

Ze stapte een enorme hal binnen en zag meteen dat die groter was dan haar hele appartement in Stockholm.

‘Erica Falck.’

‘Henrik Wijkner. Als ik me niet vergis hebben we elkaar van de zomer ontmoet. Op dat terras bij het Ingrid Bergmanstorg.’

‘Bij Café Bryggan. Ja, dat klopt. Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden dat het zomer was. Vooral met dit weer.’

Henrik mompelde iets beleefds ten antwoord. Hij hielp haar met haar jas en gebaarde uitnodigend naar een salon naast de hal. Ze ging voorzichtig op een bank zitten die ze, met haar zeer beperkte kennis van antiek, alleen als oud en waarschijnlijk heel waardevol kon identificeren. Toen Henrik vroeg of ze koffie wilde, zei ze ja. Terwijl hij de koffie inschonk en ze nog wat verder praatten over het sombere weer, bestudeerde Erica hem stiekem en constateerde dat hij er niet echt treurig uitzag. Maar ze wist ook dat dat niets hoefde te betekenen. Verschillende mensen gaven op een verschillende manier uitdrukking aan hun verdriet.

Hij was casual gekleed in een perfect gestreken Chinos-broek en een helderblauw Ralph Lauren-overhemd. Hij had donker, bijna zwart haar, dat geknipt was in een elegant maar niet al te verzorgd kapsel Zijn ogen waren donkerbruin en gaven hem een enigszins zuidelijk uiterlijk. Zelf gaf ze de voorkeur aan aanzienlijk meer verwilderd ogende mannen, maar ze was niet ongevoelig voor de aantrekkingskracht van deze man, die zo uit een modeblad leek te zijn gestapt. Henrik en Alex moesten samen een opvallend mooi stel zijn geweest.

‘Wat een fantastisch mooi huis.’

‘Dank je. Ik ben de vierde generatie Wijkner die hier woont. Mijn overgrootvader heeft het aan het begin van de eeuw laten bouwen en het is sindsdien in ons bezit. Als de muren hier konden spreken...’ Hij maakte een weids gebaar met zijn hand en glimlachte naar Erica.

‘Het is vast heel bijzonder om door zoveel familiegeschiedenis omringd te zijn.’

‘Ja en nee. Het is ook een grote verantwoordelijkheid. In de voetsporen van je vader treden en zo...’

Hij lachte kort. Erica had niet de indruk dat hij zwaar leed onder die verantwoordelijkheid. Zelf voelde ze zich in deze elegante kamer een kat in een vreemd pakhuis en ze zocht tevergeefs naar een comfortabele houding op de mooie maar spartaanse bank. Ten slotte ging ze helemaal op het randje zitten en nipte voorzichtig van de koffie, die in mokkakopjes was geserveerd. Haar pink trilde, maar ze weerstond de impuls. De kopjes leken ervoor gemaakt om je pink in de lucht te steken, maar ze vermoedde dat het eerder bespottelijk dan mondain zou lijken als ze dat deed. Ze leverde een kleine strijd met zichzelf over de schaal met koekjes die op tafel stond en verloor het gevecht van een dikke plak cake. Naar schatting tien rode punten.

Alex was dol op dit huis.’

Erica had erover nagedacht hoe ze de werkelijke reden van haar bezoek ter sprake zou brengen en was dankbaar dat Henrik zelf over Alex begon.

Hoe lang hebben jullie hier samen gewoond?’

‘Net zo lang als we getrouwd zijn geweest, vijftien jaar. We hebben elkaar ontmoet toen we alle twee in Parijs studeerden. Alex deed kunstgeschiedenis en ik probeerde voldoende kennis over de financiële wereld op te doen om het familie-imperium in elk geval een beetje te kunnen leiden.’

Erica betwijfelde het ten zeerste dat Henrik Wijkner ooit iets ‘een beetje’ had gedaan.

‘Vlak na de bruiloft zijn we teruggegaan naar Zweden en toen zijn we hier komen wonen. Mijn ouders waren allebei overleden, en het huis was in de paar jaar dat ik in het buitenland zat in verval geraakt maar Alex begon meteen met de restauratie. Ze wilde dat alles perfect was. Elk detail in het huis, elk behang, elk meubelstuk en elk vloerkleed is ofwel origineel en al sinds de bouw in het huis aanwezig en in de oude staat hersteld, of het is door Alex gekocht. Ze is bij ik weet niet hoeveel antiekwinkels langs gegaan om precies dezelfde dingen te vinden als toen mijn overgrootvader hier woonde. Ze heeft er stapels oude foto’s bij gebruikt en het resultaat is fantastisch. Tegelijkertijd was ze druk bezig haar galerie op te zetten en hoe ze dat allemaal klaarspeelde, weet ik nog steeds niet.’

‘Hoe was Alex als mens?’

Henrik nam alle tijd om over de vraag na te denken. ‘Mooi, rustig, op en top perfectionist. Mensen die haar niet kenden vonden haar soms hooghartig, maar dat kwam eerder doordat ze graag de kat uit de boom keek. Alex was iemand voor wie je moest vechten.’

Erica wist heel goed wat hij bedoelde. Toen Alex nog klein was, had haar teruggetrokken aantrekkingskracht er al toe geleid dat ze verwaand werd genoemd, vaak door dezelfde meisjes die er vervolgens om hadden geruzied wie naast haar mocht zitten.

‘Hoe bedoel je?’ Ze wilde graag horen hoe Henrik het beschreef.

Henrik keek naar buiten en voor het eerst sinds ze hier was, meende ze iets van gevoelens onder zijn charmante uiterlijk te zien.

‘Ze ging altijd haar eigen gang. Ze hield geen rekening met anderen. Niet om onaardig te zijn, dat woord kende ze niet eens, maar uit noodzaak. Het belangrijkste voor mijn vrouw was dat ze niet werd gekwetst. Al het andere, alle andere gevoelens moesten daarvoor wijken. Het probleem is alleen dat als je niemand toelaat achter de opgetrokken muur, je ook je vrienden buitensluit.’

Hij viel stil. Vervolgens keek hij haar aan. ‘Ze heeft het over jou gehad.’

Erica kon haar verbazing niet verbergen. Gezien de manier waarop hun vriendschap was geeindigd, had Erica gedacht dat Alex haar de rug had toegekeerd en nooit meer aan haar had gedacht.

‘Met name één ding herinner ik me heel goed. Ze zei dat jij haar laatste echte vriendin was. “De laatste pure vriendschap.” Zo zei ze het. Ik vond het een wat vreemde manier van zeggen, maar ze zei er verder niets meer over en ondertussen had ik al geleerd dat ik maar beter niet door kon vragen. Daarom vertel ik je dingen over Alex die ik nog nooit tegen iemand heb gezegd. Iets zegt me dat jij ondanks alle jaren die zijn verstreken, nog steeds een speciale plek had in het hart van mijn vrouw.’

‘Hield je van haar?’

‘Meer dan van wie of wat dan ook. Alexandra was mijn alles. Alles wat ik heb gedaan, alles wat ik heb gezegd, alles draaide altijd om haar. Het ironische is dat ze dat nooit merkte. Als ze me gewoon had binnengelaten, was ze nu niet dood geweest. Het antwoord heeft altijd vlak voor haar neus gelegen, maar ze durfde er niet naar te zoeken. Lafheid en moed gingen op wonderlijke wijze in haar samen.’

‘Birgit en Karl-Erik zijn ervan overtuigd dat ze geen zelfmoord heeft gepleegd.’

‘Dat weet ik, ja. Ze vinden het vanzelfsprekend dat ik dat ook denk, maar eerlijk gezegd weet ik niet wat ik ervan moet denken. Ik heb vijftien jaar met haar samengeleefd, maar ik heb haar nooit gekend.’

Zijn stem was nog steeds droog en zakelijk, en afgaande op zijn toon had hij het net zo goed over het weer kunnen hebben, maar Erica begreep dat haar eerste indruk van Henrik niet meer bezijden de waarheid had kunnen zijn. Zijn verdriet was enorm groot. Het was alleen niet zo zichtbaar als bij Birgit en Karl-Erik. Op grond van haar eigen ervaringen begreep ze intuitiëf dat hij niet alleen om de dood van zijn vrouw rouwde, maar ook om het verlies van de mogelijkheid haar ooit zo van hem te laten houden als hij van haar hield. Dat gevoel kende ze maar al te goed.

‘Waar was ze bang voor?’

‘Die vraag heb ik mezelf wel duizend keer gesteld. Ik weet het gewoon niet. Zodra ik erover begon, deed ze snel de deur dicht. Het is me nooit gelukt binnen te komen. Het was alsof ze een geheim met zich meedroeg dat ze met niemand kon delen. Klinkt dat gek? Maar omdat ik niet weet wat ze met zich meedroeg, kan ik ook niet zeggen of ze in staat was zelfmoord te plegen.’

‘Hoe was haar relatie met haar ouders en haar zus?’

‘Tja, hoe zal ik het zeggen...’ Hij dacht weer lang na voor hij antwoord gaf. ‘Gespannen. Alsof ze allemaal om elkaar heen dansten. De enige die ooit zei wat ze vond was haar zus, Julia, en zij valt over het algemeen toch al een beetje uit de toon. Ik had altijd het gevoel dat er achter de uitgesproken woorden een heel andere dialoog werd gevoerd. Ik weet niet goed hoe ik dat moet uitleggen. Het was net alsof ze in een code praatten en waren vergeten mij de code te geven.’

‘Hoe bedoel je dat, dat Julia uit de toon viel?’

‘Zoals je ongetwijfeld weet, kreeg Birgit Julia op latere leeftijd. Ze was al ruim in de veertig en de zwangerschap was niet gepland. Dus is Julia in zekere zin altijd een soort koekoeksjong geweest. Het was vast ook niet makkelijk om een zus als Alex te hebben. Julia was als kind niet mooi en ze is er als volwassene niet echt knapper op geworden. Je weet zelf hoe Alex eruitzag. Birgit en Karl-Erik waren altijd heel erg op Alex gericht en Julia werd gewoon vergeten. Het gevolg was dat ze zich naar binnen keerde. Maar ik mag haar graag. Onder dat norse oppervlak gaat iets bijzonders schuil. Ik hoop alleen dat iemand de tijd neemt daar achter te komen.’

‘Hoe reageerde zij op de dood van Alex? Hoe stonden zij tegenover elkaar?’

‘Dat kun je beter aan Birgit of Karl-Erik vragen. Ik heb Julia al in geen zes maanden gezien. Ze doet de lerarenopleiding in Umeå en komt niet graag hierheen. Zelfs met Kerstmis was ze dit jaar niet thuis. Haar grote zus heeft ze altijd verafgood. Alex zat al op een internaat toen Julia werd geboren, dus ze was niet vaak thuis, maar als wij bij Alex’ ouders waren dan liep Julia haar altijd als een hondje achterna. Het kon Alex niet zoveel schelen, dus liet ze Julia haar gang gaan. Soms ergerde Alex zich wel aan haar en dan kon ze haar ook afsnauwen, maar meestal negeerde ze haar gewoon.’

Erica voelde dat het gesprek ten einde liep. Tijdens de pauzes in het gesprek was de stilte in het grote huis allesomvattend geweest en ze vermoedde dat dit ondanks alle pracht en praal nu een heel eenzaam huis voor Henrik Wijkner was.

Ze stond op en stak haar hand uit. Hij pakte die met beide handen beet, hield hem even vast en ging haar vervolgens voor naar de deur.

‘Ik wilde even bij de galerie gaan kijken,’ zei Erica.

‘Dat is een goed idee. Daar was ze buitengewoon trots op. Ze heeft alles van de grond af opgebouwd, samen met een vriendin uit haar studietijd in Parijs, Francine Bijoux. Hoewel ze nu Sandberg heet. We gaan prive ook best vaak met elkaar om, al is dat sinds zij en haar man kinderen hebben gekregen wel wat minder geworden. Francine is ongetwijfeld in de galerie, ik bel haar even om te vertellen wie je bent, dan wil ze vast wel wat over Alex vertellen.’

Henrik hield de deur voor Erica open en met een laatste woord van dank draaide ze de echtgenoot van Alex de rug toe en liep naar de auto.

 

Toen ze de auto uitstapte, kwam de regen met bakken uit de lucht vallen. De galerie lag aan de Chalmersgatan, parallel aan de Avenyn, maar na een halfuur rondjes te hebben gereden, gaf ze het op en parkeerde de auto op het parkeerterrein Heden. Het was eigenlijk niet ver, maar in de slagregen leek het uren lopen. Bovendien kostte het parkeren twaalf kroon per uur en Erica voelde haar humeur verslechteren. Een paraplu had ze natuurlijk ook niet bij zich en ze wist dat haar krullen algauw op een mislukt thuispermanentje zouden lijken.

Ze haastte zich over de Avenyn en kon nog net uitwijken voor een tram die uit de richting van Molndal aan kwam denderen. Nadat ze de kunstacademie Valand was gepasseerd, waar ze tijdens haar studie menig wild avondje had doorgebracht, sloeg ze linksaf naar de Chalmersgatan.

Galerie Abstract lag aan de linkerkant en had grote etalages. Toen ze naar binnen stapte klonk er een belletje en ze zag dat de ruimte veel groter was dan die vanbuiten oogde. Wanden en plafonds waren wit geschilderd, waardoor alle aandacht naar de kunstwerken aan de muur ging.

Achterin zag ze een vrouw die onmiskenbaar van Franse origine was. Ze was een en al elegantie en met snelle handgebaren besprak ze een schilderij met een klant.

‘Ik kom er zo aan, kijk gerust alvast rond.’ Haar Franse accent was charmant.

Erica nam die uitnodiging aan en liep met haar handen op haar rug langzaam door de ruimte, terwijl ze de kunstwerken bekeek. Zoals de naam van de galerie al deed vermoeden, waren alle kunstwerken abstract Kubussen, ruiten, cirkels en vreemde figuren. Erica hield haar hoofd schuin en kneep haar ogen samen om erachter te komen wat een kunstkenner zag, maar haarzelf volledig ontging. Nee, nog steeds alleen maar kubussen en ruiten die in haar ogen ook door een kind van vijf gemaakt konden zijn. Ze moest maar gewoon accepteren dat dit haar boven de pet ging.

Ze stond voor een enorm rood schilderij met onregelmatig verdeelde gele partijen toen ze Francines klikkende hakken op de geblokte vloer hoorde naderen. ‘Is het niet schitterend?’

‘Ja, zeker, het is een mooi schilderij. Maar eerlijk gezegd ben ik niet zo thuis in de wereld van de kunst. Ik vind de zonnebloemen van Van Gogh mooi, maar daar houdt mijn kennis wel zo’n beetje op.’

Francine glimlachte. ‘Jij moet Erica zijn. Henri belde net om te zeggen dat je onderweg was.’

Ze stak een tengere hand uit en Erica veegde snel de hare af, die nog nat was van de regen.

De vrouw die voor haar stond, was klein en tenger en zag er elegant uit op een manier waarop Françaises patent lijken te hebben. Met haar één meter vijfenzeventig voelde Erica zich naast haar net een reus.

Het pikzwarte haar van Francine was glad achterovergekamd en in de nek tot een wrong gevormd. Ze droeg een strakke zwarte jurk. De kleur was ongetwijfeld gekozen vanwege het overlijden van haar vriendin en collega; ze leek eerder een vrouw die zich in dramatisch rood hulde, of wellicht geel. Haar make-up was bescheiden en perfect aangebracht, maar kon de rode rand onder haar ogen niet verhullen. Erica hoopte dat haar eigen mascara niet was uitgelopen. Waarschijnlijk was dat ijdele hoop.

‘Ik stel voor dat we er even bij gaan zitten en onder het genot van een kopje koffie verder praten. Het is vandaag heel rustig. We kunnen wel hier achter gaan zitten.’

Ze ging Erica voor naar een kamertje achter de galerie, waar een koelkast, een magnetron en een koffiezetapparaat stonden. De tafel die er stond was klein en er pasten slechts twee stoelen bij. Erica ging op een ervan zitten en kreeg van Francine meteen een dampend heet kopje koffie. Haar maag protesteerde na alle koffie bij Henrik, maar na ontelbaar veel interviews om achtergrondmateriaal voor haar boeken te verzamelen, wist ze uit ervaring dat mensen om de een of andere reden makkelijker praatten onder het genot van een kopje koffie.

‘Ik heb van Henri begrepen dat Alex’ ouders je hebben gevraagd een in memoriam over haar te schrijven.’

‘Ja. Ik heb Alex de afgelopen vijfentwintig jaar alleen maar terloops ontmoet, dus voordat ik het artikel ga schrijven, probeer ik wat meer te weten te komen over wie ze als mens was.’

‘Ben je journaliste?’

‘Nee, ik ben schrijfster. Ik schrijf biografieen. Dit doe ik alleen omdat Birgit en Karl-Erik het hebben gevraagd. Bovendien heb ik haar gevonden, nou ja, bijna dan, en op de een of andere merkwaardige manier heb ik het gevoel dat ik dit moet doen om een ander beeld van Alex te krijgen, een levend beeld. Klinkt dat gek?’

‘Nee, helemaal niet. Ik vind het geweldig dat je je zoveel moeite getroost voor Alex’ ouders - en voor Alex.’ Francine boog zich naar voren en legde een keurig gemanicuurde hand over die van Erica.

Erica voelde dat ze begon te blozen en probeerde niet aan het concept voor het boek te denken waar ze een groot deel van de dag ervoor aan had gewerkt. Francine ging verder: ‘Henri heeft me ook verzocht om je vragen zo eerlijk mogelijk te beantwoorden.’

Ze sprak uitstekend Zweeds. Ze had een rollende ‘r’ en het viel Erica op dat ze de Franse versie van Henrik gebruikte, Henri.

‘Alex en jij hebben elkaar in Parijs ontmoet?’

‘Ja, we hebben samen kunstgeschiedenis gestudeerd. We ontmoetten elkaar al op de eerste dag. Zij zag er verdwaald uit en ik voelde me verdwaald. De rest is geschiedenis, zoals ze zeggen.’

‘Hoe lang kennen jullie elkaar al?’

‘Even kijken. Henri en Alex waren afgelopen herfst vijftien jaar getrouwd, dus dan wordt het zeventien jaar. En deze galerie hebben we ook alweer vijftien jaar.’

Ze viel stil en stak tot Erica’s grote verbazing een sigaret op. Om de een of andere reden had ze niet gedacht dat Francine rookte. Haar hand trilde toen ze de sigaret aanstak en ze nam een flinke trek zonder haar blik van Erica af te wenden.

‘Vroeg je je niet af waar ze was? Ze lag daar waarschijnlijk al een week toen we haar vonden.’ Erica realiseerde zich dat ze er niet aan had gedacht om dat ook aan Henrik te vragen.

‘Ik weet dat het vreemd klinkt, maar nee, dat heb ik me niet afgevraagd. Alex...’ Ze aarzelde. Alex deed altijd wat ze wilde. Dat kon heel erg frustrerend zijn, maar ik ben er in de loop van de tijd aan gewend geraakt, neem ik aan. Het is weleens eerder voorgekomen dat ze een tijdje weg was om vervolgens gewoon weer op te duiken alsof er niets was gebeurd. Ze heeft dat bovendien ruimschoots gecompenseerd door in haar eentje voor de galerie te zorgen toen ik ouderschapsverlofhad. Weet je, in zekere zin heb ik het gevoel dat dat nu ook nog kan gebeuren. Dat ze gewoon zo binnenstapt. Maar dat is niet zo.’ In haar ooghoek glinsterde een traan.

‘Nee.’ Erica keek in haar kopje koffie en liet Francine onopvallend haar ogen afvegen. ‘Hoe reageerde Henrik als Alex zomaar verdween?’

‘Je hebt hem ontmoet, dus... In zijn ogen kon Alex niets fout doen. Henri heeft haar de afgelopen vijftien jaar op handen gedragen. Arme Henri.’

‘Waarom arm?’

‘Alex hield niet van hem. Dat had hij vroeg of laat moeten beseffen.’ De eerste sigaret was gedoofd en ze stak er nog een op.

‘Jullie moeten elkaar na al die jaren heel goed hebben gekend.’

‘Ik denk niet dat iemand Alex echt kende. Hoewel ik haar waarschijnlijk beter kende dan Henri. Hij heeft altijd geweigerd zijn roze bril af te zetten.’

‘Tijdens ons gesprek zei Henrik dat hij tijdens hun hele huwelijk het gevoel had dat Alex iets voor hem verborgen hield. Weet jij of dat waar is, en wat dat dan zou kunnen zijn?’

‘Dat is ongewoon scherpzinnig van hem. Misschien heb ik Henri onderschat.’ Ze trok een goed gevormde wenkbrauw op. ‘Op de eerste vraag antwoord ik ja, ik heb ook altijd het gevoel gehad dat ze iets met zich meedroeg. Op de andere vraag kan ik helaas alleen nee zeggen; ik heb geen flauw idee wat het kan zijn. Ondanks onze lange vriendschap was er altijd een punt waarop Alex aangaf “tot hier en niet verder”. Ik kon dat wel accepteren, maar Henri niet. Dat zou hem vroeg of laat hebben genekt. Bovendien denk ik dat het eerder vroeg dan laat zou zijn geweest.

‘Hoezo?’

Francine aarzelde. ‘Er vindt sectie plaats op Alex, nietwaar?’

Die vraag verbaasde Erica. ‘Ja, dat doen ze bij zelfmoord altijd. Waarom vraag je dat?’

‘Dan weet ik dat wat ik je ga vertellen hoe dan ook aan het licht komt. Dat sust mijn geweten.’

Ze drukte de sigaret zorgvuldig uit. Erica hield haar adem in van spanning, maar Francine nam alle tijd om een derde sigaret op te steken. Haar vingers hadden niet de gele verkleuring die zo kenmerkend is voor rokers, dus Erica vermoedde dat ze normaal gesproken geen kettingrookster was.

‘Je weet zeker wel dat Alex de afgelopen zes maanden veel vaker in Fjällbacka was dan daarvoor?’

‘Ja, de tamtam werkt goed in een kleine gemeenschap. Volgens de plaatselijke roddels was ze vrijwel elk weekend in Fjällbacka. Alleen.’

‘“Alleen” is een verdraaide versie van de waarheid.’

Francine aarzelde weer en Erica kreeg zin om haar over de tafel heen door elkaar te schudden zodat ze eindelijk zei wat ze wist. Erica’s belangstelling was zonder meer gewekt.

‘Ze had daar iemand ontmoet. Een man. Het was niet de eerste keer dat Alex een affaire had, maar toch had ik het gevoel dat dit anders was. Voor het eerst in al die jaren dat we elkaar kenden, leek ze bijna tevreden. Bovendien weet ik dat ze zichzelf niet van het leven beroofd kan hebben. Iemand heeft haar vermoord, daar twijfel ik geen seconde aan.’

‘Hoe kun je dat zo zeker weten? Zelfs Henrik wist niet zeker of ze zichzelf van het leven had kunnen beroven.’

‘21e was zwanger.’

Het antwoord verraste Erica. ‘Weet Henrik dat?’

‘Dat weet ik niet. Het was in elk geval niet zijn kind. Ze waren al jarenlang niet meer op die manier samen. En toen dat nog wel zo was, weigerde Alex altijd om samen met Henri kinderen te krijgen. Hoewel hij herhaaldelijk aangaf dat hij dat wilde. Nee, de nieuwe man in haar leven moet de vader zijn van het kind - wie hij ook moge zijn.’

‘Ze heeft je niet verteld wie hij was?’

Nee. Zoals je vast wel hebt begrepen, was Alex niet scheutig met haar vertrouwen. Ik moet je wel bekennen dat ik heel verbaasd was

toen ze me over het kind vertelde, maar dat is ook een van de redenen waarom ik ervan overtuigd ben dat ze geen zelfmoord heeft gepleegd. Ze stroomde over van geluk en kon het gewoon niet stilhouden. Ze was gek op dit kind en zou nooit iets ten nadele ervan hebben gedaan, laat staan het van het leven beroven. Ik heb voor het eerst gezien hoe een levenslustige Alex eruitzag. Ik geloof dat ik erg dol op die Alex had kunnen zijn.’ De toon in haar stem was verdrietig. ‘Weetje, ik had ook het gevoel dat ze op de een of andere manier met haar verleden wilde afrekenen. Ik weet niet waarmee, of hoe, maar ze maakte wat losse opmerkingen waardoor ik die indruk kreeg.’

De deur van de galerie ging open en ze hoorden hoe iemand op de deurmat de natte sneeuw van zijn laarzen stampte. Francine stond op. ‘Dat is waarschijnlijk een klant. Daar moet ik nu naartoe. Ik hoop dat je hier wat aan hebt.’

‘O ja, ik ben heel blij dat jij en Henrik zo open zijn geweest. Dat heeft me erg geholpen.’

Francine zei tegen de klant dat ze er zo aankwam en liep vervolgens met Erica mee naar de deur. Ze stopten voor een enorm doek met een wit vierkant op een blauw veld en schudden elkaar de hand.

‘Uit pure nieuwsgierigheid, wat moet zo’n schilderij opbrengen? Vijfduizend, tienduizend?’

Francine glimlachte. ‘Eerder vijftigduizend.’

Erica floot zachtjes. ‘Tja, kunst en goede wijn. Twee onderwerpen die voor mij een compleet mysterie zijn.’

‘Ik kan maar met moeite een boodschappenlijstje samenstellen. Zo heeft iedereen wel zijn specialiteit.’

Ze lachten. Erica trok haar nog altijd natte jas dichter om zich heen en stapte de regen in.

 

De regen had de sneeuw in een blubberige massa veranderd en voor de zekerheid reed ze veel langzamer dan de maximumsnelheid. Nadat ze bijna een halfuur had verklungeld met allerlei pogingen om Hisingen, waar ze per ongeluk terecht was gekomen, weer uit te komen, naderde ze nu Uddevalla. Een dof gerommel herinnerde haar eraan dat ze vandaag nog niet had gegeten. Ze sloeg bij het winkelcentrum Torp ten noorden van Uddevalla van de E6 af en reed naar de drive-in van McDonald ‘s. Ze werkte op de parkeerplaats in de auto snel een cheeseburger naar binnen en was algauw weer onderweg. Voortdurend gingen haar gedachten naar de gesprekken die ze met Henrik en Francine had gehad. Wat zij haar hadden verteld, schetste het beeld van iemand die hoge verdedigingsmuren om zich heen had.

Nog wel het meest nieuwsgierig was ze naar de vader van Alex’ kind. Francine dacht niet dat het Henrik was, maar niemand kon helemaal zeker weten wat er in andermans slaapkamer gebeurde en Erica wilde die mogelijkheid niet uitsluiten. Maar als hij het niet was, was het de vraag of het de man was voor wie Alex elk weekend naar Fjällbacka was gekomen, of dat ze een relatie in Göteborg had gehad.

Erica had de indruk gekregen dat Alex een soort dubbelleven had geleid ten opzichte van de mensen in haar leven. Ze deed wat ze wilde, zonder aan de consequenties voor haar naasten en dan met name Henrik te denken. Erica vermoedde dat Francine zich niet goed kon voorstellen waarom Henrik een huwelijk onder die voorwaarden accepteerde, ze dacht zelfs dat Francine hem daarom verachtte. Zelf begreep Erica maar al te goed hoe dergelijke mechanismen werkten. Ze had het huwelijk van Anna en Lucas jarenlang bestudeerd.

Wat haar het meest deprimeerde aan Anna’s onvermogen om haar leven te veranderen, was de steeds terugkerende vraag of zijzelf gedeeltelijk verantwoordelijk was voor Anna’s gebrek aan zelfrespect. Erica was vijf geweest toen Anna werd geboren. Vanaf het allereerste moment dat ze haar zusje had gezien, had ze haar beschermd tegen de werkelijkheid die ze zelf als een onzichtbare wond met zich meedroeg. Anna zou zich nooit alleen en afgewezen hoeven voelen door het gebrek aan liefde van hun moeder voor haar dochters. De omhelzingen en liefdevolle woorden die Anna niet van haar moeder kreeg, gaf Erica haar in overvloed. Met moederlijke zorg waakte ze over haar kleine zusje.

Het was makkelijk geweest om van Anna te houden. Ze was zich totaal niet bewust van de droevige aspecten van het leven en leefde elk moment in het nu. Erica, die vroegwijs was en zich vaak zorgen maakte, was gefascineerd door de energie waarmee Anna van elke minuut van haar leven genoot. Anna liet zich Erica’s zorgen rustig aanleunen, maar had zelden het geduld om een tijdje op schoot te zitten of te knuffelen. Ze werd een wilde tiener en deed precies waar ze zelf zin in had, een onbezorgd, egoistisch kind. Op heldere momenten kon Erica voor zichzelf toegeven dat ze Anna veel te veel had verwend en beschermd. Maar ze had haar alleen willen geven wat ze zelf nooit had gekregen.

Toen Anna Lucas ontmoette, was ze een makkelijke prooi. Ze raakte gecharmeerd door zijn buitenkant, maar zag de doffe vlekken eronder niet. Langzaam, langzaam brak hij haar levensvreugde en zelfvertrouwen af door op haar ijdelheid in te spelen. Nu was ze een mooie, gekooide vogel in de chique wijk Öfvre Östermalm en zag zelf haar vergissing niet in. Elke dag hoopte Erica dat Anna uit eigen wil haar hand uit zou steken en haar om hulp zou vragen. Tot dat moment kon Erica alleen maar afwachten en beschikbaar zijn. Niet dat ze zelf veel geluk in de liefde had gehad. Ze had diverse verbroken relaties en beloften achter zich. Meestal was zij degene geweest die ze had verbroken. Als ze op een bepaald punt in een relatie aankwam, knapte er iets in haar en kreeg ze last van een paniek gevoel dat zo sterk was dat ze amper kon ademen, met als gevolg dat ze haar spullen pakte en zonder omkijken wegging. Toch verlangde Erica paradoxaal genoeg al zolang ze zich kon herinneren naar een man en kinderen, maar nu was ze vijfendertig en de jaren vlogen voorbij.

Shit, ze was er de hele dag in geslaagd niet aan Lucas te denken en nu was hij weer volop aanwezig. Ze wist dat ze moest uitzoeken hoe ernstig haar situatie was. Daar was ze nu echter veel te moe voor. Dat moest morgen maar gebeuren. Ze voelde een acute behoefte om zich de rest van de dag te ontspannen, zonder ook maar een gedachte aan Lucas of Alexandra Wijkner.

Ze toetste een snelkeuzenummer op haar mobiel in. ‘Hoi, met Erica. Zijn jullie vanavond thuis? Ik wilde even langskomen.’

Dan lachte warm. ‘Of we thuis zijn? Weet je niet wat er vanavond is?’

De stilte aan de andere kant was oorverdovend. Erica dacht diep na, maar kon niet verzinnen wat er vanavond voor bijzonders zou moeten zijn. Het was geen feestdag, er was niemand jarig, Dan en Pernilla waren in de zomer getrouwd, dus het kon hun trouwdag ook niet zijn.

‘Ik heb geen flauw idee. Zeg het maar.’

Erica hoorde een diepe zucht en ze besefte dat de grote gebeurtenis iets met sport te maken moest hebben. Dan was een groot sportlief hebber en Erica wist dat dit soms tot wrijving tussen hem en zijn vrouw Pernilla leidde. Zelf had ze ondertussen haar eigen manier ge vonden om wraak te nemen voor alle avonden dat ze naar de een of andere zinloze sport op de tv moest kijken als ze elkaar ontmoetten. Dan was een fanatiek Djurgårdensupporter en daarom had Erica de rol van geestdriftig AIK-fan op zich genomen. Eigenlijk was ze hele maal niet geïnteresseerd in sport in het algemeen en ijshockey in het bijzonder, maar juist daarom leek het Dan nog meer te ergeren. Hij liet zich op de kast jagen als AIK verloor en zij zich er nauwelijks druk om maakte.

‘Zweden speelt tegen Wit-Rusland!’

Hij vermoedde dat ze geen idee had waar hij het over had en zuchtte nog een keer. ‘De Olympische Spelen, Erica. Weet je überhaupt wel dat die nu gehouden worden?’

‘O, je bedoelt de wedstrijd. Ja, natuurlijk weet ik dat. Ik dacht dat je bedoelde dat er daarnáást ook nog iets belangrijks was vanavond.’

Ze sprak op een overdreven toon, waaruit duidelijk bleek dat ze absoluut niet had geweten dat er vanavond werd gespeeld. Ze glimlachte omdat ze wist dat Dan zich nu letterlijk de haren uit het hoofd trok vanwege zo’n sarcastische opmerking. Sport was volgens hem niet iets om grapjes over te maken.

‘Maar dan kijken we toch gezellig samen hoe Salming de Russische verdediging breekt...’

‘Salming! Weet je wel hoe lang geleden hij al is gestopt? Je maakt toch zeker een grapje! Zeg dat het een grapje is!’

‘Ja Dan, het is een grapje. Zo dom ben ik nou ook weer niet. Ik kom wel even van Sundin genieten, als dat beter past. Verdomd knappe kerel trouwens.’

Hij zuchtte voor de derde keer diep. Wat een gotspe om zo’n grote ster in de ijshockeywereld op iets anders te beoordelen dan zijn sportkwaliteiten.

‘Ja, kom gerust. Maar ik wil geen herhaling van de vorige keer. Geen geklets tijdens de wedstrijd, geen commentaar op spelers die er sexy uitzien met hun beenbeschermers en vooral geen vragen over of ze alleen een suspensoir dragen of dat ze er een onderbroek overheen aanhebben. Heb je dat begrepen?’

Erica onderdrukte een lach en zei op serieuze toon: ‘Scout’s honour, Dan.’

Hij gromde. ‘Je bent nooit scout geweest.’

‘Nee, daarom juist.’

Vervolgens drukte ze op de toets met het rode hoorntje van haar mobiel.

 

Dan en Pernilla woonden in een van de relatief nieuwe rijtjeshuizen in Falkeliden. De huizen lagen in rechte rijen die tegen de heuvel Rabekullen opklommen, en leken zoveel op elkaar dat je ze ternauwernood van elkaar kon onderscheiden. Het was een populair gebied voor gezinnen met kinderen, vooral omdat de huizen hier totaal geen uitzicht op zee hadden en dus niet zo peperduur waren geworden als de woningen dichter bij het water.

Het was een veel te koude avond voor een wandeling, maar de auto protesteerde heftig toen ze die de steile helling op dwong waar maar matig was gestrooid. Met een diepe zucht van verlichting draaide ze de straat in waar Dan en Pernilla woonden.

Erica belde aan, wat meteen tot een tumultueus getrappel van kleine voeten in het huis leidde, en nog geen tel later werd de voordeur opengerukt door een klein meisje in een lang nachthemd, Lisen, de jongste dochter van Dan en Pernilla. Malin, het middelste kind, was boos omdat ze het niet eerlijk vond dat Lisen de deur voor Erica open had mogen doen en het gekibbel stopte pas toen Pernilla’s gedecideerde stem vanuit de keuken klonk. Belinda, de oudste dochter, was dertien en als Erica langs het plein reed had ze haar weleens bij Ackes worstenkraam zien staan, omringd door puistige jongens. Dan en Pernilla zouden er waarschijnlijk hun handen vol aan krijgen haar in het gareel te houden.

Nadat de meisjes haar om beurten een knuffel hadden gegeven, verdwenen ze weer even snel als ze waren gekomen zodat Erica in alle rust haar jas uit kon trekken.

Pernilla stond met rode koontjes in de keuken te koken en droeg een schort waarop in grote letters ‘kus de kok’ stond. Ze leek zich midden in een kritieke fase van de toebereiding van een gerecht te bevinden en wuifde slechts verstrooid naar Erica, waarna ze zich meteen weer op haar dampende en sissende potten en pannen stortte. Erica liep door naar de woonkamer, waar Dan waarschijnlijk zoals altijd op de bank zou zitten, met zijn voeten op de glazen salontafel en de afstandsbediening in zijn rechterhand geklemd.

‘Hoi! Ik zie dat de heer des huizes zit te luiwammesen terwijl zijn vrouw zich in de keuken in het zweet werkt.’

‘Hallo! Ja, je weet het - als je maar gewoon wijst waar het aanrecht is en het huishouden met vaste hand leidt, dan kun je de meeste vrouwen wel opvoeden.’

Zijn warme glimlach weersprak zijn woorden en Erica wist wie hier het huishouden leidde; Dan was dat zeker niet.

Ze omhelsde hem kort, ging op de zwarte leren bank zitten en legde haar voeten ook op de salontafel. Er heerste een aangenaam zwijgen terwijl ze naar het nieuws op net vier keken en niet voor het eerst vroeg Erica zich af of Dan en zij het ook zo gehad zouden hebben als ze bij elkaar waren gebleven.

Dan was haar eerste grote liefde en haar eerste vriendje. Ze hadden op de middelbare school drie jaar verkering gehad en waren onafscheidelijk geweest. Maar ze wilden verschillende dingen in hun leven. Dan wilde in Fjällbacka blijven en net als zijn vader en grootvader voor hem het vissersvak in, terwijl Erica amper kon wachten totdat ze het stadje achter zich kon laten. Ze had altijd het gevoel gehad dat ze er stikte en voor haar lag de toekomst ergens anders.

Ze hadden een tijdje geprobeerd hun relatie in stand te houden terwijl Dan in Fjällbacka achterbleef en Erica in Göteborg zat, maar hun levens voerden hen in verschillende richtingen. Na een pijnlijke breuk waren ze er in de loop van de tijd in geslaagd een vriendschap op te bouwen, die een kleine vijftien jaar later sterk en innig was.

Pernilla was als een warme, troostende omhelzing Dans leven binnengekomen in een periode waarin hij eraan probeerde te wennen dat er voor Erica en hem samen geen toekomst was weggelegd. Zij was er voor hem geweest toen hij dat het meest nodig had gehad en verafgoodde hem op een manier die een deel van de leegte vulde die Erica had achtergelaten. Voor Erica was het een pijnlijke ervaring geweest om hem met iemand anders te zien, maar ze had zich na verloop van tijd gerealiseerd dat dat vroeg of laat hoe dan ook gebeurd zou zijn. Het leven ging verder.

Nu hadden Dan en Pernilla drie dochters en Erica meende dat ze door de jaren heen een warme liefdesrelatie hadden opgebouwd, al dacht ze soms ook te merken dat Dan rusteloos was.

Haar eigen vriendschap met Dan was aanvankelijk ook niet helemaal zonder wrijvingen verlopen. Pernilla had hem jaloers in de gaten gehouden en Erica met groot wantrouwen bekeken. Langzaam maar zeker was Erica erin geslaagd Pernilla ervan te overtuigen dat ze niet achter haar man aan zat, en hoewel ze nooit elkaars beste vriendin waren geworden was er wel een ontspannen en hartelijke relatie tussen hen ontstaan. Niet in de laatste plaats omdat de kinderen Erica overduidelijk aanbaden. Ze was zelfs peetmoeder van Lisen.

‘Het eten is klaar.’

Ze kwamen uit hun halfliggende houding overeind en liepen naar de keuken, waar Pernilla een dampende pan op tafel had gezet. Er stonden maar twee borden op tafel en Dan trok vragend zijn wenkbrauwen op.

‘Ik heb samen met de kinderen gegeten. Gaan jullie maar eten, dan breng ik ze naar bed.’

Erica geneerde zich omdat Pernilla zich voor haar zoveel moeite had getroost, maar Dan haalde zijn schouders op en schepte ongegeneerd een enorme portie op van wat een visstoofpotje bleek te zijn.

‘Hoe gaat het met je? We hebben je in geen weken gezien.’

Zijn toon was eerder bezorgd dan verwijtend, maar Erica voelde zich toch even schuldig dat ze de afgelopen tijd zo weinig van zich had laten horen. Ze had ook zoveel aan haar hoofd gehad.

‘Ach, het gaat steeds beter. Maar nu lijkt het erop dat we ruzie krijgen over het huis,’ zei Erica.

‘Hoezo?’ Dan keek verbaasd op van zijn bord. ‘Anna en jij zijn alle twee dol op dat huis en meestal zijn jullie het toch eens?’

‘Wij wel, ja. Maar je vergeet dat Lucas er ook bij betrokken is. Hij ruikt geld en zo’n kans kan hij niet laten lopen. Met Anna’s mening heeft hij nog nooit rekening gehouden en ik zou niet weten waarom dat nu anders zou zijn.’

‘Shit. Als ik hem een keer in een donker steegje tegenkwam, zou hij niet meer zo schofterig doen.’

Hij sloeg hard met zijn vuist op de keukentafel en Erica twijfelde er geen seconde aan dat hij Lucas er flink van langs zou kunnen geven als hij dat wilde. Dan was als tiener al stevig geweest en het harde werk op de vissersboot had zijn lichaam nog meer gevormd. Een zachtheid in zijn ogen maakte echter dat hij geen harde indruk maakte. Voor zover Erica wist had hij nog nooit een levend wezen kwaad gedaan.

‘Ik kan er nog niet veel over zeggen, ik ken mijn positie nog niet echt. Morgen bel ik Marianne, een vriendin die advocate is, om uit te zoeken welke mogelijkheden ik heb om een verkoop te voorkomen, maar vanavond wil ik er liever niet aan denken. Bovendien heb ik de afgelopen dagen van alles meegemaakt waardoor gedachten aan mijn materiele bezittingen nogal futiel lijken.’

‘Ja, ik heb gehoord wat er is gebeurd.’ Hij viel stil. ‘Hoe was het om iemand zo te zien?’

Erica dacht even na voor ze antwoordde. ‘Droevig en verschrikkelijk tegelijk. Ik hoop dat ik zoiets nooit meer hoef mee te maken.’

Ze vertelde over het artikel dat ze aan het schrijven was en over de gesprekken die ze met de echtgenoot en de vriendin van Alexandra had gehad. Dan luisterde zwijgend.

‘Wat ik niet begrijp, is waarom ze de belangrijkste mensen in haar leven buitensloot. Je had haar man moeten zien, hij aanbad haar. Maar waarschijnlijk gaat het bij de meeste mensen zo. Ze glimlachen en zien er blij uit, maar eigenlijk hebben ze een hoop zorgen en problemen.’

Dan onderbrak haar bruusk. ‘Zeg, de wedstrijd begint over drie tellen en ik kijk liever naar een ijshockeywedstrijd dan dat ik jouw quasi filosofische overpeinzingen aan moet horen.’

‘Maak je geen zorgen. Bovendien heb ik een boek bij me voor het geval dat de wedstrijd saai is.’

Dan keek haar met een dodelijke blik aan, maar zag toen de plagerige glinstering in Erica’s ogen.

Ze waren net op tijd in de woonkamer voor de ace-oef.

De telefoon was nog maar één keer overgegaan of Marianne nam al op.

‘Met Marianne Svan.’

‘Hallo, met Erica.’

‘He, dat is lang geleden. Wat leuk dat je belt. Hoe gaat het met je? Ik heb vaak aan je gedacht.’

Opnieuw werd Erica eraan herinnerd dat ze de laatste tijd niet echt zorgvuldig met haar vrienden was omgesprongen. Ze was zich ervan bewust dat ze zich zorgen om haar hadden gemaakt, maar de afgelopen maanden had ze het zelfs amper kunnen opbrengen om Anna te bellen. Ze wist echter dat ze het begrepen.

Met Marianne was ze sinds haar studententijd goed bevriend. Ze hadden samen literatuur gestudeerd, maar na vier jaar studie realiseerde Marianne zich dat bibliothecaresse niet haar roeping was en zwaaide ze om naar rechten. De keuze om advocaat te worden bleek geslaagd en ze was nu een super jonge vennoot van een van de grootste en meest prestigieuze advocatenkantoren in Göteborg.

‘Naar omstandigheden gaat het wel goed. Ik begin mijn leven weer een beetje op orde te krijgen, maar het is nog altijd best zwaar.’

Marianne was nooit iemand van zinloos geklets geweest en met haar onfeilbare intuitie hoorde ze dat Erica voor iets anders belde.

‘Wat kan ik voor je doen, Erica? Ik hoor dat er iets is, dus je hoeft er niet omheen te draaien.’

‘Ik schaam me gewoon dat ik eerst zo lang niets van me laat horen en dat als ik dan eindelijk bel, het is omdat ik hulp nodig heb.’

‘Stel je niet aan! Wat kan ik voor je doen? Zijn er problemen met de erfenis?’

‘Ja, dat kun je wel stellen.’

Erica zat aan de keukentafel en friemelde aan de brief die met de ochtendpost was gekomen. ‘Anna, of liever gezegd Lucas, wil het huis in Fjällbacka verkopen.’

‘Het is niet waar!’ Mariannes gebruikelijke rust was verdwenen. ‘Wie denkt hij wel dat hij is. Jullie zijn dol op dat huis!’

Erica voelde plotseling dat er vanbinnen iets knapte en ze barstte in huilen uit. Marianne werd meteen weer rustig en probeerde Erica door de telefoon te troosten. ‘Hoe gaat het eigenlijk met je? Wil je dat ik kom? Ik kan vanavond bij je zijn.’

Nu stroomden de tranen nog heviger, maar nadat ze een tijdje had gesnikt, bedaarde Erica weer een beetje en veegde haar ogen af.

‘Dat is hartstikke lief, maar het gaat wel. Echt. Het is de laatste tijd alleen wat veel allemaal. Het was moeilijk om de spullen van mijn vader en moeder uit te zoeken, ik loop achter met mijn boek en de uitgever oefent druk uit. Dan is er het gedoe met het huis en alsof dat nog niet genoeg is, heb ik afgelopen vrijdag een jeugdvriendin dood aangetroffen.

Er borrelde een lach in haar op en ze begon, nog altijd met tranen in haar ooghoeken, hysterisch te lachen. Pas na een tijdje slaagde ze erin te kalmeren.

‘Hoorde ik dat nou goed? Zei je dood?’

‘Helaas hoorde je dat helemaal goed. Sorry, het is afschuwelijk dat ik lach. Het is me gewoon allemaal wat te veel. Toen ik klein was, was ze mijn hartsvriendin, Alexandra Wijkner. Ze heeft zichzelf van het leven beroofd in de badkuip in haar huis in Fjällbacka. Misschien ken je haar trouwens wel. Zij en haar man, Henrik Wijkner, bewogen zich kennelijk in de betere kringen van Göteborg en met dat soort mensen ga jij tegenwoordig ook om, nietwaar?’

Ze glimlachte en wist dat Marianne dat aan de andere kant van de lijn ook deed. Toen ze nog studeerden, woonde Marianne in de arbeiderswijk Majorna en streed ze voor de rechten van de arbeidersklasse. Ze wisten alle twee dat ze zich in de loop van de jaren had moeten aanpassen aan het milieu dat bij haar werk op het roemrijke advocatenkantoor hoorde. Nu waren chique mantelpakjes met bloezen en cocktailparty’s in het welgestelde stadsdeel Órgryte belangrijk, maar Erica wist dat dat soort dingen bij Marianne alleen maar een dun laagje vernis over een rebelse geest vormden.

‘Henrik Wijkner. Ja, die ken ik wel, we hebben zelfs een aantal gemeenschappelijke kennissen, maar ik ben hem nog nooit tegen het lijf gelopen. Hij schijnt een meedogenloze zakenman te zijn. Zo iemand die voor het ontbijt honderd man kan ontslaan zonder dat zijn eetlust eronder lijdt. Had zijn vrouw niet een boetiek?’

Een galerie. Abstracte kunst.’

Ze was onthutst door Mariannes woorden over Henrik. Erica vond zelf dat ze over vrij veel mensenkennis beschikte en Henrik Wijkner was in haar ogen niet het toonbeeld van een meedogenloze zakenman geweest.

Ze ging over op een ander onderwerp, de eigenlijke reden waarom ze belde.

‘Ik heb vandaag een brief gekregen. Van Lucas’ advocaat. Ik moet vrijdag naar een bijeenkomst in Stockholm over de verkoop van het huis van mijn ouders en van juridische dingen heb ik helemaal geen kaas gegeten. Wat zijn mijn rechten? Heb ik überhaupt rechten? Kan Lucas dit echt zomaar doen?’

Ze voelde dat haar onderlip weer begon te trillen en haalde diep adem om rustig te worden. Na alle plensbuien van de afgelopen dagen had het vannacht gevroren en nu zag ze het ijs op de baai weer glinsteren. Er landde een huismus op de vensterbank en ze bedacht dat ze nog een vetbol voor de vogels moest kopen. De mus draaide nieuwsgierig zijn kopje om en tikte met zijn snavel tegen het raam. Nadat hij zich ervan had vergewist dat hier niets eetbaars te halen viel, vloog hij weer weg.

‘Zoals je weet zijn belastingen mijn specialisatie, niet familierecht. Dus ik kan je niet zo een, twee, drie antwoord geven. Maar laten we het zo doen. Ik vraag dit na bij een van de experts van ons kantoor en dan bel ik je in de loop van de dag terug. Je staat er niet alleen voor, Erica. Ik help je hierbij, dat beloof ik je.’

Mariannes woorden stelden Erica gerust en toen ze ophingen, leek het leven lichter, hoewel ze nog niets meer wist dan voor ze belde.

Opeens werd ze rusteloos. Ze zette zich ertoe met de biografie verder te gaan, maar het werken stond haar tegen. Ze moest nog ruim de helft van het boek schrijven en haar uitgever begon ongeduldig te worden omdat hij zelfs nog geen ruw concept had ontvangen. Nadat ze bijna twee pagina’s had getypt, las ze door wat ze had geschreven, classificeerde het als rommel en wiste meerdere uren werk. De biografie verveelde haar en ze had al een hele tijd geen plezier meer in haar werk. Daarom maakte ze het artikel over Alexandra af en stopte dat in een envelop die ze aan de Bohusläningen adresseerde. Daarna was het hoog tijd om Dan te bellen en hem een beetje te plagen met de bijna dodelijke klap die hij geestelijk leek te hebben opgelopen door het spectaculaire verlies van Zweden de avond ervoor.

Tevreden wreef hoofdinspecteur Mellberg over zijn dikke buik en hij vroeg zich af of hij misschien even een tukje zou doen. Er was toch bijna niets te doen en het weinige dat er was, leek hem niet echt belang rijk.

Hij besloot dat het wel lekker zou zijn om even te gaan slapen en de stevige lunch de gelegenheid te geven in alle rust te verteren. Hij had echter nog maar net zijn ogen gesloten of een gedecideerd klopje op de deur kondigde aan dat Annika Jansson, de secretaresse van het politiebureau, iets van hem wilde.

‘Wat is er, verdorie! Zie je niet dat ik bezig ben?’

In een poging er druk uit te zien, bladerde hij doelloos door de stapels paperassen op zijn bureau, maar het enige effect was dat hij zijn koffie omgooide. De koffie stroomde over alle papieren en hij pakte het eerste het beste om de vloeistof mee te deppen: zijn overhemd, dat hij zelden in zijn broek droeg.

‘Verdomme nog aan toe. En dan ben je de baas in deze tent. Kun je niet wat respect voor je meerdere tonen en kloppen voor je binnenkomt?’

Ze nam niet de moeite hem erop te wijzen dat ze dat wel degelijk had gedaan. Wijs door leeftijd en ervaring wachtte ze rustig af tot het ergste gemopper voorbij was.

‘Ik neem aan dat je iets wilt,’ snauwde Mellberg.

Annika’s stem klonk afgemeten. ‘De Forensische Eenheid in Göteborg heeft je geprobeerd te bellen. Om precies te zijn forensisch patholoog-anatoom Tord Pedersen. Je kunt hem op dit nummer bereiken.’

Ze reikte hem een papiertje aan, waarop het nummer keurig genoteerd stond.

‘Zei hij waar het over ging?’

Zijn nieuwsgierigheid was meteen geprikkeld. In deze uithoek werd je niet zo vaak gebeld door de Forensische Eenheid. Misschien zou er voor de verandering wat ruimte voor gekwalificeerd politiewerkzijn.

Verstrooid gebaarde hij Annika dat ze weer kon vertrekken, klemde de hoorn tussen zijn schouder en kin en toetste het nummer in dat ze had opgeschreven.

Annika liep snel de kamer uit en deed de deur hard achter zich dicht. Ze ging aan haar eigen bureau zitten en als zo vaak tevoren vervloekte ze het besluit dat Mellberg naar het kleine politiebureau in Tanumshede had gebracht. Volgens de geruchten op het bureau had hij zich in Göteborg onmogelijk gemaakt door een vluchteling die onder zijn verantwoordelijkheid in een politiecel zat, zwaar te mishandelen. Kennelijk was dat niet de enige misstap die hij had begaan, maar wel de grootste. Zijn superieuren hadden er genoeg van gekregen. Het interne onderzoek had geen bewijzen opgeleverd, maar ze waren bang voor alle andere dingen die Mellberg nog zou kunnen uitspoken en hij werd met onmiddellijke ingang overgeplaatst en kreeg de functie van hoofdinspecteur in Tanumshede, waar alle mensen in de twaalfduizend inwoners tellende gemeente, van wie de meesten gezagsgetrouw waren, hem voortdurend aan zijn vernedering deden denken. Zijn voormalige chefs in Göteborg gingen ervan uit dat hij daar niet veel kon aanrichten. Dat oordeel was tot nu toe correct gebleken. Daar stond tegenover dat hij ook niet veel nuttigs had bijgedragen.

Annika had het vroeger op haar werk altijd naar haar zin gehad, maar met Mellbergs komst was daar een eind aan gekomen. Niet alleen was de man altijd onbeschoft, hij zag zichzelf ook nog eens als Gods geschenk aan de vrouwen. En Annika was degene die daar het meest last van had. Suggestieve opmerkingen, kneepjes in haar achterste en dubbelzinnige opmerkingen waren nog maar een fractie van wat ze tegenwoordig op haar werk moest verdragen. Het meest weerzinwekkende vond ze echter het afschuwelijke kapsel waarmee hij zijn kale schedel probeerde te verbergen. Hij had zijn haar zo lang laten groeien dat zijn personeel alleen maar kon raden naar de werkelijke lengte, en het vervolgens boven op zijn hoofd tot iets vervlochten wat nog het meest op een verlaten kraaiennest leek.

Ze huiverde toen ze eraan dacht hoe dat haar eruit moest zien als het loshing, maar hoefde zich er gelukkig geen zorgen over te maken dat ze dat ooit te zien zou krijgen.

Ze vroeg zich af wat de mensen van de Forensische Eenheid wilden. Nou ja, ze zou er nog wel achter komen. Het bureau was zo klein dat alle interessante informatie zich binnen een uur verspreidde.

Bertil Mellberg hoorde de telefoon overgaan en keek ondertussen naar Annika terwijl ze zijn kamer uit liep.

Een verdomd lekker ding. Stevig en mooi, maar rond op de juiste plaatsen. Lang blond haar, een grote boezem en een flinke kont. Jammer alleen dat ze altijd van die lange rokken en wijde bloezen droeg. Misschien moest hij haar erop wijzen dat strakkere kleding geschikter was. Als chef moet je toch iets van de kleding van je personeel kunnen zeggen. Zevenendertig jaar, dat wist hij sinds hij het in haar personeelsdossier had opgezocht. Ruim twintig jaar jonger dan hijzelf, wat in zijn ogen perfect was. Andere mannen moesten maar voor oude wijven zorgen. Hij was mans genoeg voor de jongere talenten. Rijp, ervaren, flatteus gezet en niemand die vermoedde dat zijn haar in de loop der jaren wat dunner was geworden. Hij voelde voorzichtig met zijn hand op zijn hoofd. Ja, het haar zat op zijn plek.

‘MetTord Pedersen.’

‘Hallo, met hoofdinspecteur Bertil Mellberg, politiebureau Tanumshede. Je had gebeld.’

‘Ja, dat klopt. Het gaat om dat sterfgeval dat ik van jullie heb binnengekregen. Een vrouw die Alexandra Wijkner heet. Het leek een zelfmoord.’

‘Jaaa.’ Mellberg antwoordde dralend. Zijn interesse was nu definitief gewekt.

‘Ik heb gisteren sectie op haar verricht en het lijdt geen twijfel dat het geen zelfmoord betreft. Ze is vermoord.’

‘Wel potjandorie!’

In zijn opwinding gooide Mellberg het koffiekopje nog een keer om en het restje dat er nog in zat, droop nu over het bureau. Weer kwam het overhemd tevoorschijn zodat er nog meer vlekken in kwamen.

Hoe weten jullie dat? Ik bedoel, welke bewijzen hebben jullie voor moord?’

‘Ik kan je het sectierapport meteen faxen, maar ik weet niet of je daar veel wijzer van wordt. Ik kan je echter wel een samenvatting geven van onze belangrijkste bevindingen. Wacht even, dan pak ik mijn bril erbij,’ zei Pedersen.

Mellberg hoorde hem mompelend de tekst doornemen en wachtte

ongeduldig tot hij de gegevens te horen kreeg.

‘Hier staat het. Vrouw, vijfendertig jaar, goede algemene fysieke conditie. Maar dat weten jullie al. De vrouw was al ongeveer een week dood, maar het lichaam was desondanks in zeer goede staat, voornamelijk dankzij de lage temperatuur in de ruimte waar het had gelegen. Het ijs rond het onderste deel van het lichaam heeft er ook toe bijgedragen dat het goed bewaard is gebleven.

Diepe snijwonden in de slagaders in beide polsen, gemaakt met een scheermes dat ter plekke is aangetroffen. Hier begon ik onraad te ruiken. Beide snijwonden zijn precies even diep en recht, wat heel ongebruikelijk is, ik zou zelfs durven beweren dat het bij zelfmoord nooit voorkomt. Omdat we óf links- óf rechtshandig zijn, wordt bij iemand die rechtshandig is de snijwond op de linkerarm veel rechter en steviger dan op de rechterarm, waar de persoon in kwestie zijn “verkeerde” hand moet gebruiken, om het zo maar te zeggen. Ik heb vervolgens de vingers van beide handen onderzocht en toen werd mijn vermoeden bevestigd. Het snijvlak van een scheermesje is zo scherp dat het bij gebruik meestal microscopisch kleine snijwonden achterlaat. Die heb ik bij Alexandra Wijkner niet aangetroffen. Dat wees er dus ook op dat iemand anders in haar polsen heeft gesneden, waarschijnlijk met het doel om het op zelfmoord te laten lijken.’

Pedersen pauzeerde even, maar ging toen verder. ‘De volgende vraag die ik mijzelf heb gesteld, is hoe iemand dit kan doen zonder dat het slachtoffer zich verzet. Het antwoord stond in het toxicologisch rapport. Het slachtoffer had restanten van een sterk slaapmiddel in haar bloed.’

‘Wat bewijst dat? Kan ze niet zelf een slaaptablet hebben ingenomen?’

‘Natuurlijk, dat zou kunnen. Maar gelukkig heeft de moderne wetenschap de forensische geneeskunde een aantal onontbeerlijke gereedschappen en methoden gegeven. Een daarvan is dat we de afbraaktijden van verschillende medicijnen en zelfs giffen tegenwoordig heel precies kunnen bepalen. We hebben het bloed van het slachtoffer een paar keer getest en zijn daarbij elke keer tot dezelfde slotsom gekomen: Alexandra Wijkner kan onmogelijk haar eigen polsen hebben doorgesneden omdat ze op het moment dat haar hart er door het bloedverlies mee ophield, al een hele tijd buiten bewustzijn moet zijn geweest. Ik kan je helaas geen precieze tijden geven, zover is de wetenschap nog niet, maar dat het hier om een moord gaat, lijdt geen twijfel. Ik hoop echt dat jullie dit aankunnen. Moord komt in jullie streek niet zo vaak voor, neem ik aan.’

Pedersen klonk aarzelend en Mellberg vatte dat meteen op als persoonlijke kritiek.

‘Je hebt gelijk dat we er in Tanumshede niet zoveel ervaring mee hebben. Gelukkig ben ik hier zelf slechts tijdelijk gestationeerd. Eigenlijk werk ik bij de politie in Göteborg en ik denk dat we dankzij mijn jarenlange ervaring een moordonderzoek prima aankunnen. De plattelandspolitie krijgt zo ook mooi de gelegenheid om te zien wat het echte politiewerk inhoudt. Ga er maar van uit dat we deze zaak in no time hebben opgelost. Let op mijn woorden!’

Na deze hoogdravende woorden meende Mellberg dat Pedersen nu toch wel zou begrijpen dat hij allerminst met een groentje sprak. Pathologen-anatomen dachten altijd dat ze belangrijk waren. Pedersens deel van het werk was in elk geval klaar en nu was het hoog tijd dat een echte prof zich over de zaak boog.

‘O, dat vergat ik nog bij na.’ De forensisch patholoog-anatoom wist niet wat hij op de zelfingenomen woorden van de politieman moest zeggen, en was bijna vergeten dat er nog twee dingen waren die belangrijk leken. ‘Alexandra Wijkner was drie maanden zwanger en ze heeft ook eerder een kind gekregen. Ik weet niet of het relevant is voor het onderzoek, maar beter te veel informatie dan te weinig, nietwaar?’ zei Pedersen.

Mellberg snoof alleen maar ongearticuleerd en na enkele armzalige beleefdheidsfrasen beeindigden ze het gesprek. Pedersen met twijfels over de competentie waarmee de jacht op de moordenaar zou plaatsvinden, en Mellberg met ontwakende levenskracht en nieuwe geestdrift. Nadat het lichaam was gevonden, was de badkamer al aan een eerste onderzoek onderworpen, maar nu zou hij erop toezien dat het huis millimeter voor millimeter werd doorzocht.