HOOFDSTUK 7

De grote muizenval

 

De Saragossa-Republiek bestond uit drie eilanden, waarvan er twee onbewoond waren. De bevolking, een mengelmoes van creolen, indianen en blanken, woonde op het grootste eiland, waar ook de hoofdstad was gevestigd, Saragossa-City. Er heerste grote armoede. Onder allerlei regeringen was het volk uitgebuit en in de loop der jaren had men zich gelaten in het schijnbaar onvermijdelijke geschikt.

Voor de Tweede Wereldoorlog had Italië geprobeerd vaste voet op het eiland te krijgen. Mussolini droomde destijds van een groot Italiaans koloniaal rijk en terwijl hij zijn leger naar Ethiopië zond, stuurde hij in het geheim kolonisten naar Saragossa, om aldus te proberen ook aan het andere eind van de wereld een hoeksteen van zijn toekomstig rijk te vestigen. Dat werd echter een grote mislukking. De Italianen, harde kerels met weinig scrupules, lieten zich al gauw niets meer aan het thuisland gelegen liggen en gingen hun eigen weg. Ze waren niet groot in aantal, maar toch wisten zij op allerlei gebieden de macht in handen te krijgen. De Spanjaarden, die tot de oorlog de belangrijkste posten bezetten, werden langzaam maar zeker verdrongen. Tenslotte kwamen de Italianen in de regering en er werd zelfs een president benoemd, die in Europa, in Rome, geboren was. Ook daarna wisselden de regeringen met de regelmaat van een klok. Soms speelde men elkaar het balletje toe, soms ging het hard tegen hard.

De bevolking zag het allemaal gelaten aan. Men had de kracht niet meer tegen de onderdrukkers in opstand te komen. Toch was er een harde kern onder de bevolking ontstaan, die wel zou willen vechten voor meer vrijheid. In de jaren zeventig ontstonden zelfs enkele kleine opstandjes, die echter bloedig werden onderdrukt.

Er had juist weer een opstand plaats gehad, toen Pietro Sforza op het toneel verscheen...

Hij onderhield allang connecties met Italiaanse groeperingen in Saragossa. Hij had alles goed voorbereid. Hij verzamelde een groep van honderd mannen om zich heen, die hij in kennis stelde van zijn grote geheim, het H-serum. Zij lieten zich het serum toedienen.

Een maand nadien, toen Sforza in Italië vocht tegen de mannen van de Euro-5, namen de honderd mannen het heft in handen. De zittende regering werd gewipt en naar Amerika gestuurd, waar de oude president met zijn ministers werd opgenomen in de Maffia. Folco Calli werd president. Vanuit zijn witte paleis, gekleed in een opzichtig uniform, regeerde hij als H-man voortaan over de eilanden, bijgestaan door louche ministers en wachtend op de verdere bevelen, die Pietro Sforza hem zou geven.

Sforza arriveerde op het eiland na een afwezigheid van een maand. Hij bracht een groot aantal H-mannen mee. In allerijl hadden ze uit Italië moeten vluchten. Met een schip, eigendom van de rederij die in handen was van de H-mannen, was hij naar Saragossa gevaren. De G.M.C. was ook aan boord. Zijn grote laboratorium had Pietro Sforza gevestigd op het eiland. Daardoor was sectie-3 van de Europese Coalitie er nooit in geslaagd het lab te vinden...

Pietro Sforza was altijd op de achtergrond gebleven. De mensen in de Saragossa-Republiek kenden hem nauwelijks of niet. Maar toch was hij de grote machthebber, degene aan wiens bevelen onvoorwaardelijk werd gehoorzaamd, de machtigste man, voor wie zelfs de president angst koesterde.

Twee dagen na aankomst van Sforza was er een regeringsbijeenkomst in het witte paleis. Stipt om elf uur ’s morgens was de voltallige regering aanwezig. De mannen waren gekleed in smetteloze uniformen, de een nog mooier dan de ander. Ze zaten vol ridderorden, sjerpen en tressen. Toch hechtten ze niet veel waarde aan al die versiersels. Daarvoor waren ze te intelligent. Ze waren ingespoten met het serum. Ze wisten, dat al die stiksels en lintjes niets te betekenen hadden. Maar Sforza had verordonneerd, dat ze zich aldus moesten uitdossen, omdat dit indruk maakte op de bevolking. De mensen waren erg onder de indruk van al die versierselen en indruk maken was nodig. Sforza moest op alle mogelijke manieren de wind eronder houden.

De mannen waren nerveus. Ze stonden in de grote spiegelzaal. Niemand ging zitten. Er werd niet veel gezegd. Zelfs Folco Calli, de president, drentelde zenuwachtig heen en weer. De grote Sforza zou komen...

Het werd half twaalf, voordat zijn komst werd aangekondigd.

Drie zwarte auto’s stopten voor het paleis. Militairen presenteerden het geweer. Er stapten enkele mannen uit, mensen uit Europa, H-mannen, die met Sforza waren meegekomen. Na het avontuur bij het Italiaanse weerstation waren ze op hun hoede... Angstvallig loerden ze om zich heen, alsof ze ook hier de Euro-5 verwachtten. Toch bleven ze beheerst. Ze wachtten netjes, tot ook Sforza was uitgestapt. Met Sforza kwam nog iemand uit de wagen, een grote rechte man met blond haar en een blonde snor, zeer gedistingeerd, kennelijk een heer.

Zijn naam luidde Hans Weiss...

Sforza knikte even naar de militairen en naar degenen, die hem ontvingen. Dan liep hij met kwieke stappen de trappen op met Hans Weiss aan zijn zijde. De anderen volgden.

De president zag het gezelschap komen.

„Attentie!” riep hij op militaire wijze. „Signor Sforza!”

Allen namen de houding aan. Vriendelijk glimlachend kwam Sforza de spiegelzaal binnen, knikte bij wijze van begroeting en zei minzaam: „Heren, neemt u er toch uw gemak van!”

Hij begroette hen persoonlijk en stelde aan iedereen zijn naaste medewerkers voor, die hij uit Europa had meegebracht. Hans Weiss was een van hen.

„Heren, wilt u mij nu volgen naar de regeringszaal. Signor president...”

Met een vriendelijk gebaar gaf Sforza de president de eer om hen voor te gaan. Het hele gezelschap liep naar de grote regeringszaal. De president en de ministers, alsmede Sforza namen plaats aan de grote ovalen tafel. Eén stoel bleef onbezet. De rest van het gezelschap moest blijven staan.

Pietro Sforza wees naar de lege stoel, keek Hans Weiss aan en zei: „Hans... neem plaats. Deze zetel heb ik speciaal voor jou laten reserveren.”

Hans Weiss keek kalm om zich heen. Hij was meester van de situatie. Ze hadden hem het serum toegediend. Sforza zelf had het gedaan. Maar de koolstof, die Peter de Vos hem had toegediend, had zijn werk gedaan! Hans Weiss was er zeker van, dat het serum geen enkele uitwerking op hem had gehad. Hij was dezelfde, die hij altijd geweest was, koel en beheerst, stijlvol, in de kracht van zijn leven, volkomen Engels al was hij een Duitser en zeer intelligent, echter niet als gevolg van het serum. Dag en nacht moest hij zich tot het uiterste inspannen om op gelijke voet met de H-mannen te kunnen omgaan en praten. Zijn hersenen waren maar nauwelijks bij machte om alles, wat er bij hen omging, te begrijpen. Soms stond hij machteloos. Dan begreep hij hen niet. Hun gesprekken gingen hem dan boven zijn pet. Maar hij had een goede uitvlucht gevonden. Als het nodig was, hulde hij zich in een arrogant stilzwijgen, alsof hij alles veel beter begreep dan alle H-mannen bij elkaar. Hij lachte dan eens geheimzinnig en zei, dat hij nog geen uitspraak wilde doen.

Die houding werd geaccepteerd. Sforza beschouwde hem zelfs als een zeer speciale medewerker. Hans Weiss wist nog steeds niet, waaraan hij dat te danken had. Het verwonderde hem, dat hij een speciale plaats kreeg aan de regeringstafel. Maar die ochtend werd hem alles duidelijk.

„Heren, ik heb een belangrijke mededeling te doen,” zei Pietro Sforza. Hij begon met te vertellen, wat er in Italië bij het weerstation gebeurd was. Stomverwonderd luisterden de mensen uit Saragossa toe. Het verbaasde hen, dat hun grote leider zich door die kerels in Europa in de luren had laten leggen. Maar Sforza vertelde alles eerlijk.

„Zij beschikken over ongekende krachten,” zei hij. „Die krachten zijn samengebald in de Europese coalitie, die er geheime secties op na houdt. Om die secties draait alles, vooral om sectie-3 en sectie-5. Heren, wanneer wij ons op soortgelijke wijze kunnen organiseren, wanneer wij dezelfde krachten kunnen ontwikkelen, dan...”

Hij dacht even na en keek strak voor zich uit.

„Dan zouden wij de wereld kunnen beheersen. Van hieruit, vanuit Saragossa, zouden wij de macht kunnen uitoefenen over de hele planeet aarde... en daarbuiten! Nee... nee, dit zijn geen idiote toekomstdromen! Het is werkelijkheid! We kunnen het! Luistert u goed... wat we allereerst nodig hebben, zijn wapens! Dezelfde wapens, die nu de Europese Coalitie bezit! Ze beschikken over een bepaald lucht- en watervoertuig, dat tegelijkertijd duikboot en ruimtevaartuig is. Ze noemen het de Euro-5. Ik heb u er daareven al iets over verteld. Met tien van deze vaartuigen zouden wij de macht in de gehele wereld kunnen overnemen.”

Hans Weiss veerde op. Hij begon te begrijpen, waarom Sforza hem als een belangrijke medewerker beschouwde. Toen het even stil bleef, zei Hans: „Die gedachte is zeer opmerkelijk! Ze verdient goed bestudeerd te worden. Maar we mogen nooit vergeten, dat ook de Euro-5 kwetsbaar is.”

„Jawel,” sprak Sforza triomfantelijk, „maar wanneer wij hem bekleden met verdicht metaal, dat we fabriceren uit plutonium, kan zelfs een atoomexplosie het vaartuig niet vernietigen! Dat is mijn plan, heren! Wij zullen tien van deze ruimteschepen moeten vervaardigen en wel met gebruikmaking van verdicht metaal. Met die bewapening kunnen we onze aanval op de wereld inzetten.”

Het bleef even stil. Iedereen was een beetje beduusd. Ze hadden veel verwacht, maar dit ging wel zeer ver.

Hans Weiss waagde het opnieuw iets te zeggen.

„We mogen niet vergeten, dat de Euro-5 vervaardigd kon worden dank zij de gezamenlijke Europese industrieën, fabrieken voor vliegtuigen, elektronische instrumenten, auto’s, scheepswerven, ruimtevaartcentra, laboratoria van tientallen universiteiten. De Saragossa-Republiek beschikt niet over deze middelen.”

„Nee,” antwoordde Sforza, „maar wij beschikken over een geweldige intelligentie! Van nu af aan wordt er gewerkt onder hoogspanning, heren. Allereerst wens ik een volledig ontwerp voor een ruimteschip, zoals de Euro-5 Als leider van dit project stel ik aan signor Hans Weiss. U moet weten... hij is plaatsvervangend commandant geweest van de Euro-5 en weet over het schip dus meer dan wie ook van ons! U bent aan hem verantwoordelijkheid verschuldigd en hij aan mij!” Hij keek Hans even aan en zijn ogen begonnen te glinsteren. „Hans... je weet, wat dit betekent. Mislukkingen duld ik niet.” Hij keerde zich weer tot de anderen. „Na ontvangst van het ontwerp zullen we een plan maken om de nodige materialen te verwerven. Aan mankracht voor de bouw van de schepen hebben we geen gebrek.” Hij lachte even vals. „Het hele land zit vol arbeiders. Alles wat we nodig hebben om hen aan het werk te zetten is een flink eind hout.”

„Of een zweep,” zei Hans Weiss glimlachend.

Die opmerking lokte een goedkeurende beweging uit bij Sforza. Hans walgde van zichzelf bij het uitbrengen van die woorden, maar het was nodig om bij Sforza in de gratie te blijven.

„Goed,” sprak Sforza. „Laten we dan nu beginnen met de eerste uitwerking van mijn plan. Ik wil een lijst hebben van geleerden en technici, die nog ontbreken. We zullen ze zo vlug mogelijk ontvoeren en hen bij ons inlijven.”

Tijdens diezelfde vergadering werd getracht een volledig werkschema klaar te maken. Als uitvoerders van het werk werden twee mannen aangesteld, waarmee Hans Weiss al eerder had kennis gemaakt. De ene was de directeur van de Italiaanse rederij, waaraan „La Baleine” had toebehoord, de boot die door een H-man was getorpedeerd. Het verzekeringsgeld, dat voor het verlies van die boot was ontvangen, zou mede dienen voor het aankopen van materialen om het eerste ruimteschip van de Saragossa-Republiek te bouwen. De tweede uitvoerder was een Nederlander, de directeur van het louche bedrijf in Holland, die de catastrofe op de Maasvlakte op zijn geweten had. De politie had hem zo zeer op zijn huid gezeten, dat hij uit Nederland had moeten vluchten.

De bijeenkomst duurde tot diep in de nacht. De boorden van de uniformen stonden open. De H-mannen transpireerden hevig. Er werd geconfereerd en gediscussieerd, tekeningen en organisatieschema’s werden gemaakt, berekeningen en calculaties werden geschreven en herschreven. Het regeringspaleis leek een ontwerpafdeling van een geweldige fabriek.

Men kwam echter niet tot een sluitend plan...

Sforza werd kwaad. Het moest lukken en het zou lukken! Toen iedereen doodop was, zag hij zich gedwongen de bijeenkomst te sluiten. Maar hij zei nijdig: „Morgen om acht uur is iedereen weer present! Ga nu rusten! Morgenochtend wens ik iedereen volkomen fit weer hier te zien! Morgenavond wens ik een sluitend en uitvoerbaar plan te hebben voor de vervaardiging van tien schepen naar het model van de Euro-5! Begrepen?”

Ze knikten.

„Goed! Welterusten!”

Ze keken hem bedremmeld na, terwijl hij met grote passen de zaal uitliep. Er was slechts één man, die glimlachte. Die man was Hans Weiss. Hans Weiss had de afgelopen minuten plotseling een idee gekregen!

 

Vlak voor de kust van het eiland, waarop Saragossa-City was gelegen, lag een diepe zeetrog. Op de bodem van de trog, in de volstrekte duisternis van de diepzee, lag de Euro-5 roerloos te wachten. Elk uur werd een drijfantenne omhoog geschoten om contact te kunnen maken met sectie-3. En elk uur klonk via de geheime frequentie telkens opnieuw hetzelfde bericht: „Geen contact met Weiss. Afwachten. Over een uur opnieuw contact. Over en uit.”

Het was om wanhopig te worden.

Peter de Vos had er een gewoonte van gemaakt in zijn zitkamer als een getergde leeuw heen en weer te lopen. Om zichzelf en zijn mannen wat afleiding te bezorgen, hield hij lange gesprekken met hen. Maar hij slaagde er niet in die gesprekken opgewekt te doen klinken.

„Er zijn twee dingen, die me zorgen baren,” gromde hij, telkens lurkend aan een kop hete koffie. „Ten eerste... Hans Weiss. Het zint me niks, dat we nog steeds niets van hem gehoord hebben! En ten tweede... we hebben geen plan! Wat doen we hier eigenlijk?”

„Dat weet je best,” zei Pierre Hasslenbourg. „Het is mogelijk, dat Hans Weiss zich in Saragossa bevindt en als dat zo is, zijn we hier het dichtst bij hem.”

„Oh... En als hij ergens op Australië zit? Of op de Zuidpool? Bij die H-mannen is alles mogelijk! Nee... het zint me allemaal niets!”

Om de zaak op peil te houden liet hij af en toe alarmoefeningen houden. De Euro-5 functioneerde weer perfect. Er mankeerde niets meer aan. De schade was zo goed hersteld, dat er geen spoortje meer van terug te vinden was. Maar nu de Euro-5 weer in topconditie was, konden ze er geen gebruik van maken.

„Geen contact met Weiss. Afwachten. Over een uur opnieuw contact. Over en uit.”

„Waarom gaan we niet gewoon op verkenning in Saragossa?” vroeg Basje.

„Ben je gek?” antwoordde George Minco. „Ik zie de krantekoppen al... Europese coalitie valt de Saragossa-Republiek aan! Dat betekent oorlog, man! Dat hebben ze je toch al honderd keer verteld!”

„Het zou wat...” mompelde Basje. „Met drie van onze schepen leggen we die hele republiek plat! Ik bedoel... we kunnen die regering met alles erop en eraan toch...”

„Kletskoek,” zei George. „Je weet, dat er maar één Euro-5 bestaat.”

„Er is een tweede in aanbouw,” sprak Basje hardnekkig. „Ergens in Frankrijk zijn ze een tweede schip aan het bouwen, de Euro-6.”

„Jazeker, maar dat is nog een karkas zonder inhoud.”

Peter de Vos stond te luisteren en schudde het hoofd.

„Allemaal loos gepraat,” zei hij. „Waar is Hans Weiss!? Dat zou ik allereerst willen weten!”

Maar er kwam geen enkel levensteken van Hans Weiss. De H-mannen lieten evenmin iets van zich horen. In de Saragossa-Republiek bleef alles rustig.

En de mannen van de Euro-5 moesten gelaten afwachten...

 

Hans Weiss was op dat ogenblik de enige man in de regeringszaal van Saragossa-City, die kalm bleef. Alle anderen, met inbegrip van Pietro Sforza, verkeerden in hevig opgewonden staat. Zelden had Sforza zo luid geschreeuwd. Hij krijste bijna.

„En ik WENS dat alles verloopt zoals ik het wil! Ik wens de beschikking te krijgen over dezelfde luchtschepen, als de Europese Coalitie bezit! Waarom kunnen jullie me geen sluitend plan verschaffen om die ruimteschepen te krijgen! Waarom niet!”

Toen geen mens antwoordde, stond Hans Weiss op en zei kalm „We hebben al enkele keren geprobeerd het uit te leggen. Het KAN niet. De taak is te groot voor ons. Het serum helpt niet! Het zal minstens twee jaar kosten om alle berekeningen gereed te maken en daarna nog een jaar om voldoende materialen te krijgen. We mogen niet vergeten, dat de Euro-5, die als ons model moet dienen, een werkelijk wonder van techniek is! Zo iets valt niet een twee drie na te maken. Dat is een onmogelijkheid. Dat hebben we aangetoond.”

„Wil je daarmee zeggen, dat ik drie jaar moet wachten?” schreeuwde Sforza.

„Nee,” antwoordde Hans Weiss.

Het was plots doodstil geworden in de zaal. Iedereen keek hem stomverbaasd aan.

„Nee?”vroeg Sforza onthutst. „Wat nee?”

„We moeten gewoon proberen de Euro-5 te kapen,” antwoordde Hans.

„Oh nee,” gromde Sforza. „Dat hebben al meer geprobeerd. Dat lukt niet!”

„Dat lukt wel, als we het op de juiste manier doen!”

„De juiste manier? Wat is de juiste manier? Verdraaid... wat bedoel je?”

„Luister,” sprak Hans Weiss. „Ik neem contact op met Europa, met sectie-3. Ik vertel ze, dat ik ontsnapt ben en dat ik op redding zit te wachten.”

„Wacht even...” viel Sforza hem in de rede. Hij zei precies, wat Hans verwacht had. „Wacht even... Dat zullen ze niet geloven. Ze weten dat het serum blijft werken als het ingespoten is en dat je aan onze kant zult blijven staan, zolang het serum actief is.”

„Ja. Maar wie heeft hen gezegd, dat je mij met het serum hebt ingespoten? Het kan best zijn, dat je dat niet hebt gedaan.”

„Waarom zouden we dat hebben nagelaten?”

„Nou... bijvoorbeeld... omdat het serum op is. Na de inname van het laboratorium in het weerstation ben je niet meer in staat geweest nieuw serum aan te maken.”

„Hm... ja, dat klopt. Maar er is nog iets... Stel, dat je bent ontvlucht. Hoe zou jij je verborgen kunnen houden op dit kleine eiland? En hoe zou de Euro-5 hier ongezien kunnen binnenkomen?”

Hans knikte en deed, alsof hij diep moest nadenken. Maar omdat hij deze opmerking had verwacht, had hij zijn antwoord al gereed.

„Ik heb zogenaamd een bootje weten te bemachtigen en ben ontsnapt naar... naar Suriname.”

„Waarom Suriname?”

„Omdat Suriname via Nederland nauwe betrekkingen onderhoudt met de Europese coalitie. Ik bevind mij aan de rand van het bos, het oerwoud. Ik geef mijn positie nauwkeurig op. We zorgen ervoor, dat in het bos een sterke strijdmacht van ons gereed ligt. De Euro-5 landt precies op de aangegeven plaats. Maar ik laat me niet zien. De Vos zal ongeduldig wachten. Tenslotte zal hij gaan zoeken. Maar hij zal me niet vinden. Hij wordt steeds radelozer en stuurt alle mannen, die aan boord zijn, erop uit om mij te zoeken. Hij is in een bevriend land, dus hij hoeft nergens bang voor te zijn.”

„Hoeveel mannen zijn er?” vroeg Sforza.

„Elf of twaalf. Wij zullen sterk genoeg zijn om hen op het juiste moment te overmeesteren. We moeten uiterst snel te werk gaan. Met een grote overmacht gaan we de Euro-5 in. De luiken zullen open staan. We moeten hard toeslaan. Alle mensen, waarover we beschikken, moeten mee. We mogen geen risico lopen. Tegenover elke man uit de Euro-5 moeten er tien van ons staan! Met zoveel mogelijk mensen bezetten we de hele Euro-5. Ik ken het schip. Ik weet, hoe we de kaping het beste kunnen uitvoeren. Een aantal mensen gaat naar binnen via de achteringang, een aantal door het onderluik en een aantal via de sloephangar. Door de liftkoker moeten we ons zo snel mogelijk verspreiden. Ieder moet perfect zijn taak kennen. Het kan allemaal binnen vijf minuten geklaard zijn. Ik kan de Euro-5 starten en hem hier, op Saragossa, weer aan land zetten. Dat is mijn plan. En het is een goed plan!”

Rustig ging Hans Weiss weer zitten.

Men kon een speld horen vallen. Tot Sforza zei: „Het zou fantastisch zijn, als het uitgevoerd kon worden... Fantastisch. In één klap zouden we de beschikking over zo’n ruimteschip kunnen krijgen. Maar... ik heb er een zwaar hoofd in.... Ik heb al eerder gezegd... We hebben het al eens geprobeerd en dat kostte ons een groot aantal van onze mannen. Die Peter de Vos is sluw... hij is doortastend, intelligent, hij weet zijn capaciteiten te gebruiken!”

„Inderdaad,” antwoordde Hans Weiss. „Maar u vergeet een belangrijk ding... Ik ken De Vos door en door. Ik weet hoe we hem moeten aanpakken! Als alles aan mij overgelaten wordt, komt alles in orde, dat verzeker ik u.”

Hans zei er wijselijk niet bij voor wie alles in orde zou komen...

„Goed... goed,” sprak Sforza, na nog enige ogenblikken geaarzeld te hebben. „We doen het... Ik zal eerst de opzet geven, die we nader moeten uitwerken. Allereerst moeten we een goede plek zoeken in Suriname, waar de Euro-5 kan landen.”

Toen nam Hans zijn toevlucht tot een leugen om bestwil, door te zeggen: „We moeten spreken over de Euro-6. Met de Euro-5 wordt meestal de sloep aangeduid, die tot de Euro-5 behoort. Om verwarring te voorkomen wordt het schip zelf door de bemanning meestal Euro-6 genoemd. Stel je voor dat ze alleen de sloep zouden sturen!”

„Ja, ja, allemaal om het even,” zei Sforza, zonder argwaan te koesteren.

„De Euro-6 dus... We begeleiden Hans Weiss naar Paramaribo, vanwaar hij Parijs moet bellen en vragen om hulp. Als we er zeker van zijn, dat de Euro-6 zal komen, nemen we onze posities in in de bosrand.

Verder laten we alles verlopen, zoals Hans Weiss het heeft uitgelegd. Mannen, aan tafel! Geef me papier. We gaan de hele operatie uitwerken tot in de kleinste bijzonderheden!”.

Sforza raakte steeds enthousiaster. Met waardering keek hij Hans aan.

Het serum werkt voortreffelijk... voortreffelijk, dacht hij bij zichzelf, zonder te weten, dat het serum in het lichaam van Hans Weiss volkomen geneutraliseerd was door een portie gewone Norit...

 

De helft van de bemanning lag in de Euro-5 te slapen. Drie kwartier te voren had weer het bekende bericht geklonken: „Geen contact met Weiss. Afwachten. Over een uur opnieuw contact. Over en uit.”

Zelfs Peter de Vos werd er steeds moedelozer onder. Ook hij lag op zijn bed een beetje te doezelen. Hij hoorde, dat vijf minuten voor tijd, zoals gebruikelijk, de drijfantenne werd uitgestoten. Een zacht sissend geluid gaf aan, dat de antenne naar boven schoot.

Nauwelijks had de antenne het oppervlak bereikt, toen het bericht over de luidspreker klonk, ofschoon het nog geen tijd was:

„Euro-5, oproep voor Euro-5! Hoort u mij? Euro-5, oproep voor Euro-5, hoort u mij? Over.”

Peter de Vos vloog van zijn bed af. Bij de lift hoorde hij opgewonden stemmen. Iedereen had het bericht gehoord, dat over alle luidsprekers in het schip geklonken had. Er moest iets bijzonders aan de hand zijn. Kennelijk had sectie-3 al lang geprobeerd contact te krijgen.

„Er is iets gaande, chef!” zei Basje Goris, die al in de lift stond. Ze gingen omhoog. De Vos liep snel naar de commandokamer en nam plaats op zijn stoel. Vanuit de verbindingskamer klonk de stem van Gino Cardinale:

„Dit zou het wel eens kunnen zijn, chef. Contact maken?”

„Ja, geef antwoord.”

„Euro-5, geef antwoord!” klonk het opnieuw. „Oproep voor Euro-5. Hoort u mij? Over.”

„Hier Euro-5, De Vos,” sprak de captain. „Geef uw bericht door. We luisteren.”

Iedereen luisterde inderdaad. Niemand verroerde zich. Op alle dekken lagen of stonden de mannen bij de luidsprekertjes, de oren gespitst. Daar klonk eindelijk de lang verwachte boodschap van sectie-3:

„Euro-5, hier sectie-3. Er is zojuist gemeld dat een telefoongesprek binnen zal komen vanuit Suriname. De oproeper is een zekere Herr Weiss. Het gesprek zal binnen zestig seconden tot stand komen. U zit rechtstreeks op de lijn, zodat u mee kunt luisteren. Stand by... houd contact. Wachten.”

De Vos keek naar rechts, zoals hij altijd deed in spannende ogenblikken omdat daar Hans Weiss gewoonlijk stond. Het was een automatisch gebaar. Dit keer was Hans Weiss er echter niet.

„Kom gauw weer terug, Hans,” sprak Peter de Vos in gedachten.

Daar was sectie-3 weer.

„Euro-5, hier komt hij. Luister mee. Wachten.”

Er klonk wat gekraak. Dan hoorden ze de stem van Hans Weiss, voor de eerste maal sinds weken. Er was geen vergissing mogelijk. Het Duitse accent van Hans was onmiskenbaar, hoewel hij hees en gejaagd sprak.

„Hallo... hallo, wie is dat? Bent u het, mijnheer De Vos?”

Peter de Vos keek bevreemd op. Hans Weiss sprak nooit van „mijnheer De Vos”. Waarom deed hij zo gek? Wilde hij iets duidelijk maken?

„Nee,” klonk de barse stem van het hoofd van sectie-3. „Dit is Grazza.”

„Aha.. Benito, ouwe reus, het doet me goed je te horen.”

„Wat zullen we nou krijgen?” mompelde De Vos verbaasd. Benito Grazza was een militair van de oude stempel met de rang van luitenant-generaal. En hij wilde als generaal aangesproken worden, dat wist de hele Europese coalitie! Grazza kon woest worden, als men hem anders bejegende. En nu sprak die gekke Hans Weiss over „ouwe reus..”

Ze konden Grazza zwaar horen ademen. Maar hij hield zich koest. Hij zei: „Ja... We hebben lang niets van je gehoord. Waar zit je? Wat heb je? Is Sforza bij je?”

„Luister,” klonk weer de gejaagde hese stem van Hans, „ik heb niet veel tijd... Ik ben in Suriname... Ik ben ontsnapt... Ik moet gered worden. Ze zitten me achterna... Ik ga naar de zuidelijke bocht van de Marowijne... Ik kan de coördinaten geven. Kom me halen, voordat het te laat is. Kom met de Euro-6. Die kan redding brengen! Snel...”

„Wel verdraaid...”, gromde Grazza, „wat bedoel je allemaal? De Euro-6 is...”

„Klets niet! Ik heb niet veel tijd. Ze komen... ik moet weg!”

„Maar kun je ons nou niet...”

„Nee nee, geen tijd! Alleen de Euro-6! Kom me halen! Ze zijn hier... ze zullen me grijpen, als ik niet snel weg kom! Hier zijn de coördinaten...”

Zorgvuldig de getallen uitsprekend gaf Hans Weiss de coördinaten. Prosper Debruijckere schreef ze op.

„Kom... alsjeblieft, laat me niet in de steek!” smeekte Hans.

„Nee nee... Maar waar zit je nou?”

„Kan ik niet zeggen! Ik moet weg! Doe mijnheer De Vos de groeten! Zeg hem, dat ik heel gauw weer een potje met hem wil bridgen!”

„Ja. Maar luister nou eens. Je moet ons meer vertellen...”

Dat ging niet, want de verbinding werd verbroken.

Het bleef stil in de Euro-5.

Niemand wist iets te zeggen. Peter de Vos zat in zijn stoel na te denken. Terwijl de verbinding met sectie-3 in stand bleef, sprak De Vos hardop: „Hans heeft ons iets duidelijk willen maken... Zijn bericht was niet oprecht... Daarom sprak hij met opzet over mijnheer De Vos en noemde hij generaal Grazza ouwe reus... En dat bridgen... Hans en ik gebruiken altijd een apart systeem, dat niemand kent en dat nagenoeg iedereen tot verlies dwingt. Eerst wekken we de indruk dat we zwak zijn, maar plots blijkt dan, dat we een geweldige kaart achter de hand hebben. Wat me het meeste intrigeert... waarom sprak Hans zo nadrukkelijk over de Euro-6? Er is helemaal geen Euro-6. En we hebben toch nog helemaal niet... Drommels... verdraaid, nou heb ik het! Ik heb het!”

Peter de Vos sloeg zich eensklaps van plezier met beide handen op de knieën. De mannen om hem heen keken hem lachend, maar niet begrijpend aan. Zij hadden nog niet in de gaten, wat Hans had willen vertellen.

„Euro-5, wat is daar gaande?” klonk de stem van Grazza. De verbinding met sectie-3 was nog steeds in stand.

De captain zette de microfoon wat dichter bij zijn mond en sprak: „Hallo, sectie-3, hier is De Vos. Ik heb begrepen, wat Hans Weiss met zijn mededelingen duidelijk wilde maken. Vraag één...: waarom ging alles zo snel en geheimzinnig? Waarom kon hij vanuit Suriname niet gewoon opbellen? Wel... dat kon hij niet, omdat hij nog steeds gecontroleerd wordt door de H-mannen. Het is duidelijk, dat ze hem hebben aangezet tot dat telefoontje of zo iets. In elk geval kon hij niet vrij telefoneren. Dat maakte hij duidelijk door zo ongewoon te doen. Hebt u dat begrepen, generaal Grazza? Over.”

„Jazeker. Gaat u verder. Over.”

Ademloos luisterde iedereen mee. Zelfs George Minco en Karl Zollinger, die via twee periscopen de kust van Saragossa in het oog moesten houden, zaten intussen gespannen te luisteren.

„Vraag twee,” zei De Vos, „waarom sprak Hans over onze manier van bridgen?.. Wel... hij wilde duidelijk maken, dat we eerst moeten doen alsof we zeer zwak staan om daarna met alle kracht toe te slaan, als het lijkt alsof we al verslagen zijn. Vraag drie: waarom sprak Hans over de Euro-6, die helemaal niet bestaat? Wel... de Euro-6 bestaat wel degelijk. Het is het lege karkas in Frankrijk! Dat karkas moeten we gebruiken! Kunt u daarvoor zorgen, generaal? Over.”

Het bleef even stil. Dan klonk weer de stem van sectiehoofd-3: „Kunt u mij eerst eens even vertellen, hoe we dat lege karkas kunnen gebruiken? Over.”

„Ja, dat kan ik. Ik ben er zeker van, dat ze Hans op een of andere manier zover hebben gekregen, dat hij onze hulp heeft ingeroepen. Misschien is het wel een list, die hij zelf heeft uitgebroed. Hij heeft moeten zeggen, dat wij met een ruimteschip redding moeten komen brengen, met ONS ruimteschip. Ik moet aannemen, dat Sforza en zijn mannen op de aangegeven plek gereed liggen, om ons schip in te nemen. Ze zijn erop gebrand de Euro-5 te kapen, dat hebben we al eerder gemerkt. Sforza heeft nu een zeer aanlokkelijk aas... Hans Weiss, de plaatsvervangend commandant van de Euro-5 in eigen persoon. Hij zal ervan overtuigd zijn, dat wij alles zullen doen om Hans te redden, dat wij onze Euro-5 er onvoorwaardelijk op af zullen sturen. Maar nu komt het... Hans zelf heeft het er duidelijk op aan gelegd, dat wij niet de Euro-5 maar de Euro-6 moeten sturen! Het karkas van de Euro-6 moet klaar liggen om Hans Weiss te ontvangen. De H-mannen moeten de gelegenheid krijgen de Euro-6 in te nemen. Wanneer de hele troep aan boord is, komen wij met onze bridge truc! De Euro-5, die we al die tijd in reserve hebben gehouden, komt plotseling te voorschijn en gebruikt al zijn ionisatiekanonnen. De Euro-6, het hele karkas verdwijnt en wat er met de inzittenden gebeurt, is duidelijk. Niemand wordt een haar gekrenkt, maar ze liggen wel voor pampus om heel gewoon opgeraapt te worden!”

„Wat zegt u?” vroeg de generaal.

„Voor pampus! Dat is Nederlands. Het betekent, dat ze bewusteloos zullen zijn en dat we de hele bende gevangen kunnen nemen... Als ze tenminste zo vriendelijk zullen zijn om allemaal naar binnen te gaan. Denkelijk zorgt daar Hans wel voor.”

„Wacht even... wacht even,” riep Grazza, „zo gemakkelijk gaat dat allemaal niet! Stel, dat die kerels binnen komen... Dan zien ze toch meteen, dat het een leeg karkas is. En bovendien, hoe moeten we voor de drommel dat dekselse ding zo gauw in Suriname krijgen?”

„Met een snelle boot van de marine kan dat binnen veertien dagen gebeurd zijn. Zolang moeten ze daarginds maar wachten. En op de boot kan het karkas zodanig worden aangekleed met allerlei namaak apparatuur dat het echt lijkt.”

„Die H-mannen zullen binnen tien minuten ontdekt hebben, dat het allemaal flauwekul is!”

„Dat geeft ons ruim voldoende tijd om toe te slaan,” antwoordde De Vos, maar Grazza was nog lang niet tevreden gesteld.

„Het klinkt allemaal te mooi... Hoe kunnen we dat karkas daarginds neerzetten? Vergeet niet, dat we helemaal het binnenland in moeten.”

„Het karkas is niet zwaar, generaal. Vanaf de boot kunnen we het met staalkabels aan de Euro-5 hangen en het zo neerzetten op de plaats, die Hans Weiss heeft aangegeven.”

„Nee, dat kan niet! De H-mannen liggen daar klaar om ons op te wachten en ze zullen zien dat we er een dummy neerzetten.”

„Nee nee, ook daar heb ik wat op gevonden,” zei Peter de Vos. De gebruikelijke verbindingsprocedure werd allang niet meer gevolgd. De Vos en ook Grazza waren zo enthousiast, dat ze alle formaliteiten aan hun laars lapten.

„Oh ja?” vroeg Grazza. „Nou... als je me ook daar nog een oplossing voor weet te geven, dan heb je mijn toestemming, ook al kost het ons een compleet karkas. Wel?.... Waar blijft je antwoord?”

„Hier komt het, generaal!” riep De Vos, uitgelaten als een kwajongen. Hij vertelde wat hij te vertellen had.

Vijf minuten later was alles in kannen en kruiken.

De Euro-5 werd teruggeroepen naar Frankrijk, om van daaraf de laatste en definitieve operatie tegen de H-mannen te ondernemen.

 

Sforza was net zo enthousiast als Peter de Vos!

Alle H-mannen bevonden zich aan boord van het regeringsjacht, dat voor de kust van Suriname als een luxueus passagiersschip heen en weer koerste. Hij had geen haast. Merkwaardig genoeg was het Hans Weiss, die zich steeds ongeruster begon te gedragen. Het was, alsof hij steeds minder vertrouwen kreeg in het avontuur. Dat gedrag was echter opzettelijk... Hij wilde Sforza zoveel mogelijk zand in de ogen strooien.

„Sectie-5 zal vragen aan de regering van Suriname om de hele strook grond langs de rivier uit te kammen,” sprak hij zorgelijk.

„Oh ja,” antwoordde Sforza tevreden, „daarmee heb ik al rekening gehouden. Laat ze maar doen. Wij zijn er nog niet. Ze zullen niets vinden.”

„Maar als we er zijn....” mompelde Hans.

„... dan zijn die Surinaamse soldaten allang weg. Dacht jij, dat ze het hele leger zullen mobiliseren om één weggelopen Duitser te vinden? Die lui in Suriname hebben wel andere dingen aan hun hoofd.”

„Er zal allicht een patrouille op uit worden gestuurd. Dat kunnen ze in Suriname niet weigeren.”

„En wat dan nog? Wij hebben honderd man tot onze beschikking. Als het moet, hakken we die hele patrouille eerst in de pan. Maar je maakt je zorgen om niets, beste kerel. Vergeet niet, dat de Euro-5 en alles wat daarmee samenhangt een geheim project is. De Europese coalitie wil natuurlijk het liefste, dat er in Zuid-Amerika zo min mogelijk met al die geheime zaken geschermd wordt. Nee nee... ze zullen denken, dat de Euro-5 het best alleen af kan. Vergeet niet, dat ze menen dat jij bij ons bent weggelopen. Haha... Hans... jij en weglopen! Je bent een van mijn beste krachten!”

Sforza lachte zachtjes. Het was een lach van triomf. De mannen, die hij met het serum had ingespoten, hadden geen eigen wil meer. Zij waren bezeten naar macht en wisten, dat zij Sforza moesten volgen om die macht te verkrijgen. Hij was immers de machtigste van hen allemaal, de grootste Hersenman!

Hans Weiss acteerde perfect. Hij deed, alsof ook hij volkomen in de ban van Sforza was geraakt. Hij zei:

„De komende operatie wordt niet alleen een kwestie van intelligentie. Het kan uitdraaien op een gewoon gevecht. We moeten er zeker van zijn, dat wij ver in de meerderheid zijn.”

„Hoe dikwijls heb ik je nou al gezegd, dat we honderd man sterk zijn, Hans,” sprak Sforza. „We zullen overwinnen! Dat is buiten kijf. Ik heb iedereen meegebracht, waarover ik kan beschikken. Alle H-mannen zijn op dit schip, Hans. In Saragossa zijn alleen nog onze militairen, die de macht vast in handen hebben.”

„Ja, maar dat zijn geen H-mannen,” zei Hans.

„Nee, dat weet ik, maar ze doen precies wat wij willen.”

„Als straks iemand anders bevelen gaat geven, doen die soldaten wat die anderen willen.”

„Kom kom, Hans, niet zo somber man! Wie zou het in zijn hoofd halen nu te proberen de macht in onze republiek over te nemen? Geen mens weet, dat wij hier zijn. Houd je gemak.”

„Waar blijven onze verkenners?” vroeg Hans, onrustig naar zee kijkend.

„Die komen wel! We verwachten ze pas morgen terug. Vooruit... kijk niet zo somber. Dank zij jouw plan zullen we spoedig de beschikking hebben over de Euro-5...”

„De Euro-6,” verbeterde Hans.

„Goed goed, de Euro-6. En die kan voor ons als model dienen om snel meerdere schepen te bouwen. Alles zal perfect verlopen! Daar zorgt onze intelligentie voor!”

Hans knikte. Hij bleef zorgelijk kijken. Maar hij wist, dat alles perfect verlopen zou, zij het niet voor Sforza...

De volgende dag, vroeg in de morgen, pikten zij de motorsloep op, waarin een verkenningspatrouille zat die door Sforza was uitgezonden om het gebied van de landing te onderzoeken. Een voor een klommen de mannen aan boord. Ze toonden geen emotie. Koel brachten zij verslag uit.

„Het gebied is ideaal voor een landing. We kunnen ons zeer goed verbergen. We hebben een patrouille soldaten gezien, die in de omgeving bivakkeerde, maar vanmorgen zijn ze weer vertrokken.”

„Zo zo,” mompelde Sforza. „Die patrouille was er niet voor niets. Klaarblijkelijk hebben ze vanuit Europa dus toch contact opgenomen met de Surinaamse regering om het gebied te doorzoeken. Die soldaten rapporteren natuurlijk, dat ze niets bijzonders gevonden hebben, zelfs Hans Weiss niet.” Hans glimlachte.

„Dat zal een reden te meer zijn om de Euro-5 snel naar Suriname te zenden. Vannacht gaan we naar de aangegeven plaats! We kunnen er rustig heen gaan. Maar we zullen voorzichtig blijven. Die patrouille kan teruggekeerd zijn.”

„En als dat zo is?” vroeg Hans.

„Dan betekent dat het einde van die soldaten,” antwoordde Sforza onaangedaan. „We wijzigen de koers. Vannacht gaan we aan wal.” Hij wees op de kaart aan, waar ze het jacht zouden verlaten. „Er woont daar geen mens. We kunnen ongestoord in zuidelijke richting trekken. Het wordt een voetreis, die de hele nacht in beslag zal nemen. Morgen rusten we overdag, ’s Nachts gaan we weer verder. Tegen de avond kunnen we de plaats bereikt hebben. Iedereen gaat nu rusten, want het zal allemaal veel krachtinspanning vergen. We zijn niet zo goed getraind als wel wenselijk zou zijn.”

Iedereen ging liggen. Alleen in het stuurhuis bleef beweging merkbaar. Rustig wachtten de H-mannen de komende dingen af, zonder zich zorgen te maken. Ze waren ervan overtuigd, dat zij de meerderen waren en dat hun overwinning zeker was.

 

Geen van hen wist, dat hoog boven hen, onzichtbaar voor een gewone kijker, drie lenzen op het jacht gericht waren.

De Euro-5 had de H-mannen al in het vizier...

Vanuit de Euro-5 hield men niet alleen het jacht in het oog. Honderd mijl oostelijker koerste op volle snelheid een Frans vliegdekschip in de richting van het Zuidamerikaanse vasteland. Het vliegdek werd niet in beslag genomen door straaljagers. Er stond een groot gevaarte op, dat nagenoeg het hele dek in beslag nam. Het gevaarte werd grotendeels bedekt door zeildoek.

Het was het karkas, de Euro-6, die naar Suriname verscheept werd, een log geval, dat alle kenmerken van de Euro-5 vertoonde, maar in werkelijkheid tot niets in staat was. Binnen werd koortsachtig gewerkt. Er werden zenders geplaatst, machineonderdelen werden met de grootste snelheid in elkaar geschroefd, zonder dat er acht werd geslagen op nauwkeurigheid. In de commandokamer werd een gigantisch dashboard gemonteerd, waarachter zich echter geen enkel apparaat verborg. Bijna alles was namaak, humbug, flauwekul. De zenders werkten niet eens. Men had er wat lampen ingezet en transistors, waarvan de helft zelfs kapot was... Hele rijen meters waren gemonteerd in de gangen, maar zelfs een klap met een hamer bracht de wijzertjes niet in beweging. De radarapparaten bestonden uit prachtige kasten, waarin slechts oude radarschermen gemonteerd waren, afkomstig van gesloopte schepen. Zelfs de lift werkte niet goed, omdat de liftmotor kaduuk was.

„Het is levensgevaarlijk,” mompelde de hoofdmonteur, een officier van de Frans marine.

„Niks mee te maken,” sprak Marco Spinelli van sectie-3, die de leiding over de operatie had. „Werken de luiken beter?”

„Ja, die doen het wel, tenminste... zolang als het duurt.”

„Okay... de luiken moeten het goed doen.”

Er werd opnieuw inspectie gehouden. Alles moest zo echt mogelijk lijken. Marco Spinelli was niet erg tevreden.

„Een expert ziet na enkele minuten, dat hij bij de neus wordt genomen,” mompelde hij. „Maar ik vrees dat dit het beste is wat we doen kunnen. We hebben veel te weinig tijd. Vannacht moet dit gevaarte van boord. We zullen ervan maken, wat er van te maken is. Hopelijk brengt De Vos het tot een goed einde.”

De Vos zat op datzelfde moment in zijn stuurstoel en zag het gevaarte op het scherm. Het zou lukken... Het moest lukken! Hij was ervan overtuigd, dat de volgende dag op dezelfde tijd of hooguit een dag daarna Hans Weiss weer naast hem zou staan.

 

Het bos was dampig, heet en woest. Vrij abrupt ging het oerwoud over in een vlak stuk onbegroeid terrein, waar veel stenen lagen. Denkelijk was het bos in vroegere tijden hier weggekapt. Aan de andere zijde van de vlakte lag de rivier. Tussen de rivier en de bosrand zou de Euro-5 moeten landen.

„Ben je er zeker van, dat het hier is?” vroeg Sforza aan Hans Weiss.

Hans knikte bedachtzaam. Hij zweette als een paard. Alle H-mannen waren doodmoe. Amechtig hijgend lagen ze tussen de bomen en takken, loerend naar de vreedzame vlakte. De voettocht, dwars door het verlaten en woeste land, was geen peuleschil geweest. Iedereen had blaren. Maar Sforza had overal op gerekend. Zijn mannen werden goed verzorgd. Verder wisten ze wat ze moesten doen om zo snel mogelijk weer in hun gewone doen te geraken.

„We moeten vlug weer in conditie komen,” sprak Sforza hen toe. „Straks zullen we moeten tonen, dat we niet alleen met onze hersens, maar ook met onze vuisten kunnen werken!”

De tactiek, die moest worden toegepast, was te uit en te na besproken. Aanvankelijk zouden de H-mannen zich in het bos terugtrekken, wanneer de bemanning van de Euro-5 op zoek zou gaan naar Hans Weiss, die zich niet zou laten zien. Pas wanneer de gehele bemanning zich uit het ruimteschip had gewaagd, zouden de H-mannen toeslaan, snel en dodelijk. Iedereen kende zijn taak. Er waren drie groepen gevormd en elke man van elke groep had een vastomlijnde opdracht.

Sforza was er de man niet naar om iets aan het toeval over te laten. En dat bezorgde Hans Weiss toch wel angst...

Stel je voor, dat Peter de Vos de opzet niet goed begrepen had, dat hij fouten maakte, omdat hij niet voldoende van de toestand op de hoogte was...

Hans durfde er niet aan te denken. De grote vraag was: zou De Vos inderdaad komen? En als hij kwam... zou hij er dan in slagen de Euro-6 ongezien ergens neer te zetten?

Hans Weiss zuchtte diep en wachtte transpirerend af.

 

Voor de kust van Guyana had zich die nacht een vreemd tafereel afgespeeld. Enkele Franse en Nederlandse oorlogsschepen, die naar het gebied waren gedirigeerd, hielden er zogenaamd oefeningen. Alle scheepvaart was gewaarschuwd: er zou met scherp geschoten worden. In werkelijkheid hadden de schepen de opdracht gekregen het hele zeegebied voor de kust enkele uren lang af te sluiten. De Euro-5 moest ongestoord zijn werk kunnen doen.

Het reusachtige ruimtevaartuig hing roerloos boven het nog reusachtiger vliegdekschip. Het karkas, dat op het vliegdek stond, was van het beschermende zeildoek ontdaan. Het leek een tweelingschip van de Euro-5. In alle haast was de benaming EURO-6 op de zijkanten geschilderd. Heel primitief werd het karkas omkleed met kabels, die niet eens erg dik waren. Het ding woog niet zo zwaar. De kabels waren vanuit de Euro-5 neergelaten, die met het deinende schip op en neer rees. De computer was geprogrammeerd op de bewegingen van het vliegdekschip en regelde automatisch de besturing. Er stond overigens geen hoge zee. Alles ging heel gemakkelijk.

„Daar gaan we,” sprak De Vos, gezeten in zijn commandostoel. Hij wachtte even tot vanaf het vliegdekschip het sein kwam, dat ze konden stijgen.

Marco Spinelli stond naast hem in plaats van Hans Weiss.

Het sein kwam.

„Stijgen volgens opdracht” sprak De Vos.

Langzaam kwam de Euro-5 omhoog. De kabels waren gespannen. Een ijzeren netwerk onder de bodem van het karkas hield de Euro-6 in evenwicht. Centimeter voor centimeter, maar steeds sneller, kwam het los van het vliegdek. Na vijf minuten zweefde het als een grotesk gedrocht onder de zoemende Euro-5, die met het ding niet veel moeite had.

„Alles werkt perfect,” klonk de stem van Marc Bonjour. „We zijn klaar om te vertrekken.”

Vanaf het vliegdekschip werd het bericht gegeven:

„Euro-5, het karkas hangt goed in de touwen. De rest van de opdracht moeten jullie alleen verrichten. U kunt vertrekken! Over een half uur heffen we de marinemanoeuvres op. Good luck, Euro-5! Over.”

„Hier Euro-5! Bedankt voor de gelukwensen! We vertrekken en houden jullie op de hoogte! Au revoir! Over.”

Ondanks het feit, dat de samenwerking hiermee tot een eind was gekomen, bleef de Euro-5 contact houden met het vliegdekschip. Ook met sectie-3 in Parijs werden voortdurend berichten uitgewisseld. Met geringe snelheid koerste de Euro-5 met zijn vreemde last langs de kustlijn. Suriname werd vooralsnog vermeden. Via een omweg, over Guyana, zouden ze naar het aangegeven gebied in Suriname gaan.

De Vos keek in de kaartenkamer op de kaart, die daar geprojecteerd werd.

„Daar moeten ze zitten, als alles goed is verlopen,” zei hij, wijzend naar het open stuk terrein tussen het bos en de rivier, vrij noordelijk. Marco Spinelli knikte. „Daar gaan wij dus niet naar toe. Daar... die plek, twee mijl zuidelijker... Daar moeten wij zijn. Het wordt van dat eerste open terrein gescheiden door een stuk bos, zoals je ziet. Maar langs de rivier moet het snel genoeg voor onze H-vrienden te bereiken zijn.”

„Hopelijk werkt je plan,” sprak Spinelli.

Peter de Vos knikte. Hij antwoordde: „Ik zeg je, dat het werkt! We naderen vanuit het zuiden en zetten onze Euro-6 daar netjes neer, zonder dat Sforza en zijn mannen er iets van zien.”

„Ze zullen ons horen,” zei Spinelli. „Het is maar enkele mijlen van hun opstelling verwijderd.”

„Geeft niks... Ze zullen ons horen maar ze zullen ons niet zien. En dat is het voornaamste.”

Vanuit Parijs kwam het bericht, dat professor Mancero de hele operatie met intense spanning volgde. Mancero was zo zenuwachtig, dat hij geen woord met De Vos durfde te wisselen, hoewel hem dat aangeboden was.

„Zo zo... de professor krijgt eindelijk in de gaten, wat hij met zijn smerige spul heeft aangericht,”gromde De Vos. „Nu het bijna te laat is... Hij weet, dat het van ons afhangt of voorkomen kan worden, dat een bandiet met dat verwenste spul de hele wereld gaat knechten. Jammer, dat die prof dat niet eerder ontdekt heeft!”

„Ach... hij heeft ons al goed geholpen,” zei Spinelli. „Hij is een echte vakidioot met oogkleppen voor,”

„Dat kan wel zijn, maar als door zo iemand de hele wereld gevaar loopt, moet hij worden opgeborgen,” mompelde De Vos nijdig.

„Niet overdrijven,” zei Spinelli. „Blijf met je gedachten bij onze opdracht! Het gaat om de H-mannen en niet om professor Mancero.”

 

Intussen lagen Sforza en zijn mannen zwetend te wachten. Hele zwermen muggen vielen op hen aan. Lichamelijk waren de meesten van de mannen niet veel gewoon. Maar Sforza dwong hen te blijven liggen om zoveel mogelijk krachten te sparen

De broeierige hitte in het oerwoud was nog erger dan de muggen. Gelukkig was er water genoeg. Sforza liet de veldflessen rondgaan en zorgde er verder voor, dat iedereen genoeg te eten kreeg. Ondanks de moeilijke omstandigheden was iedereen klaar om de Euro-5 aan te vallen. Het hele plan zou perfect werken, daarvan was Sforza zeker.

„Waar blijven ze nou?” vroeg Hans Weiss onrustig. „Ze zouden er zo langzamerhand moeten zijn.”

„Hij komt wel,” antwoordde Sforza, „hij komt... Ik voel het in mijn botten! Hij komt! En wij zullen hem pakken.”

 

Over de toppen van de bomen kwam vijftig mijl zuidelijker de Euro-5 met zijn „lading” langzaam aanvliegen. De Vos volgde de rivier. Het karkas, de Euro-6, was prachtig in de kabels blijven hangen. Het had niet beter kunnen verlopen.

„Daar is onze plek,” sprak Spinelli, die door het raam naar buiten keek. De Vos knikte. Via het scherm had de geprogrammeerde camera hem de open plek allang laten zien.

„Snelheid terug tot drie,” sprak hij. „Basje, houd je gereed met je mensen!”

Vlak boven de aangegeven plek, vijftig meter van de rivier, kwam de Euro-5 tot stilstand, honderd meter boven de aarde. Langzaam begon hij aan de daling, tot het karkas nog slechts een meter boven de begane grond zweefde. Dan ging het bovenluik van de Euro-5 open. De sloep, bestuurd door Basje Goris, werd gelanceerd. Met een korte boog zoefde de sloep naar de bosrand om de zaak te verkennen. Naast Basje zat Hasslenbourg. Samen bekeken ze de omgeving zorgvuldig, tien minuten lang, zoals de chef bevolen had. Dan klonk het bericht in de Euro-5: „Alles veilig, chef. Hier zit geen mens.”

„Okay,” zei De Vos, „dan zetten we de Euro-6 aan de grond. Opletten.”.

Uiterst langzaam daalde de Euro-5 iets verder, tot het karkas met een zachte plof op de grond terecht kwam. De kabels hingen eensklaps slap onder de buik van het ruimtevaartuig. Het benedenluik ging open. Een ladder werd uitgeschoven, waarlangs zes mannen bliksemsnel naar beneden klauterden. Zodra ze op het karkas en op de grond stonden, maakten ze de kabels los, die door de Euro-5 naar binnen werden getrokken.

„Alles okay?” vroeg de captain via de radio.

„Alles ziet er perfect uit,” antwoordde George Minco. „Ik zou er zelfs een hele krat wijn onder durven te verwedden, dat de Euro-5 hier voor me staat.”

„Mooi zo. Laten we hopen, dat Sforza er straks net zo over denkt. We gaan nu proberen of we hem hierheen kunnen lokken! Hij zal zo langzamerhand wel liggen te popelen! Denkelijk heeft hij ons al gehoord.”

 

„Het is de Euro-5, het MOET de Euro-5 zijn!” sprak Hans Weiss op dat zelfde ogenblik. „Ik vergis me niet! Hoor... dat hoge, jankende geluid! Daarginds, achter die bosjes, is de Euro-5”

„Maar hij moet hier zijn!” grauwde Sforza. „Hier! Daar!”

Hij wees naar de open plek, die voor hen lag.

De andere H-mannen wachtten gespannen af. Alle vermoeidheid was plots van hen afgevallen.

„Hij moet me verkeerd begrepen hebben,” sprak Hans Weiss verder. „Hij zit niet op de goede plaats! Als we nou... verdraaid... het geluid wordt harder! Hij komt hierheen! Blijf goed verborgen... Ze zien je op het scherm, als je niet goed verborgen bent!”

Het geluid van de machtige Euro-5 motor zwol aan.

Dan zagen ze het schip. Het vloog zeer laag over de rivier, maar meerderde hoogte. Gebiologeerd staarden de H-mannen naar het gevaarte, een haast onwezenlijk verschijnsel, glanzend in het zonlicht, scherp afgetekend tegen het groen van het bos aan de overzijde van de rivier.

„Daar is ie... daar is ie dan,” mompelde Sforza, die moeite had om zichzelf in bedwang te houden. Hij likte zijn lippen af. „Waar gaat hij heen?... Wat doet hij? Verdraaid... hij keert...”

„De Vos verkent de omgeving,” sprak Hans Weiss, wiens hart bonsde van opwinding. „Hij wil weten, of alles veilig is. Of misschien zoekt hij mij. Kijk... hij maakt een wending van negentig graden... Deksels... nou gaat hij terug.”

Met hogere snelheid keerde de Euro-5 inderdaad terug naar het zuiden. Evenwijdig aan de bosrand vloog hij over de rivier.

„Deksels... waarom landt hij niet?”riep Sforza. „Hij MOET landen! Daar, daar... dat stuk land, dat zijn de juiste coördinaten!”

De Euro-5 was intussen het bos reeds gepasseerd, dat de scheiding vormde met de open plek tussen het oerwoud en de rivier. Maar ze konden het schip nog steeds zien omdat het tamelijk hoog in de lucht zweefde.

Plots werd het motorgeluid minder. Even later hoorden ze een hoog gegier.

„Hij landt... hij landt daarginds!” riep Hans Weiss uit.

Inderdaad... ze zagen hoe de Euro-5 langzaam en statig naar beneden kwam en achter het bos verdween. Even later hield het gegier op.

Wat ze niet zagen was, dat de Euro-5 even nadien vlak over de oppervlakte van de rivier, zwevend op zijn magnetisch veld, bijna geruisloos verder naar het zuiden vloog, om van daaraf op grote hoogte terug te keren, teneinde de operatie te voltooien.

Hans Weiss en Sforza keken elkaar aan. Het bleef even stil tussen beide mannen. Dan sprak Hans: „Hij staat aan de grond... Hij staat er! Daarginds, achter dat bos.”

„Ja... Maar waarom is hij niet op deze plek geland?” vroeg Sforza achterdochtig. „Het is toch een goede landingsplaats. Of niet soms?”

„Het zou kunnen, dat hij minder goed is, dan we denken,” zei Hans. „We hebben de bodem niet onderzocht. De Vos heeft dat zo juist kennelijk wel gedaan! Misschien is de bodem te drassig.”

„Hm... Dat kan zijn. Maar laten we voorzichtig zijn.”

Stil bleef het hele gezelschap in de rand van het oerwoud liggen, een half uur lang. Dan zei Sforza:

„We gaan erheen... We moeten erheen... Ik geef nieuwe bevelen.”

Even nadien slopen de H-mannen met Sforza voorop door de rand van het oerwoud naar het bos, dat hen van de Euro-5 scheidde. Er werden geen bevelen meer gegeven. Met handgebaren gaf Sforza aan, wat ze moesten doen.

Plots hoorden ze in de verte iemand roepen.

Als bij toverslag stonden alle H-mannen doodstil.

„Ik ken die stem,” fluisterde Hans Weiss. „Het is Pierre Hasslenbourg. Hij is een van de bemanningsleden! Ze zijn al uit het schip gekomen! Waarschijnlijk zoeken ze me.”

Dat leek inderdaad het geval te zijn. Eensklaps zagen ze bij de rivier een rij van zes mannen... Langzaam liepen ze langs de oever, om zich heen kijkend en af en toe roepend. Ze konden de woorden in de bosrand verstaan.

„Hans! Hans Weiss!! Hans, ben je hier ergens!?”

„Voorzichtig,” siste Sforza tot zijn mannen. „Ze mogen niet hierheen komen! Laat je niet zien! Volg mij... We moeten nu snel te werk gaan!”

Hans Weiss had de mannen herkend. Zijn hart sprong op, toen hij hen zag, Basje Goris, George Minco, Pierre Hasslenbourg, Jef Devoort, Gino Cardinale en Manfred Blohm. Maar Hans kreeg geen gelegenheid om ze beter te bekijken, want Sforza leidde zijn mannen voorwaarts, door het bos, in tegengestelde richting als waarin de zes mannen van de Euro-5 liepen.

„We moeten er bijna zijn,” hijgde Sforza. Het bosgedeelte was vrij jong en niet erg dicht. Ze konden tamelijk ver voor zich uit zien. Aan het eind van het bos zagen ze een lichte streep.

„Daar moet ook open gebied zijn!” sprak Sforza. „Vooruit... daar moet hij staan! De Vos heeft zich daarginds aan land gewaagd! Vooruit!” Ze liepen nog tweehonderd meter verder.

En dan zagen ze hem, de Euro-6... Daar stond het schip, roerloos op de grazige vlakte langs de rivier, volkomen weerloos. Men kon zien, dat de luiken open waren. Het gevaarte helde iets voorover, omdat de grond niet egaal was.

Pietro Sforza hijgde. Op dit moment had hij lang moeten wachten... Maar nu lag de Euro-5 weerloos voor hem...

„Eindelijk...” gromde hij, „eindelijk... de Euro-5.”

„Euro-6”, verbeterde Hans Weiss laconiek.

„Wat doet dat er toe? We gaan hem pakken! En snel... We moeten profiteren van het feit, dat het grootste deel van de bemanning eruit is om jou te zoeken! Zes kerels heb ik geteld! Hoeveel zijn er dus nog aan boord?”

„Vijf of zes,” antwoordde Hans, „aangenomen, dat de bemanning voltallig is.”

„Juist... We moeten proberen zoveel mogelijk van die kerels naar buiten te lokken. En daarvoor ga jij zorgen! Houd je klaar! We moeten echter eerst op linie komen in deze bosrand om snel aan te kunnen vallen!”

Hij strekte zijn armen om aan te geven, dat iedereen zoveel mogelijk naar voren moest kruipen. Intussen lag Hans naar het gevaarte te kijken. Het leek majestueus, ongenaakbaar, tot alles in staat. Maar Hans Weiss had aan allerlei kleine bijzonderheden allang gezien, dat dit niet de echte Euro-5 was! De camera-kleppen waren rond en niet vierkant, het hangarluik was helemaal achteruit geklapt, wat bij de Euro-5 niet kon, de letters van het opschrift ‘EURO-6’ waren te blauw van kleur en zo waren er nog veel meer dingen, die alleen konden worden opgemerkt door iemand, die de Euro-5 door en door kende.

Hans Weiss lachte fijntjes. Maar hij schrok, toen van vlakbij het stemgeluid van Sforza klonk: „Waarom lach je?”

Hans had echter meteen zijn antwoord klaar.

„Ik heb een mooie stunt bedacht om de andere bemanningsleden naar buiten te krijgen. Luister... Ik kom dadelijk uit de bosrand te voorschijn alsof ik op mijn laatste benen loop. Ik zal om hulp roepen en neervallen!Ze zullen op me toesnellen, geloof dat maar gerust! Het lijkt me DE manier om ze uit het schip te lokken.”

„Prima,” zei Sforza. „Ik had ook al aan zo iets gedacht.”

„Zodra ze eruit zijn, moeten jullie ze aanvallen,” sprak Hans Weiss. „Je moet ervoor zorgen, dat ze niet verwond worden, want...”

„Oh nee... we zullen ze zo zachtzinnig mogelijk behandelen,” zei Sforza met een geniepig lachje. „We hebben ze nodig, die kerels. Een spuitje is genoeg om ze tot onze medewerkers te maken.”

Hans knikte.

De H-mannen lagen intussen op linie. Sforza keek nog even om zich heen om te controleren, of alles en iedereen gereed was. Dan zei hij: „Ga nu... En speel je rol goed!”

Hans stond op. Hij trok een paar scheuren in zijn kleding en besmeurde zich met modder, die vanaf de drassige bodem kon worden opgeschept. Dan wankelde hij naar voren, naar het open terrein. Strompelend en struikelend, alsof hij een helse tocht achter zich had, kwam hij te voorschijn. Hij hield zich vast aan een tak, deed nog enkele stappen naar voren en begon dan met zijn armen te zwaaien en te schreeuwen met een stem, die je eigenlijk niet verwacht zou hebben van een man, die een verschrikkelijke afmattende tocht door de rimboe had moeten maken.

„Hallo... hallo! Vos... Peter de Vos... waar ben je!? Hier ben ik! Help me! Help me dan... Kom me halen... ik... ik kan niet meer! Vos!!”

Zijn stem schalde over de vlakte en werd weerkaatst door de oerwoudrand aan de andere zijde. Vanuit de beschutting van de bosrand keken de H-mannen gespannen toe. Zouden de inzittenden van de Euro-6, voor zover die nog aanwezig waren, zich laten verleiden om naar buiten te komen? Het kon welhaast niet anders... Hans Weiss speelde zijn rol voortreffelijk. Hij leek volkomen uitgeput. Hij deed nog enkele stappen. Dan dreigde hij te vallen.

Eindelijk kwam er reactie. Sforza veerde iets omhoog, toen hij vanuit het benedenluik in het schip beweging opmerkte. Twee mannen verschenen in de opening. Verwonderd keken zij naar de eenzame figuur, die plots was verschenen en als een dronkeman op zijn benen stond te wankelen.

„Hans!” riep een opgewonden stem. Hans Weiss zwaaide zwakjes. Hij had Marco Spinelli herkend, de verbindingsman van sectie-3. De ander was Prosper Debruijckere.

„Help me... hier ben ik, help me!” riep Hans.

Het tweetal scheen zich geen moment te bedenken. Hollend kwamen ze naar Hans Weiss toe.

„Help me... help me,” zei Hans, die op zijn knieën was gevallen.

„Waar heb je zolang gezeten?” schreeuwde Spinelli. „We hebben je overal gezocht. Kerel, je bent er slecht aan toe, geloof ik.”

Ze hadden Hans bijna bereikt, toen Sforza en zijn mannen opdoken...

Stomverbaasd keken Spinelli en Debruijckere op. Wat gebeurde er? Eensklaps wemelde het terrein van mannen, kerels, gekleed in dezelfde overalls! Ze renden op het tweetal toe. Er klonken helemaal geen bevelen. Elk van de kerels, wel honderd in aantal, handelde als een automaat.

„Nee!” riep Prosper Debruijckere. Hij wilde weglopen, maar drie kerels kregen hem al te pakken en sloegen hem met enkele welgemikte slagen tegen de vlakte. Marco Spinelli was blijven staan als een standbeeld, alsof hij volkomen overdonderd was. Vlak voordat de H‑mannen hem grepen, hoorde hij Hans Weiss zachtjes zeggen: „Laat ze begaan... Ze zullen je niet doden. Alles verloopt best, Marco. Speel toneel, net als ik.”

„Si si,” bromde Spinelli. Dan kreeg hij een oplawaai, dat hem voorlopig buiten spel zette.

Hans Weiss stond op. Hij riep tot Sforza: „Er moeten nog enkele mensen in het schip zijn! Let op! Snel handelen We moeten ze overdonderen! Ze mogen niet de kans krijgen het schip te starten!”

Sforza maakte een gebaar, dat hij het begrepen had. Terwijl hij met zijn mannen verder holde, riep hij:

„Op alles is gerekend! Iedereen weet wat hij doen moet!”

De lange linie H-mannen splitste zich in drie gelijke groepen. Groep een liep het hardst. Zij bereikte het schip als eerste. De mannen klauterden naar boven, naar het openstaande hangarluik. Zij waren de sterkste van de H-mannen. Onder hen bevonden zich de kerels van de rivierboot, welke in Italië was aangevallen door helicopters en die zich met duikerspakken hadden weten te redden, vlak voordat de boot op de oever was gelopen. Ze klommen reeds naar binnen, toen de tweede groep de achteringang bereikte. Tegelijkertijd klommen de eerste mannen van de derde groep door de zijingang naar binnen. Onder hen bevonden zich Sforza en Hans Weiss. Hans keek snel even achter zich. Marco en Prosper lagen nog steeds in het gras, volkomen groggy. Maar zij zouden snel weer op de been zijn. Hij bevond zich helemaal achter in de groep. Sforza was reeds naar binnen gegaan. Vanuit het schip klonk geschreeuw. Het gehele schip was reeds bezet. Op elk dek, in elke kamer, elk vertrek hadden de H-mannen zich reeds genesteld. Hans bleef wijselijk buiten staan. Hij hoorde duidelijk, dat er gevochten werd. Waarschijnlijk waren Marc Bonjour en Pietro Germani nog aan boord. Maar kennelijk werden ook zij snel buiten gevecht gesteld.

Sforza verscheen in de deuropening. Hij riep tot Hans: „Kom mee... Waarom sta je daar nog? We moeten het schip starten! We hebben geen tijd te verliezen! We hebben alles vast in handen. Er bevonden zich nog twee mannen aan boord, die we hebben neergeslagen. De anderen kunnen elk moment weer hier zijn Schiet op! Naar de commandokamer!”

Het liefst was Hans buiten gebleven. Hij wist, dat het hele karkas over enkele ogenblikken door de echte Euro-5 geïoniseerd zou worden en voor de inzittenden was dat geen pretje... Maar hij moest zich in het onvermijdelijke schikken en klom naar binnen, geholpen door Sforza, die straalde van triomf.

„Luiken sluiten!” klonk zijn commando.

Terwijl Hans met Sforza in de lift stapte hoorde hij, dat de luiken inderdaad dicht gingen. Ook de lift werkte, zij het haperend en schokkend. Maar Sforza had geen tijd om daar te veel aandacht aan te schenken. Alles moest snel gaan, snel snel snel... De lift had het hoogste punt nog niet bereikt, toen ze bleef steken. Sforza werd nijdig.

„Ik had gedacht, dat de Euro-5 van beter materiaal voorzien was!” sprak hij. Hij moest de deur openwrikken om in de commandokamer te komen.

Hans bemerkte, dat de commandokamer en de daarachter liggende kaarten- en verbindingsruimte was bezet door wel twintig H-mannen. Het wemelde ervan. Sforza had bij deze operatie geen enkel risico willen lopen en daarom alle mannen ingeschakeld, waarover hij beschikte. En dat zou zijn ongeluk worden... Reservekrachten waren er niet meer!

„In de commandostoel!” beval Sforza aan Hans Weiss. Iemand kwam aanlopen en meldde, dat het hele schip was doorzocht, maar dat men geen verdere bemanningsleden meer had kunnen vinden.

„Okay,” zei Sforza. „We laten die twee daarbuiten hier achter. Die kerels zouden een welkome aanvulling van onze kracht zijn geweest, maar we hebben nu andere dingen te doen. Start het schip, Hans!”

„De radar werkt niet!” klonk een stem. „We krijgen geen enkel contact.”

Sforza keek Hans aan. Hij vroeg nijdig: „De lift werkt niet goed, de radar werkt helemaal niet... zijn er soms nog meer dingen die het niet doen? Waar wacht je nog op! Je weet toch, dat we geen tijd te verliezen hebben!”

Stokstijf zat Hans Weiss op de stoel. Hij wist niet, wat hij nu doen moest. Hij morrelde wat aan enkele handles, drukte op een knop en keek naar het radarscherm, dat het niet deed. Wat moest hij nog meer doen? Hij wist, dat al die knoppen, meters en handles nagemaakte flauwekul dingetjes waren... En Sforza had dat nog steeds niet in de gaten. Hoewel... dat zou niet lang meer duren.

„STARTEN!” schreeuwde hij woedend.

„Ik moet eerst een beeld hebben op het scherm,” zei Hans.

„Wat? Waarom! Starten, zeg ik! Anders doe ik het zelf!”

Hij deed een stap naar voren en gaf een ruk aan de twee hefbomen, die - naar hij wist - de hoofdmotoren in werking moesten stellen. Ontzet staarde Hans Weiss naar het tafereel. Misschien had de monteur, die de hefbomen had aangebracht, wat al te onnauwkeurig en te haastig gewerkt, misschien ook had Sforza veel te hard getrokken in zijn gejaagde woede. In elk geval... hij trok een van de hefbomen finaal uit het paneel, zo krachtig, dat een stuk van het paneel meekwam. En tot zijn ontsteltenis bleek zich achter het geweldige paneel een volkomen lege ruimte te bevinden. Er waren zelfs geen draden of leidingen te bekennen. Men keek zo op de kale metalen wand van het karkas.

Inderdaad... een karkas.

„Wat... wat... ?” mompelde Sforza met een vragende blik in zijn ogen.

Op dat ogenblik begon hij het te begrijpen...

Hans bleef stokstijf in zijn stoel zitten. De gevaarlijkste ogenblikken van de hele onderneming waren nu aangebroken. Peter de Vos zou haast moeten maken, verdraaid veel haast...

„De lift...” sprak hij. „We moeten naar beneden om...”

„De lift werkt niet meer!” werd er vanuit de liftkoker geroepen. „Er moet iets niet in orde zijn met de liftmotor!”

„Wat?”

Pietro Sforza had de handle nog steeds in zijn hand. Hij stond naar Hans Weiss te loeren. Langzaam sprak hij, terwijl de anderen hem aanstaarden: „Wat... wat is hier gaande...? Wat gebeurt er? Wat heeft dit allemaal te betekenen...? Weiss... ik vraag jou iets! Wat... wat is er?”

Hans zat rechtop in de stoel en verroerde geen vin. Het had geen zin meer nu nog iets te doen. Hij kon alleen nog maar afwachten. Hij kneep zijn ogen dicht.

„Hans Weiss, ik vraag je iets!” schreeuwde Sforza.

„Okay,” sprak Hans. „Je zit in de klem, Sforza! Het is allemaal een list, een list die ik bedacht heb, samen met Peter de Vos. Je mag dan super intelligent zijn, Sforza, tegen gewoon gezond verstand kun je niet op!”

„Wat bedoel je!?” schreeuwde Sforza uitzinnig. „Het serum... ik zeg je dat het serum...”

Op dat moment klonk een angstaanjagend gegier, dat zeer snel luider werd. Sforza kneep zijn oren dicht. Ontsteld keken de mannen naar de wanden van het schip.

Ze zagen plots rookontwikkeling. En dan werd alles donker.

 

De Euro-5 had de patrouille enkele mijlen noordelijker snel opgepikt en was daarna naar grote hoogte gestegen. Via de camera’s had De Vos alles in de omgeving van het karkas kunnen volgen. Toen hij zag, dat alle H-mannen en ook Hans Weiss naar binnen waren gegaan, had hij bevel gegeven:

„Dalen tot honderd... ionisatie gereed... Alle kanonnen wachten op vuur bevel.”

Enkele minuten later priemden de stralen naar beneden en troffen de Euro-6 met volle kracht. Het was een kwestie van seconden. Ze zagen hoe het karkas verdween en hoe een rookwolk omhoog steeg. Ze zagen ook, hoe de mannen, die zich op verschillende dekken hadden bevonden, als wassen poppen naar beneden duikelden. Sommigen van hen zouden, zonder dat ze het wisten, een lelijke val maken! En Hans Weiss was waarschijnlijk een van hen.

„Snel landen!” sprak Peter de Vos.

De Euro-5 kwam neer vlak naast de plaats, waar eens het karkas van de toekomstige Euro-6 had gestaan. De bemanning sprong naar buiten. Alleen Marc Bonjour bleef binnen om het controlepaneel in de commandokamer in het oog te houden. De H-mannen vormden een vreemde aanblik... Schots en scheef lagen ze over elkaar heen. Door de hevige schok, waarmee de ionisatie van het metaal gepaard was gegaan, waren ze allemaal bewusteloos. Sommigen hadden door de val een flinke smak gemaakt. Ze hadden hulp nodig. Maar de eerste zorg gold Hans Weiss. Ze vonden hem versuft, boven op Pietro Sforza liggend. Zijn val was gebroken door degenen, die onder hem lagen. Met behulp van enkele medicamenten werd hij snel weer bijgebracht. Hij knipperde even met zijn ogen, keek Peter de Vos aan en zei: „Wel wel... je had mijn boodschap dus toch begrepen! Bedankt, Vos... Het was op het nippertje! Sforza beging bijna een ongeluk aan mij, toen hij het ontdekte!”

„Jij wordt bedankt !” riep Peter de Vos uit. Hij gaf zijn ondercommandant een klap op de schouder. „Man, je hebt het onmogelijke gepresteerd!”

„Dank zij de koolstof,” antwoordde Hans Weiss, voorzichtig overeind komend. „Heb je nog meer van dat spul?”

„Hopen,” sprak Basje Goris, die vlak bij het tweetal druk bezig was met het boeien van de gevangenen, die zo voor het oprapen lagen.

„Prachtig,” zei Hans Weiss. „Dan zou ik dat spul maar eens aan onze gevangenen gaan toedienen. Ze kunnen het gebruiken. Ik ben benieuwd, hoe ze erop reageren.”

Het hele stel lag stevig gebonden in de Grote Hal. Sommigen keken woedend uit hun ogen, maar de meesten reageerden helemaal niet. Tot ze een portie Norit kregen toegediend.

Men zag, hoe ze veranderden. Het duurde een half uur, voordat de serum-moleculen in hun lichamen geneutraliseerd waren, maar daarna waren de voormalige H-mannen heel andere mensen geworden. Sommigen keken verwilderd uit hun ogen, anderen schaamden zich, twee zaten hardop te huilen. Ze herinnerden zich alles, maar begrepen het niet helemaal. Een van hen, een voormalige chirurg, schudde steeds met zijn hoofd en mompelde telkens opnieuw: „Hoe heb ik het kunnen doen... Waarom deed ik het..? Ik weet, dat ik de vrije beschikking had over mijn hersens, over mijn denkvermogen, over alles en toch... en toch volgde ik die bandiet, die Sforza door dik en dun. Ik zou alles voor hem hebben willen doen.”

De Vos legde uit, dat het serum hun morele gevoelens volkomen uitgeschakeld had en dat hun volgzaamheid daardoor te verklaren was. Ze hadden gemeend, dat ze alles zouden verkrijgen wat ze wilden, als ze Sforza, hun leider zouden volgen. Verder legde De Vos uit, waarom de Europese coalitie had besloten in te grijpen en dat de Euro-5 een werktuig van die coalitie was.

Het was een vreemd idee gewoon met de voormalige vijanden te kunnen praten. De meesten waren stil, maar allengs maakte hun verbijstering plaats voor een hevige woede jegens Pietro Sforza. De Vos liet Sforza wijselijk opsluiten in de Kleine Hal. Stevig geboeid zou hij de reis terug in de Euro-5 moeten doorbrengen.

„De rest laten we over aan zijn rechters,” zei Peter de Vos.

Vervolgens nam hij contact op met sectie-3 en vertelde volkomen kalm op welke wijze ze voorgoed met de H-mannen hadden afgerekend.

Zodra in de Saragossa-Republiek bekend werd, dat Sforza en de hele regering - die compleet aan de operatie had deelgenomen - gevangen was genomen, brak de zoveelste opstand uit. Een groepering, die zich allang verzet had tegen de Italiaanse macht, wist het regeringspaleis te bezetten. De Europese coalitie hielp daarbij een handje onder leiding van Grazza, het hoofd van sectie-3. Daarbij werd in een van de bijgebouwen van het paleis de G.M.C. gevonden, die bekleed was met het verdichte metaal, waarop zelfs de ionisatiekanonnen van de Euro-5 geen invloed hadden. De G.M.C. werd gedemonteerd en naar Europa verscheept. De nieuwe machthebbers deden er graag afstand van in ruil voor hulp bij de opbouw van hun land. Er werd nog gezocht naar een laboratorium, waarvan Sforza denkelijk gebruik had willen maken, doch dat bleek nergens te vinden. Pietro Sforza had al zijn onderzoekingen in Europa gepleegd, zoals hij later ook bekende.

Het geheim van het verdichten van metaal werd overgenomen door sectie-4 (geheime projecten), die zou onderzoeken of het toegepast zou kunnen worden op de Euro-5, die daardoor nog onkwetsbaarder zou worden.

 

Met Hans Weiss weer naast zich vloog De Vos terug naar Europa. Onder het ontvangstcomité bevond zich niemand minder dan professor Mancero. Hij zag eruit als een wilde. Hij had zich dagenlang niet geschoren en was zelfs vergeten te eten. Hij kwam naar voren, toen de bemanning was uitgestapt en mompelde: „Signor De Vos... heb dank voor alles... Het spijt me, ik ben eigenlijk de schuld van alles... Mijn ogen gingen open, toen ik hoorde dat Sforza alle macht wilde veroveren, alle macht... ook de macht over mij... Hij zou ons allemaal in zijn klauwen hebben gekregen... Ik... ik had het eerder moeten inzien... Ik zeg u... ik ga van nu af aan een andere koers varen... Dat serum... dat serum moet weg... Ik vernietig alle formules... Ik wil er niets meer mee te maken hebben... Niets!”

Hij schudde De Vos de hand en durfde hem niet aan te kijken. Hij sprak verder: „Het serum vervuilt de mens... Het vervuilt zijn denkvermogens... Dat mag niet... Ik ben degene, die dat kan voorkomen...”

„Okay, professor,” sprak Peter de Vos, „ik ben ervan overtuigd, dat u het goed meent. Als u onze hulp nodig hebt, staan wij tot uw beschikking. Overigens... weet u, dat wij Sforza door u op het spoor zijn gekomen? U was de eerste, die als onbekende werd genoemd bij onze speurtocht naar Pietro Sforza.”

Mancero keek hem vragend aan.

„Ja... Sforza had indertijd zijn opdracht aan kapitein Moussaskouras, die plutonium naar Italië moest smokkelen, geschreven op een velletje papier, dat hij uit uw memo blok moet hebben gescheurd. Hij werkte toen nog onder uw leiding. Uw naam stond er niet op, maar uw telefoonnummer wel. Zo ontdekten we via u het spoor naar Sforza.”

„Ja ja,” mompelde Mancero. „Mooi werk, signor De Vos... Zonder u zou het... zou het allemaal fout zijn gelopen, dan... dan stonden we hier nu niet... Hopelijk neemt u het mij niet kwalijk, dat ik nu ga?”

„Nee nee, tot ziens, professor.”

Mancero strompelde weg. Het was de vraag, of hij na zijn onthutsende ontdekking nog ooit wetenschappelijk werk zou doen.

„Zo, dat is dat,” zei De Vos opgewekt. „We zijn terug in Frankrijk. En bij Frankrijk hoort champagne! Waar is de champagne!”

Het werd een feestelijk besluit, waarbij alle sectie-hoofden aanwezig waren.

 

Twee dagen daarna maakte de Euro-5 een vertikale start vanuit de verlaten Ardèche naar de planeet Pluto, waar het hoofdkwartier in de persoon van monsieur Zero al weer nieuwe opdrachten in petto had.