25

Er werd nu al ruim een uur onafgebroken op trommels geslagen. Aanvankelijk was het een vloeiend ritme van één enkele trommel in de bonzende maat van de menselijke hartslag. Daarna waren er andere trommels ingevallen. Het holle bonken versnelde en op de achtergrond was nog juist monotoon gezang hoorbaar. Francesca liep onrustig als een gekooide leeuwin in haar troonzaal heen en weer met haar handen op haar rug en haar hoofd peinzend gebogen. Het echtpaar Trout zat zwijgend naast de troon geduldig te wachten tot Francesca iets zou zeggen. Tessa had haar verdwijningsact weer eens in praktijk gebracht.

Er ontstond enige commotie bij de ingang. Een paar seconden later kwamen Francesca's beide dienaressen de zaal ingerend, waarna ze zich op hun knieën wierpen en opgewonden een heel verhaal afstaken. Terwijl ze de jonge indiaanse vrouwen met haar zachte stem kalmerend toesprak, tilde ze hen aan hun arm overeind en veegde hun verwarde haren uit het gezicht. Ze luisterde naar de om beurten sprekende vrouwen, pakte vervolgens twee van vliegtuigonderdelen gemaakte armbanden en schoof die om hun pols. Ze kuste haar dienaressen op het voorhoofd en zei dat ze konden gaan.

Terwijl ze zich tot het echtpaar Trout wendde, zei Francesca: 'Het gaat allemaal veel sneller dan ik had voorzien. De vrouwen vertelden dat Alarik de stam tegen ons heeft opgehitst.'

Gamay fronste haar voorhoofd. 'Ik dacht dat ze uw paleis niet zouden binnenkomen.'

'Ik heb altijd al gezegd dat Alarik intelligent is. Hij stuurt mijn eigen dienaressen naar me toe om me van zijn plannen op de hoogte te brengen, kennelijk om de psychologische druk op te voeren. Die trommels komen ook van hem.' Ze wees naar het plafond. 'De muren van het paleis zijn van leem, maar het dak is van stro. Ze steken de boel gewoon in brand. Hij beweert dat de echte goden dan uit de as zullen verrijzen. Als we op de vlucht voor het vuur naar buiten rennen zal dat het bewijs zijn dat we inderdaad bedriegers zijn zoals hij beweert, en dan maken ze ons af.'

'Zouden ze hun koningin echt iets aandoen?' vroeg Gamay.

'Het zal niet voor het eerst zijn dat mensen van koninklijken bloede uit de gratie raken. Denk maar aan koningin Mary van Schotland of Anna Boleyn.'

'Ik begrijp 't,' zei Gamay. 'Wat doen we nu?'

'Maken dat we wegkomen. Bent u klaar?'

'Meer dan de kleren die we dragen, hebben we niet bij ons, dus we zijn klaar om te gaan zodra u het zegt,' zei Paul. 'Maar hoe komen we langs de geagiteerde menigte daarbuiten?'

'Ik heb nog een paar godentrucjes in mijn mouw. Ha, prima,Tessa is terug.' De indiaanse vrouw was stilletjes als een schaduw weer opgedoken. Ze sprak een paar woorden in haar eigen taal tegen Francesca, die met een knikje antwoordde. Tessa pakte een van de fakkels die aan beide kanten van de troon brandden.

'Dr. Paul,' zei Francesca, 'zou u zo vriendelijk willen zijn om Tessa een handje te helpen.' Trout liep naar haar toe en tilde Tessa bij haar middel op. Ze was zo licht als een veertje. Tessa bevestigde de fakkel in een zodanige hoek langs de rand tussen de muur van leem en het strodak dat deze na een paar minuten te hebben gebrand het plafond zou bereiken. Op dezelfde wijze bevestigden ze ook een fakkel aan de tegenoverliggende muur.

'Ik heb niet zoveel verstand van brandstichting, maar deze primitieve tijdklok zal straks voor de nodige afleiding zorgen,' zei Francesca. Ze keek nog eens om zich heen. 'Vaarwel,' zei ze somber tegen niemand in het bijzonder. 'In bepaalde opzichten zal ik het best wel missen dat ik geen koningin meer ben.' Ze wendde zich tot Tessa en er volgde een felle woordenwisseling. Toen ze waren uitgesproken, lag er een tevreden uitdrukking op Tessa's gezicht. Francesca zuchtte diep. 'Het is toch niet te geloven? Mijn trouwste volgelingen komen al in opstand. Ik heb Tessa bevolen dat ze hier moest blijven, maar ze wil met ons mee. Voor verdere discussies hebben we geen tijd meer. Volg me maar.'

Francesca ging hen door de schemerige gangen voor naar haar slaapkamer. De twee tassen van een geweven stof verklaarden Tessa's tijdelijke afwezigheid. Ze had gepakt voor hun vlucht. Francesca haalde haar gedeukte aluminium koffer uit de houten kast. Er zat een riem met een lus omheen gebonden waaraan ze hem over haar schouder hing. Terwijl ze de ene tas aan Paul gaf en de andere aan Gamay, zei Francesca dat er voedsel en dergelijke, plus nog wat 'noodzakelijke dingetjes' in zaten.

Gamay keek in het raamloze vertrek om zich heen. 'Hoe komen we hier uit?' Het geluid van de trommels klonk gedempt, maar het ritme was feller geworden.

'We gaan douchen, wat dacht je dan?' zei Francesca.

Met een fakkel stak ze een kleine stenen lamp aan, liep naar het douchehokje en tilde de glad geboende houten vlonder op, waaronder een rechthoekig gat zichtbaar werd.

'Daar zit een ladder. Hij is nogal steil. Doe voorzichtig.'

Zij ging voorop zodat de anderen in het licht van de lamp af konden dalen. Beneden stonden ze in een kleine ruimte dicht opeen op een laag grind waarin het douchewater werd opgevangen. Vandaar leidde een gang een diepe duisternis in.

'Sorry, dr. Paul, maar ik heb niet op zulke lange mensen als u gerekend. Ik heb jaren aan deze tunnel gewerkt, waarbij ik de aarde steeds met heel kleine beetjes stiekem heb moeten afvoeren. Deze gang loopt naar een overdekte geul die ik de mannen jaren geleden voor toekomstige waterwerken heb laten graven.'

Terwijl Paul zich haast moest dubbelvouwen om zijn hoofd niet te stoten, trokken ze half lopend en half kruipend door de gang. De bodem en zijmuren waren afgevlakt en het plafond werd door op gelijke afstanden bevestigde balken gestut. Francesca doofde de lamp vanwege de rook in de benauwde ruimte en ze vervolgden hun weg in het donker. Na een meter of vijftien kwam de tunnel op een andere, iets bredere gang uit.

'Dit is een deel van het waterleidingenstelsel,' zei Francesca fluisterend. 'We moeten stil zijn. Deze tunnel ligt nog geen meter onder de grond en de Chulo-indianen hebben goede oren.'

Met behulp van een primitieve aansteker die sterk leek op het exemplaar dat Tessa's halfbroer bij zich had gehad, stak Francesca de lamp weer aan. Ze vorderden niet erg snel, maar na ongeveer een kwartier kwam er een eind aan de tunnel. Francesca gebaarde dat Paul naar voren moest komen. Ze trok een kleine schop uit de tas tevoorschijn en begon de aarde voor hen weg te scheppen tot de spade met een tik tegen iets hards sloeg.

'Ik heb uw spierkracht weer even nodig, dr. Paul. U moet tegen dit luik drukken. Ik denk niet dat er iemand bij de rivier is, maar doe het niet te wild.'

Ze deed een stapje terug om Paul meer ruimte te geven. Hij zette zijn schouder tegen het hout, zette zich schrap en duwde, waarbij hij de druk geleidelijk verhoogde totdat hij voelde dat het hout begon mee te geven. Hij drukte nog iets harder. Het ronde luik schoof een paar centimeter open. Paul tuurde met één oog door de smalle spleet en zag water. Met een laatste duw viel het luik naar buiten.

De opening bevond zich in een met gras begroeide oever. Hij wrong zich door het gat, waarna hij de anderen de helpende hand bood. De plotselinge overgang van de koele donkere tunnel in het felle, hete zonlicht was een hele schok en ze stonden als mollen met hun ogen te knipperen. Paul zette het luik terug. Terwijl de anderen de opening met aarde bedekten, schoof hij op zijn buik langs de oever omhoog en gluurde voorzichtig over de rand.

Op een paar meter afstand zag hij de palissade met de lugubere versieringen. De tunnel was er keurig onderdoor gegaan. Achter het hek steeg een hoge, uitwaaierende, zwarte rookzuil op. Er klonk een geluid dat aan het gekrijs van een zwerm wilde vogels deed denken. Toen hij beter luisterde, hoorde hij dat het menselijke stemmen waren. Hij liet zich weer zakken.

'Het ziet er naar uit dat ze een koninginnenbarbecue vieren,' zei hij met een brede grijns, waar hij, zich tot Francesca wendend, aan toevoegde: 'En jij zei dat je geen verstand van brandstichting had?"

Francesca reageerde door te gebaren dat de anderen haar langs de rivieroever moesten volgen. Ze liepen vlak langs het water in de beschutting van de hoge oever en kwamen na een paar minuten bij een stuk of tien boomstamkano's. Ze trokken twee kano's los. Trout opperde het idee om de overige boten lek te steken, maar de romp van de kano's was vrij dik en niet zo makkelijk kapot te krijgen.

'Heeft iemand een kettingzaag?' zei hij. 'Een bijl is ook goed.'

Francesca greep in een van de tassen en haalde een afgesloten pot tevoorschijn. Met behulp van een platte steen uit de rivierbedding smeerde ze de donkergele inhoud van de pot op de andere kano's. Vervolgens stak ze het smeersel aan. Op de plekken waar ze de vettige substantie had uitgesmeerd begon het hout te smeulen.

'Grieks vuur,' zei ze. 'Het is een mengsel van verschillende harssoorten van de bomen hier. Dit brandt feller dan napalm. Als je het met water probeert te blussen, verspreidt het vuur zich alleen maar.'

Paul en Gamay keken verwonderd toe hoe de vlammetjes zich door het dikke hout heen vraten. Ze wisten dat deze sabotage voor vertraging zou zorgen, maar als de indianen eenmaal door hadden dat hun kano's onbruikbaar waren, konden ze de achtervolging over het goed onderhouden pad langs de rivieroever inzetten.

Ze koppelden een sterkere peddelaar aan een zwakkere. Gamay en Francesca stapten samen in een boot en Paul en Tessa namen de andere. Ze duwden zich van de kant af en sloegen als razenden aan het pagaaien. Na een uur legden ze aan om wat water te drinken en een paar minuten uit te rusten, daarna vervolgden ze hun tocht. Met inzet van al hun krachten duwden ze de kano's tegen de stroom op en ze kregen blaren op hun handen van de peddels. Francesca deelde een geneeskrachtig zalfje rond dat de pijn in hun handen enigszins verlichtte. Ze bleven onvermoeibaar doorgaan, zodat de afstand tussen hen en het dorp bij het invallen van de duisternis zo groot mogelijk zou zijn.

Desondanks viel de avond veel te snel. Het varen op de rivier werd steeds lastiger en was ten slotte onmogelijk. De kano's raakten verstrikt in drijvende graspollen en liepen op niet meer zichtbare zandbanken. Ze waren de uitputting nabij en kwamen nauwelijks nog vooruit. Ze gaven het op en pagaaiden naar de oever, waar ze gedroogd vlees en fruit aten. Ze probeerden tevergeefs wat te slapen, maar de kano's leenden zich daar nauwelijks voor en ze waren blij toen ze het eerste ochtendlicht zagen schemeren.

Met slaperige ogen en stijve ledematen gingen ze weer op weg. Het geluid van trommels spoorde hen aan en drukte alle vermoeidheid en pijn naar de achtergrond. Het onheilspellende geroffel leek van alle kanten op hen af te komen en galmde door het bos.

De kano's gleden door de mistflarden die van het water opstegen. Door het rookgordijn waren ze voor de Chulo-indianen aan het oog onttrokken, maar vanwege alle obstakels die ze moesten ontwijken, schoten ze niet erg op. In de stralen van de opkomende zon veranderde de mist in een doorzichtige nevel. Nu de rivier voor hen weer goed zichtbaar was, pagaaiden ze als bezetenen door tot het tromgeroffel geleidelijk wegstierf. Omdat ze absoluut niet durfden te rusten, voeren ze nog ruim een uur door. Na enige tijd hoorden ze steeds duidelijker een heel ander geluid.

Gamay spitste haar oren. 'Luister,' zei ze.

In de verte klonk een lage ruis, alsof er een trein door het bos raasde.

Op het gespannen gezicht van Francesca verscheen een glimlachje. 'Gods Hand wenkt,' zei ze.

Ze vergaten dat ze doodmoe waren, dat ze honger hadden en een houten kont van het zitten, en pagaaiden met hernieuwde krachten door. Het geraas werd luider, maar overstemde toch niet een heel ander geluid, een snelle zoefff, alsof er een riviervogel langsscheerde, gevolgd door een doffe plok.

Paul keek ongelovig omlaag. In de zijkant van zijn kano stak een driekwartmeter lange pijl. Een paar centimeter hoger en hij was dwars door zijn ribbenkast gegaan. Hij keek naar de oever. Tussen de bomen zag hij blauwwit geverfde lichamen langsflitsen. De lucht was vervuld van angstaanjagend krijgsgehuil.

'We worden aangevallen!' schreeuwde Paul overbodig.

Terwijl ze diep over de peddels gebogen de overal om hen neer kletterende pijlen probeerden te ontwijken, schoten de kano's vooruit tot ze buiten het bereik van de indianen waren.

Hun achtervolgers hadden hen over het pad langs de rivier snel ingehaald. Op een bepaald punt draaide het pad van de oever weg en liep verder landinwaarts door een bos. De inboorlingen moesten zich een weg door dicht struikgewas banen om de kano's onder schot te kunnen nemen. Ze probeerden het steeds opnieuw, maar de kano's bleven net buiten het bereik van hun pijlen. Zelfs de technisch geavanceerde wapens die Francesca hun had leren maken, hadden hun beperkingen.

Het was duidelijk dat dit kat-en-muisspelletje spoedig in het voordeel van de jagers zou uitvallen. De pagaaiers waren aan het einde van hun Latijn. Ze misten slagen en pagaaiden niet meer in een gelijk ritme. Toen het leek of ze niet verder konden, bleek dat ze het punt hadden bereikt waar de rivier in het meer uitmondde. Ze pauzeerden een minuut om op adem te komen en te kijken hoe ze verder moesten. Ze zouden de open watervlakte zo snel mogelijk oversteken en daarbij op de plek aansturen waar de hoofdrivier van het meer wegstroomde. Door de ondoordringbare oerwoudbegroeiing langs de rivieroevers konden ze daar niet worden beschoten.

Opgepept door het simpele plan pagaaiden ze met nieuwe moed door, waarbij ze er angstvallig voor zorgden zoveel mogelijk het midden tussen de oever en de watervallen aan te houden. Het gebulder van de duizenden tonnen water die voortdurend in de vijf watervallen omlaag denderden was onvoorstelbaar. De kanoërs konden elkaar nauwelijks nog zien in de fijne nevel van waterdruppels die rond het opspattende water aan de voet van watervallen hing. Paul bedacht zich dat hij niet moest vergeten Gamay te vertellen dat hij het bij nader inzien toch niet zo'n goed idee vond om hier een hotel te bouwen. Toen ze aan de andere kant van de nevelwolk op het open water van het meer kwamen, speurden vier paar ogen ingespannen de dichte bosrand af op zoek naar de doorgang.

Gamay, die in de voorste kano zat, wees met haar peddel naar de kant. 'Daar zie ik 'm, daar bij die inham in de begroeiing. O, nee hè...'

Nu zagen ze allemaal waar Gamay zo van schrok: het oplichten van de blauw-witte kleuren van drie kano's die juist vanuit de rivier het meer op voeren.

'Het is een groep die op jacht is geweest,' zei Francesca tegen de schittering van het felle zonlicht in turend. 'Ze zijn een tijdje weg geweest en weten waarschijnlijk niet dat wij op de vlucht zijn. Voor zover zij weten ben ik hun koningin nog. Ik ga het met bluf proberen. We varen er recht op af.'

Gamay en Paul zetten zich over hun wantrouwen heen en hielden de boeg van hun kano's op de nieuwkomers gericht. De mannen in de naderende boten toonden geen tekenen van vijandigheid en enkelen van hen zwaaiden zelfs. Vanaf de oever klonk luid geschreeuw. Alarik en zijn mannen hadden zich door het bos heen gewerkt. Ze riepen instructies naar de groep jagers. De kano's hielden in en toen het roepen luider werd, stuurden ze op de oever aan. Nog voordat de boten daar goed en wel waren aangekomen, werden de jagers er uitgezet, zodat de achtervolgers hun plaats konden innemen.

Hun prooi had deze korte pauze niet onbenut gelaten en pagaaide met woeste slagen naar de rivier, maar hun achtervolgers kwamen nu snel dichterbij.

'We halen de rivier niet!' gilde Gamay. 'Ze snijden ons de pas af.'

'Misschien kunnen we ze in de nevelwolken afschudden,' reageerde Paul.

Gamay maakte een scherpe draai met de kano en richtte de boeg op de waterval. Paul en Tessa volgden haar. Het water werd woeliger naarmate ze de waterval naderden. De indianen zetten de achtervolging hardnekkig voort en wonnen zienderogen terrein. De watervallen kwamen snel dichterbij en werden door de nevel aan het oog onttrokken, maar het was duidelijk dat ze in het kolkende water ten onder zouden gaan als ze deze koers aanhielden.

'Francesca, heb je niet nog een tovertruc in die tas van je?' riep Paul boven het kabaal uit.

Francesca schudde haar hoofd.

Maar Pauls vraag bracht Tessa op een idee. 'Ik weet iets,' riep ze. Ze gaf hem de tas aan die tussen haar knieën had gestaan. Paul stak een hand in de tas, waar zijn vingers op een hard voorwerp stuitten. Hij trok een 9mm-pistool tevoorschijn.

'Waar komt die nou weer vandaan?' riep hij verbaasd uit.

'Die was van Dieter.'

Paul keek naar de naderende kano's en vandaar naar de neerstortende watermassa's. Hij had weinig keus. In weerwil van Francesca's wens dat haar vroegere onderdanen geen geweld werd aangedaan, was het voor hen nu erop of eronder. Er vlogen alweer pijlen in hun richting.

Paul tastte nogmaals in de tas op zoek naar extra munitie. Nu had hij opeens een GlobalStar-satelliettelefoon in zijn hand. Die had Dieter waarschijnlijk voor het contact met zijn klanten gebruikt. Hij staarde een ogenblik naar het voorwerp in zijn hand, voordat de volle betekenis ervan tot hem doordrong. Hij slaakte een kreet van vreugde.

Gamay was iets dichterbij gekomen en zag de telefoon. 'Werkt dat ding nog?'

Hij drukte op een knopje en het 'aan'-lampje lichtte op. 'Dat geloof je toch niet!' Paul overhandigde de telefoon aan Gamay. 'Probeer 't eens. Dan kijk ik of ik die kerels kan afschrikken.'

Gamay toetste een nummer in. Een paar seconden later reageerde er een vertrouwde stem.

'Kurt!' gilde Gamay in de telefoon. 'Ik ben 't!'

'Gamay? We maakten ons al zorgen over jullie. Is alles oké met Paul en jou?'

Ze keek naar de snel naderende kano's en slikte. 'We zitten op een verschrikkelijke manier klem, en dat is nog héél zachtjes uitgedrukt.' Ze moest gillen om boven het kabaal van de watervallen uit te komen. 'Kan niet veel zeggen. Ik bel met een GlobalStar. Kun je onze positie hieruit afleiden?'

Pang!

Paul had op de boeg van Alariks kano geschoten, maar had hem niet geraakt.

'Hoorde ik een schot?'

'Dat was Paul.'

'Ik kan je bijna niet verstaan met die herrie op de achtergrond. Een momentje.'

De paar seconden die nu verstreken leken eeuwen te duren. Gamay verwachtte absoluut niets van dit telefoontje. Zelfs als men hun positie zou kunnen bepalen, dan nog zou het dagen duren voordat ze hen te hulp konden komen. Maar Austin wist nu in ieder geval wel wat er met hen was gebeurd. Austins stem klonk kalm en geruststellend. 'We hebben jullie te pakken.'

'Prima. Moet ervandoor!' antwoordde Gamay en ze bukte diep weg voor een pijl die als een woedende bij kwam aangeraasd.

Terwijl Gamay en Paul door het telefoontje werden afgeleid, waren hun kano's dwars op de golven komen te liggen. Met behulp van de peddels slaagden ze erin de boten een halve slag te draaien. Beide boomstamkano's dansten wild op en neer, maar toch voeren ze dichter naar de watervallen, waar ze in de nevel beschutting hoopten te vinden.

De indianen aarzelden, waarna ze, nu ze voelden dat het snel afgelopen zou zijn, in hun merkwaardige gehuil uitbarstten. De boogschutters zaten geknield in de punt van de boeg. Ze konden op enige afstand blijven en in alle rust hun pijlen op hun hulpeloze slachtoffers richten.

Paul verloor zijn geduld. Hij hief het pistool op en mikte op Alarik. Als hij de leider doodde, maakten de anderen misschien dat ze weg kwamen. Francesca gilde. Hij dacht dat ze hem van zijn schot wilde afhouden, maar de witte koningin wees naar de top van de watervallen.

Over de bovenrand van de watervallen vloog iets dat op een reusachtig insect leek en razendsnel door de regenbogen en nevelwolken omlaag scheerde tot het op zo'n dertig meter boven het meer was. Daar bleef de helikopter een ogenblik hangen, waarna hij omlaag dook, recht op de kano's van de aanvallers af. De boogschutters lieten hun bogen vallen, graaiden naar hun peddels en pagaaiden als gekken naar de oever van het meer.

Paul liet het pistool zakken en grijnsde naar Gamay. Rustig pagaaiden ze naar kalmer water terug. De helikopter cirkelde boven het meer, kwam terug en bleef boven de kano's hangen. Uit een van de zijdeuren boog een glimlachend gezicht met een borstelige zilverkleurige snor en diepliggende oogkassen over de rand. Het was dr. Ramirez.

De telefoon ging. Het was Austin. 'Gamay, alles goed met jou en Paul?'

'Uitstekend,' zei ze lachend van opluchting. 'Bedankt voor de taxi die je ons hebt gestuurd. Maar je moet ons te zijner tijd wel uitleggen hoe je dit nu weer voor elkaar hebt gekregen. Zelfs voor de grote Kurt Austin vind ik dit nogal wat!'

'Vertel ik je nog wel. Ik zie je morgen. Ik heb jullie hier nodig. Bereid je maar voor op een flinke klus.'

Uit de helikopter zakte een ladder omlaag.

Ramirez gaf aan dat Francesca als eerste omhoog moest komen. Ze aarzelde, maar greep toen de onderste sport en klom geheel zoals het een blanke godin betaamt de hemel in waaruit ze tien jaar eerder was afgedaald.