Hoofdstuk 44

––––––––

Haar vingers klemden zich om het koude, natte metaal en voelden het oppervlak van de reling, die was aangetast door de zeelucht. Haar armen waren bijna uit de kom getrokken, toen ze de schok opvingen van haar lichaam dat tot stilstand was gekomen tegen de reling. Een golf van opluchting overspoelde haar en ze haalde diep adem. Ze had de bovenste stang van de reling gemist en ook de twee daaronder maar ze had de onderste stang wel kunnen vastpakken. Ze hing op ooghoogte met het dek.

Haar voeten gleden op en neer het water in, want de de boot bewoog mee met de woelige golven. Ze moest zichzelf optrekken. Voorzichtig tilde ze haar rechterbeen op en drukte de zool van haar schoen tegen de zijkant van de boot. Dat herinnerde ze zich van de enige keer dat ze was gaan rotsklimmen twee jaar geleden; het idee was om je benen te gebruiken en niet je armen.

Ze strekte een hand uit naar de volgende stang van de reling en zette zich met haar been af op de zijkant van de boot, daarna deed ze hetzelfde met haar andere been en hand. Nu was ze het water uit en had ze de reling steviger vast.

Ze kreeg haar zelfvertrouwen terug en ze klom omhoog totdat haar handen de bovenste stang vasthielden. De afstand tussen de bovenste stang en de stang daaronder was groot genoeg om haar voeten er tussendoor te steken en daarna volgde haar lichaam. Ze zakte in een trillend hoopje neer op het dek met een gevoel van trots op wat ze voor elkaar had gekregen.

Toen ze naar boven naar het raam keek, besefte ze dat ze daar niet meer naar binnen kon klimmen. Er waren geen handgrepen of iets dergelijks aan de zijkant van de boot. Ze zat vast op het benedendek en ze kon niet terug naar de beschutting van het restaurant. Door haar natte voeten had ze waarschijnlijk hoogstens een half uur voordat ze last zou krijgen van onderkoeling.

Kat zocht de horizon af. Nog steeds hetzelfde. Geen scheepvaartverkeer en geen beweging aan de wal. Ze stond met haar rug tegen de deur en probeerde zo goed mogelijk haar lichaam te beschermen tegen de kou. Ze begon nu al te klappertanden. En ze had honger.

Ineens was er het geluid van een motor. Ze ging rechtop staan en haar hart begon sneller te kloppen. Stel dat Cindy het was met die twee gangsters. Maar dat was niet zo, of in ieder geval klonk het anders. Het was een sleepboot met een motor die veel meer lawaai maakte dan die welke ze gisteravond had gehoord. Ze rook een diesellucht toen ze ging staan en hard begon te schreeuwen.

‘Help!’

De sleepboot vervolgde zijn weg en maakte een bocht naar de wal.

Ze zwaaide wild met haar armen terwijl ze bleef schreeuwen.

‘Hallo daar – ik ben hier! Help!’

De sleepboot minderde vaart en wachtte even, voordat hij terugkwam. Haar hart sloeg over toen ze besefte dat ze was gezien. De sleepboot draaide bij en kwam naast haar boot te liggen. Een man met een rood gezicht in een reflecterend regenjack kwam de stuurhut uit en keek haar wantrouwig aan. ‘Mevrouw? Wat doet u hier in hemelsnaam?”

‘Ik ben ontvoerd. Kunt u mij van deze boot afhalen?’

‘Ontvoerd?’ Hij keek haar aan met een sceptische blik. ‘Ik zal de politie bellen. Dan komen zij u oppikken.’ Hij haalde een mobieltje uit zijn jaszak.

‘Nee. U moet niet de politie bellen. Nu nog niet in ieder geval. Dan zouden ze weten waar ik ben.’

‘Maar is dat niet precies wat u wilt als u ontvoerd bent? Hij kuchte even, duidelijk een rokershoestje. ‘Is er nog iemand op die boot?’ Hij was eerder wantrouwend dan vriendelijk.

Kat besefte hoe ze er in zijn ogen uitzag – vies, verfomfaaid en met een broek die onder de brandvlekken van sigarettenpeuken zat.

‘Nee. Ze hebben iemand vermoord en ze zeiden dat ze later terug zouden komen om met mij af te rekenen. Kunnen we hier niet gewoon weg?’

‘Alleen als ik eerst de politie mag bellen. Dat zijn ze in ieder geval al onderweg als die kidnappers van u terugkomen.’ Hij zei het woord “kidnappers” met extra nadruk, alsof hij haar nog steeds niet geloofde.

‘Ze komen vast niet gelijk. Kunt u me niet gewoon van deze boot halen? Alstublieft?’

Hij keek haar vol twijfel aan.

‘Ik snap het niet. Als u de waarheid spreekt, dan zou u willen dat ik de politie bel.’

‘Ik weet dat het raar overkomt, maar ik heb een goede reden. Hoe langer we praten, hoe gevaarlijker dat voor mij is. Ik leg het u uit als ik eenmaal van deze boot af ben. Valt dit niet onder de erecode van de zee of zoiets? Bent u niet verplicht mij te redden?’

Hij keek haar nog eens goed aan en probeerde kennelijk vast te stellen hoeveel problemen ze zou kunnen veroorzaken. Hij kwam tot de conclusie dat ze geen gevaar opleverde.

‘Oké. Ik neem u mee. Maar u moet hier naar toe springen.’ De sleepboot lag ongeveer drie meter lager dan waar Kat stond. Maar dat was nog niet het ergste: de sleepboot lag ook nog eens een meter van Kats drijvende gevangenis vandaan. Normaal gesproken was dat geen moeilijke sprong. Maar de kou en het gebrek aan voedsel hadden haar van haar energie beroofd. Als ze de sprong niet haalde, dan zou ze in het ijskoude water vallen tussen de twee boten in. 

‘Bent u klaar? Hier, pak dit touw vast.’

‘Waarom heb ik een touw nodig?’

“Voor het geval u het niet haalt. Dan kan ik u ophijsen.’

Maar gelukkig haalde ze de sprong wel. Ze landde op het dek. Haar knieën hadden de sprong voor het grootste deel opgevangen. Haar gewrichten deden pijn maar dat ging snel over; ze viel op haar zij en lag op het dek, helemaal uitgeput. Eindelijk was ze van die stomme boot af.

Met zijn grote handen pakte de man van de sleepboot haar handen beet en trok haar omhoog. Hij wees naar de stuurhut. ‘Ik heet Rory. Nu ga je daar naar binnen. Daar ligt een deken. Ik kom zo.’

Kat deed wat haar gezegd werd en zocht de warmte van de stuurhut op; ze sloeg een muffe, wollen deken om zich heen. Ze rilde toen ze naar het drijvende restaurant keek. Het was een schuit uit de jaren tachtig gemaakt van glas en staal, die dreef op een verhoogd platform vijf meter boven het water. De buitenkant, ooit van wit staal, was ernstig aan het roesten en de boot lag schuin in het water.

Rory kwam de stuurhut in en bediende de knoppen van de besturing; de sleepboot vermeerderde vaart. ‘Ik breng je naar de jachthaven. Maar je moet me eerst uitleggen wat er aan de hand is. Wat deed je in vredesnaam op de McBarge?’

‘De McBarge?’

Hij fronste zijn wenkbrauwen en keek haar aandachtig aan. ‘Nooit van gehoord?’

‘Waar niet van gehoord?’

‘Het is een oude McDonalds. Kom je uit de buurt?’

Kat knikte.

‘Nou dan. Dat kun je je toch wel herinneren. De wereldtentoonstelling van 1986?’

De herinneringen aan de wereldtentoonstelling in Vancouver kwamen weer boven bij Kat. Elke keer dat ze de kans kregen, hadden Harry en Elsie haar hier in de zomer van 1986 mee naar toe genomen, Ze had heel vaak gegeten in McDonalds’ drijvende restaurant. In die tijd had ze alleen belangstelling gehad voor het eten en niet voor het decor, dus ze had de boot niet herkend. Ze staarde naar de roestbak die in het water dreef, verbaasd dat die al die tijd hier had gelegen.

‘Ik kan het me een klein beetje herinneren. Ik had geen idee dat het restaurant hier al die tijd gelegen heeft.’

‘Dat was ook niet de bedoeling. McDonalds wilde het restaurant wel houden, maar de gemeente vond dat niet goed. Iedere keer dat McDonalds met een voorstel kwam voor een bepaalde locatie, werd de vergunning geweigerd.’

‘Dus toen hebben ze de McBarge hiernaartoe gesleept?’

‘Het zou tijdelijk zijn. Maanden werden jaren en toen McDonalds geen vergunning kon krijgen, kregen ze er genoeg van en hebben ze de boot hier laten liggen. Sinds die tijd drijft dat ding hier als een half opgegeten Happy Meal. Maar je hebt me nog steeds niet uitgelegd waarom we de politie niet bellen.’

Kat gaf Rory een korte samenvatting van wat er was gebeurd vanaf het moment dat ze gistermorgen was gaan hardlopen. Ze liet de details over Liberty weg en zei alleen dat ze getuige was geweest van een misdaad. Iemand had een corrupte politieagent omgekocht, die het andere ontvoeringsslachtoffer al had omgebracht.

Rory leek haar nu te geloven. ‘Nu snap ik het. Corrupte politiemensen zijn het ergst. Het is hun woord tegen het jouwe. Maar er moet toch iemand zijn die je kan vertrouwen.  Of niet?’

Kat schudde haar hoofd. Na het verraad van Cindy kon ze vanaf nu maar op één persoon vertrouwen en dat was zichzelf.