18

Als Arnold Avery had geweten hoezeer Steven met zichzelf had geworsteld om dat ene woord op te schrijven, zou hij er beslist meer waardering voor hebben gehad.

  Toen het eenmaal tot hem was doorgedrongen dat zijn gedrag als beledigend was ervaren en dat hij het goed moest maken, had Steven een tiental brieven geschreven, maar er niet één verstuurd. De inhoud varieerde van een onsamenhangende opsomming van de redenen waarom hij zo ontzettend naar informatie verlangde tot een vleiende smeekbede om raad en een woedende tirade over de ongevoeligheid van de afstandelijke gevangene.

Briefje_pag 107.tif

Zo was het een tijdlang doorgegaan. Een emotionele achtbaan die zich wekenlang had voortgezet, en Steven was misselijk geworden van al het gesmeek en duizelig van kwaadheid. Kort gezegd had hij het veel moeilijker gevonden om het kleine beetje trots dat hij had in te slikken dan hij had verwacht.

  Ten slotte schreef hij – met de kortheid die hem ook het geniale ‘Groet’ had opgeleverd – simpelweg: ‘Sorry’, in de hoop dat Avery daarin de willekeurige onderliggende motivatie zou lezen die Stevens doel het best zou dienen. Met minder kwam hij niet weg, maar hij was ook niet bereid om méér te doen.

  Er ging nog een week voorbij, een week waarin Lewis beweerde dat Chantelle Cox verliefd op hem was.

  Het was niet de eerste keer dat Lewis overtuigd was van zijn eigen seksuele aantrekkingskracht. De vorige zomer had Lewis hem terloops verteld dat hij Melanie Sparks borst had mogen aanraken. Steven was verbijsterd geweest en alleen na voorzichtig, maar aanhoudend doorvragen van zijn kant bleek dat het wel door een vest en een bloes heen was gebeurd, en dat het eigenlijk meer een rib was geweest, en dat de wispelturige Melanie hem meteen daarna een elleboogstoot tegen zijn keel had verkocht. Toen Steven weifelend opperde dat Melanie Spark – heel misschien – niet vrijwillig had deelgenomen aan het incident met de aangeraakte borst, had Lewis hem met een meewarige grijns aangekeken en opgemerkt dat vrouwen voortdurend van gedachten veranderen wat seks betreft, dat ze daar bekend om stonden.

  Kennelijk was Chantelle Cox niet van gedachten veranderd; Lewis had tenminste geen nieuwe blauwe plekken die het tegendeel bewezen.

  ‘Lalo en ik waren sluipschutters, en zij rende naar de achterkant van de schuur en ik ging achter haar aan...’

  ‘Waar was Lalo dan?’

  ‘Die was veel te bang. Toen hij haar de vorige keer daarheen achtervolgde, heeft ze hem met de tuinslang geslagen. Ik ging dus wel, want ik wist dat mijn vader de tuinslang gisteren had gebruikt om de auto te wassen en hem aan de voorkant had laten liggen. Ze bleef daar gewoon staan, dus heb ik haar neergeschoten, maar ze wilde zich niet op de grond laten vallen vanwege alle rotzooi, snap je?’

  Steven snapte het helemaal. Hij was zelf een paar keer gestorven in de rotzooi achter de schuur bij Lewis thuis.

  ‘Dus ik zeg tegen haar: “Als je je niet laat vallen, neem ik je gevangen”, en zij zegt: “Da’s goed”, dus ik draai haar armen op haar rug en bind ze vast met mijn trui, snap je wel?’

  Steven knikte. Hij was ook verschillende keren vastgebonden met Lewis’ trui. Het deed geen pijn en je kon jezelf zo loswurmen.

  ‘En toen zoende ze me, op mijn mond.’

  ‘Heeft zij jou gezoend?’

  ‘Zij heeft mij gezoend, ja.’

  ‘Met haar tong?’

  ‘Haar tong?’ Lewis keek hem vragend aan.

  ‘Ja,’ zei Steven. ‘Heeft ze haar tong in je mond gestoken?’

  Er vloog een blik vol walging over Lewis’ gezicht. ‘Doe niet zo goor!’

  Steven bloosde. Hij had eens ergens opgevangen dat meisjes dat deden, maar nu – in verwarring gebracht door Lewis’ onmiddellijke afkeer – kon hij zich niet meer herinneren waar hij dat had gehoord en of de bron wel een goede naam had. Zijn vanzelfsprekende eerbied voor Lewis op het gebied van alle wereldlijke zaken vormde een wezenlijke pijler van hun vriendschap en hij had het gevoel dat hij niet alleen een grens had overschreden, maar daarnaast ook nog eens in een moeras was beland en zo snel mogelijk weer naar de kant moest zien terug te komen.

  Hij schokschouderde en trok een verontschuldigend gezicht. Lewis staarde hem kwaad aan.

  ‘Heb je haar borst ook aangeraakt?’ Steven hoopte dat hij op veiliger terrein kon terugkeren door Lewis de gelegenheid te geven om op te scheppen, en dat had hij goed ingeschat.

  Lewis staarde even glazig voor zich uit en knikte toen enthousiast. ‘Jazeker, allebei zelfs. Tegelijk. Ik kreeg ook een stijve en zo.’

  Steven wist dat dit gelogen was. Niet alles. Hij was ervan overtuigd dat Chantelle Lewis had gezoend, of zich door hem had laten zoenen. Maar hij had het altijd meteen door wanneer Lewis van zijn eigen verhaal afweek en lukraak een mijnenveld van leugens op strompelde. Zo’n afdwaling werd altijd ingeluid door een sluwe blik in zijn ogen, alsof hij inwendig de horizon afstruinde, op zoek naar de mogelijke valkuilen die zijn voorgenomen leugenachtigheid zou kunnen opleveren. Steven liet hem altijd begaan. Het was vergelijkbaar met de lekkerste helft van een boterham. Wat had het voor zin erover te bekvechten?

  Bovendien, zo bedacht hij in een onverwachte vlaag van ongekende volwassenheid, had hij vorige week nog zijn excuses aangeboden aan een heuse seriemoordenaar; dat hij Lewis zijn denkbeeldige stijve in de tuin achter de schuur gunde, stak daar bleekjes bij af.

  Trouwens, met Chantelle Cox zoenen was ook wel iets om over op te scheppen. Ze was niet echt knap en was een wildebras, maar ze had wel degelijk borsten, ook al gebruikte ze die nooit om uitdagend met jongens te flirten, zoals Alison Lovacott dat deed. Dat werd tenminste beweerd. Steven had gehoord dat Alison Lovacott John Cubby in de rij voor de lunch haar boezem had laten zien. Hij kon het nauwelijks geloven, maar als het iemand kon overkomen, dan was het wel John Cubby, de captain van het voetbalteam tot zestien jaar en veruit de knapste jongen van de school.

  Het schoot Steven nu ook te binnen dat John Cubby degene was die dat van die tong had gezegd en dat het dus vast waar moest zijn. Te laat, hij was al teruggekrabbeld. Het idee dat Chantelle Cox haar tong in zijn mond zou steken, wekte bij hem echter geen afschuw op. Het joeg juist een kleine huivering door zijn lijf die helemaal niet onprettig aanvoelde. Hij werd rood. Misschien was hij wel niet helemaal normaal. Zoals Arnold Avery ook niet helemaal normaal was. Hij fronste zijn wenkbrauwen bij die verontrustende gedachte en wilde maar dat die nooit bij hem was opgekomen.

  ‘Wat mankeert jou?’ Lewis staarde hem onderzoekend aan.

  ‘Niets,’ antwoordde hij automatisch, en toen hij opkeek zag hij dat ze bijna bij Lewis’ huis waren.

  Ze namen afscheid en Steven liep alleen door naar huis.

  Hij glimlachte naar zijn oma achter het raam, maar zij kneep meteen haar lippen op elkaar alsof hij alleen al door van school naar huis te lopen iets verkeerds had gedaan.

  Davey had al het speelgoed dat hij bezat achter de voordeur in de gang uitgespreid. Toen Steven binnenkwam, kraakte er iets onder zijn voet; hij keek omlaag en zag een roze bolletje met een barst erin. Hij schopte het stuiterend in de richting van de plint.

  ‘Steven?’

  Zijn moeders stem klonk gespannen; Steven bleef roerloos staan en vroeg zich af of hij nog door de voordeur kon verdwijnen zonder dat ze zou weten dat hij binnen was geweest.

  ‘Hij is net binnengekomen.’ Oma’s stem klonk treiterend.

  Steven kon niet voorkomen dat zijn stem behoedzaam klonk. ‘Wat is er?’

  ‘Kun je alsjeblieft even hier komen?’

  Hij keek op en zag dat zijn oma door de deur van de woonkamer kwam om zijn zware gang naar de galg in de keuken genietend gade te slaan.

  Zijn moeder zat aan de keukentafel met een brief van Arnold Avery in haar hand.

  Steven voelde dat zijn blaas zich van schrik samenkneep en kon ternauwernood voorkomen dat de pis langs zijn benen stroomde, maar klapte wel bijna dubbel van de inspanning. Het was een herhaling van het voorval met het ruimtestation van lego.

  Lettie keek hem koeltjes aan.

  ‘Er is een brief voor je gekomen.’

  Hij wist niet wat hij moest zeggen. Kon zich niet eens herinneren hoe dat ook alweer ging. Hij voelde zijn nek prikken en branden. Zijn leven was voorbij.

  Lettie tuurde naar de brief en schraapte haar keel.

  ‘Een foto zou een goed begin zijn,’ las ze voor.

  ‘Een foto! Walgelijk!’ Zijn oma stond achter hem. Ze schoof hem nu aan de kant om naar Lettie te lopen en probeerde de brief uit haar handen te trekken. Lettie hield hem goed vast.

  ‘Laat maar, mama, ik kan het zelf wel af.’

  Zijn oma snoof minachtend. Ze herkenden dat snuivende geluid allemaal. Het hield in dat zij het beter wist.

  Nu hun aandacht even was afgeleid, wierp Steven vlug een blik op de bruine envelop. Net als de vorige keer stond er niets op wat verraadde waar hij vandaan kwam. Hij wist dat het schrijfpapier dat Avery gebruikte niet van een gevangenislogo of iets dergelijks was voorzien. Het was gewoon goedkoop papier uit een schrift. Het kon echt overal vandaan komen. Avery zette wel altijd zijn gevangenennummer boven aan het papier, maar zonder de juiste context zei dat helemaal niets.

  Steven putte hoop uit de wetenschap dat de envelop en het schrijfpapier anoniem waren en die hoop gaf hem moed.

  ‘Mag ik hem lezen?’

  Lettie en zijn oma staarden hem allebei aan alsof hij om een nieuwe onderbroek van zuiver goud had gevraagd.

  ‘Hij is toch aan mij gericht?’ Het lukte hem zelfs een lichtelijk boze ondertoon in de woorden te leggen, en opeens werd Lettie in de verdediging gedrukt. Ze had een brief geopend die niet van haar was. Ongeacht de omstandigheden was dat moeilijk te rechtvaardigen.

  Ze probeerde het toch.

  ‘Hij mag dan misschien aan jou zijn gericht, maar als hij van een of ander meisje afkomstig is, gaat de inhoud mij wel degelijk aan. Als jij elk moment een meisje zwanger kunt maken en mij met een baby gaat opzadelen, dan heb ik het recht om dat te weten. Begrepen?’

  Stevens hersenen draaiden op volle toeren om de gedachtegang die zijn moeder allang had afgerond te volgen. Uiteindelijk bereikte hij na een moeizame strijd vol mentale verwarring waarin hij zichzelf tot rede probeerde te brengen hetzelfde punt als zij. Zijn moeder dacht dat de brief van een meisje was. Een geheim vriendinnetje. Een vriendinnetje met wie hij misschien zelfs wel seks had gehad.

  Steven proestte het bijna uit. Seks met een meisje lag zo ver buiten zijn bereik dat hij niet eens zeker wist of dat van die tong nu echt waar was of gewoon een smerige grap. Zijn enige kennis over seks met een meisje had hij opgedaan door te luisteren naar Lewis’ fantasieën over borsten en zijn stijve.

  Als Steven Lamb nu dezelfde jongen was die hij aan het begin van de lente was geweest, had hij hardop gelachen. De Steven Lamb van de geheime zoektocht naar een dood lichaam die een seriemoordenaar had geschreven zag zijn kans schoon, en maakte er gebruik van.

  Hij stak zijn hand vastberaden, maar nonchalant uit. ‘Ik kan natuurlijk pas zeggen van wie hij is als ik hem heb gelezen, hè?’

  Zijn rustige stem en haar groeiende schuldgevoel spoorden Lettie aan hem de brief te overhandigen, ook al stond oma knarsetandend achter haar.

  Steven had aan één blik genoeg:

Briefje_pag 112.tif

Meer stond er niet. Zelfs Avery’s initialen ontbraken. Niets belastends. Niets wat hij meteen begreep, maar dat kwam nog wel. Hij was ervan overtuigd dat hij het later wel zou begrijpen. De D en B waren in hoofdletters geschreven, maar de initialen DB kwamen hem niet direct bekend voor. Geen enkel slachtoffer had een naam die met DB begon. Dat deed er ook niet toe. Hij had de brief gezien; hij had de code herkend. Hij kwam er nog wel achter.

  En, wat nog veel belangrijker was: zijn moeder zou er nooit achter komen.

  ‘Is hij van die AA?’

  Steven haalde zo onverschillig zijn schouders op dat hij aan zijn eigen eerlijkheid begon te twijfelen.

  ‘Het is gewoon een meisje, mam.’

  ‘Een meisje dat een foto van jou wil hebben!’ Lettie probeerde uit alle macht haar achterdocht en boosheid weer aan te wakkeren, maar Stevens openhartigheid had haar alle wind uit de zeilen genomen.

  Hij haalde nog een keer zijn schouders op, stopte intussen de brief terug in de envelop en propte die in de achterzak van de zwarte broek van zijn schooluniform.

  ‘Ik kan er ook niets aan doen dat ik zo’n spetter ben.’

  Het had goed en slecht kunnen uitpakken, maar voor de verandering liep het eens goed af. Letties gezicht ontspande zich, en ze keek hem glimlachend aan en sloeg haar armen om zijn middel, terwijl hij een halfhartige poging deed de kus op zijn wang te ontduiken.

  Zij won de strijd en ze lachten allebei, en oma keerde zich om naar het aanrecht, maar toen had Steven al gezien dat haar gezicht zich had ontspannen bij het horen van zijn grapje, en opeens schoot het hem – heel even maar – weer te binnen waarom hij ook alweer had gegraven.

  Hiervoor.

  Voor dit soort momenten; waarop het vooruitzicht dat ze op een goede dag weer een echt gezin zouden vormen opeens door de korst van verdriet, wrok en armoede heen drong, en hem met een gelukzalig en tegelijkertijd ook pijnlijk droevig gevoel vervulde.

  Hij probeerde niet langer zich los te wurmen, maar stond toe dat zijn moeder hem stevig vasthield, iets wat ze in jaren niet had gedaan, en legde zijn hoofd op haar schouder, terwijl zij over zijn rug streelde zoals je dat bij een vermoeide peuter zou doen.

  ‘Je bent toch wel voorzichtig, hè, Steven?’

  ‘Natuurlijk, mam.’

  ‘Ik ben gewoon bang dat je gekwetst wordt.’

  ‘Dat weet ik. Ik zal heel voorzichtig zijn.’

  ‘Vraag hem eens naar voorbehoedsmiddelen,’ merkte zijn oma op, die sneller dan hij ooit voor mogelijk had gehouden in haar oude gedrag verviel.

  Lettie liet hem los en keek haar moeder nijdig aan. Het moment was voorbij en Steven rechtte een tikje onwillig zijn rug.

  ‘Kijk nou maar niet zo naar me, meid. Ik wilde dat ik dat bij jou had gedaan, dan zou je zelf nooit...’ Ze maakte haar zin niet af, maar knikte veelbetekenend in Stevens richting.

  Hij werd rood – deels uit woede jegens zijn oma – en zijn moeders hand greep de zijne.

  ‘Je bent toch wel bekend met voorbehoedsmiddelen, Steven?’

  ‘Mam!’ Hij werd vuurrood van schaamte, maar ergens diep vanbinnen voelde hij zich aardig zelfvoldaan, omdat zijn moeder en zijn oma serieus geloofden dat hij, Steven Lamb, zo begeerlijk kon zijn dat iemand – op een onbepaald moment in de toekomst – zou willen overwegen om seks met hem te hebben.

  Het was best vleiend.

  Maar het was toch voornamelijk heel gênant.

  Hij schoof achteruit bij zijn moeder vandaan en voelde dat de hitte in golven van zijn hoofd sloeg.

  Hij ving echter de bezorgde blik in zijn moeders ogen op, en omdat ze hem had omhelsd, wist hij met moeite een soort antwoord uit te brengen.

  ‘Maak je maar geen zorgen, mam.’

  ‘Geef jij me daar dan geen reden toe, oké?’

  Hij knikte en trok zich terug, ook al kon hij van zijn oma’s gezicht aflezen dat zij vond dat hij er te gemakkelijk vanaf was gekomen.

  Hij nam de trap met twee treden tegelijk. Het viel niet mee, maar Lewis had het eens zonder succes geprobeerd, dus bedacht Steven dat hij maar beter kon gaan oefenen, aangezien Lewis het kennelijk de moeite waard vond. Hij kwam buiten adem boven aan.

  DB. DB. Niet één van de kinderen heette DB. Wilde Avery hem zo duidelijk maken dat er nóg een moord had plaatsgevonden?

  In zijn slaapkamer bestudeerde hij de brief aandachtig in het gedempte licht bij het raam. Er stonden voor zover hij kon zien verder geen tekens in. Hij haalde de plattegrond van Exmoor tevoorschijn die hij voor zijn briefwisseling met Avery gebruikte en bekeek die centimeter voor centimeter. De letters stonden niet op een speciale plek op het vel papier, dus Steven probeerde niet eens ze ergens op te leggen.

  Een foto zou een goeD Begin zijn.

  Avery wilde een foto hebben van DB. Maar wie was DB in vredesnaam?

 

Drie nachten later werd Steven met een schok wakker, omdat hij het antwoord wist.

  Hij voelde het aan zijn water.

  DB was geen ‘wie’ maar een ‘wat’.

  Het was het hoogste punt in het heidegebied en dicht bij de plek waar alle lichamen waren gevonden.

  Arnold Avery wilde een foto hebben van Dunkery Beacon.