Prince

Zelfs als heel Endehabven betoverd was, zou het niet stiller geweest zijn dan toen Heer Derek Ende thuis kwam. 

Ik lichtte Mevrouw onmiddellijk in zodra zijn lichtstuwer arriveerde en in een baan om de planeet cirkelde. In de ontvangstschaal keek ik hoe hij en Jon thuiskwamen, en precies op de rand van het eiland landden, bij de fjord met zijn zwijgende watermassa. 

Al die tijd was de wind zo zwak alsof er een vloek op rustte en geen van onze bomen bewoog. 

'Waar is mijn Meesteres, Hols?' vroeg Derek me toen ik hem ging begroeten en hem uit zijn pak kwam helpen. 

'Ze vroeg me u te zeggen dat ze zich in haar kamer heeft teruggetrokken en u niet kan zien, Heer.' 

Hij keek me in de ogen zoals hij zo zelden deed. 'Is ze ziek?' 

'Nee. Ze zei alleen dat ze u niet kon zien.' Zonder te stoppen om zijn pak uit te trekken, haastte hij zich het gebouw in.

De twee volgende dagen was hij weinig buiten maar gaf er de voorkeur aan in zijn kamer te blijven, terwijl Mevrouw nog steeds in de hare bleef. Een keer liep hij tussen de proefbassins en de kooien door. Ik zag hoe hij met een net een vis opschepte en in de lucht gooide, waarna hij toekeek hoe de vis zich in een nieuwe vorm worstelde en wegvloog tot hij uit het gezicht verdween in een achtergrond van verwarde wolken; maar het was duidelijk dat hij minder belang stelde in de geheimen van spanning en metamorfose dan in het symbolische van het vliegen van de karper. 

De meeste tijd was hij bezig met de spoelen waarop hij zijn levensgeschiedenis vastlegde. Een hele muur was bedekt met kasten vol van deze spoelen - het stilgelegde tromgeroffel uit voorbije eeuwen. Van de latere spoelen heb ik in het geheim dit verhaal samengesteld; ondanks al zijn onuitgesproken zelfmedelijden, kende hij nooit de ellende van het werkeloos toezien. 

Wij parthenos zullen de weelde van een geest in tweestrijd nooit begrijpen. Is lijden niet evenzeer een kunst als gelukkig zijn? 

De dag dat hij een verzoek van Ster Een ontving nog een andere tocht te maken, ontmoette Derek Mevrouw in de Blauwe Gang. 

'Het is goed u weer rond te zien lopen, Meesteres,' zei hij en kuste haar op haar wang. 'Het is niet goed voor u in uw kamer te blijven.' 

Ze streelde zijn haar. Aan haar bevende hand droeg ze één ring met een amberkleurige steen; haar japon was olijfkleurig met omber. 

'Maak me geen verwijten! Ik was overstuur omdat je van me wegging. Deze wereld is aan het sterven Derek, en ik ben bang van de eenzaamheid ervan. Je hebt me te vaak alleen gelaten. Maar ik ben weer beter en ik ben blij je terug te zien.' 

'Je weet dat ik blij ben jou te zien. Glimlach eens naar me en kom mee naar buiten voor wat frisse lucht. De zon schijnt.' 

'Het is zo lang geleden dat hij scheen. Herinner je je nog dat hij vroeger altijd scheen? Ik kan het niet langer verdragen ruzie te maken. Neem mijn arm en wees vriendelijk voor me.' 

'Meesteres, ik wil altijd vriendelijk voor je zijn. En ik heb allerlei dingen met je te bespreken. Je zult willen horen wat ik allemaal gedaan heb en...' 

'Laat je me niet meer alleen?' 

Hij voelde hoe haar hand steviger om zijn arm klemde. Ze sprak op zeer luide toon. 

'Dat was een van de dingen waarover ik met je wilde spreken - later,' zei hij. 'Laat me je eerst vertellen over die wonderlijke levensvorm waarmee ik op Festi contact maakte.' 

Toen ze de gang uit waren en afdaalden in de antizwaarte-krachtkoker zei Mevrouw vermoeid: 'Ik veronderstel dat het een beleefde manier is om me te vertellen dat je je hier verveelt.' 

Hij greep haar handen terwijl ze naar beneden zweefden. Toen liet hij ze los en omvatte haar gezicht met zijn beide handen. 

'Begrijp me Meesteres, ik houd van je en ik wil je dienen. Je bent in mijn bloed; waar ik ook ga, ik kan je nooit vergeten. Mijn liefste wens is je gelukkig te maken - dat moet je weten. Maar je moet ook weten dat ik zelf ook behoeften heb.' 

'Ik weet dat die behoeften bij jou altijd voorgaan, wat je ook zegt of doet.' 

Ze liep hem voorbij en schudde de hand die hij op haar arm legde van zich af. Hij zag zichzelf plotseling een gouden trap afrennen en diezelfde weerhoudende hand uitstrekken naar een andere vrouw. De vernedering van het zichzelf te moeten herhalen, eeuw na eeuw. 

'Je bent wreed,' zei hij. 

Woedend keerde ze zich om. 'O ja? Geef me dan hier antwoord op - ben je niet alweer van plan van Endehabven weg te gaan?' 

Hij zei aarzelend: 'Ja, ja het is waar dat ik erover dénk... Maar ik moet - ik verwijt het mezelf. Ik zou vriendelijker kunnen zijn. Maar jij sluit jezelf weg als ik terugkom, jij verwelkomt me niet...' 

'Jij zoekt altijd liever verontschuldigingen dan dat je je eigen aard wilt onderkennen,' zei ze verachtelijk en liep snel de tuin in. Amber, olijfgroen, omber en haar haar pikzwart liep ze het pad af haar silhouet tekende zich scherp af tegen de winterlucht. Maar in zijn geest werd ze niet kleiner terwijl ze verder liep. 

Hij stond een paar minuten op de drempel, vastgenageld door tegenstrijdige gevoelens. Eindelijk dwong hij zich naar buiten het zonlicht in. 

Ze zat op haar geliefde plekje bij de fjord en voerde een oude das uit haar hand. Slechts haar toegenomen aandacht voor de das deed hem vermoeden dat ze hem had horen aankomen. 

Zijn boscises trilden terwijl hij zei, 'Het spijt me.' 

'Het kan me niet schelen wat je doet.' 

Hij liep achter haar heen en weer en zei: 'Toen ik weg was hoorde ik een paar mensen praten. Dat was op Pyrylyn. Ze hadden het over de mores van ons matriarchale stelsel.' 

'Dat is hun zaak niet.' 'Misschien niet. Maar wat ze zeiden deed mij op een heel nieuwe gedachte komen.' 

Ze zette de das zonder commentaar weer in zijn kooi. 

'Luister je, Meesteres?' 

'Ga verder.' 

'Probeer het aan te voelen terwijl je luistert. Neem de hele geschiedenis van de onderzoekingen van het heelal in overweging - of zelfs eerder nog, denk aan de ontdekkingsreizigers van werelden zonder ruimtevaart. Dat waren dappere mannen, natuurlijk, maar zou het niet vreemd zijn, als de meeste van hen zich alleen maar in het onbekende begaven, omdat ze de strijd thuis niet meer konden verdragen?' 

Hij zweeg. Ze had zich naar hem toegekeerd; de lichte glimlach werd van zijn gezicht geslagen door haar woedende blik. 

'En jij probeert me te vertellen dat jij jezelf zo ziet - een martelaar? Derek, wat moet jij me haten! Je gaat er niet alleen vandoor, maar in het geheim geef je mij er de schuld van dat je ervandoor gaat. Het doet er niet toe dat ik je duizenden keren zeg dat ik je hier graag wil hebben - nee, het is allemaal mijn fout! Ik jaag je weg! Dat vertel je zeker aan je lieve vriendjes op Pyrylyn, niet? O, wat moet jij me haten!' 

Woest greep hij haar bij de polsen. Ze schreeuwde om hulp naar mij en worstelde. Ik kwam dichterbij maar bleef staan en speelde mijn gebruikelijke machteloze rol. Hij vloekte tegen haar, brulde dat ze stil moest zijn, waarna ze nog harder schreeuwde en wild in zijn armen spartelde; beiden heftig in hun emoties. 

Hij gaf haar een klap in het gezicht. 

Onmiddellijk was ze rustig. Ze sloot, naar het scheen bijna in vervoering, haar ogen. Zoals ze daar stond had ze de houding van een vrouw die zichzelf aanbiedt. 

'Toe dan, sla me! Je wilt me toch slaan!' fluisterde ze. 

Bij de klank van haar woorden en de blik in haar ogen was ook hij veranderd. Alsof hij voor de eerste keer haar ware aard besefte, liet hij zijn vuisten zakken en deed met een geschokt gezicht een stap achteruit. Zijn voet vond geen steun. Hij sloeg plotseling achterover, spreidde zijn armen uit alsof hij wilde gaan vliegen en viel over de rand van de afgrond. 

Haar kreet achtervolgde hem omlaag. 

Maar toen zijn lichaam het water van de fjord raakte, begon het te veranderen. Een warreling van schuim duidde op een soort moeizame worsteling onder de oppervlakte. Toen kwam er plotseling een zeehond boven, dook in de volgende golf en zwom naar de open zee, waarover een frisse bries woei.