23
CIA-directeur Erwin LeGrand straalde van trots toen hij zijn veertienjarige dochter Katherine op haar kastanjebruine ruin aan zag komen. Ze sprong uit het zadel en overhandigde haar vader de beker die ze zojuist had gewonnen.
'Die is voor in je kantoor, pappa,' zei ze met van enthousiasme fonkelende ogen. 'Omdat je de liefste vader in de hele wereld bent. Jij hebt Val tenslotte voor me gekocht en je hebt ook al die dure rijlessen betaald.'
LeGrand pakte de beker aan en legde zijn arm om de schouders van zijn dochter, terwijl het hem opviel dat ze toch wel heel erg op haar moeder leek. 'Dank je, Katie, maar ik ben niet degene geweest die zo hard zijn best heeft gedaan om Valiant te leren wie er de baas is.' Hij glimlachte. 'Ik neem hem alleen aan onder de voorwaarde dat ik hem tijdelijk in bruikleen krijg. Zodra ik er iedereen op kantoor de ogen mee heb uitgestoken, krijg je hem terug zodat je hem bij de andere trofeeën in je prijzenkast kunt zetten.'
LeGrands trots ging gepaard met een schuldgevoel. Het was waar, hij had zijn dochters passie voor het paardrijden financieel gesteund, maar dit was voor het eerst sinds jaren dat hij naar een wedstrijd van haar kwam kijken. De fotograaf van de club kwam naar hen toe en LeGrand poseerde met zijn dochter en haar paard, waarbij hij zich bedacht hoe fijn het zou zijn als zijn vrouw nog leefde en er ook bij had kunnen zijn.
Katie bracht Val terug naar de stal en LeGrand kuierde het veld over, druk in gesprek met zijn assistente Hester Leonard, een weinig opvallende, maar hoogst intelligente vrouw. In de pers werd LeGrand wel een baardloze Lincoln genoemd, een vergelijking gebaseerd op het feit dat hij als een eerlijk man bekendstond en ook uiterlijk sterk op de zestiende president leek. Hij was groot en niet bepaald knap te noemen, maar zijn gelaatstrekken weerspiegelden onmiskenbaar zijn belangrijkste karaktereigenschappen. Hij stond bekend om zijn integriteit als topman van 's werelds grootste inlichtingendienst en in een andere tijd zonder televisie en flitsende mediaverklaringen was hij zonder meer een serieuze kandidaat voor het presidentschap geweest.
Leonards gsm ging over en ze hield hem tegen haar oor. 'Meneer,' zei ze aarzelend, 'het is voor u, van Langley.'
LeGrand trok een geërgerd gezicht en mompelde onverstaanbaar zoiets als dat een mens nooit rust werd gegund. Hij maakte geen aanstalten om de telefoon aan te pakken. 'Ik had toch gezegd dat ik in de twee uur dat ik in McLean ben niet gestoord wilde worden als het niet héél erg dringend was?'
'Het is John Rowland en hij zegt dat het vreselijk belangrijk is.'
'Rowland? Nou ja, in dat geval...' Hij nam de telefoon aan en hield hem bij zijn oor. 'Hallo John,' zei hij, waarbij de stuurse blik op zijn gezicht in een glimlach overging. 'Je hoeft je niet te verontschuldigen, je belt precies op tijd om het goede nieuws te horen. Katie heeft op de Country Club de eerste prijs bij het paardrijden gewonnen... Bedankt. En, wat is er zo belangrijk dat ik er mogelijk het belangrijkste moment in Katies leven voor moet onderbreken?'
LeGrand fronste zijn wenkbrauwen. 'Nee, daar heb ik nog nooit van gehoord... Ja, natuurlijk... wacht op me in mijn kantoor.'
Hij gaf de telefoon terug aan zijn assistente, keek naar de beker en schudde zijn hoofd. 'Laat de auto komen en zeg dat ze me nu direct bij de stal moeten oppikken. Bel daarna naar kantoor en zeg dat ze John Rowland iedere medewerking moeten verlenen waar hij om vraagt. Ik zal even afscheid moeten nemen en daar kom ik niet zonder kleerscheuren vanaf. Mijn hemel, dat gaat me ongetwijfeld weer een paard kosten.' Met lange passen liep hij weg, op zoek naar zijn dochter om zich bij haar te verontschuldigen.
Twintig minuten later kwam de zwarte limousine voor het hoofdkantoor van de CIA tot stilstand. LeGrand stapte uit en snelde op zijn lange benen de lobby door. Halverwege kwam een assistent hem tegemoet. Hij graaide de map uit diens handen en bladerde de inhoud in de lift haastig door. Een paar ogenblikken later stapte hij zijn kantoor binnen. Daar zat John Rowland te wachten met een zenuwachtige jongeman die zich voorstelde als Browning, een collega-analist.
Rowland en de directeur schudden elkaar als twee goede vrienden hartelijk de hand. Jaren geleden hadden ze in de organisatie op hetzelfde niveau met elkaar samengewerkt. Maar LeGrand had politieke aspiraties en wilde per se naar de top van de ladder. Rowland was tevreden op de plek waar hij zat en werd algemeen gewaardeerd als een bekwame mentor voor de jongere aankomende analisten. LeGrand koesterde een blind vertrouwen in Rowland, die zijn baas meer dan eens van een onverhoedse stap in een koeienvla had gered.
'Ik heb de gegevens uit het computerbestand zojuist gelezen. Wat is jouw conclusie?'
Rowland vatte zijn analyse zonder omhaal van woorden kort samen.
'Dit kan niet meer worden gestopt?' vroeg LeGrand.
'Het protocol is in gang gezet. Het wordt tot het eind toe uitgevoerd.'
'Verdomme! Er gaan beslist koppen rollen als ik dit heb uitgezocht. Wie is het doelwit?'
Rowland overhandigde hem een vel papier. LeGrand las de naam die erop stond en trok lijkbleek weg.
'Bel de Geheime Dienst. Zeg dat we hebben ontdekt dat er een moordaanslag op de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden wordt beraamd. Hij heeft onmiddellijk persoonlijke bescherming nodig. Mijn God,' zei hij, 'kan iemand me vertellen wat hier achter steekt?'
'Het vereist nog wat snuffelwerk voordat we alle details kennen,' zei Rowland. 'We weten alleen dat dit aan het rollen werd gebracht door vragen die uit de hoek van de National Underwater & Marine Agency aan mensen in het inlichtingencircuit werden gesteld.'
'De NUMA?' De lucht boven LeGrands hoofd spatte uiteen terwijl hij een indrukwekkend staaltje van zijn beroemde inventiviteit in het verzinnen van krachttermen ten gehore bracht. Hij sloeg zijn grote hand met zo'n kracht op tafel dat zijn pen uit de houder kletterde en tegen de dichtstbijzijnde assistent schreeuwde hij: 'Zorg dat ik James Sandecker aan de lijn krijg!'